Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2017, 72434 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2017, 72434 | Overig |
Het bepaalde in artikel 17.1.1 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘Dit hoofdstuk verstaat onder
de Stichting Pensioenfonds ABP;
de actuariële en bedrijfstechnische nota zoals bedoeld in artikel 145 Pensioenwet;
Algemeen militair ambtenarenreglement;
de Algemene militaire pensioenwet, zoals die luidde op 31 mei 2001;
de Algemene nabestaandenwet;
de Algemene ouderdomswet;
de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet;
arbeidsongeschiktheid als bedoeld in hoofdstuk 1 van de WIA;
arbeidsongeschiktheid met dienstverband als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen;
arbeidsongeschiktheidspensioen ingevolge het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen;
de beroepsmilitair of daarmee gelijkgestelde, die op basis van het AMAR werkzaam is;
het dagloon dat niet is gemaximeerd op grond van artikel 17, eerste lid van de Wet financiering sociale verzekeringen. Het dagloon wordt voor de toepassing in dit reglement op jaarbasis vastgesteld
de beroepsmilitair die recht heeft op ouderdomspensioen ten laste van ABP;
degene van wie de deelneming is geëindigd, anders dan door ingang van ouderdomspensioen of overlijden en aanspraak heeft op pensioen ten laste van ABP;
een ontslag terzake van het bereiken van de ontslagleeftijd als bedoeld in artikel 39, tweede lid onder a van het AMAR, dan wel indien van toepassing artikel 39a van het AMAR, gevolgd door toekenning van een uitkering krachtens de Uitkeringswet gewezen militairen;
loon tijdens levensloopverlof als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de Loonbelasting 1964 zoals dat luidde op 31 december 2011;
verlof als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de Loonbelasting 1964 zoals dat luidde op 31 december 2011;
een kalenderjaar, tenzij uit de desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt;
1. de partner,
2. de wees bedoeld in artikel 17.9.2;
de omvang van de werktijd zoals die voor de dienstbetrekking gebruikelijk was direct voorafgaande aan de uitbreiding van het gangbare aantal uren en in de arbeidsvoorwaarden was gedefinieerd;
de Pensioenwet;
de AOW-toeslag vastgesteld voor de inwerkingtreding van de Oort-wetgeving per 1 januari 1990;
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
de gewezen echtgeno(o)t(e), gewezen geregistreerde partner of partner waarvan de inschrijving bij ABP is beëindigd op grond van artikel 17.1.7 vierde lid.’
Het bepaalde in het derde lid van artikel 17.1.6 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘3. De deeltijdfactor voor een deelnemer met een werkloosheidsuitkering wordt bepaald uitgaande van het dagloon zoals dat geldt voor de vaststelling van de WW-uitkering. De deeltijdfactor voor een deelnemer met een werkloosheidsuitkering is de breuk waarvan:
a. De teller gelijk is aan de werkloosheidsuitkering gedeeld door het uitkeringspercentage als bedoeld in artikel 47 van de Werkloosheidswet en wordt vastgesteld op jaarbasis. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met de breuk dagloon/maximum dagloon als het dagloon hoger is dan het maximum dagloon.
b. De noemer gelijk is aan het pensioengevend inkomen zoals bedoeld in artikel 17.3.3 lid 1.
De deelnemer met een werkloosheidsuitkering zoals bedoeld in artikel 17.1.3 onderdeel b bouwt pensioen op in dezelfde mate als waarin recht bestaat op die uitkering.’
Het bepaalde in het derde lid van artikel 17.1.7 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘3. ABP schrijft de partner bedoeld in het eerste lid onder c alleen in, als de aanmelder de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt. Verder moeten de partner en de aanmelder voldoen aan de voorwaarden dat zij:
a. ongehuwd zijn, geen geregistreerde partner zijn en niet als partner of als aanmelder betrokken zijn bij een andere inschrijving;
b. als ingezetene met hetzelfde woonadres in de basisadministratie, bedoeld in de Wet basisregistratie personen zijn ingeschreven;
c. blijkens een notarieel verleden samenlevingscontract zich tegenover elkaar verplicht hebben over en weer bij te dragen in de kosten van levensonderhoud;
d. geen bloed- of aanverwanten in de rechte lijn zijn;
e. achttien jaar of ouder zijn.’
Het bepaalde in artikel 17.1.11 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘Aanspraken of rechten op grond van dit hoofdstuk kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden. Afkoop van kleine pensioenen is echter mogelijk onder de voorwaarden vermeld in de artikelen 17.6.10, 17.7.10, 17.9.6 en artikel 5.12 van bijlage H bij dit hoofdstuk.’
Het bepaalde in het derde lid van artikel 17.2.3 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘3. ABP stelt de premievrije aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen vast op grond van de paragrafen 7, 8a, 8b en 9.’
Het bepaalde in het eerste lid van artikel 17.3.3 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘1. Het pensioengevend inkomen voor de deelnemer met recht op een werkloosheidsuitkering is het tot een jaarbedrag herleide bedrag van het inkomen vóór de datum van ingang van het ontslag uit de dienstverhouding bij het Ministerie van Defensie. Dit inkomen wordt jaarlijks op 1 januari aangepast overeenkomstig de algemene bezoldigingswijzigingen van het Overheidspersoneel.’
Het bepaalde in het eerste lid van artikel 17.3.4 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘1. Als een beroepsmilitair door ziekte, verlof anders dan buitengewoon verlof of een andere hem persoonlijk betreffende omstandigheid zijn inkomen niet of niet volledig geniet, wordt onder pensioengevend inkomen verstaan het inkomen dat voor hem zou hebben gegolden als die omstandigheid zich niet zou hebben voorgedaan voor zover dit is toegestaan binnen de Wet op de Loonbelasting 1964.’
Het bepaalde in artikel 17.4.4 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
1. De pensioenpremie voor de deelnemer die een ontslaguitkering ontvangt is gelijk aan de helft van de pensioenpremie voor de beroepsmilitair.
2. De pensioenpremie voor de deelnemer die een werkloosheidsuitkering ontvangt is gelijk aan de helft van de pensioenpremie voor de beroepsmilitair.
Overgangsbepaling A bij artikel 17.4.4 |
|
---|---|
Werkloosheidsuitkering tussen 1 april 2005 en 1 januari 2018 |
De pensioenpremie voor de deelnemer die een werkloosheidsuitkering ontvangt is voor de tijd tussen 1 april 2005 en 1 januari 2018 gelijk aan drie achtste deel van de pensioenpremie voor de beroepsmilitair. |
Overgangsbepaling B bij artikel 17.4.4 |
|
---|---|
Deelnemer die suppletie ontvangt |
De premie voor de deelnemer die een suppletie ontvangt is gelijk aan de premie voor de beroepsmilitair. |
Het bepaalde in het vierde lid van artikel 17.5.2 komt vanaf 1 januari 2018 te vervallen.
Het bepaalde in artikel 17.5.4 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
1. De tijd gedurende welke de gewezen beroepsmilitair recht heeft op een werkloosheidsuitkering telt voor de helft mee.
2. Bij samenloop van een arbeidsongeschiktheidspensioen en een werkloosheidsuitkering uit hoofde van dezelfde dienstverhouding, telt de tijd met recht op een werkloosheidsuitkering mee volgens onderstaande tabel:
Arbeidsongeschiktheidspercentage |
Waarde |
---|---|
65% tot 80% |
22% |
55% tot 65% |
29% |
45% tot 55% |
32,5% |
35% tot 45% |
36% |
3. Als sprake is van arbeidsongeschiktheid met dienstverband telt de tijd met recht op werkloosheidsuitkering mee volgens onderstaande tabel:
Arbeidsongeschiktheidspercentage |
Waarde |
---|---|
65% tot 80% |
10% |
55% tot 65% |
20% |
45% tot 55% |
25% |
35% tot 45% |
30% |
Overgangsbepaling A bij artikel 17.5.4 |
|
---|---|
Ingangsdatum WAO vóór 1 januari 2004 |
1. Als het recht op WAO is ontstaan vóór 1 januari 2004, telt de tijd mee volgens de percentages in het derde lid. 2. In aanvulling op het eerste lid telt de tijd bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 25 tot 35 voor 35% en bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 15 tot 25 voor 40% mee. |
Overgangsbepaling B bij artikel 17.5.4 |
|
---|---|
Werkloosheidsuitkering tussen 1 april 2005 en 1 januari 2018 |
De tijd gedurende welke de deelnemer vanaf 1 april 2005 maar vóór 1 januari 2018 recht heeft op een werkloosheidsuitkering telt voor drie achtste deel mee. |
1. De deelnemer bouwt vanaf 1 januari 2018 per jaar ouderdomspensioen op volgens de formule: pensioengeldige tijd * 1,657% * (pensioengevend inkomen -/- franchise) met inachtneming van de Wet op de Loonbelasting 1964. Bij de berekening van het ouderdomspensioen wordt uitgegaan van een pensioenleeftijd van 68 jaar. Bij ingang van het pensioen op grond van artikel 17.6.2 verlaagt ABP het pensioen met toepassing van de factor als bedoeld in bijlage G.
2. De in het eerste lid bedoelde pensioengeldige tijd is de pensioengeldige tijd bedoeld in paragraaf 5, met uitzondering van toepassing van artikel 17.5.7 en 17.5.8.
3. In het jaar van ontslag vindt opbouw plaats op basis van het pensioengevend inkomen, bedoeld in paragraaf 3 dat is vastgesteld voor het jaar voorafgaande aan het jaar waarin het ontslag heeft plaatsgevonden.
4. Als na ontslag recht op een ontslaguitkering heeft bestaan, wordt uitgegaan van het inkomen van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de ontslaguitkering is beëindigd.
5. Als na ontslag recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen heeft bestaan, wordt uitgegaan van het inkomen, bedoeld in het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen.
6. De in het eerste lid bedoelde franchise is de franchise voor de vaststelling van de premiegrondslag, bedoeld in artikel 17.4.2. De franchise is vermeld in bijlage A bij dit hoofdstuk.
7. De backservice 2018 over pensioengeldige diensttijd tot 1 januari 2019 wordt per 1 januari 2019 vastgesteld. De vaststelling vindt plaats over de stijging van het pensioengevend inkomen op 1 januari 2019 ten opzichte van het pensioengevend inkomen op 1 januari 2018, nadat dat is aangepast met de algemene bezoldigingswijziging in de sector Defensie over de periode 2 januari 2018 tot en met 1 januari 2019, waarbij rekening wordt gehouden met de toepassing van artikel 17.5.7 lid 2, 3, 5 en 6.
8. Bij de vaststelling van het ouderdomspensioen vóór de AOW-leeftijd kan een deel van het ouderdomspensioen worden ingezet om het gemis aan AOW te compenseren.
9. ABP indexeert het ouderdomspensioen volgens artikel 17.11.1.
Overgangsbepaling A bij artikel 17.6.3 |
|
---|---|
Aanvullingen in verband met pensioengeldige tijd vóór 1 juni 2001 |
1. ABP betrekt bij de berekening van het ouderdomspensioen als sprake is van pensioengeldige tijd vóór 1 juni 2001 de aanvullingen in verband met de omrekening van de tot die datum opgebouwde aanspraken. 2. De overgangsbepalingen B tot en met D bij artikel 17.6.3 geven aan in welke gevallen en tot welke bedragen een aanvulling wordt verleend. |
Overgangsbepaling B bij artikel 17.6.3 |
|
---|---|
Aanvulling over pensioengeldige tijd vóór 1 januari 1986 A. Aanvulling: niet verzekerde AOW-tijd/ vrijwillige premiebetaling/ samenvallende tijd |
1. Op het ouderdomspensioen berekend naar pensioengeldige tijd vóór 1 januari 1986 wordt: a. een aanvulling verleend als deze tijd samenvalt met tijd gedurende welke de partner van de gepensioneerde niet verzekerd of vrijwillig verzekerd is geweest ingevolge de AOW; of b. op schriftelijk verzoek een aanvulling verleend als deze diensttijd samenvalt met tijd die wordt gebruikt voor de vaststelling van een vermindering op een pensioen van de partner van de gepensioneerde. 2. De aanvulling, bedoeld in het eerste lid bedraagt per pensioentellend jaar waarin sprake is van samenval een percentage van de franchise. 3. Het percentage, bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld voor de situatie, bedoeld in het eerste lid, a. onderdeel a, 1 procent van tweemaal het AOW-pensioen waarop een gehuwde op 1 juni 2001 recht had, uit te drukken in een percentage van de op 1 juni 2001 geldende franchise, bedoeld in artikel 4.2 van het pensioenreglement, zoals dat luidde op 1 juni 2001. b. onderdeel b, 2 procent van tweemaal het AOW-pensioen waarop een gehuwde op 31 mei 2001 recht had, uit te drukken in een percentage van de op 1 juni 2001 geldende franchise, bedoeld in artikel 4.2 van het pensioenreglement, zoals dat luidde op 1 juni 2001. |
B. Aanvulling: inkomensafhankelijke AOW-toeslag |
1. Op het ouderdomspensioen berekend naar pensioengeldige tijd voor 1 januari 1986 wordt een aanvulling verleend zolang een inkomensafhankelijke toeslag ingevolge de AOW wordt verminderd als gevolg van het inkomen van de partner. 2. De aanvulling, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per pensioentellend jaar 2% van het verschil tussen de maximaal toe te kennen AOW-toeslag en de toegekende voor-Oortse AOW-toeslag vóór korting op grond van artikel 12 AOW. 3. De aanvulling blijft gehandhaafd wanneer de toeslag ingevolge artikel 8 lid 2 van de AOW niet meer herleeft. |
Overgangsbepaling C bij artikel 17.6.3 |
|
---|---|
Aanvulling over pensioengeldige tijd tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995 |
1. Op het ouderdomspensioen berekend naar pensioengeldige tijd gelegen tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995, wordt op schriftelijk verzoek een aanvulling verleend als deze diensttijd samenvalt met tijd die wordt gebruikt voor de vaststelling van een vermindering op een pensioen van de partner van de gepensioneerde. 2. De aanvulling, bedoeld in het eerste lid bedraagt per pensioentellend jaar waarin sprake is van samenval een percentage van de franchise. 3. Het percentage, bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld door 0,525% van de franchise, bedoeld in artikel F11a van de Amp-wet aan te passen naar het niveau op 31 mei 2001 en vervolgens uit te drukken in een percentage van de op 1 juni 2001 geldende franchise, bedoeld in artikel 4.2 van het pensioenreglement, zoals dat luidde op 1 juni 2001. |
Overgangsbepaling D bij artikel 17.6.3 |
|
---|---|
Maximering aanvullingen over pensioengeldige tijd vóór 1 januari 1996 |
De som van de aanvullingen, bedoeld in de overgangsbepalingen A, B en C bij artikel 17.6.3 bedraagt per pensioentellend jaar in totaal, in geval een deelnemer die voor de AOW: a. als ongehuwd wordt aangemerkt, een percentage van de op 31 mei 2001 geldende franchise, dat overeenkomt met twee procent van het AOW-pensioen waarop een ongehuwde op 31 mei 2001 recht heeft; b. als gehuwd wordt aangemerkt, een percentage van de op 31 mei 2001 geldende franchise, dat overeenkomt met twee procent van tweemaal het AOW-pensioen waarop een gehuwde op 31 mei 2001 recht heeft. |
Overgangsbepaling E bij artikel 17.6.3 |
|
---|---|
Recht op pensioen op leeftijd 60 jaar tot leeftijd 65 jaar over tijd vóór 1 juni 2001 |
Als ingevolge hoofdstuk Y van de Amp-wet uitzicht bestond op pensioen op leeftijd 60 jaar tot de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt dan wordt een pensioen toegekend op basis van de regels die terzake vóór 1 juni 2001 golden. |
Overgangsbepaling F bij artikel 17.6.3 |
|
---|---|
Pensioenaanspraken opgebouwd voor 1 januari 2015 |
Bij de berekening van het ouderdomspensioen wordt uitgegaan van een pensioenleeftijd van 65 jaar. |
Overgangsbepaling G bij artikel 17.6.3 |
|
---|---|
Pensioenaanspraken opgebouwd voor 1 januari 2016 |
1. Het opbouwpercentage bedraagt voor de deelnemer 1,75%. 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het opbouwpercentage 1,657%, indien de berekening van het ouderdomspensioen op grond van het eerste lid in 2015 leidt tot een overschrijding van het fiscale kader op grond van de Wet op de Loonbelasting 1964. |
Overgangsbepaling H bij artikel 17.6.3 |
|
---|---|
Pensioenaanspraken opgebouwd tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2018 |
Bij de berekening van het ouderdomspensioen wordt uitgegaan van een pensioenleeftijd van 67 jaar. Als het ouderdomspensioen eerder of later ingaat dan de eerste dag van de maand na die waarin de betrokkene 67 jaar is geworden, verlaagt of verhoogt ABP het pensioen met toepassing van de factoren, opgenomen in bijlage G bij hoofdstuk 17 en met inachtneming van de Wet op de loonbelasting 1964. |
Overgangsbepaling I bij artikel 17.6.3 |
|
---|---|
Pensioenaanspraken opgebouwd tussen 1 januari 2016 en 1 januari 2018 |
Artikel 17.6.3, lid 7 zoals dat gold van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017 is niet van toepassing. |
Overgangsbepaling J bij artikel 17.6.3 |
|
---|---|
Vaststelling opgebouwde aanspraken op 1 januari 2018 |
Voor degene die op 31 december 2017 deelnemer was, worden de tot en met die datum opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen vastgesteld op basis van het pensioengevend inkomen op 1 januari 2018 en de pensioengeldige tijd tot 1 januari 2018 op basis van artikel 17.6.3 zoals dit luidt op 1 januari 2018. Bij de vaststelling wordt rekening gehouden met de toepassing van artikel 17.6.3, lid 8 zoals dit luidde op 31 december 2017 en artikel 17.6.5 zoals dit luidt op 1 januari 2018. De vastgestelde aanspraak wordt vanaf 1 januari 2019 geïndexeerd volgens artikel 17.11.1. |
Het bepaalde in het eerste lid van artikel 17.6.9 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘1. De deelnemer of gewezen deelnemer kan bij ingang van het ouderdomspensioen de aanspraak of een gedeelte van de aanspraak op partnerpensioen bedoeld in hoofdstuk 17, paragraaf 7 omzetten in ouderdomspensioen.’
Vanaf 1 januari 2018 komt artikel 17.6.9a als volgt te luiden:
Overgangsbepaling A bij artikel 17.6.9a |
|
---|---|
Vermindering ouderdomspensioen door omzetting in partnerpensioen over diensttijd opgebouwd voor 1 januari 2018 |
1. De deelnemer of gewezen deelnemer kan bij ingang van het ouderdomspensioen een deel van dat pensioen omzetten in een verhoging van de aanspraak op partnerpensioen over de diensttijd opgebouwd tussen 1 juli 1999 en 1 januari 2018. Het verhoogde partnerpensioen bedraagt niet meer dan 70% van het pensioengevend inkomen als bedoeld in paragraaf 3. 2. Het ouderdomspensioen in het eerste lid is, indien van toepassing verminderd op grond van artikel 17.6.8. 3. De omzetting is onherroepelijk. 4. Bij de omzetting naar een partnerpensioen bij overlijden op of na 65 jaar hanteert ABP een uniforme ruilvoet. Deze ruilvoet wordt vastgesteld met inachtneming van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en waarbij voor mannen en vrouwen van dezelfde leeftijd bij gelijke rechten op pensioen gelijke bedragen worden uitgekeerd. In bijlage A bij dit reglement is de ruilvoet opgenomen. 5. Bij de omzetting van het ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer naar een partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar, stelt ABP een leeftijdsafhankelijke ruilvoet vast. In bijlage E bij dit hoofdstuk is de ruilvoet per leeftijd opgenomen. |
Overgangsbepaling B bij 17.6.9a |
|
---|---|
Aanvullingen over pensioengeldige tijd vóór 1 januari 1996 |
Overgangsbepaling A is niet van toepassing. |
Vanaf 1 januari 2018 komt artikel 17.6.9b als volgt te luiden:
Overgangsbepaling A bij artikel 17.6.9b |
|
---|---|
Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen voor diensttijd vanaf 1 juli 1999 en voor 1 januari 2018 |
1. De gewezen deelnemer kan op moment van beëindiging van het deelnemerschap anders dan door het ingaan van het ouderdomspensioen of overlijden, de vanaf 1 juli 1999 tot 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen omzetten in een aanspraak op partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar. Het partnerpensioen na omzetting bedraagt niet meer dan vijf zevende deel van het pensioengevend inkomen als bedoeld in paragraaf 3. 2. Het ouderdomspensioen in het eerste lid is indien van toepassing verminderd op grond van artikel 17.6.8. 3. Voor de omzetting van het ouderdomspensioen als bedoeld in het eerste lid, stelt ABP een leeftijdsafhankelijke ruilvoet vast. In bijlage E bij dit hoofdstuk is de ruilvoet per leeftijd opgenomen. 4. ABP informeert de gewezen deelnemer binnen vier maanden na het einde van het deelnemerschap over de mogelijkheid als bedoeld in het eerste lid. De gewezen deelnemer dient zijn keuze binnen een beslistermijn van zes weken na ontvangst van deze mededeling schriftelijk aan ABP mee te delen. Tot het moment van het eindigen van de beslistermijn, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op partnerpensioen overeenkomstig de tijd tot het einde van het deelnemerschap. 5. Als omzetting als bedoeld in het eerste lid gevolgd wordt door waardeoverdracht als bedoeld in artikel 17.10.1, wordt de vermindering van het ouderdomspensioen aangepast. De aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in het eerste lid, wordt omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen conform de ruilvoet uit bijlage E behorende bij de leeftijd van de gewezen deelnemer op het moment van waardeoverdracht. 6. Als een gewezen deelnemer op enig moment opnieuw het deelnemerschap verkrijgt, wordt de vermindering van het ouderdomspensioen als bedoeld in het eerste lid aangepast. De aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in het eerste lid, wordt omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen conform de ruilvoet uit bijlage L behorende bij de leeftijd van de deelnemer op het moment dat hij opnieuw deelnemer wordt. 7. Deze bepaling is niet van toepassing op degene die de deelneming op grond van artikel 17.13.1 vrijwillig voortzet. Het vijfde en zesde lid zijn niet van toepassing bij einde partnerschap na beëindiging van het deelnemerschap en voor waardeoverdracht of voor het opnieuw verkrijgen van het deelnemerschap. |
Overgangsbepaling B bij artikel 17.6.9b |
|
---|---|
Aanvullingen over pensioengeldige tijd vóór 1 januari 1996 |
Overgangsbepaling A is niet van toepassing |
Paragraaf 7 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
1. ABP kent het partnerpensioen toe op schriftelijke aanvraag van de partner of bijzondere partner.
2. ABP betaalt het partnerpensioen elke maand in de tweede helft van de maand.
3. Het partnerpensioen eindigt op de laatste dag van de maand waarin de partner of bijzondere partner is overleden.
1. Bij overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft de partner recht op partnerpensioen, tenzij het partnerschap is aangegaan op of na de dag waarop de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde de AOW-leeftijd heeft bereikt.
2. Het pensioen gaat in op de dag volgende op de dag van overlijden.
1. De partner of gewezen partner heeft geen recht op (bijzonder) partnerpensioen voor zover omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 2. 17.6.9 heeft plaatsgevonden.
3. De partner of gewezen partner heeft geen recht op partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen als hij opzettelijk de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde van het leven heeft beroofd of daaraan medeplichtig is en hiervoor veroordeeld is.
4. De gewezen partner heeft bij overlijden geen recht op bijzonder partnerpensioen, als
a. het partnerschap is aangegaan op of na de dag waarop de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde de AOW-leeftijd heeft bereikt;
b. de partners bij huwelijks voorwaarden, voorwaarden bij geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met het oog op het einde van het partnerschap dit overeenkomen en ABP daarmee instemt.
1. Het partnerpensioen bedraagt bij overlijden vijf zevende deel van het ouderdomspensioen.
2. Voor deelnemers die overlijden voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd berekent ABP het partnerpensioen ook over de tijd tot de overledene de 65-jarige leeftijd zou bereiken.
3. ABP indexeert het partnerpensioen volgens artikel 17.11.1.
1. Als er in verband met hetzelfde overlijden ook recht op een of meer bijzondere partnerpensioenen bestaat, vermindert ABP het partnerpensioen met deze bijzondere partnerpensioenen. Vermindering van het partnerpensioen vindt ook plaats als gekozen is voor omzetting van het verevende ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen in een eigen recht op ouderdomspensioen voor de partner als bedoeld in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
2. Indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen vervalt, zoals bedoeld in artikel 17.7.7 wordt deze aanspraak toegevoegd aan het partnerpensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde. Indien vervolgens door een beëindiging van het partnerschap dit partnerpensioen wordt omgezet in een bijzonder partnerpensioen, wordt dit bijzonder partnerpensioen vastgesteld met inbegrip van de in de vorige volzin genoemde toegevoegde aanspraak.
3. Bij de vaststelling van het (bijzonder) partnerpensioen wordt rekening gehouden met een aan het partnerpensioen toegevoegde aanspraak op grond van de overgangsbepalingen bij artikel 17.6.9a en 17.6.9b als de omzetting heeft plaatsgevonden voor de datum einde van het partnerschap.
Het recht op bijzonder partnerpensioen vervalt:
a. bij overlijden van de rechthebbende gewezen partner vóór het overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
b. indien dit schriftelijk door de (gewezen) partners wordt overeengekomen en ABP daarmee instemt.
c. wanneer de gewezen partner de deelnemer of gepensioneerde opzettelijk van het leven heeft beroofd of daaraan medeplichtig is en hiervoor veroordeeld is.
1. Het bijzonder partnerpensioen bedraagt vijf zevende deel van het ouderdomspensioen berekend tot de datum einde van het partnerschap.
2. Bij de vaststelling van het bijzonder partnerpensioen wordt rekening gehouden met een eerder op grond van het tweede lid van artikel 17.7.5 aan het partnerpensioen toegevoegde aanspraak.
3. ABP indexeert het bijzonder partnerpensioen volgens artikel 17.11.1.
1. Als het partnerschap anders dan door overlijden eindigt, krijgt de gewezen partner een premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
2. ABP stelt de premievrije aanspraak vast volgens artikel 17.7.8
3. ABP geeft de gewezen partner een overzicht van deze aanspraak.
1. Als het (bijzonder) partnerpensioen op de dag van ingang op jaarbasis minder bedraagt dan het bedrag bedoeld in artikel 66, eerste lid Pensioenwet, koopt ABP dit pensioen af. Betrokkene ontvangt dan een uitkering ineens.
2. ABP stelt de afkoopsom vast met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen waarbij voor mannen en vrouwen van dezelfde leeftijd bij gelijke rechten op pensioen gelijke bedragen worden uitgekeerd. De hierbij behorende contante waarde factoren zijn opgenomen in bijlage D bij dit hoofdstuk.
Overgangsbepaling A bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Pensioenen toegekend vóór 1 juni 2001 |
1. Op pensioenen toegekend vóór 1 juni 2001 en omgezet ingevolge de in artikel 2, eerste lid van de Kaderwet militaire pensioenen bedoelde ministeriële regeling zijn de correctiebedragen als bedoeld in die regeling van toepassing. 2. De correctiebedragen worden toegepast als ware de rechthebbende voor de AOW als gehuwd wordt aangemerkt. |
Overgangsbepaling B bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde met pensioenaanspraken bij overlijden over diensttijd tot 1 januari 2018 |
Paragraaf 8a en 8b zijn van overeenkomstige toepassing. |
Vanaf 1 januari 2018 wordt paragraaf 8A toegevoegd die als volgt komt te luiden:
§ 8a Partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar
Recht op partnerpensioen
Overgangsbepaling A1 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Recht op partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer en gewezen deelnemer voor 65 jaar |
Het bepaalde in artikel 17.7.2 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A2 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Tijd vóór 1 juni 2001 |
Het bepaalde in overgangsbepaling A bij artikel 17.7.2 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A3 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Gewezen deelnemer met pensioenaanspraken geheel opgebouwd vóór 1 januari 1996 |
Het bepaalde in overgangsbepaling B bij artikel 17.7.2 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A4 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Gewezen deelnemer met pensioenaanspraken opgebouwd vóór 1 juli 1999 |
Het bepaalde in overgangsbepaling C bij artikel 17.7.2 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A5 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Reservist |
Het bepaalde in overgangsbepaling D bij artikel 17.7.2 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Berekening partnerpensioen
Overgangsbepaling A6 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Berekening partnerpensioen |
Het bepaalde in artikel 17.7.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A7 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Aanvullingen in verband met pensioengeldige tijd vóór 1 juni 2001 |
Het bepaalde in overgangsbepaling A bij artikel 17.7.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A8 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Aanvulling over pensioengeldige tijd vóór 1 januari 1986 |
Het bepaalde in overgangsbepaling B bij artikel 17.7.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A9 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Gewezen deelnemer met pensioenaanspraken opgebouwd geheel of gedeeltelijk vóór 1 juli 1999 |
Het bepaalde in overgangsbepaling C bij artikel 17.7.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A10 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Berekening bijzonder partnerpensioen |
Het bepaalde in overgangsbepaling D bij artikel 17.7.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A11 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Berekening bijzonder partnerpensioen bij einde partnerschap vóór 8 november 1997 en einde deelnemerschap op of ná 8 november 1997 |
Het bepaalde in overgangsbepaling E bij artikel 17.7.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A12 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Recht op pensioen op leeftijd 60 jaar tot leeftijd 65 jaar over tijd vóór 1 juni 2001 |
Het bepaalde in overgangsbepaling F bij artikel 17.7.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A13 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Compensatie loonheffing voor AOW-leeftijd bij recht op partnerpensioen in verband met een overlijden voor 1 januari 2018 |
1. De partner met recht op partnerpensioen die de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt heeft, heeft recht op een compensatie van 15% van het partnerpensioen voor zover de aanspraak op partnerpensioen is opgebouwd voor 1 juli 1999. 2. De partner met recht op partnerpensioen die de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt heeft, heeft over diensttijd vanaf 1 juli 1999 tot 1 januari 2018 recht op een compensatie van 7,5% van het partnerpensioen wanneer de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt voor 65 jaar. 3. De compensatie bedraagt niet meer dan het bedrag vermeld in bijlage A bij dit reglement. 4. De compensatie eindigt op de dag waarop de partner de leeftijd van 65 jaar bereikt. 5. In afwijking van het eerste, tweede en vierde lid geldt in 2015, 2016, 2017 en 2018 dat de partner ook recht heeft op de compensatie vanaf de eerste dag van de maand van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar en deze eindigt op de dag waarop de partner de AOW-leeftijd bereikt. 6. Het recht op compensatie eindigt op de eerste dag van de maand waarin de partner voor 1 januari 2018 weer een partnerschap is aangegaan als bedoeld in artikel 17.1.7, of de partner een gezamenlijke huishouding gaat voeren als bedoeld in de Anw. |
Berekening partnerpensioen: bijzondere bepalingen
Overgangsbepaling A14 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar ingegaan voor 1 januari 2018 |
1. Als er voor 1 januari 2018 sprake is van een nieuw partnerschap of als de partner een gezamenlijke huishouding gaat voeren als bedoeld in de Anw, stelt ABP het partnerpensioen blijvend opnieuw vast. ABP berekent het partnerpensioen dan zonder toepassing van het derde lid van artikel 17.7.4. Dit opnieuw vastgestelde pensioen gaat in met ingang van de maand nadat de partner een nieuw partnerschap is aangegaan of een gezamenlijke huishouding is gaan voeren als bedoeld in de Anw. 2. Als bij de berekening van het ouderdomspensioen een korting op het salaris heeft plaatsgevonden wegens leeftijd, laat ABP bij de berekening van het partnerpensioen deze korting buiten beschouwing. |
Mededelingsplicht
Overgangsbepaling A15 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Mededelingsplicht |
Het bepaalde in artikel 17.7.7 en de overgangsbepaling zoals deze luidden op 31 december 2017 zijn van toepassing. |
Compensatie indien geen recht op Anw
Overgangsbepaling A16 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Compensatie indien geen recht op Anw bij recht op partnerpensioen in verband met een overlijden voor 1 januari 2018 |
1. De partner van een deelnemer of gepensioneerde met recht op partnerpensioen toegekend in verband met een overlijden voor 1 januari 2018, heeft recht op een compensatie als hij geen of niet langer recht heeft op een Anw-nabestaandenuitkering. 2. De compensatie gaat in met ingang van de maand waarin de partner voldoet aan de voorwaarden. 3. Indien de partner bij de toekenning van het partnerpensioen geen recht heeft op een Anw-uitkering en jonger is dan 40 jaar wordt de compensatie uit het eerste lid toegekend voor een periode van 12 maanden. 4. De compensatie bedraagt per jaar waarover pensioen wordt berekend 2,5% van 75% van de ingevolge de artikelen 14, 17, eerste en tweede lid, 30 en 31, eerste lid van de Anw vastgestelde nabestaandenuitkering. 5. De maximale compensatie bedraagt niet meer dan 75% van de Anw-nabestaandenuitkering als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid en 31, eerste lid van de Anw. 6. Het recht op de compensatie vervalt: a. op de dag waarop de partner de leeftijd van 65 jaar bereikt; b. op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partner voor 1 januari 2018 weer een partnerschap aangaat of de partner een gezamenlijke huishouding gaat voeren als bedoeld in de Anw. c op de dag waarop de Anw-nabestaandenuitkering beëindigd wordt omdat de partner wordt aangemerkt als uitreiziger in de zin van de Anw. 7. In afwijking van het zesde lid, onder a, geldt in 2015, 2016, 2017 en in 2018 dat de partner ook recht heeft op de compensatie vanaf de eerste dag van de maand van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar en deze eindigt op de dag waarop de partner de AOW-leeftijd bereikt. |
Overgangsbepaling A17 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Recht op compensatie is ontstaan vóór 1 juni 2001 |
Het bepaalde in overgangsbepaling A bij artikel 17.7.8 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling A18 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Compensatie over pensioengeldige tijd vóór 1 januari 1996 |
Het bepaalde in overgangsbepaling B bij artikel 17.7.8 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. In afwijking van het derde lid van overgangsbepaling B bij artikel 17.7.8 zoals dat luidde op 31 december 2017 vervalt het recht op de compensatie als bedoeld in het eerste lid van die overgangsbepaling: a: wanneer de pensioengerechtigde 65 jaar wordt; b: met ingang van de eerste dag van de maand waarin de partner recht krijgt op een Anw-nabestaandenuitkering. c: op de dag waarop de Anw-nabestaandenuitkering beëindigd wordt omdat de partner wordt aangemerkt als uitreiziger in de zin van de Anw. |
Compensatie bij verminderde Anw
Overgangsbepaling A19 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Compensatie bij verminderde Anw bij recht op partnerpensioen in verband met een overlijden voor 1 januari 2018 |
1. De partner van een deelnemer of gepensioneerde met recht op partnerpensioen in verband met een overlijden voor 1 januari 2018 heeft recht op een compensatie als hij recht heeft op een verminderde Anw nabestaandenuitkering door inkomen uit of in verband met arbeid. 2. De compensatie gaat in met ingang van de maand waarin de partner voldoet aan de voorwaarden. 3. De compensatie bedraagt per jaar waarover het pensioen wordt berekend 2,5% van het verschil tussen 75% van de ingevolge de artikelen 14 en 30 van de Anw vastgestelde nabestaandenuitkering en de ingevolge artikel 18 van de Anw verminderde nabestaandenuitkering,waarbij de hoogte van de Anw nabestaandenuitkering alsmede de verminderde nabestaandenuitkering wordt vastgesteld op grond van artikel 17, eerste en tweede lid en artikel 31, eerste lid. 4. Bij de vaststelling van de compensatie per jaar wordt rekening gehouden met artikel 17 lid 3 Anw voor zover dit artikellid voor de vaststelling van de verminderde Anw van de partner van toepassing is op 31 december 2017 en voor zolang het zonder onderbreking van toepassing blijft na die datum. 5. De maximale compensatie bedraagt niet meer dan 75% van de Anw nabestaandenuitkering als bedoeld in artikel 17,eerste en tweede lid en 31 eerste lid van de Anw. ABP stelt de compensatie opnieuw vast als de verminderde Anw is gewijzigd. 6. Het recht op de compensatie vervalt a. op de dag waarop de partner de leeftijd van 65 jaar bereikt; b. op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partner voor 1 januari 2018 weer een partnerschap aangaat of de partner een gezamenlijke huishouding gaat voeren als bedoeld in de Anw. 7. In afwijking van het zesde lid, onder a, geldt in 2015, 2016, 2017 en in 2018 dat de partner ook recht heeft op de compensatie vanaf de eerste dag van de maand van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar en deze eindigt op de dag waarop de partner de AOW-leeftijd bereikt. |
Overgangsbepaling A20 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Recht op compensatie is ontstaan vóór 1 juli 1999 |
Het bepaalde in overgangsbepaling A bij artikel 17.7.9 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Recht op bijzonder partnerpensioen
Overgangsbepaling A21 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Recht op bijzonder partnerpensioen voor gewezen partner over pensioenaanspraken tot 1 januari 2018 |
Het bepaalde in artikel 17.7.11 en de overgangsbepaling zoals deze luidden op 31 december 2017 zijn van toepassing. |
Verval van recht op bijzonder partnerpensioen
Overgangsbepaling A22 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Verval van bijzonder partnerpensioen |
Het bepaalde in artikel 17.7.12 en de overgangsbepaling zoals deze luidden op 31 december 2017 zijn van toepassing. |
Berekening bijzonder partnerpensioen
Overgangsbepaling A23 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Berekening bijzonder partnerpensioen |
Het bepaalde in artikel 17.7.13 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Vanaf 1 januari 2018 wordt paragraaf 8B toegevoegd die als volgt komt te luiden:
§ 8b Partnerpensioen bij overlijden op of na 65 jaar
Recht op partnerpensioen
Overgangsbepaling B1 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Recht op partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer en gewezen deelnemer op of na 65 jaar |
Het bepaalde in artikel 17.8.2 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B2 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Tijd vóór 1 juni 2001 |
Het bepaalde in overgangsbepaling A bij artikel 17.8.2 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B3 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Gepensioneerde met pensioenaanspraken geheel opgebouwd vóór 1 januari 1996 |
Het bepaalde in overgangsbepaling B bij artikel 17.8.2 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B4 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Reservist |
Het bepaalde in overgangsbepaling C bij artikel 17.8.2 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Berekening partnerpensioen
Overgangsbepaling B5 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Berekening partnerpensioen |
Het bepaalde in artikel 17.8.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B6 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Aanvullingen in verband met pensioengeldige tijd vóór 1 juni 2001 |
Het bepaalde in overgangsbepaling A bij artikel 17.8.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B7 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Aanvulling over pensioengeldige tijd vóór 1 januari 1986 |
Het bepaalde in overgangsbepaling B bij artikel 17.8.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B8 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Gepensioneerde heeft gekozen voor verhoging ouderdomspensioen door omzetting partnerpensioen met pensioenaanspraken opgebouwd vóór 1 juli 1999 |
Het bepaalde in overgangsbepaling C bij artikel 17.8.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B9 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Recht op pensioen op leeftijd 60 jaar tot leeftijd 65 jaar over tijd vóór 1 juni 2001 |
Het bepaalde in overgangsbepaling D bij artikel 17.8.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B10 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Gepensioneerde met pensioenaanspraken opgebouwd vóór 1 januari 2004 |
Het bepaalde in overgangsbepaling E bij artikel 17.8.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B11 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Gepensioneerde met pensioenaanspraken opgebouwd tussen 1 januari 2004 en 1 januari 2016 |
Het bepaalde in overgangsbepaling F bij artikel 17.8.3 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Compensatie loonheffing voor 65 jaar
Overgangsbepaling B12 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Compensatie loonheffing voor AOW-leeftijd bij recht op partnerpensioen in verband met een overlijden voor 1 januari 2018 |
1. De partner met recht op partnerpensioen die de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt heeft, heeft recht op een compensatie van 15% van het partnerpensioen voor zover de aanspraak op partnerpensioen is opgebouwd voor 1 juli 1999. 2. De partner met recht op partnerpensioen die de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt heeft, heeft over diensttijd vanaf 1 juli 1999 tot 1 januari 2018 recht op een compensatie van 7,5% van het partnerpensioen wanneer de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt op of na 65 jaar. 3. De compensatie bedraagt niet meer dan het bedrag vermeld in bijlage A bij dit reglement. 4. De compensatie eindigt op de dag waarop de partner de leeftijd van 65 jaar bereikt. 5. In afwijking van het eerste, tweede en vierde lid geldt in 2015, 2016, 2017 en 2018 dat de partner ook recht heeft op de compensatie vanaf de eerste dag van de maand van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar en deze eindigt op de dag waarop de partner de AOW-leeftijd bereikt. 6. Het recht op compensatie eindigt op de eerste dag van de maand waarin de partner voor 1 januari 2018 weer een partnerschap is aangegaan als bedoeld in artikel 17.1.7, of de partner een gezamenlijke huishouding gaat voeren als bedoeld in de Anw. |
Recht op bijzonder partnerpensioen
Overgangsbepaling B13 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Recht op bijzonder partnerpensioen voor gewezen partner over pensioenaanspraken tot 1 januari 2018 |
Het bepaalde in artikel 17.8.5 en de overgangsbepaling zoals deze luidden op 31 december 2017 zijn van toepassing. |
Berekening bijzonder partnerpensioen
Overgangsbepaling B14 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Gepensioneerde heeft gekozen voor verhoging ouderdomspensioen door omzetting partnerpensioen met pensioenaanspraken opgebouwd vóór 1 juli 1999 |
Het bepaalde in overgangsbepaling A bij artikel 17.8.6 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B15 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Berekening bijzonder partnerpensioen bij einde partnerschap vóór 1 januari 1996 en einde deelnemerschap na 1 januari 1996 |
Het bepaalde in overgangsbepaling B bij artikel 17.8.6 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B16 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Pensioenaanspraken opgebouwd vóór 1 januari 2004 |
Het bepaalde in overgangsbepaling C bij artikel 17.8.6 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B17 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Deelnemer of gewezen deelnemer met aanspraak op PartnerPlusPensioen op basis van overgangsbepaling bij artikel 17.13.4 |
Het bepaalde in overgangsbepaling D bij artikel 17.8.6 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Berekening partnerpensioen: bijzondere bepalingen
Overgangsbepaling B18 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Partnerpensioen bij overlijden op of na 65 jaar ingegaan voor 1 januari 2018 |
Als bij de berekening van het ouderdomspensioen een korting op het salaris heeft plaatsgevonden wegens leeftijd, laat ABP bij de berekening van het partnerpensioen deze korting buiten beschouwing. |
Verval van recht op bijzonder partnerpensioen
Overgangsbepaling B19 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Verval van bijzonder partnerpensioen |
Het bepaalde in artikel 17.8.9 en de overgangsbepaling zoals deze luidden op 31 december 2017 zijn van toepassing. |
Mededelingsplicht
Overgangsbepaling B20 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Mededelingsplicht |
Het bepaalde in artikel 17.8.10 en de overgangsbepaling zoals deze luidden op 31 december 2017 zijn van toepassing. |
Compensatie indien geen recht op Anw
Overgangsbepaling B21 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Compensatie indien geen recht op Anw bij recht op partnerpensioen in verband met een overlijden voor 1 januari 2018 |
1. De partner van een deelnemer of gepensioneerde met recht op partnerpensioen toegekend in verband met een overlijden voor 1 januari 2018, heeft recht op een compensatie als hij geen of niet langer recht heeft op een Anw-nabestaandenuitkering. 2. De compensatie gaat in met ingang van de maand waarin de partner voldoet aan de voorwaarden. 3. Indien de partner bij de toekenning van het partnerpensioen geen recht heeft op een Anw-uitkering en jonger is dan 40 jaar wordt de compensatie uit het eerste lid toegekend voor een periode van 12 maanden. 4. De compensatie bedraagt per jaar waarover pensioen wordt berekend 2,5% van 75% van de ingevolge de artikelen 14, 17, eerste en tweede lid, 30 en 31, eerste lid van de Anw vastgestelde nabestaandenuitkering. 5. De maximale compensatie bedraagt niet meer dan 75% van de Anw-nabestaandenuitkering als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid en 31, eerste lid van de Anw. 6. Het recht op de compensatie vervalt: a. op de dag waarop de partner de leeftijd van 65 jaar bereikt; b. op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partner voor 1 januari 2018 weer een partnerschap aangaat of de partner een gezamenlijke huishouding gaat voeren als bedoeld in de Anw. c op de dag waarop de Anw-nabestaandenuitkering beëindigd wordt omdat de partner wordt aangemerkt als uitreiziger in de zin van de Anw. 7. In afwijking van het zesde lid, onder a, geldt in 2015, 2016, 2017 en in 2018 dat de partner ook recht heeft op de compensatie vanaf de eerste dag van de maand van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar en deze eindigt op de dag waarop de partner de AOW-leeftijd bereikt. |
Overgangsbepaling B22 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Recht op compensatie is ontstaan vóór 1 juni 2001 |
Het bepaalde in overgangsbepaling A bij artikel 17.8.11 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Overgangsbepaling B23 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Compensatie over pensioengeldige tijd vóór 1 januari 1996 |
Het bepaalde in overgangsbepaling B bij artikel 17.8.11 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. In afwijking van het derde lid van overgangsbepaling B bij artikel 17.7.8 zoals dat luidde op 31 december 2017 vervalt het recht op de compensatie als bedoeld in het eerste lid van die overgangsbepaling: a: wanneer de pensioengerechtigde 65 jaar wordt; b: met ingang van de eerste dag van de maand waarin de partner recht krijgt op een Anw-nabestaandenuitkering. c: op de dag waarop de Anw-nabestaandenuitkering beëindigd wordt omdat de partner wordt aangemerkt als uitreiziger in de zin van de Anw. |
Compensatie bij verminderde Anw
Overgangsbepaling B24 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Compensatie bij verminderde Anw bij recht op partnerpensioen in verband met een overlijden voor 1 januari 2018 |
1. De partner van een deelnemer of gepensioneerde met recht op partnerpensioen in verband met een overlijden voor 1 januari 2018 heeft recht op een compensatie als hij recht heeft op een verminderde Anw nabestaandenuitkering door inkomen uit of in verband met arbeid. 2. De compensatie gaat in met ingang van de maand waarin de partner voldoet aan de voorwaarden. 3. De compensatie bedraagt per jaar waarover het pensioen wordt berekend 2,5% van het verschil tussen 75% van de ingevolge de artikelen 14 en 30 van de Anw vastgestelde nabestaandenuitkering en de ingevolge artikel 18 van de Anw verminderde nabestaandenuitkering, waarbij de hoogte van de Anw-nabestaandenuitkering alsmede de verminderde nabestaandenuitkering wordt vastgesteld op grond van artikel 17, eerste en tweede lid en artikel 31, eerste lid. 4. Bij de vaststelling van de compensatie per jaar wordt Rekening gehouden met artikel 17 lid 3 Anw voor zover dit artikellid voor de vaststelling van de verminderde Anw van de partner van toepassing is op 31 december 2017 en voor zolang het zonder onderbreking van toepassing blijft na die datum. 5. De maximale compensatie bedraagt niet meer dan 75% van de Anw nabestaandenuitkering als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid en 31 eerste lid van de Anw. ABP stelt de compensatie opnieuw vast als de verminderde Anw is gewijzigd. 6. Het recht op de compensatie vervalt: a. op de dag waarop de partner de leeftijd van 65 jaar bereikt; b. op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de partner voor 1 januari 2018 weer een partnerschap aangaat of de partner een gezamenlijke huishouding gaat voeren als bedoeld in de Anw. 7. In afwijking van het zesde lid, onder a, geldt in 2015, 2016, 2017 en in 2018 dat de partner ook recht heeft op de compensatie vanaf de eerste dag van de maand van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar en deze eindigt op de dag waarop de partner de AOW-leeftijd bereikt. |
Overgangsbepaling B25 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Recht op compensatie is ontstaan vóór 1 juli 1999 |
Het bepaalde in overgangsbepaling bij artikel 17.8.12 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Premievrije aanspraken op bijzonder partnerpensioen
Overgangsbepaling B26 bij paragraaf 7 |
|
---|---|
Premievrije aanspraken op bijzonder partnerpensioen bij einde partnerschap vóór 65 jaar |
Het bepaalde in overgangsbepaling bij artikel 17.8.13 zoals dat luidde op 31 december 2017 is van toepassing. |
Het bepaalde in artikel 17.9.1 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
1. ABP kent het wezenpensioen toe op schriftelijke aanvraag van of namens de wees.
2. ABP betaalt het wezenpensioen elke maand in de tweede helft van die maand.
3. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand waarin de wees:
a. is overleden;
b. 25 jaar is geworden;
c. wettig kind is geworden van een ander.
Overgangsbepaling A bij artikel 17.9.1 |
|
---|---|
Beëindiging van wezenpensioenen in verband met overlijden voor 1 januari 2018 |
Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand waarin de wees: a. is overleden; b. 21 jaar is geworden, of daaraan voorafgaand voor 1 januari 2018 een partnerschap is aangegaan; c. wettig kind is geworden van een ander dan de partner of gewezen partner met recht op partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen. |
Het bepaalde in artikel 17.9.2 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
1. Bij overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft de wees recht op wezenpensioen als de wees nog geen 25 jaar is:
2. Het pensioen gaat in op de dag volgende op de dag van overlijden.
3. Onder wees wordt verstaan:
a. de persoon die als kind van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde ingeschreven staat in de basisadministratie, bedoeld in de Wet basisregistratie personen;
b. het kind dat deel uitmaakte van het gezin van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde waarvoor hij de kosten van levensonderhoud droeg;
c. het kind voor wie de mannelijke deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde op datum overlijden tot onderhoud was verplicht op grond van artikel 1: 394 van het Burgerlijk Wetboek of bij authentieke akte.
Overgangsbepaling A bij artikel 17.9.2 lid 1 |
|
---|---|
Recht op wezenpensioen voor overlijdens van voor 1 januari 2018 |
In afwijking van het eerste lid heeft de wees bij overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde voor 1 januari 2018 recht op wezenpensioen als de wees: a. nog geen 21 jaar is; b. niet betrokken is (geweest) bij een partnerschap. |
Het bepaalde in artikel 17.9.3 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
1. Het wezenpensioen bedraagt een zevende deel van het ouderdomspensioen als de wees een verzorger heeft.
2. Het wezenpensioen bedraagt twee zevende deel van het ouderdomspensioen, als er geen sprake is van een verzorger.
3. ABP stelt het wezenpensioen opnieuw vast als de wees geen verzorger meer heeft als bedoeld in het eerste lid. Deze wijziging gaat in met ingang van de maand volgende op die waarin de verzorger is overleden.
4. Het in de voorgaande leden bedoelde ouderdomspensioen is het ouderdomspensioen voordat het pensioen is verhoogd of verlaagd met toepassing van artikel 17.6.9 en de overgangsbepalingen bij artikel 17.6.9a en 17.6.9b.
5. Als de deelnemer overlijdt voor 65 jaar berekent ABP het in de voorgaande leden bedoelde ouderdomspensioen ook over de tijd na het overlijden tot het einde van de maand waarin de overledene 65 jaar zou zijn geworden. Bij de doortelling wordt rekening gehouden met de beperking van de pensioenopbouw die zou gelden wanneer de deelnemer met leeftijdsontslag zou zijn gegaan.
6. ABP indexeert het wezenpensioen volgens artikel 17.11.1.
Overgangsbepaling A bij artikel 17.9.3 |
|
---|---|
Aanvullingen in verband met pensioengeldige tijd vóór 1 juni 2001 |
ABP betrekt bij de berekening van het wezenpensioen als sprake is van pensioengeldige tijd vóór 1 juni 2001 de aanvullingen in verband met de omrekening van de tot die datum opgebouwde aanspraken. |
Overgangsbepaling B bij artikel 17.9.3 |
|
---|---|
Pensioentijd gelegen tussen 31 december 1985 en 1 januari 1996 |
1. Op het wezenpensioen berekend naar pensioengeldige tijd gelegen tussen 31 december 1985 en 1 januari 1996, wordt een aanvulling verleend indien de wees geen recht heeft op een Anw-wezenuitkering. 2. De aanvulling bedoeld in het eerste lid bedraagt per pensioentellend jaar: a. als aan hetzelfde overlijden door de verzorger van de wees recht op een partnerpensioen dan wel recht op een bijzonder partnerpensioen wordt ontleend, 0,375% van tien zevende deel van de krachtens de artikelen 14, 17, eerste en tweede lid, 30 en 31, eerste lid van de Anw vastgestelde nabestaandenuitkering; b. in alle andere gevallen, 0,75% van tien zevende deel van de krachtens de artikelen 14, 17, eerste en tweede lid, 30 en 31, eerste lid van de Anw vastgestelde nabestaandenuitkering. |
Overgangsbepaling C bij artikel 17.9.3 |
|
---|---|
Berekening wezenpensioen over diensttijd voor 1 januari 2018 |
1. Het wezenpensioen bedraagt een zevende deel van het ouderdomspensioen als de verzorger van het kind in verband met hetzelfde overlijden recht heeft op partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen. 2. Het wezenpensioen bedraagt twee zevende deel van het ouderdomspensioen, als er geen verzorger is. 3. Tevens blijft artikel 17.9.3 van het pensioenreglement zoals dat luidde op 31 december 2017 van overeenkomstige toepassing voor zover sprake is van een overlijden voor 1 januari 2018. |
Vanaf 1 januari 2018 komt artikel 17.6.9a als volgt te luiden:
Overgangsbepaling bij artikel 17.9.5 |
|
---|---|
Recht op wezenpensioen over diensttijd tot 1 januari 2018 |
De wees met recht op wezenpensioen heeft recht op een compensatie van 15% van het wezenpensioen opgebouwd over diensttijd voor 1 januari 2018. De compensatie gaat niet uit boven het fiscale maximum als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 en bedraagt daarbij niet meer dan het bedrag vermeld in bijlage A bij dit reglement. |
Het bepaalde in artikel 13.1 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
1. Bij schriftelijke verzoeken tot waardeoverdracht en bij schriftelijke verzoeken tot waardeovername handelt ABP in overeenstemming met het bepaalde in de artikelen 71 tot en met 92 PW.
2. De overgenomen waarde wordt aangewend ter verwerving van aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.
Het bepaalde in artikel 17.11.1 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
1. Het beleid van ABP omvat de ambitie om de pensioenen bestendig en volledig te indexeren. Het na-indexeren van in het verleden niet verleende volledige indexatie en compenseren van in het verleden doorgevoerde verlaging van pensioenaanspraken en pensioenrechten is onderdeel van die ambitie. De compensatie van een reeds doorgevoerde verlaging op pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt niet met terugwerkende kracht verleend. Bestendig en volledig indexeren betekent dat het jaarlijks pensioenrecht berekend op grond van de paragrafen 6, 7, 8a en 8b en Bijlage H bij hoofdstuk 17 van het pensioenreglement (nettopensioenreglement) met inbegrip van de bij dat pensioen behorende aanvullingen, voor zover daarop recht bestaat, wordt aangepast overeenkomstig de prijsontwikkeling, tenzij de financiële positie van het fonds zich dwingend tegen die aanpassing verzet. In het tweede en derde lid wordt beschreven of en zo ja, in hoeverre de in de vorige volzin bedoelde financiële positie van het fonds leidt tot vermindering, dan wel het geheel achterwege laten van de aanpassing. De aanpassing als bedoeld in dit lid vindt in beginsel met ingang van 1 januari plaats.
2. Indien de beleidsdekkingsgraad per 31 oktober van enig jaar (peildatum) lager is dan 110%, vindt de aanpassing bedoeld in het eerste lid per 1 januari van het daarop volgend jaar in het geheel niet plaats. Indien de beleidsdekkingsgraad op de peildatum minimaal 110% bedraagt, wordt de aanpassing per 1 januari van het daarop volgend jaar berekend, conform hetgeen dienaangaande is bepaald in artikel 137 Pensioenwet juncto artikel 15 Besluit financieel toetsingskader. Incidentele indexatieverlening om in het verleden niet toegekende indexatie te na-indexeren (na-indexatie) of in het verleden doorgevoerde verlaging van pensioenaanspraken en pensioenrechten te compenseren (compensatie doorgevoerde verlaging), kan worden verleend indien die indexatieverlening geen gevolgen heeft voor de indexatieverlening in de toekomst overeenkomstig artikel 137 onderdeel b PW, de beleidsdekkingsgraad het niveau van het vereist eigen vermogen, bedoeld in artikel 132 PW, behoudt en in enig jaar ten hoogste een vijfde van het vermogen dat voor deze indexatieverlening beschikbaar is, wordt aangewend. Het compenseren van een in het verleden doorgevoerde verlaging krijgt voorrang op het na-indexeren van de in het verleden niet verleende volledige indexatie.
3. De indexatie van het pensioen is voorwaardelijk; er is geen recht op indexatie en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre indexatie zal plaatsvinden. ABP toetst elk jaar of en in welke mate de aanpassing als bedoeld in het eerste lid kan plaatsvinden. Een besluit dat in enig jaar een aanpassing kan plaatsvinden, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren toe te kennen aanpassingen.
In de premies bepaald conform de daarvoor geldende regelgeving op de wijze zoals omschreven in de ABTN, wordt een marge aangehouden voor toekomstige indexatie. Om de indexatieambitie te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat op de langere termijn sprake is van een gerealiseerd reëel beleggingsrendement dat overeenkomt met het voor premievaststelling gehanteerde verwachte reële rendement. De indexatietoezegging wordt aldus gefinancierd uit de premies alsook uit het beleggingsrendement dat het fonds maakt. Er wordt geen bestemmingsreserve gevormd voor indexatie.
4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de bedragen, bedoeld in de artikelen 17.5.7, 17.6.5, overgangsbepaling A13 en B12 bij paragraaf 7 en 17.9.5 van dit pensioenreglement, alsmede het bedrag als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, bijlage L en de correctiebedragen, bedoeld in artikel 18c.3, tweede lid, van het pensioenreglement zoals dat luidde op 31 december 2005, met dien verstande dat het bedrag waarmee het pensioen wordt verhoogd, rekenkundig wordt afgerond op 50 eurocenten.
5. De prijsontwikkeling, als bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de ontwikkeling van de Consumentenprijsindex, alle huishoudens, niet afgeleid, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (in de maand september), gemeten over de periode van 1 september van het voorafgaande jaar tot 1 september van het lopende jaar.
6. ABP stelt de prijsontwikkeling, bedoeld in het vijfde lid, vast (het percentage wordt op twee decimalen nauwkeurig vastgesteld).
7. ABP stelt regels voor de toepassing van het eerste lid en het vierde lid.
Overgangsbepaling A bij artikel 17.11.1 |
|
---|---|
Opbouw aanspraak op ouderdomspensioen tussen 1 januari 2016 tot 1 januari 2018 |
In afwijking van het eerste lid wordt het opgebouwde ouderdomspensioen berekend op grond van artikel 17.6.3 en Bijlage H bij hoofdstuk 17 van het pensioenreglement met inbegrip van de bij dat pensioen behorende aanvullingen, voor zover daarop recht bestaat, aangepast overeenkomstig de algemene bezoldigingswijzigingen van het overheidspersoneel conform artikel 17.11.1, lid 1 van het pensioenreglement zoals dat luidde op 31 december 2015. |
Het bepaalde in het tweede lid van artikel 17.13.2 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘2. De deelnemer moet dit schriftelijk aan ABP verzoeken binnen negen maanden na ingang van de in het eerste lid bedoelde situatie.’
Het bepaalde in het vijfde lid van artikel 17.13.3 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘5. De som van inleg en rendement wordt bij
a. pensionering omgezet in een periodieke uitkering;
b. einde deelneming niet gevolgd door waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen en aanspraken op partnerpensioen;
c. overlijden van de deelnemer of van de gepensioneerde omgezet in een periodieke uitkering in aanvulling op het partnerpensioen.
De omzetting vindt plaats met toepassing van de aanwendingsfactoren die zijn opgenomen in bijlage F bij dit reglement.’
Bedragen en percentages
Artikel |
Omschrijving |
Datum |
---|---|---|
01-01-2018 |
||
17.3.1 |
Aftoppingsgrens pensioengevend inkomen |
€ 105.075 |
17.4.2 |
Franchise premiegrondslag OP/NP/Anw |
€ 19.450 |
17.4.3 |
Premie OP/NP/Anw |
25,2% |
17.5.7 |
Bedrag bij omrekenen |
€ 6.575,45 |
17.6.3 |
Franchise opbouw OP/NP |
€ 19.450 |
17.6.51 |
Verhoging opbouw OP bij lage grondslag |
|
a. grensbedrag |
€ 30.522,99 |
|
b. aanvulling |
€ 44,00 |
|
17.6.9 |
Ruilvoet omzetten PP65+ naar OP op 65 jaar |
0,187 Uitruil van 1 euro PP65+ leidt tot een verhoging van het OP op 65 jaar met 0,187 euro |
Ruilvoet omzetten PP65+ naar OP op 67 jaar |
0,213 Uitruil van 1 euro PP65+ leidt tot een verhoging van het OP op 67 jaar met 0,213 euro |
|
Ruilvoet omzetten PP65+ naar OP op 68 jaar |
0,228 Uitruil van 1 euro PP65+ leidt tot een verhoging van het OP op 68 jaar met 0,228 euro |
|
Ruilvoet omzetten PP2018 naar OP op 65 jaar |
0,198 Uitruil van 1 euro PP2018 leidt tot verhoging van het OP op 65 jaar met 0,198 euro |
|
Ruilvoet omzetten PP2018 naar OP op 67 jaar |
0,225 Uitruil van 1 euro PP2018 leidt tot verhoging van het OP op 67 jaar met 0,225 euro |
|
Ruilvoet omzetten PP2018 naar OP op 68 jaar |
0,241 Uitruil van 1 euro PP2018 leidt tot verhoging van het OP op 68 jaar met 0,241 euro |
|
Overgangsbepaling A bij artikel 17.6.9a |
Ruilvoet omzetten OP65 naar PP65+ |
0,240 Uitruil van 1 euro PP65+ leidt tot verlaging van het OP vanaf 65 jaar met 0,240 euro |
Ruilvoet omzetten OP65 naar PP2018 |
0,244 Uitruil van 1 euro PP2018 leidt tot verlaging van het OP vanaf 65 jaar met 0,244 euro |
|
Ruilvoet omzetten OP67 naar PP65+ |
0,273 Uitruil van 1 euro PP65+ leidt tot verlaging van het OP vanaf 67 jaar met 0,273 euro |
|
Ruilvoet omzetten OP67 naar PP2018 |
0,278 Uitruil van 1 euro PP2018 leidt tot verlaging van het OP vanaf 67 jaar met 0,278 euro |
|
Ruilvoet omzetten OP68 naar PP65+ |
0,292 Uitruil van 1 euro PP65+ leidt tot verlaging van het OP vanaf 68 jaar met 0,292 euro |
|
Ruilvoet omzetten OP68 naar PP2018 |
0,297 Uitruil van 1 euro PP2018 leidt tot verlaging van het OP vanaf 68 jaar met 0,297 euro |
|
Maximum compensatie premiebetaling over nabestaandenpensioen2 |
||
Overgangsbepaling A13 bij paragraaf 7 |
€ 6.768,51 |
|
Overgangsbepaling B12 bij paragraaf 7 |
€ 6.768,51 |
|
Overgangsbepaling bij artikel 17.9.5 |
€ 6.768,51 |
|
17.13.1 |
Premie OP/NP |
25,2% |
17.13.2 |
Premie OP/NP |
25,2% |
17.13.3 |
Vast rendement |
0,0% per maand |
Kosteninhouding |
0,06% per maand3 |
|
17.13.4 In combinatie met 17.13.1 en 17.13.2 |
Ruilvoet omzetten PPP65+ naar OP op 65 jaar |
0,187 Uitruil van 1 euro PPP65+ leidt tot een verhoging van het OP vanaf 65 jaar met 0,187 euro |
Ruilvoet omzetten PPP65+ naar OP op 67 jaar |
0,213 Uitruil van 1 euro PPP65+ leidt tot een verhoging van het OP vanaf 67 jaar met 0,213 euro |
|
Ruilvoet omzetten PPP65+ naar OP op 68 jaar |
0,228 Uitruil van 1 euro PPP65+ leidt tot een verhoging van het OP vanaf 68 jaar met 0,228 euro |
Bedragen per 1 januari 2017:
Artikel 17.7.4: € 6.702,82
Artikel 17.8.4: € 6.702,82
Artikel 17.9.5: € 6.702,82
Het bepaalde in artikel 6 tot en met 12 van Bijlage D bij hoofdstuk 17 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
6. Het spaartegoed wordt aan de beroepsmilitair uitgekeerd bij het bereiken van 68-jarige leeftijd dan wel aan de belanghebbende zoals hierna beschreven bij het intreden van de gebeurtenis die zou hebben geleid tot uitkering van pensioen.
7. In geval van overlijden van de beroepsmilitair voordat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt het spaartegoed aangewend voor een uitkering aan de partner als bedoeld in artikel 17.1.7. De periode waarover vanuit het spaartegoed een periodieke uitkering wordt gedaan bedraagt 15 jaar. Indien er geen partner is dan wordt het spaartegoed aangewend voor een uitkering aan de wees of wezen als bedoeld in artikel 17.9.2, derde lid en wel uiterlijk tot het einde van de maand waarin de wees de 25-jarige leeftijd bereikt. In geval van afwezigheid van een partner of wezen als hiervoor vermeld wordt het spaartegoed aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen.
8. Indien de partner van de beroepsmilitair komt te overlijden in de periode dat uitkeringen worden genoten als bedoeld in lid 7 dan worden de resterende uitkeringen omgerekend in nieuwe termijnen en uitgekeerd aan de wees of wezen als bedoeld in artikel 17.9.2, derde lid en wel uiterlijk tot het einde van de maand waarin de wees de 25-jarige leeftijd bereikt.
11. In geval van overlijden van de beroepsmilitair nadat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner als bedoeld in artikel 17.1.7.
Indien een partner ontbreekt geschiedt de uitkering ten behoeve van de wees of wezen als bedoeld in artikel 17.9.2, derde lid en wel uiterlijk tot het einde van de maand waarin de wees de 25-jarige leeftijd bereikt. Bij afwezigheid van een partner of wees wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaartegoed aangewend voor een eenmalige uitkering aan erfgenamen.
12. Indien de partner als bedoeld in artikel 17.1.7, komt te overlijden in de periode dat uitkeringen worden genoten als bedoeld in lid 11, dan worden de resterende uitkeringen omgerekend in nieuwe termijnen en uitgekeerd aan de wees of wezen als bedoeld in artikel 17.9.2, derde lid en wel uiterlijk tot het einde van de maand waarin de wees de 25-jarige leeftijd bereikt.
De aanhef van bijlage D bij hoofdstuk 17 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘Bijlage D bij hoofdstuk 17 (Artikelen 17.6.10, 17.7.10, 17.9.6)’
Afkoopfactoren ouderdomspensioen bij ingang ouderdomspensioen (artikel 17.6.10)
Leeftijd |
OP |
OOP |
---|---|---|
65 |
16,548 |
7,563 |
Afkoopfactoren nabestaandenpensioen bij ingang ouderdomspensioen (artikel 17.6.10)
Leeftijd |
Volledig kapitaalgedekt PP1 |
Kapitaalgedekt PP65+2 |
Volledig kapitaalgedekt PP3 |
||
---|---|---|---|---|---|
PP |
PP |
TPP |
PP |
TPP |
|
65 |
3,135 |
3,123 |
0,173 |
2,113 |
0,100 |
Afkoopfactoren bij overlijden (artikel 17.7.10)
Leeftijd |
PP |
TPP |
---|---|---|
16 |
31,506 |
28,203 |
17 |
31,362 |
27,977 |
18 |
31,213 |
27,745 |
19 |
31,060 |
27,508 |
20 |
30,903 |
27,264 |
21 |
30,741 |
27,013 |
22 |
30,574 |
26,755 |
23 |
30,402 |
26,490 |
24 |
30,224 |
26,217 |
25 |
30,041 |
25,937 |
26 |
29,853 |
25,650 |
27 |
29,658 |
25,354 |
28 |
29,457 |
25,049 |
29 |
29,250 |
24,737 |
30 |
29,037 |
24,387 |
31 |
28,817 |
24,017 |
32 |
28,590 |
23,666 |
33 |
28,356 |
23,274 |
34 |
28,115 |
22,860 |
35 |
27,866 |
22,442 |
36 |
27,611 |
22,024 |
37 |
27,347 |
21,604 |
38 |
27,076 |
21,149 |
39 |
26,797 |
20,668 |
40 |
26,510 |
20,185 |
41 |
26,214 |
19,674 |
42 |
25,911 |
19,149 |
43 |
25,599 |
18,619 |
44 |
25,278 |
18,060 |
45 |
24,949 |
17,499 |
46 |
24,612 |
16,953 |
47 |
24,266 |
16,376 |
48 |
23,911 |
15,767 |
49 |
23,548 |
15,123 |
50 |
23,175 |
14,461 |
51 |
22,793 |
13,794 |
52 |
22,403 |
13,089 |
53 |
22,004 |
12,383 |
54 |
21,595 |
11,636 |
55 |
21,177 |
10,887 |
56 |
20,750 |
10,094 |
57 |
20,314 |
9,278 |
58 |
19,868 |
8,454 |
59 |
19,414 |
7,583 |
60 |
18,950 |
6,707 |
61 |
18,478 |
5,778 |
62 |
17,997 |
4,845 |
63 |
17,507 |
3,801 |
64 |
17,008 |
2,544 |
65 |
16,500 |
1,175 |
66 |
15,985 |
0,234 |
67 |
15,462 |
0,000 |
68 |
14,932 |
0,000 |
69 |
14,396 |
0,000 |
70 |
13,854 |
0,000 |
71 |
13,307 |
0,000 |
72 |
12,756 |
0,000 |
73 |
12,202 |
0,000 |
74 |
11,647 |
0,000 |
75 |
11,091 |
0,000 |
76 |
10,537 |
0,000 |
77 |
9,987 |
0,000 |
78 |
9,443 |
0,000 |
79 |
8,906 |
0,000 |
80 |
8,378 |
0,000 |
81 |
7,864 |
0,000 |
82 |
7,364 |
0,000 |
83 |
6,881 |
0,000 |
84 |
6,414 |
0,000 |
85 |
5,966 |
0,000 |
86 |
5,539 |
0,000 |
87 |
5,136 |
0,000 |
88 |
4,757 |
0,000 |
89 |
4,402 |
0,000 |
90 |
4,073 |
0,000 |
91 |
3,769 |
0,000 |
92 |
3,487 |
0,000 |
93 |
3,227 |
0,000 |
94 |
2,989 |
0,000 |
95 |
2,773 |
0,000 |
96 |
2,576 |
0,000 |
97 |
2,400 |
0,000 |
98 |
2,241 |
0,000 |
99 |
2,099 |
0,000 |
100 |
1,972 |
0,000 |
101 |
1,859 |
0,000 |
102 |
1,760 |
0,000 |
103 |
1,672 |
0,000 |
104 |
1,594 |
0,000 |
105 |
1,526 |
0,000 |
106 |
1,466 |
0,000 |
107 |
1,414 |
0,000 |
108 |
1,368 |
0,000 |
109 |
1,328 |
0,000 |
110 |
1,293 |
0,000 |
111 |
1,263 |
0,000 |
112 |
1,236 |
0,000 |
113 |
1,213 |
0,000 |
114 |
1,192 |
0,000 |
115 |
1,172 |
0,000 |
116 |
1,151 |
0,000 |
117 |
1,123 |
0,000 |
118 |
1,072 |
0,000 |
119 |
0,962 |
0,000 |
120 |
0,693 |
0,000 |
Afkoopfactoren wezenpensioen bij overlijden (artikel 17.9.6)
Leeftijd |
WzP |
---|---|
0 |
18,057 |
1 |
17,549 |
2 |
17,026 |
3 |
16,489 |
4 |
15,936 |
5 |
15,369 |
6 |
14,785 |
7 |
14,185 |
8 |
13,568 |
9 |
12,934 |
10 |
12,282 |
11 |
11,612 |
12 |
10,923 |
13 |
10,215 |
14 |
9,487 |
15 |
8,739 |
16 |
7,969 |
17 |
7,178 |
18 |
6,365 |
19 |
5,530 |
20 |
4,670 |
21 |
3,787 |
22 |
2,879 |
23 |
1,946 |
24 |
0,986 |
25 |
0,000 |
De aanhef van de tabel in met afkoopfactoren bij overlijden in bijlage D bij hoofdstuk 17 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘Overlijden (artikel 17.7.10)’
De toelichting in bijlage D bij hoofdstuk 17 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘Toelichting
OP: Ouderdomspensioen.
OOP: Ongehuwden ouderdomspensioen. Dit is het verschil tussen ongehuwden OP en het gehuwden OP (bij OP met AOW-inbouw of een franchise afhankelijk van de burgerlijke staat).
PP: Partnerpensioen 65- (exclusief TPP) respectievelijk PP65+.
WzP: Wezenpensioen.
TPP: Tijdelijk partnerpensioen oftewel compensatie als bedoeld in de overgangsbepalingen A13, A16, A19, B12, B21 en B24 bij paragraaf 7 (tot uiterlijk AOW-leeftijd).’
Uitruilfactoren ouderdomspensioen in kapitaalgedekt partnerpensioen PP65- (artikel 17.6.9b)
Leeftijd |
van OP68 |
van OP67 |
van OP65 |
---|---|---|---|
naar PP65- |
naar PP65- |
naar PP65- |
|
15 |
0,0714 |
0,0667 |
0,0587 |
16 |
0,0727 |
0,0679 |
0,0597 |
17 |
0,0740 |
0,0691 |
0,0607 |
18 |
0,0753 |
0,0704 |
0,0619 |
19 |
0,0763 |
0,0713 |
0,0626 |
20 |
0,0767 |
0,0717 |
0,0630 |
21 |
0,0771 |
0,0721 |
0,0633 |
22 |
0,0775 |
0,0724 |
0,0636 |
23 |
0,0779 |
0,0728 |
0,0640 |
24 |
0,0783 |
0,0731 |
0,0643 |
25 |
0,0786 |
0,0735 |
0,0645 |
26 |
0,0790 |
0,0738 |
0,0648 |
27 |
0,0794 |
0,0741 |
0,0652 |
28 |
0,0798 |
0,0745 |
0,0655 |
29 |
0,0802 |
0,0749 |
0,0658 |
30 |
0,0805 |
0,0752 |
0,0661 |
31 |
0,0809 |
0,0756 |
0,0664 |
32 |
0,0812 |
0,0759 |
0,0667 |
33 |
0,0816 |
0,0762 |
0,0670 |
34 |
0,0819 |
0,0765 |
0,0672 |
35 |
0,0822 |
0,0768 |
0,0675 |
36 |
0,0824 |
0,0770 |
0,0676 |
37 |
0,0826 |
0,0771 |
0,0678 |
38 |
0,0827 |
0,0772 |
0,0679 |
39 |
0,0827 |
0,0773 |
0,0679 |
40 |
0,0827 |
0,0772 |
0,0679 |
41 |
0,0825 |
0,0771 |
0,0677 |
42 |
0,0822 |
0,0768 |
0,0675 |
43 |
0,0817 |
0,0763 |
0,0671 |
44 |
0,0811 |
0,0758 |
0,0666 |
45 |
0,0803 |
0,0750 |
0,0659 |
46 |
0,0793 |
0,0741 |
0,0651 |
47 |
0,0781 |
0,0729 |
0,0641 |
48 |
0,0766 |
0,0715 |
0,0629 |
49 |
0,0748 |
0,0699 |
0,0614 |
50 |
0,0728 |
0,0680 |
0,0598 |
51 |
0,0705 |
0,0659 |
0,0579 |
52 |
0,0679 |
0,0635 |
0,0558 |
53 |
0,0650 |
0,0607 |
0,0534 |
54 |
0,0618 |
0,0577 |
0,0507 |
55 |
0,0582 |
0,0544 |
0,0478 |
56 |
0,0542 |
0,0507 |
0,0445 |
57 |
0,0499 |
0,0466 |
0,0409 |
58 |
0,0451 |
0,0421 |
0,0370 |
59 |
0,0399 |
0,0373 |
0,0328 |
60 |
0,0343 |
0,0320 |
0,0281 |
61 |
0,0282 |
0,0263 |
0,0231 |
62 |
0,0216 |
0,0201 |
0,0177 |
63 |
0,0145 |
0,0135 |
0,0119 |
64 |
0,0068 |
0,0064 |
0,0056 |
Direct ingaand ouderdomspensioen i.c.m. uitgesteld nabestaandenpensioen bij ingang ouderdomspensioen (65 jaar)
Leeftijd |
Eindloonregeling militairen |
---|---|
65 |
20,190 |
Direct ingaand nabestaandenpensioen
Leeftijd |
Eindloonregeling militairen |
---|---|
n.v.t. |
20,349 |
Uitgesteld ouderdomspensioen i.c.m. uitgesteld nabestaandenpensioen
Leeftijd |
Eindloonregeling militairen |
---|---|
15 |
4,720 |
16 |
4,850 |
17 |
4,980 |
18 |
5,114 |
19 |
5,250 |
20 |
5,391 |
21 |
5,534 |
22 |
5,683 |
23 |
5,837 |
24 |
5,994 |
25 |
6,153 |
26 |
6,317 |
27 |
6,485 |
28 |
6,658 |
29 |
6,836 |
30 |
7,019 |
31 |
7,203 |
32 |
7,395 |
33 |
7,590 |
34 |
7,791 |
35 |
7,996 |
36 |
8,206 |
37 |
8,421 |
38 |
8,642 |
39 |
8,867 |
40 |
9,097 |
41 |
9,333 |
42 |
9,574 |
43 |
9,821 |
44 |
10,073 |
45 |
10,332 |
46 |
10,596 |
47 |
10,865 |
48 |
11,141 |
49 |
11,424 |
50 |
11,711 |
51 |
12,007 |
52 |
12,309 |
53 |
12,619 |
54 |
12,935 |
55 |
13,260 |
56 |
13,592 |
57 |
13,934 |
58 |
14,287 |
59 |
14,647 |
60 |
15,020 |
61 |
15,405 |
62 |
15,805 |
63 |
16,219 |
64 |
16,648 |
65 |
17,104 |
De toelichting in Bijlage F bij hoofdstuk 17 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘Bij ontslag wordt de som van inleg en rendement omgerekend naar uitgestelde pensioenaanspraken voor ouderdomspensioen vanaf 68-jarige leeftijd en partnerpensioen (vijf zevende deel van het ouderdomspensioen) door deze som te delen door de bij de ontslagleeftijd behorende factor. Voor tussenliggende leeftijden worden de factoren lineair geïnterpoleerd.’
Factoren bij later ingaan ouderdomspensioen dan bij leeftijd 65 jaar (Overgangsbepaling F bij artikel 17.6.3)
Leeftijd |
65 |
66 |
67 |
---|---|---|---|
Factor |
1,000 |
1,066 |
1,138 |
Factoren bij eerder ingaan ouderdomspensioen dan bij leeftijd 67 jaar (Overgangsbepaling H bij artikel 17.6.3)
Leeftijd |
65 |
66 |
67 |
---|---|---|---|
Factor |
0,879 |
0,936 |
1,000 |
Factoren bij eerder ingaan ouderdomspensioen dan bij leeftijd 68 jaar (artikel 17.6.3, eerste lid)
Leeftijd |
65 |
66 |
67 |
68 |
---|---|---|---|---|
Factor |
0,821 |
0,875 |
0,934 |
1,000 |
Het bepaalde in het tweede lid van artikel 1 van Bijlage H bij hoofdstuk 17 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘2. De nettopensioenregeling voorziet in ouderdomspensioen op basis van een pensioenleeftijd van 68 jaar, direct ingaand partnerpensioen en/of wezenpensioen.’
Het bepaalde in artikel 5.3 van Bijlage H bij hoofdstuk 17 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘De hoogte van de pensioenaanspraken en/of pensioenrechten na omzetting is afhankelijk van het tot dat moment verworven pensioenkapitaal en de factoren zoals opgenomen in de bijlage bij dit reglement alsmede het pensioenreglement van ABP. De factoren worden per kwartaal door ABP herzien. De pensioenaanspraken en/of pensioenrechten zijn gemaximeerd op een fiscaal maximaal geïndexeerd middelloonpensioen als bedoeld in artikel 5.5 lid 1. Het eventuele restantkapitaal vervalt aan ABP.’
Het bepaalde in het tweede lid van artikel 5.5 van Bijlage H bij hoofdstuk 17 komt vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘2. Toetsing aan het fiscale maximum als bedoeld in lid 1 van dit artikel vindt plaats bij waardeoverdracht en bij omzetting van het verworven pensioenkapitaal in pensioenaanspraken en/of pensioenrechten. Toetsing vindt niet plaats bij afkoop als bedoeld in artikel 5.12 van deze bijlage.’
Het bepaalde in de inleiding, het eerste artikel, tweede artikel, derde artikel, zesde artikel, zevende artikel en achtste artikel van de bijlage bij het nettopensioenreglement van ABP komen vanaf 1 januari 2018 als volgt te luiden:
‘De cijfers en bedragen zoals hieronder weergegeven gelden met ingang van 1 januari 2018. De cijfers en bedragen kunnen jaarlijks worden herzien. De factoren voor omzetting zoals opgenomen in deze bijlage worden – onverminderd het bepaalde in de vorige volzin – per kwartaal vastgesteld.
1. Bij artikel 3.1 lid 1 onder a. en lid 3 en bij artikel 3.7 van dit reglement: premiestaffel op basis van 3% rekenrente.
Leeftijdsklassen tot 68 jaar |
Percentage van de premiegrondslag nettopensioenregeling |
---|---|
15 tot en met 19 |
3,8 |
20 tot en met 24 |
4,4 |
25 tot en met 29 |
5,0 |
30 tot en met 34 |
5,8 |
35 tot en met 39 |
6,6 |
40 tot en met 44 |
7,6 |
45 tot en met 49 |
8,8 |
50 tot en met 54 |
10,2 |
55 tot en met 59 |
11,8 |
60 tot en met 64 |
13,5 |
65 tot en met 67 |
15,0 |
2. Bij artikel 3.1 lid 1 onder b van dit reglement: de risicopremie voor het risicogedekt partnerpensioen en wezenpensioen.
Toelichting: Om de premie voor het risicogedekt partnerpensioen vast te stellen wordt uitgegaan van de factor bij de leeftijd van de deelnemer in de kolom sterftekans. Deze wordt vermenigvuldigd met het risicokapitaal. Het risicokapitaal is het verschil tussen de factor bij leeftijd partner in kolom aanwending maal fiscaal maximaal partnerpensioen als bedoeld in artikel 5.5 en het reeds gespaarde kapitaal.
Leeftijd |
Sterftekans |
Aanwending |
---|---|---|
21 |
0,0001 |
53,769 |
22 |
0,0001 |
53,425 |
23 |
0,0001 |
53,072 |
24 |
0,0001 |
52,709 |
25 |
0,0001 |
52,335 |
26 |
0,0001 |
51,952 |
27 |
0,0001 |
51,557 |
28 |
0,0001 |
51,152 |
29 |
0,0001 |
50,732 |
30 |
0,0001 |
50,301 |
31 |
0,0001 |
49,860 |
32 |
0,0001 |
49,404 |
33 |
0,0001 |
48,925 |
34 |
0,0001 |
48,430 |
35 |
0,0002 |
47,933 |
36 |
0,0002 |
47,412 |
37 |
0,0002 |
46,871 |
38 |
0,0002 |
46,317 |
39 |
0,0002 |
45,754 |
40 |
0,0002 |
45,178 |
41 |
0,0003 |
44,579 |
42 |
0,0003 |
43,961 |
43 |
0,0003 |
43,329 |
44 |
0,0004 |
42,678 |
45 |
0,0004 |
42,014 |
46 |
0,0005 |
41,335 |
47 |
0,0006 |
40,633 |
48 |
0,0006 |
39,918 |
49 |
0,0007 |
39,197 |
50 |
0,0008 |
38,455 |
51 |
0,0009 |
37,689 |
52 |
0,0010 |
36,902 |
53 |
0,0012 |
36,096 |
54 |
0,0013 |
35,278 |
55 |
0,0015 |
34,435 |
56 |
0,0017 |
33,580 |
57 |
0,0019 |
32,701 |
58 |
0,0022 |
31,808 |
59 |
0,0024 |
30,891 |
60 |
0,0027 |
29,954 |
61 |
0,0031 |
29,006 |
62 |
0,0035 |
28,029 |
63 |
0,0039 |
27,031 |
64 |
0,0044 |
26,006 |
65 |
0,0050 |
25,003 |
66 |
0,0057 |
24,008 |
67 |
0,0064 |
22,970 |
68 |
0,0073 |
21,905 |
69 |
0,0083 |
20,948 |
70 |
0,0094 |
20,157 |
71 |
0,0107 |
19,415 |
72 |
0,0122 |
18,668 |
73 |
n.v.t. |
17,916 |
74 |
n.v.t. |
17,160 |
75 |
n.v.t. |
16,402 |
76 |
n.v.t. |
15,643 |
77 |
n.v.t. |
14,884 |
78 |
n.v.t. |
14,129 |
79 |
n.v.t. |
13,379 |
80 |
n.v.t. |
12,635 |
81 |
n.v.t. |
11,903 |
82 |
n.v.t. |
11,182 |
83 |
n.v.t. |
10,476 |
84 |
n.v.t. |
9,788 |
85 |
n.v.t. |
9,123 |
86 |
n.v.t. |
8,481 |
87 |
n.v.t. |
7,864 |
88 |
n.v.t. |
7,274 |
89 |
n.v.t. |
6,715 |
90 |
n.v.t. |
6,190 |
91 |
n.v.t. |
5,698 |
92 |
n.v.t. |
5,237 |
93 |
n.v.t. |
4,811 |
94 |
n.v.t. |
4,421 |
95 |
n.v.t. |
4,061 |
96 |
n.v.t. |
3,732 |
97 |
n.v.t. |
3,433 |
98 |
n.v.t. |
3,163 |
99 |
n.v.t. |
2,921 |
100 |
n.v.t. |
2,705 |
3. Bij artikel 3.1 lid 1 onder c van dit reglement: de risicopremie voor premievrije voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA.
Toelichting: De risicopremie voor premievrije voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA. De risicopremie is gelijk aan onderstaand percentage vermenigvuldigd met ofwel de premie volgens de premiestaffel (bij opbouw- of totaalpakket) ofwel de risicopremie voor partnerpensioen (bij alleen risicopakket).
Leeftijdsklasse |
Opslag |
---|---|
15 t/m 19 |
0,0 |
20 t/m 24 |
0,0 |
25 t/m 29 |
0,1 |
30 t/m 34 |
0,1 |
35 t/m 39 |
0,2 |
40 t/m 44 |
0,2 |
45 t/m 49 |
0,2 |
50 t/m 54 |
0,3 |
55 t/m 59 |
0,3 |
60 t/m 64 |
0,1 |
65 |
0,0 |
6. Bij artikel 4.1 lid 3 van dit reglement: Asset allocatie op basis van horizon. En bij artikel 4.3 lid 1 van dit reglement: beheerkosten in verband met de belegging van het verworven pensioenkapitaal.
Hori- zon |
Aandelen Ontwikkel de markten |
Aandelen Opko- mende Markten |
Vastgoed |
Grond- stoffen |
Bedrijfs- obligaties |
Staats- obligaties |
Index- leningen |
Beheer- tarief bruto (jaarbasis) |
Kortings- percentage* |
Beheer- tarief netto (jaarbasis) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
0 |
18,00% |
6,00% |
4,50% |
1,50% |
10,00% |
48,00% |
12,00% |
0,263% |
73,95% |
0,069% |
1 |
21,00% |
7,00% |
5,25% |
1,75% |
10,00% |
44,00% |
11,00% |
0,279% |
73,95% |
0,073% |
2 |
23,40% |
7,80% |
5,85% |
1,95% |
10,00% |
40,80% |
10,20% |
0,291% |
73,95% |
0,076% |
3 |
25,80% |
8,60% |
6,45% |
2,15% |
10,00% |
37,60% |
9,40% |
0,303% |
73,95% |
0,079% |
4 |
28,20% |
9,40% |
7,05% |
2,35% |
10,00% |
34,40% |
8,60% |
0,316% |
73,95% |
0,082% |
5 |
30,00% |
10,00% |
7,50% |
2,50% |
10,00% |
32,00% |
8,00% |
0,325% |
73,95% |
0,085% |
6 |
31,80% |
10,60% |
7,95% |
2,65% |
10,00% |
29,60% |
7,40% |
0,334% |
73,95% |
0,087% |
7 |
33,60% |
11,20% |
8,40% |
2,80% |
10,00% |
27,20% |
6,80% |
0,344% |
73,95% |
0,090% |
8 |
34,80% |
11,60% |
8,70% |
2,90% |
10,00% |
25,60% |
6,40% |
0,350% |
73,95% |
0,091% |
9 |
36,00% |
12,00% |
9,00% |
3,00% |
10,00% |
24,00% |
6,00% |
0,356% |
73,95% |
0,093% |
10 |
37,20% |
12,40% |
9,30% |
3,10% |
10,00% |
22,40% |
5,60% |
0,362% |
73,95% |
0,094% |
11 |
38,40% |
12,80% |
9,60% |
3,20% |
10,00% |
20,80% |
5,20% |
0,368% |
73,95% |
0,096% |
12 |
39,60% |
13,20% |
9,90% |
3,30% |
10,00% |
19,20% |
4,80% |
0,375% |
73,95% |
0,098% |
13 |
40,20% |
13,40% |
10,05% |
3,35% |
10,00% |
18,40% |
4,60% |
0,378% |
73,95% |
0,098% |
14 |
40,80% |
13,60% |
10,20% |
3,40% |
10,00% |
17,60% |
4,40% |
0,381% |
73,95% |
0,099% |
15 |
42,00% |
14,00% |
10,50% |
3,50% |
10,00% |
16,00% |
4,00% |
0,387% |
73,95% |
0,101% |
16 |
42,60% |
14,20% |
10,65% |
3,55% |
10,00% |
15,20% |
3,80% |
0,390% |
73,95% |
0,102% |
17 |
43,20% |
14,40% |
10,80% |
3,60% |
10,00% |
14,40% |
3,60% |
0,393% |
73,95% |
0,102% |
18 |
43,80% |
14,60% |
10,95% |
3,65% |
10,00% |
13,60% |
3,40% |
0,396% |
73,95% |
0,103% |
19 |
43,80% |
14,60% |
10,95% |
3,65% |
10,00% |
13,60% |
3,40% |
0,396% |
73,95% |
0,103% |
20 |
44,40% |
14,80% |
11,10% |
3,70% |
10,00% |
12,80% |
3,20% |
0,399% |
73,95% |
0,104% |
21 |
45,00% |
15,00% |
11,25% |
3,75% |
10,00% |
12,00% |
3,00% |
0,403% |
73,95% |
0,105% |
22 |
45,00% |
15,00% |
11,25% |
3,75% |
10,00% |
12,00% |
3,00% |
0,403% |
73,95% |
0,105% |
23 |
45,60% |
15,20% |
11,40% |
3,80% |
10,00% |
11,20% |
2,80% |
0,406% |
73,95% |
0,106% |
24 |
45,60% |
15,20% |
11,40% |
3,80% |
10,00% |
11,20% |
2,80% |
0,406% |
73,95% |
0,106% |
25 |
46,20% |
15,40% |
11,55% |
3,85% |
10,00% |
10,40% |
2,60% |
0,409% |
73,95% |
0,106% |
26 |
46,20% |
15,40% |
11,55% |
3,85% |
10,00% |
10,40% |
2,60% |
0,409% |
73,95% |
0,106% |
27 |
46,80% |
15,60% |
11,70% |
3,90% |
10,00% |
9,60% |
2,40% |
0,412% |
73,95% |
0,107% |
28 |
46,80% |
15,60% |
11,70% |
3,90% |
10,00% |
9,60% |
2,40% |
0,412% |
73,95% |
0,107% |
29 |
46,80% |
15,60% |
11,70% |
3,90% |
10,00% |
9,60% |
2,40% |
0,412% |
73,95% |
0,107% |
30 |
46,80% |
15,60% |
11,70% |
3,90% |
10,00% |
9,60% |
2,40% |
0,412% |
73,95% |
0,107% |
31 |
47,40% |
15,80% |
11,85% |
3,95% |
10,00% |
8,80% |
2,20% |
0,415% |
73,95% |
0,108% |
32 |
47,40% |
15,80% |
11,85% |
3,95% |
10,00% |
8,80% |
2,20% |
0,415% |
73,95% |
0,108% |
33 |
47,40% |
15,80% |
11,85% |
3,95% |
10,00% |
8,80% |
2,20% |
0,415% |
73,95% |
0,108% |
34 |
47,40% |
15,80% |
11,85% |
3,95% |
10,00% |
8,80% |
2,20% |
0,415% |
73,95% |
0,108% |
35 |
47,40% |
15,80% |
11,85% |
3,95% |
10,00% |
8,80% |
2,20% |
0,415% |
73,95% |
0,108% |
36 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
37 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
38 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
39 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
40 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
41 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
42 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
43 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
44 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
45 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
46 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
47 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
48 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
49 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
50 |
48,00% |
16,00% |
12,00% |
4,00% |
10,00% |
8,00% |
2,00% |
0,418% |
73,95% |
0,109% |
* ABP ontvangt een korting op de beheertarieven afhankelijk van onder meer de ontwikkeling van het belegd vermogen. De korting over een maand wordt na afloop van die maand vastgesteld. Op de beheerkosten voor de belegging van het nettopensioenkapitaal wordt dezelfde korting toegepast (netto beheertarief). In bovenstaand schema is een verwacht kortingspercentage voor 2018 opgenomen, dat berekend is op basis van de beleggingsmix van oktober 2017 en het daarbij horend belegd vermogen van € 409,0 miljard. Bij de daadwerkelijke aftrek van de netto beheertarieven op het pensioenkapitaal in een maand wordt rekening gehouden met het kortingspercentage over die maand.
7. Bij artikel 5.3 van dit reglement: factoren voor omzetting.
Factoren voor omzetting
Aanwendfactoren omzetting bijeen gespaard kapitaal bij einde deelneming en pensionering.
Leeftijd |
Factor |
Leeftijd |
Factor |
Leeftijd |
Factor |
Leeftijd |
Factor |
Leeftijd |
Factor |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
21 |
8,324 |
31 |
10,578 |
41 |
13,296 |
51 |
16,352 |
61 |
19,691 |
22 |
8,528 |
32 |
10,829 |
42 |
13,591 |
52 |
16,674 |
62 |
20,023 |
23 |
8,737 |
33 |
11,086 |
43 |
13,886 |
53 |
17,000 |
63 |
20,346 |
24 |
8,950 |
34 |
11,347 |
44 |
14,186 |
54 |
17,331 |
64 |
20,661 |
25 |
9,168 |
35 |
11,613 |
45 |
14,486 |
55 |
17,664 |
65 |
21,084 |
26 |
9,391 |
36 |
11,883 |
46 |
14,789 |
56 |
18,001 |
||
27 |
9,619 |
37 |
12,158 |
47 |
15,095 |
57 |
18,339 |
||
28 |
9,851 |
38 |
12,437 |
48 |
15,405 |
58 |
18,680 |
||
29 |
10,088 |
39 |
12,720 |
49 |
15,717 |
59 |
19,019 |
||
30 |
10,331 |
40 |
13,006 |
50 |
16,032 |
60 |
19,356 |
Uitruilfactoren ouderdomspensioen in kapitaalgedekt partnerpensioen en vice versa bij pensionering.
Uitruil |
Factor |
|
---|---|---|
Van PP naar OP68 |
0,241 |
Uitruil van 1 euro PP2018 leidt tot een verhoging van het OP op 68 jaar met 0,241 euro |
Van OP68 naar PP |
0,297 |
Uitruil van 1 euro PP2018 leidt tot een verlaging van het OP op 68 jaar met 0,297 euro |
8. Bij artikel 5.5 lid 1 onder a van dit reglement: nettofactor.
De nettofactor is 100% -/- belastingtarief hoogste belastingschijf.
De nettofactor is met ingang van 1 januari 2018 vastgesteld op 48,05%.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-72434.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.