Bekendmaking aan de Rijnscheepvaart nr. 1/2017

22 november 2017

nr. IENM/BSK-2017/276128

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 1.22, eerste lid, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 en de op 31 mei 2017 aangenomen resolutie 2017-I (protocol 2017-I-9);

MAAKT BEKEND:

ARTIKEL I

Het Rijnvaartpolitiereglement 1995 wordt voor tijdelijke duur als volgt gewijzigd:

De werkingsduur van de voorschriften van tijdelijke aard, artikel 1.08, vijfde en zesde lid, artikel 7.01 vijfde lid, eerder vastgesteld bij protocol 2011-I-12 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en verlengd bij protocol 2014-I-10, alsmede artikel 4.07, derde lid, vastgesteld bij protocol 2014-I-12 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart wordt met ingang van 1 december 2017 verlengd tot en met 30 november 2020.

ARTIKEL II

Deze bekendmaking wordt aangehaald als: Bekendmaking aan de Rijnscheepvaart 1/2017.

Deze bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Op grond van artikel 1.22, eerste lid, Rijnvaartpolitiereglement 1995 is de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) bevoegd om voorschriften van tijdelijke aard vast te stellen. Deze voorschriften worden met een Bekendmaking aan de Rijnscheepvaart in de Staatscourant gepubliceerd.

Bij protocol 2017-I-9 heeft de CCR besloten om de werkingsduur van de tijdelijke voorschriften artikel 1.08, vijfde en zesde lid, en artikel 7.01, vijfde lid, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 nogmaals te verlengen dit keer tot en met 30 november 2020. Deze wijzigingen, met betrekking tot het gebruik van wegneembare of neerklapbare relingen en zwemvesten aan boord van binnenschepen, zijn door de CCR aangenomen bij resolutie nr. 2011-I-12 van 27 mei 2011 en maken deel uit van een pakket maatregelen om overboord vallen te voorkomen. Deze maatregelen waren aangenomen voor de duur van 3 jaar. Na drie jaar zou de CCR moeten besluiten om de werkingsduur van deze voorschriften al dan niet te verlengen. Deze tijd zou worden benut om het aantal ongevallen en verdrinkingen te monitoren en te bezien in hoeverre het aanbrengen van relingen daadwerkelijk een vermindering van het aantal ongevallen tot gevolg heeft gehad. Na een eerste verlenging met drie jaar bestaat de behoefte om deze voorschriften nogmaals met drie jaar te verlengen, ditmaal tot en met 30 november 2020.

Bij protocol 2014-I-12 heeft de CCR besloten om het, krachtens protocol 2013-II-16 met ingang van 1 december 2014 in werking te treden, artikel 4.07 van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 aan te vullen door aan het derde lid van dat artikel de verplichting toe te voegen dat Inland ECDIS-apparatuur en bijbehoren aan bijlage 1.10 van de Binnenvaartregeling dienen te voldoen. Deze verplichting gold met ingang van 1 december 2014 tot en met 30 november 2017 en wordt nu verlengd tot en met 30 november 2020.

Reeds enige tijd zijn voor Inland AIS alle vereisten gedefinieerd en is in een goedkeuringsprocedure voor Inland AIS-apparatuur voorzien. Voor Inland ECDIS in de hoogwaardige navigatiemodus is dit ook het geval. Voor de technisch eenvoudigere informatiemodus en voor een vergelijkbaar visualiseringssysteem zijn de vereisten nog niet vastgelegd. De minimumeisen aan Inland ECDIS-apparatuur in de informatiemodus en daarbij vergelijkbare visualiseringssystemen bij het gebruik van Inland AIS-gegevens aan boord van schepen zijn niet in het Rpr opgenomen maar als bijlage bij de Binnenvaartregeling. De reden hiervoor is dat het desbetreffende protocol 2014-I-12 niet voorziet in de bekendmaking van deze minimumeisen terwijl deze minimumeisen niet zonder een expliciet daartoe strekkend besluit van de CCR in het Rpr kunnen worden opgenomen.

Deze wijziging is een verlenging van een bestaande tijdelijke wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 en brengt geen nieuwe administratieve lasten met zich. Omdat het daarnaast één op één implementatie betreft van een besluit van de CCR is afgezien van internetconsultatie. Voorts treedt de verlenging overeenkomstig het besluit van de CCR in werking op 1 december 2017 en wijkt derhalve af van het stelsel van vaste verandermomenten.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven