Besluit van de Minister van Financiën van 30 november 2017, kenmerk 2017-230670, houdende volmacht en machtiging aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 4.19 van de Comptabiliteitswet 2016 en 60 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

Gezien de instemming van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 31 oktober 2017;

BESLUIT:

Artikel 1 Volmacht

Aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt volmacht verleend om namens de Minister van Financiën:

  • a. bodemmaterialen, zoals zand, grind en schelpen, afkomstig uit de onroerende zaken van de Staat, te vervreemden;

  • b. privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit het zijn van eigenaar te verrichten bij het bevorderen van de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen en de afwikkeling van nalatenschappen waarvoor de Staat als erfgenaam is benoemd, als daarmee (ook) roerende zaken of geldwaarden gemoeid zijn; en

  • c. alle privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, die voortvloeien uit de positie van de Staat als eigenaar van scheepswrakken en ladingen van de voormalige Verenigde Oost-Indische Compagnie, West-Indische Compagnie en Admiraliteit.

Artikel 2 Machtiging

Aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt machtiging verleend om namens de Minister van Financiën alle feitelijke handelingen te verrichten die samenhangen met het eventuele gebruik van de volmacht als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3 Doorverlening volmacht en machtiging

  • 1. De secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is bevoegd tot het doorverlenen van volmacht en machtiging aan onder hem ressorterende functionarissen.

  • 2. De secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie is bevoegd om bij het doorverlenen van volmacht en machtiging, tevens de bevoegdheid toe te kennen tot het doorverlenen van volmacht en machtiging aan rechtstreeks onder de gevolmachtigde en/of gemachtigde ressorterende functionarissen.

  • 3. De secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet van een besluit als bedoeld in het eerste lid mededeling aan de Minister van Financiën.

Artikel 4 Ondertekening

Ondertekening van documenten waarmee een bevoegdheid op grond van dit besluit wordt uitgeoefend, vindt plaats op de volgende wijze:

Namens de Staat der Nederlanden,

De Minister van Financiën,

Namens deze,

(handtekening, naam en functie van de gevolmachtigde).

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2018.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

TOELICHTING

Algemeen

Bij koninklijk besluit van 5 november 2012 (Stcrt. 2012, 23045) is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van rijksvastgoed, met inbegrip van het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf, die tot dan toe waren opgedragen aan de Minister van Financiën. De verdeling van de taken en bevoegdheden met betrekking tot rijksvastgoed was van oudsher vastgelegd in de artikelen 25, tweede, derde en vijfde lid, 32, eerste en tweede lid, en 38, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001. In deze artikelen was onder meer geregeld dat de Minister van Financiën verantwoordelijk was voor het materieelbeheer van overtollige roerende en onroerende zaken bij het Rijk en voor het privaatrechtelijke beheer van de (zowel overtollige als niet-overtollige) roerende en onroerende zaken die aan de Staat toebehoren of zijn toevertrouwd, voor zover voor dat privaatrechtelijke beheer niet bij of krachtens de wet een of meer andere Ministers verantwoordelijk waren gesteld.

De bovengenoemde herverdeling van de ministeriële verantwoordelijkheden heeft in de praktijk aanleiding gegeven om een aantal aan de Minister van Financiën opgedragen bevoegdheden ten aanzien van roerende zaken (ingevolge artikel 4.19 van de Comptabiliteitswet 2016) door een dienstonderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit te laten voeren, te weten het Rijksvastgoedbedrijf. Het gaat om de volgende bevoegdheden:

  • het vervreemden van bodemmaterialen, zoals zand, grind en schelpen, afkomstig uit de onroerende zaken van de Staat;

  • het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit het zijn van eigenaar bij het bevorderen van de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen en de afwikkeling van nalatenschappen waarvoor de Staat als eigenaar is benoemd, als daarmee (ook) roerende zaken en/of geldswaarden waren gemoeid,en

  • het verrichten van alle privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit de positie van de Staat als eigenaar van de scheepswrakken en lading van de voormalige Verenigde Oost-Indische Compagnie, West-Indische Compagnie en Admiraliteit.

Gelet op de voorgenoemde aanleiding verleent de Minister van Financiën een volmacht aan het Rijksvastgoedbedrijf voor het verrichten van de privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die met de bovenstaande bevoegdheden samenhangen.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel a

Bij bodemmaterialen gaat het met name om zand, grind, schelpen of tout venant dat bij baggerwerkzaamheden op onroerende zaken van de Staat boven water komt.

Artikel 1, onderdeel b

Op grond van artikel 4:189 van het Burgerlijk Wetboek worden, voor zover een erflater geen erfgenamen heeft, de goederen van de nalatenschap op het ogenblik van zijn overlijden door de Staat onder algemene titel verkregen.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen, voor zover het daarbij gaat om roerende zaken en geldswaarden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen, voor zover het daarbij gaat om onroerende zaken.

De afwikkeling van een onbeheerde nalatenschap wordt altijd voorafgegaan door een onderzoek om vast te stellen of die nalatenschap daadwerkelijk onbeheerd is.

Dat onderzoek valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, voor zover het daarbij gaat om roerende zaken en geldswaarden, en onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor zover het daarbij gaat om onroerende zaken. Als blijkt dat een nalatenschap onbeheerd is en roerende zaken omvat, worden deze roerende zaken verkocht. De opbrengst wordt in de consignatiekas gestort. Hetzelfde geldt wanneer de nalatenschap onroerende zaken bevat. Geldswaarden worden zo mogelijk direct in de consignatiekas gestort.

Behalve voor de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen zijn de Ministers van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook verantwoordelijk voor de afwikkeling van nalatenschappen waarvoor de Staat als erfgenaam is benoemd. De Minster van Financiën voor zover het daarbij gaat om roerende zaken en geldswaarden; de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor zover het daarbij gaat om onroerende zaken. Zowel roerende als onroerende zaken worden verkocht.

Verkopen is een voorbeeld van het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling.

Artikel 1 onderdeel c

De Staat is, als rechtsopvolger van de Bataafsche Republiek, eigenaar van de roerende zaken van de voormalige Verenigde Oost-Indische Compagnie, die verspreid over de wereld in de vorm van scheepswrakken en lading her en der op de zeebodem liggen.

Het eigendomsrecht van de Bataafsche Republiek is gebaseerd op artikel 247 van de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1778. Ook de rechten van de Staat op admiraliteitsschepen zijn op deze staatsregeling terug te voeren. Of de Staat ook de rechtsopvolger van de West-Indische Compagnie is, is niet zo duidelijk. Er is wel gesteld dat door het op 31 december 1791 aflopen van het aan de West-Indische Compagnie verleende octrooi en het niet verlengen daarvan, door de Staat alle rechten van de West-Indische Compagnie zijn verworven, voor de voldoeningen en overneming van de schulden van de West-Indische Compagnie.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor het verrichten van eventuele privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit de positie van de Staat als eigenaar van de scheepswrakken en lading.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zet zich in voor het behoud van scheepswrakken en lading in de staat waarin en op de plaats waar zij zich bevinden (behoud vondstcomplex). Hij probeert hierover afspraken te maken met andere landen.

In uitzonderingsgevallen kan op basis van het onderhavige artikel onderdeel vervreemding of het in bruikleen geven aan derden van delen van wrakken en/of lading (artefacten) door het Rijksvastgoedbedrijf aan de orde komen.

Hierover vindt altijd afstemming plaats met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Vervreemding en in bruikleen geven zijn voorbeelden van het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen

Artikel 2

Met het verrichten van feitelijke handelingen wordt hier gedoeld op bijvoorbeeld het voeren van overleg over de tariefstelling voor de vervreemding van bodemmaterialen, over de waarde van roerende zaken in een nalatenschap, de afstemming over het eventueel vervreemden of het in bruikleen geven van delen van wrakken en/of lading en op het innen van geldbedragen.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Naar boven