Kennisgeving van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 december 2017, nr. WJZ/17190949, ingevolge artikel 2.19, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt bekend:

De gelijkwaardige praktijken, bedoeld in artikel 43, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, waaraan landbouwers kunnen deelnemen zijn de volgende certificeringsregelingen:

  • het akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker,

  • het Veldleeuwerik-pakket, en

  • Vezelhennep.

In deze bekendmaking wordt verstaan onder:

deelnemer:

de landbouwer die deelneemt aan een certificeringsregeling, zich daarvoor inschrijft bij de instantie die het certificaat beheert en in de Gecombineerde Opgave aangeeft dat hij de vergroeningsverplichtingen invult door middel van het betreffende certificaat.

uitvoeringsregeling:

Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.

EA:

ecologisch aandachtsgebied

minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Het akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker

1. Algemene voorwaarden

1.1.

Een landbouwer die gebruik maakt van dit certificaat vult zijn verplichtingen met betrekking tot het ecologisch aandachtsgebied (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven verplichte maatregelen en zo nodig aangevuld met de facultatieve maatregelen.

1.2.

De deelnemer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen ‘gewasdiversificatie’ en ‘blijvend grasland’ aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte maatregelen

2.1.

De voor iedere deelnemer verplichte maatregel bestaat uit het beheren van randen of stroken op de velden voor in het wild levende diersoorten of specifieke fauna. Deze randen of stroken liggen op of grenzen aan bouwland en:

  • a. maken ten minste 30 procent uit van de gewogen oppervlakte van de EA verplichting van de deelnemer;

  • b. zijn voor 15 mei van het aanvraagjaar ingezaaid met een mengsel van met name kruidachtigen, eventueel aangevuld met granen of gras, ter bevordering van de biodiversiteit;

  • c. zijn ten minste 3 meter breed en worden als EA aangemerkt tot een breedte van maximaal 20 meter;

  • d. worden niet bemest en er worden geen gewasbeschermingsmiddelen op toegepast;

  • e. blijven in de winterperiode voor ten minste 50 procent van de oppervlakte in stand. Dit betekent dat op ten minste 50 procent van de randen of stroken vegetatie van het ingezaaide mengsel aanwezig is gedurende de periode 1 oktober van het aanvraagjaar tot ten minste 1 februari van het jaar volgend op het aanvraagjaar, en

  • f. tellen mee voor de EA-verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

2.2.

Voor de bepaling of de rand of strook grenst aan bouwland is artikel 2.17, zesde lid, van de uitvoeringsregeling van toepassing.

3. Facultatieve maatregelen

3.1.1.

De beheerde randen of stroken kunnen uitsluitend worden aangevuld met, naar keuze van de landbouwer, één of meer van de volgende elementen of maatregelen:

  • a. onbeheerde akkerranden en bufferstroken van minimaal 1 meter breed, stikstofbindende gewassen, vanggewassen, heggen, houtwallen en bomen in rij, geïsoleerde bomen, boomgroepen in het veld, stroken subsidiabele hectaren langs bosranden van minimaal 1 meter breed waarop geen productie plaats vindt en vijvers als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onderdelen a, c, d, e, f, g, h en i van de uitvoeringsregeling;

  • b. aan de randen of stroken grenzende natuurvriendelijke oevers, of

  • c. aan de randen, stroken of natuurvriendelijke oevers grenzende sloten.

3.1.2.

  • 1. Als in 3.1.1, onderdeel c, bedoelde sloten worden aangemerkt:

    een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water van minimaal 1 meter breed, gemeten van insteek tot insteek, alsmede de bijbehorende bodem en oevers.

  • 2. Deze sloten hebben een minimale lengte van 10 meter.

  • 3. Deze sloten worden tot een breedte van maximaal 10 meter aangemerkt als EA.

3.1.3.

  • 1. De in 3.1.1, onderdeel b, bedoelde natuurvriendelijke oever bestaat uit een aaneengesloten oever langs een bestaande waterloop, in de vorm van een plas- of drasberm of flauw talud (minimaal 1:3) met een begroeiing van inheemse planten.

  • 2. De natuurvriendelijke oever heeft een breedte van tenminste 3 meter en maximaal 10 meter en heeft een minimale lengte van 25 meter.

  • 3. De natuurvriendelijke oever wordt het gehele jaar in stand gehouden.

3.2.

  • 1. Op de elementen, bedoeld in 3.1.1. onderdeel a, is artikel 2.17, leden 2 tot en met 9, van de uitvoeringsregeling van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De natuurvriendelijke oevers, bedoeld in 3.1.1., onderdeel b, tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

  • 3. De sloten, bedoeld in 3.1.1., onderdeel c, tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 2, en een omzettingsfactor van 5 m2 per meter lengte.

3.3.

Voor alle stikstofbindende gewassen en vanggewassen gelden, onverminderd artikel 2.17, eerste lid, onderdelen c en d, van de uitvoeringsregeling, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. het toepassen van irrigatie is niet toegestaan, en

  • b. eenzelfde gewas wordt niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats ingezaaid.

4. Aanvraag certificaat

Het certificaat akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker kan worden aangevraagd bij de minister met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

Veldleeuwerik pakket

1. Algemene voorwaarden

1.1.

Een landbouwer die gebruik maakt van dit certificaat vult zijn verplichtingen met betrekking tot het ecologisch aandachtsgebied (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven maatregelen.

1.2.

De deelnemer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen ‘gewasdiversificatie’ en ‘blijvend grasland’ aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte voorwaarden

Een deelnemer aan deze certificeringsregeling:

  • a. beschikt jaarlijks over een extern goedgekeurd duurzaamheidsplan. Dit is een plan voor een individueel bedrijf of een plan voor meerdere bedrijven.

  • b. toont continue verbetering van zijn bedrijfsvoering door het jaarlijks bijwerken van het duurzaamheidsprofiel.

3. Maatregelen

3.1.1.

De landbouwer vult zijn EA in met één of meerdere van de volgende maatregelen:

  • a. beheerde randen of stroken;

  • b. onbeheerde akkerranden en bufferstroken van minimaal 1 meter breed, stikstofbindende gewassen, vanggewassen, heggen, houtwallen en bomen in rij, geïsoleerde bomen, boomgroepen in het veld, stroken subsidiabele hectaren langs bosranden van minimaal 1 meter breed waarop geen productie plaats vindt en vijvers als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onderdelen a, c, d, e, f, g, en h en i van de uitvoeringsregeling;

  • c. aan randen of stroken grenzende natuurvriendelijke oevers, of

  • d. aan randen, stroken of natuurvriendelijke oevers grenzende sloten.

3.1.2.

De in 3.1.1, onderdeel a, bedoelde beheerde akkerranden of bufferstroken liggen op of grenzen aan bouwland en:

  • a. zijn tenminste 1 meter breed en worden als EA aangemerkt tot een breedte van maximaal 20 meter;

  • b. zijn voor 15 mei van het aanvraagjaar ingezaaid met een mengsel van met name kruid- en/of bloemachtige soorten, eventueel aangevuld met granen of gras, ter bevordering van de biodiversiteit;

  • c. worden niet bemest;

  • d. er worden geen gewasbeschermingsmiddelen op toegepast, met uitzondering van pleksgewijze, mechanische, onkruidbestrijding of lokale gewasbescherming middels een rugspuit;

  • e. worden tenminste een keer per jaar gemaaid, voor 1 oktober, en tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5, en

  • f. voor de bepaling of de rand of strook grenst aan bouwland is artikel 2.17, zesde lid van de uitvoeringsregeling van overeenkomstige toepassing.

3.1.3.

  • 1. De in 3.1.1, onderdeel c, bedoelde natuurvriendelijke oever bestaat uit een aaneengesloten oever langs een bestaande waterloop, in de vorm van een plas- of drasberm of flauw talud (minimaal 1:3) met een begroeiing van inheemse planten.

  • 2. De natuurvriendelijke oever heeft een breedte van tenminste 3 meter en maximaal 10 meter en heeft een minimale lengte van 25 meter.

  • 3. De natuurvriendelijke oever wordt het gehele jaar in stand gehouden.

3.1.4.

  • 1. Als in 3.1.1, onderdeel d, bedoelde sloten worden aangemerkt: een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water van minimaal 1 meter breed gemeten van insteek tot insteek, alsmede de bijbehorende bodem en oevers.

  • 2. Deze sloten hebben een minimale lengte van 10 meter.

  • 3. Deze sloten worden tot een breedte van maximaal 10 meter aangemerkt als EA.

3.2

Voor alle stikstofbindende gewassen en vanggewassen gelden, onverminderd artikel 2.17, eerste lid, onderdelen c en d, van de uitvoeringsregeling, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. het toepassen van irrigatie is niet toegestaan, en

  • b. eenzelfde gewas wordt niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats ingezaaid.

3.3

  • 1. In afwijking van de voorwaarden in bijlage 2, behorend bij de uitvoeringsregeling, bedraagt de minimale teeltperiode voor de vanggewassen 8 weken op voorwaarde dat:

    • a. het vanggewas wordt ingezaaid op kleigrond, en

    • b. de landbouwer een aanvullende EA realiseert die overeenkomt met 20% van het areaal vanggewas dat hij inzet in het kader van de 5% EA-verplichting. Voor deze aanvullende EA-verplichting kiest de landbouwer voor beheerde randen of stroken, voor stikstofbindende gewassen en/of vanggewassen.

  • 2. Wanneer een vanggewas tenminste 10 weken op het perceel aanwezig is, of wanneer het gaat om vanggewassen na de teelt van vlas of hennep op hetzelfde areaal in hetzelfde jaar van aanvraag, of om vanggewassen ten behoeve van de bestrijding van aaltjes, zijn de aanvullende voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing.

3.4.

  • 1. Op de elementen uit 3.1.1. onderdeel b, is artikel 2.17, leden 2 tot en met 9, van de uitvoeringsregeling van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De natuurvriendelijke oevers, bedoeld in 3.1.1., onderdeel c, tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

  • 3. De sloten, bedoeld in 3.1.1., onderdeel d, tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 2, en een omzettingsfactor van 5 m2 per meter lengte.

4. Aanvraag certificaat

4.1.

Het certificaat Veldleeuwerik pakket kan worden aangevraagd bij de Stichting Veldleeuwerik.

Vezelhennep

1. Algemene Voorwaarden

1.1.

De landbouwer die gebruik maakt van het certificaat, vult zijn verplichtingen met betrekking tot het ecologisch aandachtsgebied (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven maatregelen.

1.2.

De landbouwer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen ‘gewasdiversificatie’ en ‘blijvend grasland’ aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte maatregelen

2.1.

  • 1. Voorafgaand aan de teelt sluit de deelnemer voor de productie en levering van de betreffende oppervlakte hennep een overeenkomst met een verwerker van vezelhennep die is aangesloten bij Vlas en Hennep.NL.

  • 2. De overeenkomst is uiterlijk op de uiterste dag voor de indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2., derde lid, van de uitvoeringsregeling, door beide partijen ondertekend.

2.2.

  • 1. In de overeenkomst ligt vast dat de teelt plaatsvindt binnen het kader van het Duurzaamheidscertificaat Vezelhennep met het oog op de winning van hernieuwbare grondstoffen.

  • 2. De landbouwer bewaart de schriftelijke overeenkomst gedurende 5 jaar in zijn administratie.

2.3.

De landbouwer verleent RVO.nl of Vlas en Hennep.NL toestemming om bij de verwerker de gegevens van de overeenkomst op te vragen voor de controle op de naleving van de voorwaarden.

2.4.

Op de percelen waarop de hennep wordt geteeld, worden tussen het moment van zaaien en het moment van oogsten geen gewasbeschermingsmiddelen toegepast.

2.5.

In de in 2.4 genoemde periode:

  • a. worden op het betreffende perceel geen teeltwerkzaamheden verricht, en

  • b. vindt geen irrigatie plaats.

2.6.

De hennep wordt geteeld op percelen waarop in het voorgaande jaar geen hennep is geteeld.

2.7.

De hennep voldoet aan de voorwaarden van artikel 17, zevende lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, en artikel 32, zesde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2.8.

De hennep telt mee voor de EA-verplichting met een wegingsfactor van 0,3.

2.9

De hennepteelt maakt ten minste 50% uit van de gewogen oppervlakte van de EA verplichting van de deelnemer.

3. Facultatieve maatregelen

3.1

De hennepteelt kan uitsluitend worden aangevuld met vanggewassen als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d van de uitvoeringsregeling.

3.2

Op de elementen uit 3.1 zijn de leden 2 en 4 van artikel 2.17, van de uitvoeringsregeling eveneens van toepassing.

3.3.

Voor vanggewassen gelden, onverminderd artikel 2.17 eerste lid, onderdeel d, van de uitvoeringsregeling, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. irrigatie is niet toegestaan, en

  • b. eenzelfde gewas wordt niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats ingezaaid.

4. Aanvraag certificaat

Het duurzaamheidscertificaat vezelhennep kan worden aangevraagd bij Vlas en Hennep.NL of bij een door Vlas en Hennep.NL aangewezen instantie.

’s-Gravenhage, 9 december 2017

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

In plaats van te voldoen aan de generieke vereisten van gewasdiversificatie, instandhouding blijvend grasland en aanwezigheid van ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in artikel 43, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, kunnen landbouwers ook gelijkwaardige praktijken in acht nemen. Dit zijn milieucertificeringsregelingen waarin gelijkwaardige, en voor een deel gelijke, praktijken zijn opgenomen.

Zoals bepaald in artikel 2.19 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (hierna: de uitvoeringsregeling) maakt de minister de certificeringsregelingen bekend die in overeenstemming zijn met artikel 43, derde lid, aanhef en onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 alsmede beantwoorden aan artikel 43, zevende lid, tweede volzin, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

Middels deze kennisgeving maakt de minister bekend welke certificeringsregelingen in Nederland vanaf aanvraagjaar 2018 gebruikt kunnen worden als bovengenoemde gelijkwaardige prakijken. Het betreft:

  • het akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker;

  • het Veldleeuwerik pakket, en

  • het duurzaamheidscertificaat Vezelhennep

Het betreft regelingen die ook in 2017 waren opengesteld. Deze bestaande certificeringsregelingen worden met ingang van aanvraagjaar 2018 op een aantal punten aangepast. Het gaat om een aantal wijzigingen die worden doorgevoerd op verzoek van de beheerders van de certificaten. Daarnaast zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in verband met wijzigingen die met wijzigingsverordening (EU) 2017/11551 zijn doorgevoerd in de gedelegeerde verordening (EU) nr. 639/2014,

In deze kennisgeving staan alle voorwaarden vermeld waaraan de deelnemers van de drie certificeringsregelingen met ingang van aanvraagjaar 2018 moeten voldoen. In de volgende onderdelen van de toelichting wordt ingegaan op de wijzigingen ten opzichte van 2017.

Het akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker

Onderdeel 2.1.c over de breedte-eisen van akkerranden is aangepast aan de nieuwe normen die gelden volgens de standaard vergroeningspraktijken, zoals vermeld in de aangepaste verordening (EU) nr. 639/2014. De eis dat randen niet breder mogen zijn dan 20 meter, is komen te vervallen. Voortaan worden randen en stroken aangemerkt als ecologisch aandachtsgebied tot een breedte van maximaal 20 meter. De eis over de minimale breedte van de randen en stroken (ten minste 3 meter) blijft ongewijzigd.

Randen en stroken die grenzen aan bouwland mogen meetellen voor de vergroening. Voor de bepaling of de rand of strook grenst aan bouwland is artikel 2.17, zesde lid, van de uitvoeringsregeling van toepassing.

In onderdeel 3.1.1., subonderdeel a, zijn ter verduidelijking de verschillende landschapselementen die ingezet mogen worden binnen dit certificaat expliciet benoemd. Voortaan mogen ook subsidiabele hectaren langs bosranden van minimaal 1 meter breed als ecologisch aandachtsgebied worden opgegeven.

Onderdeel 3.1.2. is aangepast aan de nieuwe normen voor sloten die gelden volgens de standaardvergroeningspraktijken. Daarom vervalt de breedte-eis van maximaal 6 meter. Sloten worden voortaan tot een breedte van maximaal 10 meter aangemerkt als ecologisch aandachtsgebied.

Volgens de gewijzigde verordening (EU) nr. 639/2014 is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verboden op alle arealen met stikstofbindende gewassen en vanggewassen. Deze norm geldt voortaan ook voor de certificeringsregelingen (onderdeel 3.3). Binnen het akkerbouwstrokenpakket gold er al een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op arealen met luzerne, rode klaver, wikke, rolklaver, esparcette en vanggewassen. Alleen op arealen met lupine en veldbonen was het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegestaan. Deze uitzondering vervalt met ingang van aanvraagjaar 2018.

Voor wat betreft het gebruik van meststoffen worden voortaan eveneens de voorschriften van de standaard vergroeningspraktijken uit de uitvoeringsregeling overgenomen. Dit betekent dat het verbod op het gebruik van meststoffen op arealen met lupine en veldbonen vervalt en dat het verbod op het gebruik van meststoffen bij de teelt van soja van kracht blijft.

Het Veldleeuwerik pakket

Op verzoek van de Stichting Veldleeuwerik zijn de eisen die worden gesteld aan het duurzaamheidsplan (onderdeel 2) vereenvoudigd. Dit betekent dat de landbouwer, om in aanmerking te kunnen komen voor het certificaat, niet meer behoeft aan te tonen dat hij jaarlijks minimaal 4 acties uit het duurzaamheidsplan realiseert. Ook de verplichting om minimaal 8 bijeenkomsten bij te wonen, vervalt. Verduidelijkt is verder dat het voorgeschreven duurzaamheidsplan betrekking mag hebben op meerdere bedrijven.

Ook het Veldleeuwerik pakket is aangepast aan de recente gewijzigde normen voor de standaard vergroeningspraktijken volgens verordening (EU) nr. 639/2014. Dit betekent dat ook voor dit pakket:

  • akkerranden en bufferstroken voortaan tot een breedte van maximaal 20 meter als ecologisch aandachtsgebied worden aangemerkt (onderdeel 3.1.2.a)

  • de breedte-eis van 6 meter voor sloten vervalt (onderdeel 3.1.4) en dat deze voortaan tot een maximaal breedte van 10 meter worden aangemerkt als ecologisch aandachtsgebied.

  • het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor alle stikstofbindende gewassen en vanggewassen verboden wordt (onderdeel 3.2)

  • de specifieke normen voor meststoffen voor stikstofbindende gewassen in het certificaat komen te vervallen en dat voortaan hiervoor de eisen gelden uit de standaardvergroeningspraktijken. Bij soja blijft de toepassing van meststoffen, conform de uitvoeringsregeling, verboden.

Duurzaamheidscertificaat Vezelhennep

Aan dit certificaat is de mogelijkheid toegevoegd om de EA-verplichting in te vullen met vanggewassen. De EA verplichting moet ten minste voor 50% worden ingevuld met de teelt van vezelhennep.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2017/1155 van de Commissie van 15 februari 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 wat betreft de controlemaatregelen voor de hennepteelt, bepaalde voorschriften inzake de vergroeningsbetaling, de betaling voor jonge landbouwers die zeggenschap hebben over een rechtspersoon, de berekening van het bedrag per eenheid in het kader van de vrijwillig gekoppelde steun, de delen van betalingsrechten en bepaalde kennisgevingsvereisten voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling en de vrijwillige gekoppelde steun, en tot wijziging van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2017, L 167).

Naar boven