Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 november 2017, nr. WJZ/17167909, houdende regels inzake de verlening van mandaat, volmacht en machtiging voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2017 (Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2017)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011;

Handelende met instemming van de Minister van Economische Zaken en Klimaat;

Gezien de schriftelijke instemming van de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Regio, de directeur Algemene Economische Politiek, de directeur Bedrijfsvoering, de directeur Europese en Internationale zaken, de directeur Financieel-Economische zaken, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de algemeen directeur Dienst ICT Uitvoering, de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. de secretaris-generaal:

de secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

c. de hoofden van dienst:
  • 1°. de directeur-generaal van Agro en Natuur;

  • 2°. de directeur Bureau Bestuursraad;

  • 3°. de directeur Communicatie;

  • 4°. de directeur Financieel-Economische Zaken;

  • 5°. de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

d. de P&O-aangelegenheden:

de aangelegenheden op het gebied van personeel, organisatie en formatie en het daarmee samenhangende budget;

e. BBRA:

Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

f. het ARAR:

het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 2

De organisatie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel 3

  • 1. Mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit heeft geen betrekking op:

    • a. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling met betrekking waartoe een wettelijk voorschrift zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;

    • b. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet.

  • 2. Aangelegenheden waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet zijn in ieder geval:

    • a. beslissingen omtrent politieke beleidswijzigingen en omtrent de uitbreiding of beperking van de bemoeienissen van de minister;

    • b. het vaststellen van ministeriële regelingen en beleidsregels, met uitzondering van ministeriële regelingen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, en beleidsregels als bedoeld in artikel 5, vierde lid;

    • c. delegatie van bevoegdheden;

    • d. het beslissen op een bezwaarschrift tegen een besluit dat door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal is genomen;

    • e. aangelegenheden met betrekking tot de secretaris-generaal.

  • 3. Mandaat, volmacht en machtiging in de zin van dit besluit heeft voorts geen betrekking op het afdoen van stukken bestemd voor:

    • a. de Koning en het Kabinet van de Koning;

    • b. de raad van ministers of de daaruit gevormde vaste colleges;

    • c. een minister of een staatssecretaris;

    • d. de voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit een van die kamers gevormde commissie;

    • e. de Raad van State, behoudens voor zover het betreft bestuursrechtelijke procedures of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

    • f. de Algemene Rekenkamer behoudens voor zover het betreft gevraagde inlichtingen of gedane verzoeken of het aanbieden van documenten van louter informatieve aard;

    • g. een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges;

    • h. autoriteiten in binnen- of buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een minister.

§ 2. Mandaat aan ondergeschikten

§ 2.1 Mandaat, volmacht en machtiging

Artikel 4
  • 1. Aan de secretaris-generaal wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

    • a. aangelegenheden op het gebied van de ambtelijke leiding van al hetgeen het Ministerie betreft, zoals nader omschreven in de toelichting bij het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal (Stb. 1988, 499);

    • b. het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in de artikel 31a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 5.2 van de Wet dieren en het nemen van besluiten die noodzakelijk zijn ter uitvoering van Europese verordeningen op het gebied van het Europese Visserijbeleid;

    • c. het vaststellen van circulaires, met uitzondering van circulaires die naar het oordeel van de secretaris-generaal door een hoofd van dienst moeten worden vastgesteld;

    • d. het vaststellen van de werkterreinen van de hoofden van dienst;

    • e. aangelegenheden op het werkterrein van de hoofden van dienst:

      • 1°. ten aanzien waarvan de secretaris-generaal in een incidenteel geval aan een hoofd van dienst mededeling heeft gedaan dat zij door hem zullen worden behandeld of;

      • 2°. die door een hoofd van dienst aan de secretaris-generaal ter afhandeling worden voorgelegd, tenzij zij naar het oordeel van de secretaris-generaal door een ander hoofd van dienst moeten worden behandeld;

    • f. het verkennen van de inrichting en de opbouw van nieuwe organisatieonderdelen binnen het ministerie;

    • g. aangelegenheden op het gebied van de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;

    • h. het uitoefenen van de bevoegdheden van de minister inzake benoeming, goedkeuring van benoemingen, schorsing, ontslag en vergoeding van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen, zelfstandige bestuursorganen en colleges, voor zover daarvoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan een hoofd van dienst;

    • i. aangelegenheden op het gebied van personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering, voor zover niet vallend onder het werkterrein van een hoofd van dienst;

    • j. aangelegenheden op het gebied van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften;

    • k. aangelegenheden op het gebied van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;

    • l. aangelegenheden op het gebied van de Wet bescherming persoonsgegevens, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst of voor zover niet binnen een redelijke termijn te achterhalen is welk hoofd van dienst verantwoordelijke is;

    • m. het optreden als Chief Information Officer (CIO) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door onder meer het voorzitten van de LNV CIO-raad en het binnen het Ministerie beheren van het portfolio op het gebied van informatievoorziening en sturen op de naleving van (inter)departementale kaders;

    • n. het voeren van de regie over de aanpak van regionale knelpunten en het sluiten van regio deals en de in het kader daarvan aan te wenden financiële middelen;

    • o. het vervullen van de bestuurlijke contactfunctie voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met regionale sleutelfiguren in geval van het uitbreken van een crisis;

    • p. de algemene coördinatie van de belangen, het beleid en de activiteiten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake Caribisch Nederland, inclusief algemeen bestuurlijke taken;

    • q. het in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken aanwijzen van functies die de mogelijkheid bieden de nationale veiligheid te schaden als vertrouwensfuncties.

  • 2. Tot de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, behoren in ieder geval:

    • a. het vaststellen van de organisatie en formatie van de diensten, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdelen 1° tot en met 5°;

    • b. het vaststellen van de apparaatskosten van de diensten;

    • c. het vaststellen van interne circulaires;

    • d. beslissingen op bezwaarschriften inzake personeelsaangelegenheden voor zover daarvoor geen mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;

    • e. personeelsaangelegenheden met betrekking tot de hoofden van dienst;

    • f. het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen ten aanzien van medewerkers voor wie salarisschaal 15 of hoger van bijlage B van het BBRA geldt, respectievelijk kandidaten voor functies waarvoor die salarisschalen gelden, betreffende:

      • 1°. het aanstellen in vaste of tijdelijke dienst en het beëindigen van vaste of tijdelijke aanstellingen;

      • 2°. het bevorderen naar een hogere salarisschaal;

      • 3°. het verlenen van buitengewoon verlof ten behoeve van het vervullen van een functie bij een internationale volkenrechtelijke organisatie op grond van artikel 34 van het ARAR;

      • 4°. het opdragen van een andere functie op basis van artikel 57 van het ARAR;

      • 5°. het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden op basis van artikel 58 van het ARAR;

      • 6°. het toekennen van een terugkeergarantie, al dan niet op grond van sociaal flankerend beleid;

      • 7°. het toekennen van financiële tegemoetkomingen op grond van sociaal flankerend beleid;

      • 8°. het toekennen van schadeloosstellingen boven een bedrag van € 10.000 op grond van artikel 69 van het ARAR;

      • 9°. het opleggen van disciplinaire straffen op grond van artikel 81 van het ARAR;

      • 10°. het schorsen op grond van artikel 91 van het ARAR;

      • 11°. het verminderen van bezoldiging tijdens schorsing op basis van artikel 92 van het ARAR.

Artikel 5
  • 1. Aan de hoofden van dienst wordt, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden op zijn werkterrein, als bedoeld in de bijlage van dit besluit, met uitzondering van aangelegenheden waarvoor mandaat, volmacht en machtiging is verleend aan de secretaris-generaal of aan een ander hoofd van dienst.

  • 2. Aan de hoofden van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdelen 1° en 5°, wordt, ieder voor zich, mandaat, volmacht en machtiging verleend voor de P&O-aangelegenheden van zijn dienst.

  • 3. Aan het hoofd van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdeel 1°, wordt, voor zijn werkterrein, mandaat en machtiging verleend voor aangelegenheden inzake de benoeming, ontslag en vergoeding van leden van adviescommissies ter zake van subsidieverlening.

  • 4. Aan het hoofd van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdeel 1°, wordt mandaat en machtiging verleend inzake de benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van de leden en de secretaris van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

  • 5. Aan het hoofd van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdeel 1°, wordt tevens mandaat en machtiging verleend voor het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in de artikel 31a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 5.2 van de Wet dieren en het nemen van besluiten die noodzakelijk zijn ter uitvoering van Europese verordeningen op het gebied van het Europese Visserijbeleid.

  • 6. Aan het hoofd van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdeel 5°, wordt op zijn werkterrein, mandaat en machtiging verleend voor het vaststellen van beleidsregels.

Artikel 6

Aan de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van niet op personeelsaangelegenheden betrekking hebbende bezwaar- en beroepschriften op zijn werkterrein, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep, tegen besluiten die in mandaat zijn genomen of behandeld door hem of door onder hem ressorterende medewerkers.

§ 2.2 Instructies

Artikel 7

Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

  • a. ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;

  • b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie;

  • c. artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ.

Artikel 8

Het krachtens mandaat, volmacht of machtiging ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

namens deze:

(handtekening)

(naam functionaris)

(functie)

§ 2.3 Ondermandaat

Artikel 9
  • 1. De secretaris-generaal kan aan een hoofd van dienst binnen diens werkterrein ondermandaat en machtiging verlenen voor benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van ambtenaren en andere personen in organen van rechtspersonen, zelfstandige bestuursorganen en colleges.

  • 2. De secretaris-generaal kan tevens ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan functionarissen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het verkennen van de inrichting en de opbouw van nieuwe organisatieonderdelen binnen het ministerie.

  • 3. De secretaris-generaal kan voorts aan een hoofd van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdelen 1° en 5°, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor P&O-aangelegenheden van zijn dienst, waarvoor de secretaris-generaal krachtens dit besluit mandaat, volmacht en machtiging heeft verkregen.

Artikel 10
  • 1. De hoofden van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdelen 1° en 5° kunnen, ieder voor zijn werkterrein, voor aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, en 6, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan hun plaatsvervangers, en wat het werkterrein van ondergeschikte organisatieonderdelen of functionarissen betreft, aan de hoofden van die onderdelen of aan die functionarissen en aan hun plaatsvervangers.

  • 2. De hoofden van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdelen 1° en 5°, kunnen, ieder voor zich, voor P&O-aangelegenheden van hun dienst, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan de onder hem ressorterende medewerkers.

  • 3. Voor de hoofden van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdelen 1° en 5°, geldt tevens dat voor P&O-aangelegenheden, geen ondermandaat, volmacht en machtiging mag worden verleend voor de volgende aangelegenheden:

    • a. het aanstellen in vaste of tijdelijke dienst of het beëindigen van vaste of tijdelijke aanstellingen;

    • b. het verlenen van buitengewoon verlof op grond van artikel 34 van het ARAR;

    • c. het opdragen van een andere functie op grond van artikel 57 van het ARAR;

    • d. het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden op grond van artikel 58 van het ARAR;

    • e. het bevorderen naar een hogere salarisschaal;

    • f. het toekennen van beloningen;

    • g. het toekennen van schadeloosstellingen op grond van artikel 69 van het ARAR;

    • h. het verlenen van ontslag op grond van de artikelen 49l en 96 van het ARAR;

    • i. het schorsen op grond van artikel 91 van het ARAR;

    • j. het toekennen van een terugkeergarantie;

    • k. het afnemen van de eed en belofte.

  • 3. De secretaris-generaal kan aan hoofden van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdelen 1° en 5° schriftelijk toestemming geven voor het, in afwijking van het derde lid, verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging.

Artikel 11
  • 1. Het verlenen van ondermandaat en volmacht alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

  • 2. Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in de artikelen 9 en 10 wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer.

§ 2.4 Vervanging

Artikel 12
  • 1. De uit dit besluit voor de secretaris-generaal voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van zijn afwezigheid over op de directeur-generaal voor Agro en Natuur. Bij afwezigheid van zowel de secretaris-generaal als de directeur-generaal voor Agro en Natuur gaan de uit dit besluit voortvloeiende bevoegdheden over op een door de secretaris-generaal aangewezen ander hoofd van dienst.

  • 2. De uit dit besluit voor de hoofden van dienst voortvloeiende bevoegdheden gaan in geval van afwezigheid over op hun plaatsvervanger, met uitzondering van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging.

§ 2.5 Ondertekening bij afwezigheid minister

Artikel 13
  • 1. Indien afwezigheid of ontstentenis van de minister eraan in de weg staat dat een door de minister genomen besluit door hem wordt ondertekend, kan, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet, een besluit namens de minister worden ondertekend door de secretaris-generaal.

  • 2. In het geval bedoeld in het eerste lid geschiedt het ondertekenen als volgt:

    De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

    namens deze,

    overeenkomstig het door de minister genomen besluit:

    (handtekening)

    (naam)

    secretaris-generaal

§ 3 Mandaat aan niet-ondergeschikten

§ 3.1 Mandaat, volmacht en machtiging aan dienstonderdelen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Artikel 14
  • 1. De plaatsvervangend secretaris-generaal, de directie Regio, de directie Algemene Economische Politiek, de directie Bedrijfsvoering, de directie Europese en Internationale Zaken, de directie Financieel-Economische Zaken, de directie Wetgeving en Juridische Zaken, de Dienst ICT Uitvoering en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat oefenen de bevoegdheden uit en verrichten de aan hen opgedragen taken in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZK 2017 en de bijlage Organisatie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, voor zover van toepassing, ook voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In deze paragraaf wordt daartoe, voor zover van toepassing, mandaat, volmacht en machtiging voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen verleend.

  • 2. De directie bureau Bestuursraad, de directie Communicatie en de directie Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat ondersteunen in afstemming met de directeur Bureau Bestuursraad, de directeur Communicatie en de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het stafbureau Bestuursraad, het stafbureau Communicatie en het stafbureau Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij het verrichten van de aan hen opgedragen taken in de bijlage Organisatie van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2017. In deze paragraaf wordt daartoe, voor zover van toepassing, mandaat, volmacht en machtiging voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen verleend.

Artikel 15

Aan de plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

  • a. het sturing geven aan de organisatie en bedrijfsvoeringsaspecten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit waaronder het vaststellen van de begroting op de apparaatskosten en personeelsbudgetten;

  • b. het beslissen over gemeenschappelijke en generieke ICT-vraagstukken van het ministerie;

  • c. het sturing geven aan en bewaken van de uitvoering van departementale taakstellingen;

  • d. het begeleiden van transitie- en organisatietrajecten die voortvloeien uit wijzigingen binnen de organisatie;

  • e. het vervangen van de secretaris-generaal in overleggen met de medezeggenschap en centrales van verenigingen van ambtenaren;

  • f. het optreden als Chief Information Officer (CIO) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door onder meer het voorzitten van de LNV CIO-raad en het binnen het ministerie beheren van het portfolio op het gebied van informatievoorziening en sturen op de naleving van (inter)departementale kaders;

  • g. het voorzitten van het Bedrijfsvoeringoverleg van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • h. het invulling geven aan de eigenaarsrol van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid richting de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, met uitzondering van de toezichtstaken van de rijksinspectie;

  • i. het invulling geven aan de bedrijfsmatige relatie met de aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gelieerde organisaties met publieke taken;

  • j. het sturing geven aan inbreng in projecten die voortvloeien uit het overleg tussen secretarissen-generaal;

  • k. het vertegenwoordigen van het ministerie in interdepartementale gremia, waaronder de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijksdienst en de Interdepartementale Commissie Chief Information Officers;

  • l. het vorderen van opgaven en inlichtingen op grond van artikel 5.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), het handhaven, bedoeld in de artikelen 5.4, 5.5. en 5.6 van de WNT, ten aanzien van de in artikel 1 van die wet bedoelde rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen en de invordering van verbeurde dwangsommen en van gemaakte kosten voor bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze verband houden met de voorgaande bevoegdheid;

  • m. aangelegenheden op het gebied van de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;

  • n. aangelegenheden op het gebied van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst;

  • o. aangelegenheden op het gebied van de Wet bescherming persoonsgegevens, voor zover niet behorend tot het werkterrein van een hoofd van dienst of voor zover niet binnen een redelijke termijn te achterhalen is welk hoofd van dienst verantwoordelijke is.

Artikel 16

Aan de directeur Regio van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met:

  • a. het vertegenwoordigen van het gehele ministerie op bestuurlijk niveau in de regio, met name via de regioambassadeurs die bij de directie Regio van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zijn ondergebracht en het fungeren als bestuurlijke schakel tussen de bewindslieden/ambtelijke top en de regionale en lokale bestuurders, bedrijfsleven en maatschappelijke actoren;

  • b. het onderhouden van een relevant regionaal netwerk en kennis van de regio’s ten behoeve van het gehele departement (horizontale regionale functie) alsmede het inbrengen van dit netwerk en deze kennis in landelijke beleidstrajecten van het directoraat-generaal voor Agro en Natuur;

  • c. het signaleren van ontwikkelingen en stemmingen in de regio die de realisering van het beleid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kunnen versnellen dan wel frustreren en het acteren naar aanleiding van deze signalen zoals het agenderen, het interveniëren, het initiëren, het analyseren, het leggen van verbindingen en het formuleren van beleidsconsequenties;

  • d. het vervullen van de bestuurlijk contactfunctie voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met regionale sleutelfiguren in geval van het uitbreken van een crisis;

  • e. de algemene coördinatie van de belangen, het beleid en de activiteiten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake Caribisch Nederland, inclusief algemeen-bestuurlijke zaken.

Artikel 17

Aan de directeur Algemene en Economische Politiek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen ten behoeven van het versterken van het duurzaam economisch groeivermogen van Nederland en het scheppen van voorwaarden voor een goed functioneren economie en markten door middel van:

  • a. het analyseren van, adviseren over en waar nodig interveniëren op het gebied van macro-economische ontwikkelingen, arbeidsmarkt en sociale zekerheid, collectieve sector, overheidsfinanciën en ordening voor zover de algemeen-economische of budgettaire aspecten leidend zijn;

  • b. het begeleiden en waar nodig initiëren van activiteiten in het kader van het beleid gericht op structurele hervorming van de Nederlandse economie;

  • c. het analyseren van en adviseren over algemeen-economische aspecten van EU-beleid, waaronder macro economische beleidscoördinatie in EU-verband, Europees Semester en Ecofin;

  • d. het verkennen, het agenderen, het aanjagen en het adviseren van ontwikkelingen en vraagstukken in de breedte van het beleidsterrein van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • e. het versterken van het strategisch vermogen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • f. het coördineren van het fiscale beleid binnen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 18
  • 1. Aan de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met:

    • a. het ontwikkelen van beleid en adviseren van de departementsleiding en het management en het leveren van een bijdrage aan interdepartementale beleidsontwikkeling, op het gebied van de facilitaire diensten, personeel en organisatie, inkoop, ICT-toepassingen, informatievoorziening, huisvesting en ondersteuning van het management bij directoraten-generaal en stafdirecties;

    • b. het adviseren van de departementsleiding en het management over en het implementeren van beleid op het gebied van management development (ABD), mobiliteit, werving, opleiding, de personeelscyclus, leren en ontwikkelen, diversiteit en gezond & veilig werken (of vitaliteit);

    • c. het ondersteunen en adviseren van de departementsleiding en het management inzake medezeggenschap, P-advies en sociaal-juridische zaken;

    • d. het uitvoeren van taken rond personeels- en salarisadministratie voor zover die niet bij P-Direkt zijn ondergebracht en met betrekking tot de personeelsstichting;

    • e. het beschikbaar stellen en houden van ICT-toepassingen, ondersteuning bij het gebruik van toepassingen en het functioneel beheer van concernapplicaties en gegevensbeheer voor Identity Management;

    • f. het uitvoeren van zowel alle operationele taken binnen het spectrum van digitale informatievoorziening als de wettelijke taken die hierover zijn vastgelegd voor het kerndepartement;

    • g. het voorzien in informatiecentra, interne nieuwsvoorziening en intranet;

    • h. het adviseren over en het ontwikkelen van nieuwe informatieproducten, informatiekanalen, toepassingen en functionaliteiten;

    • i. het coördineren van de inkoop van het ministerie;

    • j. het aangaan van overeenkomsten op het terrein van roerende goederen en dienstverlening, alsmede het materiele beheer van roerende goederen;

    • k. het voeren van regie en het zorg dragen van uitvoering op het gebied van huisvesting, waaronder begrepen huur, koop en beheer van vastgoed, werkplekinrichting, technisch onderhoud, ruimtebeheer en verhuizingen, de huisvestingspecial`pied-à-terres`van de politieke top;

    • l. het voorzien in overige facilitaire zaken, waaronder begrepen maar niet beperkt tot personenvervoer, vertaaldiensten, telefooncentrale en uitvoering van evenementen;

    • m. het voorzien in de secretariële ondersteuning bij directoraten-generaal en stafdirecties en het standaardiseren van bijbehorende werkprocessen;

    • n. het adviseren van het management bij directoraten-generaal en stafdirecties op bedrijfsvoeringsterreinen en het doorgeleiden van wensen naar het juiste onderdeel binnen de directie Bedrijfsvoering;

    • o. het ondersteunen van concern en bestuur bij organisatieontwikkeling en verandertrajecten door middel van advisering, teamcoaching en procesbegeleiding;

    • p. voorbereiden van (inter)departementaal overleg op het terrein van organisatie en bedrijfsvoering en het zorg dragen voor een integrale afweging;

    • q. het voortouw nemen op bedrijfsvoeringsbrede thema's zoals het nieuwe werken, (informatie)beveiliging, integriteit en programmatisch werken;

    • r. het voorzien in expertise en capaciteit op het terrein van beleid (projectenpool), bedrijfsvoering en interim-management;

    • s. het leveren van diensten en voorzieningen voor een vlot verloop van het dagelijkse werk voor de individuele medewerker van het kerndepartement, waaronder begrepen maar niet beperkt tot het reserveren van vergaderzalen met catering, het voorzien in toegangspassen en het afhandelen van vragen en storingsmeldingen;

    • t. het behandelen van verzoeken tot het organiseren van evenementen en verzoeken tot interne verhuizingen;

    • u. het verzorgen van de communicatie binnen het kerndepartement inzake bedrijfsvoeringsonderwerpen;

    • v. het leveren van managementinformatie ten behoeve van de departementsleiding en dienstonderdelen op het gebied van bedrijfsvoering;

    • w. de controle op de personele budgetten, processen en formatie van het kerndepartement;

    • x. de financiële controle op materiele budgetten en het bewaken van de kwaliteit van werkprocessen van de directie;

    • y. het in opdracht van een hoofd van dienst autoriseren van medewerkers van de onderdelen van het Ministerie genoemd in paragraaf I, tweede lid, onderdeel b en c, en het derde lid, voor het afnemen van digitale overheidsdiensten door middel van het inkopen, uitgeven en beheren van digitale authenticatiemiddelen.

  • 2. Aan de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen ten aanzien van medewerkers voor wie salarisschaal 1 tot en met 14 van bijlage B van het BBRA geldt, betreffende:

    • a. beslissingen op bezwaarschriften inzake personeelsaangelegenheden met uitzondering van de beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten die in mandaat zijn genomen door hem of door hem aangewezen ambtenaren;

    • b. het verlenen van buitengewoon verlof ten behoeve van het vervullen van een functie bij een internationale volkenrechtelijke organisatie op grond van artikel 34 van het ARAR;

    • c. het toekennen van een terugkeergarantie op grond van sociaal flankerend beleid;

    • d. het toekennen van financiële tegemoetkomingen op grond van sociaal flankerend beleid;

    • e. het toekennen van schadeloosstellingen boven een bedrag van € 10.000 op grond van artikel 69 van het ARAR;

    • f. het opleggen van disciplinaire straffen op grond van artikel 81 van het ARAR;

    • g. het verminderen van bezoldiging tijdens schorsing op basis van artikel 92 van het ARAR;

    • h. het verlenen van ontslag op grond van artikel 99 van het ARAR en het verlenen van ontslag in combinatie met een financiële regeling.

Artikel 19

Aan de directeur Europese en Internationale Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met:

  • a. het coördineren van en het zorg dragen voor een coherente en daadkrachtige inbreng op Europese dossiers in nationaal en EU-kader waaronder in de Coördinatie Commissie, de BNC en de Landbouw- en Visserijraad;

  • b. verantwoordelijkheid voor de LNV inbreng vanuit de Permanente Vertegenwoordiging bij de EU en in de interdepartementale gremia zoals de Interdepartementale Raad voor Handelspolitiek voor communautaire handelspolitieke zaken en voor de invulling en uitvoering van het Benelux-verdrag;

  • c. het onderhouden van contacten met relevante (kabinetten van) EU-Commissarissen, het EU-voorzitterschap en collega-bewindspersonen uit de Lidstaten van de EU en andere relevante belanghebbenden, waaronder het bedrijfsleven;

  • d. advisering over dossiers op buitenlands beleid aan LNV-bewindspersoon, en het coördineren van en zorg dragen voor een coherente en daadkrachtige LNV inbreng op de internationale beleidsterreinen;

  • e. de beleidsinhoudelijke advisering over de algemene bilaterale relaties met betrekking tot de EU-lidstaten en VS, China, India en Rusland en de strategische advisering over de reisagenda van de LNV-bewindspersoon;

  • f. deelname aan hoogambtelijke voorportalen voor de ministerraad en voorbereiding van (internationale) besluitvorming voor LNV-bewindspersoon in de ministerraad en REA (Raad Europese Aangelegenheden).

Artikel 20

Aan de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

  • a. de uitoefening van taken en bevoegdheden in het kader van de verantwoording van de begroting 2017 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, voor zover betrekking hebbend op het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanaf 26 oktober 2017;

  • b. de uitoefening van taken en bevoegdheden in het kader van de uitvoering van de begroting 2018 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, voor zover betrekking hebbend op het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • c. het optreden als bevoegde autoriteit voor het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling voor het jaar 2017 vanaf 26 oktober 2017 en het jaar 2018;

  • d. het verzorgen van aangiften inzake de Wet op de omzetbelasting 1968 (BTW) voor de directeur-generaal van Agro en Natuur, de directeur Bureau Bestuursraad, directeur Communicatie en de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de jaren 2017 en 2018;

  • e. het verzorgen van aangiften inzake de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de jaren 2017 en 2018.

Artikel 21
  • 1. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend:

    • a. voor het behandelen van verzoeken van de Nationale ombudsman;

    • b. voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, Wet hergebruik van overheidsinformatie en Wet bescherming persoonsgegevens, met uitzondering van besluiten behorende tot het werkterrein van het hoofd van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdeel 5° en de algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

  • 2. Aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt tevens volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van verplichtingen inzake het verlenen van opdrachten aan externe juridische dienstverleners, met uitzondering van verplichtingen op het werkterrein van het hoofd van dienst, genoemd in artikel 1, onderdeel c, subonderdeel 5° en de algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Artikel 22

Aan de algemeen directeur van de Dienst ICT Uitvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met:

  • a. het zorg dragen voor betrouwbare, gestandaardiseerde en kosten efficiënte ICT-services die de bedrijfsprocessen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ondersteunen;

  • b. het zorg dragen voor de bewaking van het gebruik van digitale authenticatiemiddelen voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • c. het in opdracht van een hoofd van dienst autoriseren van medewerkers van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het afnemen van digitale overheidsdiensten door middel van het inkopen, uitgeven en beheren van digitale authenticatiemiddelen;

  • d. het zorgdragen voor het crypto-beheer van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waaronder het autoriseren van gebruikers van cryptomiddelen, het registreren van in gebruik zijnde cryptomiddelen en het implementeren van de cryptografische technieken conform vigerende wet- en regelgeving.

Artikel 23
  • 1. Aan de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen voor het in opdracht van een hoofd van dienst of de secretaris-generaal uitvoeren van aanbestedingsprocedures en het ondertekenen van contracten en raamovereenkomsten.

  • 2. Aan de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen voor het in opdracht van de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directie Regio, de directie Algemene Economische Politiek, de directie Bedrijfsvoering, de directie Europese en Internationale Zaken, de directie Financieel-Economische Zaken, de directie Wetgeving en Juridische Zaken, de Dienst ICT Uitvoering en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat uitvoeren van aanbestedingsprocedures en het ondertekenen van contracten en raamovereenkomsten.

  • 3. Aan de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt tevens mandaat, volmacht en machtiging verleend voor aangelegenheden inzake benoeming, schorsing, ontslag en vergoeding van leden van adviescommissies ter zake van subsidieverlening op het terrein van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

  • 4. Aan de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt voorts mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen voor het in opdracht van een hoofd van dienst voeren van het secretariaat van een adviescollege of adviescommissie, inclusief het betalen van de vergoedingen aan leden daarvan en het regelen van alle benodigde faciliteiten.

  • 5. Aan de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met de uitvoering van wet- en regelgeving en andere taken op het terrein van landbouw, natuur en voedselkwaliteit, waaronder begrepen:

    • a. de Wet openbaarheid van bestuur, de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet bescherming persoonsgegevens, met uitzondering van die besluiten behorend tot het werkterrein van de plaatsvervangend secretaris- generaal van Economische Zaken en Klimaat of de hoofden van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdelen 1° tot en met 4°;

    • b. het fungeren als landelijk opererende uitvoeringsorganisatie voor Europese en nationale regelgeving en programma's, onder meer gericht op subsidieverlening, inkomenssteun, vergunningverlening en maatregelen;

    • c. het bieden van ondersteuning bij de administratieve en financiële afwikkeling van crises;

    • d. het fungeren als loket voor burgers en ondernemers;

    • e. de ontwikkeling en het beheer van gegevensregistraties van dieren, percelen, grondgebruik en relaties, en het beschikbaar stellen van gegevens aan andere publieke en private organisaties;

    • f. de registratie en integratie van gegevens gericht op evaluatie en beleidsontwikkeling en de advisering over beleidsontwikkeling met het oog op de uitvoerbaarheid;

    • g. het beschikbaar stellen van haar inhoudelijke expertise, uitvoeringsdeskundigheid en infrastructuur aan andere opdrachtgevers binnen de overheid, nationaal en in EU-verband in de vorm van adviezen of anderszins;

    • h. het vertalen van wet- en regelgeving naar effectief en efficiënt uitvoeringsbeleid;

    • i. het uitvoeren van gebiedsgericht beleid waaronder begrepen de inrichting van het landelijk gebied en het uitvoeren van werkzaamheden op het gebied van Geografische Informatiesystemen (GIS Competence Center).

  • 6. Aan de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder begrepen het nemen van beslissingen op bezwaarschriften en het instellen van (hoger) beroep tegen besluiten op het terrein van landbouw, natuur en voedselkwaliteit, met uitzondering van besluiten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, Wet hergebruik van overheidsinformatie en Wet bescherming persoonsgegevens behorend tot het werkterrein van de plaatsvervangend secretaris- generaal van Economische Zaken en Klimaat of de hoofden van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdelen 1° tot en met 4°.

  • 7. Aan de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verband houden met het functioneren als erkend betaalorgaan voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, en het toetsen en verantwoorden van de besteding van Europese Fondsen vanuit de rol als Certificeringsautoriteit.

§ 3.2 Ondermandaat, volmacht en machtiging aan dienstonderdelen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Artikel 24
  • 1. De directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de algemeen directeur van de Dienst ICT Uitvoering van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat kunnen, ieder voor zich, voor de in dit besluit genoemde bevoegdheden ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan functionarissen die werkzaam zijn binnen hun eigen dienstonderdeel.

  • 2. Het verlenen van ondermandaat, volmacht en machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

  • 3. Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat, volmacht en machtiging als bedoeld in het vorige lid wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer.

§ 3.3 Instructies

Artikel 25

Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

  • a. ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;

  • b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie;

  • c. artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ.

Artikel 26

Het krachtens mandaat, volmacht of machtiging ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

namens deze:

(handtekening)

(naam functionaris)

(functie)

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 27

Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de secretaris-generaal, de hoofden van dienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Algemene Rekenkamer.

Artikel 28

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 26 oktober 2017.

Artikel 29

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2017.

Dit besluit zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 november 2017

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen zes weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Postbus 20401, 2500 EK ’s-Gravenhage.

BIJLAGE: ORGANISATIE VAN HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

I. Hoofdstructuur van de organisatie

  • 1. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bestaat uit het kernministerie en de buitendienst.

  • 2. Het kernministerie bestaat uit:

    • a. de algemene leiding;

    • b. het beleidsonderdeel: het directoraat-generaal voor Agro en Natuur.

    • c. de stafbureaus:

      • 1°. het stafbureau Bestuursraad;

      • 2°. het stafbureau Communicatie;

      • 3°. het stafbureau Financieel-Economische Zaken;

  • 3. Onder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ressorteert de volgende buitendienst: de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

II. Algemene leiding

  • 1. De algemene leiding staat onder leiding van de secretaris-generaal.

  • 2. De secretaris-generaal heeft tot taak de aangelegenheden, genoemd in artikel 4 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2017.

III. Het directoraat-generaal voor Agro en Natuur

A. Algemeen

  • 1. Het directoraat-generaal voor Agro en Natuur staat onder leiding van een directeur-generaal.

  • 2. Het directoraat-generaal heeft tot taak:

    • a. het versterken van de positie van de Nederlandse agrarische en visserijketen;

    • b. het zorg dragen voor hoogwaardig groen onderwijs en onderzoek;

    • c. het voeren van adequaat fytosanitair beleid en het zeker stellen van goede gewasbescherming;

    • d. het stimuleren van een duurzame veehouderij en visserij;

    • e. het borgen van diergezondheid en dierenwelzijn;

    • f. het zeker stellen van een adequate en duurzame voedselvoorziening en voedselzekerheid op nationaal, Europees en mondiaal niveau;

    • g. het vormgeven en bewaken van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en gemeenschappelijk visserijbeleid;

    • h. het bewaken en coördineren van een eenduidige en EU-conforme uitvoering van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid;

    • i. het stimuleren van de economische topsectoren Agro-Food, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen;

    • j. het zorg dragen dat Nederland aan haar internationale verplichtingen op het gebied van behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit voldoet en soorten en habitats beschermt;

    • k. het zorg dragen voor een natuur-inclusieve samenleving waarin natuur in de kern van de economie en het hart van mensen komt en daarmee automatisch een rol speelt bij afwegingen die in het economisch en maatschappelijk proces worden gemaakt;

    • l. het zorgen voor een doelmatige decentralisatie van natuur- en plattelandsbeleid, onder meer op basis van een herijkt NatuurNetwerk Nederland;

    • m. het zorgen dat een vitale natuur de economie ondersteunt zodat Nederland een interessante vestigingsplaats is voor bedrijven en kenniswerkers;

    • n. het zorg dragen dat rijksbelangen tijdig in regionale netwerken en gebiedsgerichte agenda’s, projecten of programma’s op het gebied van natuur en economie worden ingebracht;

    • o. het invullen en uitvoeren van de eigen inhoudelijke verantwoordelijkheid die het directoraat-generaal voor Agro en Natuur heeft op de beleidsterreinen natuur en landbouw in Caribisch Nederland;

    • p. het zorg dragen voor een goede crisisweerbaarheid van het directoraat-generaal voor Agro en Natuur.

  • 3. Het directoraat-generaal bestaat uit:

    • a. de directie Agro- en Natuurkennis;

    • b. de directie Dierlijke Agroketens en Dierenwelzijn;

    • c. de directie Natuur en Biodiversiteit;

    • d. de directie Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit;

    • e. de directie Europees Landbouw- en Visserijbeleid en Voedselzekerheid.

B. De directie Agro- en Natuurkennis

  • 1. De directie Agro- en Natuurkennis staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft tot taak:

    • a. het zorg dragen voor kennismanagement binnen de groene kennis- en onderzoeksketen;

    • b. het zorg dragen voor de programmering van kennismiddelen en borgen kennisinstrumentarium;

    • c. het bevorderen van kennisverspreiding en kennisbenutting bij de relevante kennisvragers;

    • d. het bevorderen van de werking van het groen kennisstelsel op grond van stelselverantwoordelijkheid van de minister waaronder de vakdepartementale ontwikkeling van het groen onderwijs binnen de context van het algemeen onderwijsbeleid en de institutionele aansturing en toezicht op onder andere de Wageningen Universiteit, het Hogere Agrarisch Onderwijs, de Agrarisch Onderwijs Centra;

    • e. het zorg dragen voor implementatie van de agenda’s van de topsectoren tuinbouw en uitgangsmateriaal en Agro-Food;

    • f. coördinatie op het gebied van nieuwe technologieën, waaronder biotechnologie;

    • g. coördinatie van strategische functie binnen het directoraat-generaal voor Agro en Natuur;

    • h. inhoudelijke programmering en opdrachtgeverschap van DLO en RIVM en relevante planbureaus en adviesraden voor het Agro- en Natuurdomein.

C. De directie Dierlijke Agroketens en Dierenwelzijn

  • 1. De directie Dierlijke Agroketens en Dierenwelzijn staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft tot taak:

    • a. het zorg dragen voor de bewaking en verbetering van het welzijn van productie- en gezelschapsdieren;

    • b. het zorg dragen voor preventie en bestrijding van (bestrijdingsplichtige) dierziekten;

    • c. de bewaking, monitoring en early warning van veterinaire veiligheid;

    • d. het zorg dragen voor en bevorderen van een gelijk speelveld op het gebied van handelsafspraken met betrekking tot veterinaire producten;

    • e. het wegnemen van veterinaire handelsbelemmeringen;

    • f. de regulering van de beroepen in de diergezondheidszorg, waaronder de dierenarts;

    • g. het bevorderen van een duurzame ontwikkeling van de veehouderijketen;

    • h. zorg dragen voor de vormgeving van een duurzame visserij op de kust- en binnenwateren, waarbij inbegrepen een duurzame aquacultuur;

    • i. verantwoordelijk voor het dierproevenbeleid (implementatie Europese verordening en het ontwikkelen van alternatieven voor dierproeven);

    • j. het zorg dragen voor een goede crisisweerbaarheid van het directoraat-generaal voor Agro en Natuur op het gebied van dierziekten.

D. De directie Natuur en Biodiversiteit

  • 1. De directie Natuur en Biodiversiteit staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft tot taak:

    • a. de systeemverantwoordelijkheid van en het vormgeven aan internationale biodiversiteitsdoelen;

    • b. het zorg dragen voor een natuur-inclusieve samenleving waarin natuur in de kern van de economie en het hart van mensen komt en daarmee automatisch een rol speelt bij afwegingen die in het economisch en maatschappelijk proces worden gemaakt;

    • c. het borgen van Nederlandse internationale verantwoordelijkheden op het terrein van biodiversiteit, het behoud van natuurlijke hulpbronnen en Natura 2000;

    • d. het invullen van de nationale systeemverantwoordelijkheid na decentralisatie van natuurbeleid;

    • e. het zorg dragen voor natuurwet- en regelgeving en handhaving;

    • f. het stimuleren dat de natuur een rol speelt bij afwegingen in het economisch en maatschappelijk proces (verbinden groen en groei);

    • g. het zorg dragen voor een toekomstbestendige natuur in de grote wateren van Nederland;

    • h. het zorg dragen voor vergunningverlening op grond van de Wet natuurbescherming;

    • i. het invullen en uitvoeren van de eigen inhoudelijke verantwoordelijkheid die het directoraat-generaal voor Agro en Natuur heeft op de beleidsterreinen natuur en landbouw in Caribisch Nederland;

    • j. het leiding geven aan de uitvoering van de Natuurvisie;

    • k. het zorg dragen voor het haalbaar, betaalbaar en maatschappelijk gedragen implementeren van Europese verplichtingen rond Natura 2000;

    • l. het zorg dragen voor aanwijzingsbesluiten voor 166 gebieden;

    • m. het ontwikkelen van kennis van het Natura 2000-systeem;

    • n. het opstellen en overdragen van beheerplannen naar de provincies;

    • o. het zorgen voor een programmatische aanpak van stikstof (PAS).

E. De directie Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit

  • 1. De directie Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft tot taak:

    • a. het mede vormgeven aan, implementeren en handhaven van Europese regelgeving voor de veiligheid van diervoeders en voedingsmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong, diergeneesmiddelen en dierlijke bijproducten;

    • b. het bevorderen van transparantie en informatievoorziening over diverse kwaliteitsaspecten van voedsel, zoals duurzaamheid;

    • c. het bevorderen van inzicht in en het voorkomen van voedselverspilling en het benutten van reststromen, stimuleren van duurzame keteninnovaties;

    • d. het zorg dragen voor beleid voor plantaardig (uitgangs)-materiaal van hoogwaardige kwaliteit en een hoog plantgezondheidsniveau ter bevordering van de Nederlandse concurrentiekracht;

    • e. het zorg dragen voor een duurzame gewasbescherming van de plantaardige productie en afzet;

    • f. het aansturen van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb);

    • g. het zorg dragen voor integratie van de thema's rondom de plantaardige productieketen om te komen tot concurrerende en duurzaam opererende sectoren die samenwerken in de keten;

    • h. het zorg dragen voor en bevorderen van een gelijk speelveld op het gebied van handelsafspraken met betrekking tot plantaardige producten en het bevorderen van een gunstige Nederlandse handelspositie;

    • i. het zorg dragen voor totstandkoming en realisatie van Europees en nationaal beleid met betrekking tot de productie, transport, opslag en gebruik van meststoffen;

    • j. het zorg dragen voor en bevorderen van de concurrentiepositie door verduurzaming van de productieketen en het aanpassen aan klimaatverandering in de agrosectoren;

    • k. het bewaken van broeikasemissie afspraken agrosectoren met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

    • l. het zorg dragen voor de beleidsontwikkeling op het gebied van nieuwe technologieën ten behoeve van veilig en goed voedsel en het inzicht verkrijgen in mogelijke consequenties voor ons leefsysteem in samenhang met maatschappelijke acceptatie;

    • m. het zorg dragen voor een goede crisisweerbaarheid van het directoraat-generaal voor Agro en Natuur op het gebied van plantenziekten en voedselveiligheid.

F. De directie Europees Landbouw- en Visserijbeleid en Voedselzekerheid

  • 1. De directie Europees Landbouw- en Visserijbeleid en Voedselzekerheid staat onder leiding van een directeur.

  • 2. De directie heeft tot taak:

    • a. de nationale, Europese en mondiale beleidsvorming rondom voedselzekerheid en agrogrondstoffen;

    • b. analyse en beleidsvorming rondom agro-economie, agroketens en de (inter)nationale agribusiness;

    • c. de beleidsvorming rondom het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), inclusief de onderhandelingen rondom het vernieuwde GLB 2014-2020 en de bijbehorende implementatiekeuzes in Nederland;

    • d. de beleidsvorming rondom het gemeenschappelijk Visserijbeleid en de bijbehorende implementatiekeuzes in Nederland;

    • e. de inhoudelijke voorbereiding van de Landbouw- en Visserijraad, het Speciale Landbouwcomité en bijbehorende parlementaire verantwoording;

    • f. het borgen van een EU-conforme uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid met het oog op het voorkomen dan wel het beperken van door de Europese Commissie opgelegde financiële correcties;

    • g. het invulling geven aan het coördinerend opdrachtgeverschap LNV van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en het regiebureau Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP);

    • h. het onderhouden van een adequaat nationaal, Europees en mondiaal netwerk om bovengenoemde taken uit te kunnen oefenen;

    • i. het invulling geven aan het coördinerend opdrachtgeverschap LNV van het netwerk van landbouwattachés en-raden;

    • j. het optreden als managementautoriteit voor het Europees Visserijfonds en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.

IV. Het stafbureau Bestuursraad

  • 1. Het stafbureau Bestuursraad staat onder leiding van een directeur.

  • 2. Het stafbureau heeft tot taak:

    • a. het verkennen van de inrichting en de opbouw van het dienstonderdeel Bureau Bestuursraad;

    • b. het bedienen van bewindslieden en ambtelijke top opdat zij hun politieke, inhoudelijke en bedrijfsmatige eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ten volle waar kunnen maken;

    • c. het coördineren van contacten met het parlement en de voorbereiding voor de ministerraad;

    • d. het stimuleren en het coördineren van samenwerking tussen de dienstonderdelen waaronder de samenwerking tussen beleid en uitvoering;

    • e. het adviseren over alle stukken die naar de politiek-ambtelijke top en naar buiten gaan, waaronder alle Kamerstukken;

    • f. het voeren van het secretariaat van de bewindspersonenstaf en de bestuursraad;

    • g. het bieden van ondersteuning aan de leden van de Bestuursraad voor hun portefeuilletaken en aangelegenheden die het gehele Ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit betreffen;

    • h. het behandelen van protocollaire aangelegenheden en het coördineren van evenementen die het gehele Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit betreffen;

    • i. het houden van toezicht op de toepassing en naleving van de geldende wet- en regelgeving inzake de verwerking van persoonsgegevens door een functionaris voor de gegevensbescherming;

    • j. het houden van toezicht op het beleid ten aanzien van financiële belangen (compliance);

    • k. het zorgdragen voor het toezicht en het geven van advies over de integrale beveiliging van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waaronder begrepen het (laten) onderzoeken van incidenten, het opstellen en onderhouden van de lijst vertrouwensfuncties en de coördinatie van veiligheidsonderzoeken.

    • l. de coördinatie van de departementale crisisbeheersing.

V. Het stafbureau Communicatie

  • 1. Het stafbureau Communicatie staat onder leiding van een directeur.

  • 2. Het stafbureau heeft tot taak:

    • a. het verkennen van de inrichting en de opbouw van het dienstonderdeel Communicatie;

    • b. het dagelijks anticiperen en reageren op de actualiteit door middel van woordvoering, het schrijven van persberichten en het organiseren van persbijeenkomsten;

    • c. het ontwikkelen, vormgeven en uitvoeren van strategisch communicatieadvies rond de communicatieprioriteiten;

    • d. het schrijven van speeches voor de bewindslieden;

    • e. het volgen, strategisch inzetten en innoveren van online media in de externe en interne communicatie;

    • f. het faciliteren en organiseren van externe optredens, zowel reactief als proactief;

    • g. het ontwikkelen en uitvoeren van het (corporate) communicatiebeleid;

    • h. het realiseren van samenhang in en het bevorderen van kwaliteit van de in- en externe communicatie, zowel in woord als in beeld;

    • i. het bijdragen aan de interdepartementale beleidsvorming en samenwerking op communicatiegebied, onder andere met betrekking tot de kabinetsbrede communicatie;

    • j. het beheer van de Rijkshuisstijl.

VI. Het stafbureau Financieel-Economische Zaken

  • 1. Het stafbureau Financieel-Economische Zaken staat onder leiding van een directeur.

  • 2. Het stafbureau heeft tot taak:

    • a. het verkennen van de inrichting en de opbouw van het dienstonderdeel Financieel-Economische Zaken en daarmee samenhangende uitoefening van taken en bevoegdheden;

    • b. het voorbereiden en het samenstellen van de jaarlijkse begrotingen en de daarmee samenhangende suppletoire begrotingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanaf het jaar 2019;

    • c. het optreden als bevoegde autoriteit voor het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling vanaf het jaar 2019;

    • d. het verzorgen van aangiften inzake de Wet op de omzetbelasting 1968 (BTW) voor de hoofden van dienst, met uitzondering van de in artikel 1, onderdeel c, subonderdeel 5° vanaf het jaar 2019;

    • e. het verzorgen van aangiften inzake de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanaf het jaar 2019;

    • f. het opstellen van het jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van het Dier Gezondheids Fonds.

    • g. het voeren van overleg en het adviseren over de uitoefening van taken en bevoegdheden in het kader van de verantwoording van de begroting van 2017 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, voor zover betrekking hebbend op het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanaf 26 oktober 2017, met het oog op de verplichting tot afstemming van de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • h. het voeren van overleg en het adviseren over de uitoefening van taken en bevoegdheden in het kader van de uitvoering van de begroting van 2018 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, voor zover betrekking hebbend op het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, met het oog op de verplichting tot afstemming van de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

VII. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

  • 1. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit staat onder leiding van een inspecteur-generaal.

  • 2. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit heeft tot taak:

    • a. het werken aan de veiligheid van voedsel- en niet-voedsel producten om de gezondheid van mens en dier te beschermen;

    • b. het zorg dragen voor handhaving van wet- en regelgeving waarvoor de minister (mede) verantwoordelijkheid draagt op het terrein van land- en tuinbouw, natuur, visserij, diergezondheid en welzijn, milieu, dierproeven, voedselveiligheid en consumentenproducten;

    • c. het verzamelen en verdelen van inlichtingen en het uitvoeren van analyses ter vergroting van inzicht, aard en omvang van (niet-)naleving;

    • d. het informeren van de buitenwereld over risico's en risicoreductie;

    • e. het fungeren als centraal meldpunt voor consumenten, bedrijven, laboratoria, de Europese Commissie en andere landen op het gebied van voedselveiligheid;

    • f. het samenwerken met de Europese Voedsel Veiligheidsautoriteit;

    • g. het bewaken en bevorderen van de gezondheid van planten waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een gezonde groene sector van internationaal aanzien, een gezonde en veilige land- en tuinbouw en een landschap met een hoge biodiversiteit;

    • h. het voorkomen dat ziekten, plagen en ongewenste planten binnen Nederland en over de wereld worden verspreid;

    • i. het bevorderen dat planten, ziekten, plagen en onkruiden op een veilige en duurzame wijze worden beheerst;

    • j. het optreden als coördinerend controle orgaan voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid;

    • k. het uitoefenen van verificaties en controles van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid;

    • l. het verlenen van ontheffingen van maatregelen ter bestrijding van plantenziekten op grond van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • m. het verrichten van taken waaronder het verlenen, schorsen en intrekken van ontheffingen, erkenningen, vergunningen, het nemen van maatregelen en het doen van aanwijzingen op het terrein van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, de Wet dieren, Wet op de dierproeven, de Plantenziektenwet, de Landbouwwet, de Landbouwkwaliteitswet, de Wet natuurbescherming, de Wet implementatie Nagoya Protocol, visserijregelgeving en de daarmee samenhangende besluiten;

    • n. het ontwikkelen van de kennisagenda en ondersteunen divisies bij strategische kennisontwikkeling;

    • o. het verzorgen van opleidingen voor managers en (bij)scholing voor handhavers op het gebied van toezicht en opsporing;

    • p. het voeren van de LNV brede regie en het zorg dragen van de opdrachtverstrekking en de uitvoering op het gebied van ‘specialties’ huisvesting, zoals inspectiekantoren, archiefopslag, laboratoria, waaronder begrepen het bepalen van de huisvestingsbehoefte en het op basis van rijksbeleid sturen van behoeftestellers op regionale vestiging en volume op het gebied van huisvesting en huur van vastgoed met uitzondering van de pied-à-terres van de politieke top.

  • 3. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit bestaat uit:

    • a. de directie Strategie;

    • b. de directie Handhaven;

    • c. de directie Keuren;

    • d. de directie CFO/Financiën;

    • e. de directie Bedrijfsvoering;

    • f. het bureau Risicobeoordeling & Onderzoek (BuRO).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Bij koninklijk besluit van 26 oktober 2017, nr. 2017001804, is het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) ingesteld en bij koninklijk besluit van 26 oktober 2017, nr. 2017001803, is de naamgeving van het Ministerie van Economische Zaken veranderd in het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK).

Als gevolg hiervan en vooruitlopend op de definitieve vormgeving van het Ministerie van LNV en EZK is besloten om de organisatiestructuur aan de nieuwe situatie aan te passen. Dat vereist een nieuw mandaat- en organisatiebesluit voor het Ministerie van LNV en het Ministerie van Economische Zaken, zodat beide ministeries op korte termijn hun eigen bewindspersonen goed kunnen bedienen en hun taken kunnen blijven uitoefenen.

De vormgeving van beide ministeries is tijdelijk. Op het moment dat de definitieve organisatiestructuur van het Ministerie van LNV en het Ministerie van EZK vastgesteld is, zal er tevens een nieuw mandaat- en een organisatiebesluit voor beide ministeries worden vastgesteld. Op dat moment zullen ook alle ondermandaatbesluiten van de hoofden van dienst (opnieuw) vastgesteld worden.

Het nieuwe Ministerie van LNV bestaat tijdelijk uit de volgende organisatieonderdelen: directoraat-generaal voor Agro en Natuur en de buitendienst Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Deze organisatieonderdelen van het voormalig Ministerie van Economische Zaken zijn overgegaan naar het Ministerie van LNV en worden binnen het ministerie van LNV op dezelfde wijze gepositioneerd.

Daarnaast krijgt het Ministerie van LNV een secretaris-generaal en kwartiermakers bureau Bestuursraad, directie Communicatie en directie Financieel-Economische Zaken die de vormgeving van in het bijzonder de organisatieonderdelen directie bureau Bestuursraad, directie Communicatie, directie Financieel-Economische zaken zullen verkennen.

Verschillende organisatieonderdelen van het Ministerie van EZK, waaronder de directie Regio van het directoraat-generaal voor Bedrijfsleven en Innovatie, de directie Bedrijfsvoering, de directie Algemene en Economische Politiek, de directie Europese en Internationale Zaken, en de directie Wetgeving en Juridische Zaken ressorteren formeel onder het Ministerie van EZK, maar zullen voor beide ministeries voor zover nodig dezelfde taken verrichten en dezelfde bevoegdheden uitoefenen. Naast de hiervoor genoemde organisatieonderdelen verricht de plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van EZK eveneens voor zover nodig dezelfde taken en oefent hij dezelfde bevoegdheden uit voor het Ministerie van LNV. Op deze wijze worden alle bewindspersonen op dezelfde wijze bediend. Het voorgaande is tot uitdrukking gebracht in artikel 14 van dit mandaatbesluit alsmede in de bijlage van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZK 2017.

De onder het Ministerie van EZK ressorterende buitendiensten de Dienst ICT Uitvoering (DICTU) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn baten-lastenagentschappen die diensten verrichten zowel in opdracht van het Ministerie van EZK als van het Ministerie van LNV. Daarnaast kunnen deze baten-lastenagentschappen ook diensten verrichten voor andere opdrachtgevers.

Het besluit voorziet in mandaat, volmacht en machtiging aan de secretaris-generaal en de hoofden van dienst van het Ministerie van LNV. In de bijlage wordt de hoofdstructuur van het kernministerie en van de buitendienst van het Ministerie van LNV beschreven. Naast de organisatiestructuur is in de bijlage tevens opgenomen welke functionarissen de leiding hebben over de in de bijlage genoemde dienstonderdelen en met welke taken deze dienstonderdelen zijn belast. In artikel 5 hebben de hoofden van dienst mandaat, volmacht en machtiging verkregen voor aangelegenheden op hun werkterrein. Door de omschrijving van de taken in de bijlage is op hoofdlijnen aangegeven wat tot het werkterrein van de hoofden van dienst behoort.

In dit besluit wordt bij het verlenen van mandaat steeds het verlenen van volmacht en van machtiging voor het verrichten van andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling mede betrokken. Onder mandaat wordt ingevolge artikel 10:1, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Een besluit is ingevolge artikel 1:3, van de Awb: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. De Minister van LNV is een bestuursorgaan. Volmacht heeft betrekking op privaatrechtelijke rechtshandelingen. Een voorbeeld daarvan is het sluiten van een overeenkomst. De gevolmachtigde handelt niet namens een (bestuurs)orgaan, zoals bij mandaat, maar namens een rechtspersoon. Het Ministerie van LNV is géén rechtspersoon. Dat is in dit geval de Staat der Nederlanden. Overeenkomsten worden dus aangegaan door de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van LNV. Is er een volmacht verleend, dan wordt getekend door de gevolmachtigde ambtenaar, namens de minister. Artikel 10:12, van de Awb bepaalt dat de inhoud van de bepalingen over mandaat uit afdeling 10.1.1, van de Awb van overeenkomstige toepassing is indien een bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke handelingen of machtiging verleent tot het verrichten van feitelijke handelingen. Bevoegdheidstoedeling binnen het ministerie inzake besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen kan hierdoor op een uniforme wijze in één besluit worden geregeld. Volmacht is geregeld in Boek 3, titel 3, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De daarin opgenomen bepalingen gelden echter voor volmacht aan ondergeschikten van de minister slechts voor zover zij niet in strijd zijn met de artikelen 10:2 tot en met 10:11, van de Awb. Inzake volmacht aan niet-ondergeschikten is het BW onverkort van toepassing. Bij andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling (machtiging) kan gedacht worden aan niet-schriftelijke beslissingen en aan feitelijke handelingen. Voorbeelden daarvan zijn: het opmaken en verzenden van andere schriftelijke stukken dan besluiten, het in ontvangst nemen of uitreiken van stukken en het doen van mededelingen. De verlening van mandaat, volmacht en machtiging in dit besluit kan uiteraard alleen betrekking hebben op aangelegenheden ten aanzien waarvan de minister bevoegd is. Voor de goede orde zij er voorts op gewezen dat in dit besluit slechts mandaat, volmacht en machtiging van de Minister van LNV aan de orde is. Voor het nemen van een besluit of het aangaan van een overeenkomst is vaak niet de Minister van LNV alléén bevoegd, maar is ook de instemming van één of meer andere ministers vereist. Bij besluiten is in dit verband bepalend wat in de desbetreffende wetgeving is geregeld. Voor privaatrechtelijke rechtshandelingen is het Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996 van belang, waarin voor een aantal gevallen overeenstemming met de Minister van Financiën is voorgeschreven. Mandaat, volmacht en machtiging passen bij uitstek bij de figuur van de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarom wordt ook steeds bij besluiten en privaatrechtelijke rechtshandelingen tot uitdrukking gebracht dat de ondertekenende ambtenaar dit doet namens de minister (artikel 10:10, van de Awb en artikel 8 van het onderhavige besluit). De minister is steeds verantwoordelijk voor al hetgeen wordt gedaan door haar ambtenaren, in het bijzonder ook wanneer zij hen mandaat, volmacht en machtiging heeft verleend. Daarom zijn zij ook gehouden om de minister inlichtingen te verschaffen over de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden en om door de minister gegeven instructies op te volgen (artikel 10:6, van de Awb en artikel 7 van het onderhavige besluit). Die instructies kunnen algemeen zijn of per geval gegeven worden. Het verlenen van mandaat betekent niet, dat de minister niet meer bevoegd zou zijn de betrokken bevoegdheid uit te oefenen en dat nog slechts de gemandateerde die bevoegdheid zou hebben. De minister blijft altijd bevoegd de bevoegdheid zelf uit te oefenen (artikel 10:7, van de Awb). De minister kan het mandaat ook te allen tijde intrekken (artikel 10:8, van de Awb). In dit besluit is steeds algemeen mandaat, volmacht en machtiging aan de orde. Daarnaast is ook mandaat, volmacht en machtiging voor een bepaald geval mogelijk. Uiteraard is daarvoor een uitdrukkelijke beslissing van de minister vereist. In beginsel zal die in geval van mandaat en volmacht steeds schriftelijk worden gegeven. Sinds 10 oktober 2010 zijn de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een onderdeel geworden van Nederland. De Minister van LNV is ook voor die eilanden op zijn terrein verantwoordelijk geworden. De wetgeving waarin de verantwoordelijkheid specifiek is toebedeeld aan de Minister van LNV is opgenomen in de bijlage bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de IBES-lijst). Het mandaat, volmacht en machtiging ziet niet enkel op de bevoegdheden van de Minister van LNV op het grondgebied van het Europese deel van Nederland maar ook op het grondgebied van Caribisch Nederland.

Artikel 2

In de bijlage worden de hoofdstructuur van het kernministerie en de buitendienst van het ministerie beschreven. Artikel 2 van het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst 2011 bepaalt dat de organisatie van een ministerie bij beschikking wordt vastgesteld. Met de vaststelling van de bijlage wordt hieraan gevolg gegeven met betrekking tot het Ministerie van LNV. Naast de organisatiestructuur wordt in de bijlage tevens opgenomen welke functionarissen leiding hebben over de in de bijlage genoemde dienstonderdelen en met welke taken deze dienstonderdelen zijn belast.

In artikel 5, eerste lid en in de op grond van artikel 10 vastgestelde ondermandaatbesluiten van de dienstonderdelen hebben deze functionarissen mandaat, volmacht en machtiging verkregen op hun werkterrein. Door de omschrijving van de taken in de bijlage is op hoofdlijnen aangegeven wat tot het werkterrein van de functionarissen hoort.

Artikel 3

In dit artikel is bepaald waarop mandaat, volmacht en machtiging géén betrekking heeft. Dat betekent dat uitsluitend de minister bevoegd is. Het vaststellen van beleidsregels en ministeriële regelingen worden in het tweede lid aangemerkt als aangelegenheden waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht en machtiging verzet waardoor alleen de minister dergelijke regelingen mag vaststellen. In het derde lid zijn bepaalde functionarissen opgesomd. Stukken die bestemd zijn voor deze functionarissen kunnen slechts door de minister worden afgedaan, ongeacht de inhoud ervan (behalve in de onderdelen e en f genoemde uitzonderingen). De vermelding van de in de onderdelen a, b en c genoemde aangelegenheden spreekt vanzelf, gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid. Ook in de onderdelen d, g en h gaat het om aangelegenheden waarbij mandaat in het algemeen niet wenselijk moet worden geacht. De opsomming in dit derde lid is limitatief. Dat betekent echter niet dat stukken, geadresseerd aan anderen dan de in dit lid genoemden, nooit door de minister behoeven te worden afgedaan. Integendeel, het zal regelmatig voorkomen dat stukken die bestemd zijn voor anderen dan de in het derde lid genoemden door de minister worden afgedaan.

Artikel 4

Het ligt in de rede bij de mandaatverlening aan de secretaris-generaal allereerst – in het eerste lid, onderdeel a – de aangelegenheden te vermelden, die voortvloeien uit de taak waarmee hij is belast op grond van het koninklijk besluit van 18 oktober 1988, houdende regeling van de functie en verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal. In de toelichting bij dat besluit is die taak nader omschreven:

  • a. zorg voor coördinatie en integratie van het beleid binnen het ministerie en voor de relatie tussen politiek en ministerie;

  • b. zorg voor personeel, financiën, organisatie en bedrijfsvoering;

  • c. zorg in verband met de ministeriële verantwoordelijkheid (informatieverstrekking naar de minister; staatsrechtelijke kennis op peil houden bij het ambtelijk apparaat).

Waar in het eerste lid, onderdeel c, gesproken wordt over ’circulaires’, gaat het om circulaires als bedoeld in de Aanwijzingen voor de Rijksdienst omtrent het gebruik en de inrichting van circulaires van 18 juni 1986 (Stcrt. 1986, nr. 118): een schriftelijke mededeling van algemene aard, afkomstig van de rijksoverheid, die is gericht tot en wordt gezonden aan een aantal bestuursorganen, een aantal publiekrechtelijke dan wel privaatrechtelijke rechtspersonen of een groep natuurlijke personen buiten de rijksoverheid. Het gaat hier dus om extern gerichte circulaires. Het vaststellen van intern gerichte circulaires of management letters behoort uiteraard ook tot de taken van de secretaris-generaal, maar valt reeds onder onderdeel a, van het eerste lid van dit artikel. De werkterreinen van de hoofden van dienst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, zijn in de meeste gevallen niet tot in detail vastgelegd. Dat is meestal ook niet nodig. Er zijn echter gevallen waarin het van belang is om een werkterrein te beschrijven, indien het bijvoorbeeld gaat om wijzigingen in werkterreinen of om de taakverdeling tussen stafdiensten en andere dienstonderdelen. De secretaris-generaal is daartoe dan bevoegd. Het is van belang het eerste lid, onderdeel e, te lezen in verband met artikel 5, eerste lid, waar het mandaat van de hoofden van dienst aan de orde is. De in deze bepalingen neergelegde systematiek komt op het volgende neer: De hoofden van dienst hebben mandaat (en volmacht en machtiging) op hun werkterrein, behalve voor de aangelegenheden die aan de minister zijn voorbehouden, de aangelegenheden waarvoor aan de secretaris-generaal mandaat is verleend of de aangelegenheden die aan een ander hoofd van dienst zijn opgedragen. De laatstgenoemde uitzondering heeft met name betrekking op specifieke mandaten, volmachten en machtigingen genoemd in de artikelen 5, vierde lid en 6. De uitzondering voor aangelegenheden waarvoor aan de secretaris-generaal mandaat is verleend kan ook betrekking hebben op aangelegenheden op het werkterrein van een hoofd van dienst, ten aanzien waarvan de secretaris-generaal heeft meegedeeld dat zij door hem zullen worden behandeld. De hoofden van dienst moeten steeds beoordelen of aangelegenheden op hun werkterrein door de secretaris-generaal of door de minister moeten worden behandeld. Indien dat het geval is moeten zij die aangelegenheden aan de secretaris-generaal respectievelijk de minister voorleggen en hebben zij daarvoor geen mandaat. De secretaris-generaal legt aangelegenheden die naar zijn oordeel door de minister moeten worden behandeld aan de minister voor. Daarvoor heeft hij dan geen mandaat. Indien een hoofd van dienst aan de secretaris-generaal een aangelegenheid voorlegt, omdat deze naar het oordeel van het hoofd van dienst door de secretaris-generaal moet worden behandeld, maar de secretaris-generaal van mening is dat de aangelegenheid door een ander hoofd van dienst moet worden behandeld – omdat die aangelegenheid tot diens werkterrein behoort – legt de secretaris-generaal die aangelegenheid aan dat andere hoofd van dienst voor. Voor die aangelegenheid heeft dan niet de secretaris-generaal, maar het andere hoofd van dienst mandaat. Met de in het eerste lid, onderdeel i, opgenomen opsomming van personeelsaangelegenheden ten aanzien waarvan de secretaris-generaal bevoegd is, wordt de bevoegdheidsverdeling zo inzichtelijk mogelijk gemaakt. Indien de secretaris-generaal niet bevoegd is, hangt het van de taakverdeling tussen de directeur Bedrijfsvoering en de overige hoofden van dienst af wie bevoegd is. De secretaris-generaal kan op grond van artikel 9, tweede lid aan functionarissen van het Ministerie van LNV ondermandaat verlenen voor het verkennen van de inrichting en de opbouw van nieuwe organisatieonderdelen binnen het ministerie. Tenslotte kan de secretaris-generaal op grond van artikel 9, derde lid de hoofden van dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, subonderdelen 1°en 5° ondermandaat verlenen voor P&O-aangelegenheden van zijn dienst. Voor zover P&O-aangelegenheden door de betreffende hoofden van dienst in ondermandaat genomen worden, zullen de beslissingen op bezwaarschriften tegen deze besluiten door de secretaris-generaal worden genomen.

De secretaris-generaal is verder bevoegd voor taken op zijn werkterrein die in de bijlage zijn beschreven. Naast de algemene taken op het terrein van organisatie en bedrijfsvoering van het gehele ministerie heeft de secretaris-generaal een bijzondere taak op het terrein van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: WNT). De ambtenaren van de Eenheid toezicht WNT van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties controleren op het terrein van LNV of rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen die onder de WNT vallen zich daadwerkelijk houden aan de verplichtingen in deze wet. De conclusies van hun onderzoek dragen zij vervolgens over aan de secretaris-generaal. De secretaris-generaal is verantwoordelijk voor de uitvoering van de tweede fase van het toezicht op de naleving van de WNT op LNV-terrein. Hij bepaalt hoe gevolg wordt gegeven aan de conclusies uit de onderzoeksfase. Dat kan onder meer betekenen dat hij een instelling, rechtspersoon of topfunctionaris een last onder dwangsom oplegt.

Artikelen 5 en 6

Artikel 5 bevat de kern van het mandaat van de hoofden van dienst. Daarbij is het werkterrein van ieder hoofd van dienst het uitgangspunt. Onder het werkterrein van een hoofd van dienst valt ook de bevoegdheid om onder meer klachten, verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob), verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie (hierna: Who), verzoeken op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp), schadevergoedingen, schikkingen en ingebrekestellingen op zijn werkterrein af te handelen. Voor de afhandeling van Wob-verzoeken geldt dat deze door een hoofd van dienst of de door hem gemandateerde functionaris zelf kan worden afgedaan tenzij hij van oordeel is dat het verzoek op grond van de Wob niet of niet geheel kan worden ingewilligd of hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de geldende voorschriften ruimte laten voor verschillende uitleg over de vraag of het verzoek al dan niet moet worden ingewilligd of hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat inwilliging of weigering van het verzoek belangrijke maatschappelijke, politieke of publicitaire gevolgen kan hebben. In deze gevallen dient op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel g, de secretaris-generaal op het Wob-verzoek te beslissen. Een hoofd van dienst kan in elk geval wel zelf op het Wob-verzoek beslissen indien de beslissing niet meer bevat dan de mededeling dat de gevraagde informatie niet op het ministerie aanwezig is dan wel indien in de beslissing alleen gebruik wordt gemaakt van de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob. In artikel 5, zesde lid, heeft de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, in aanvulling op het mandaat, volmacht en machtiging voor aangelegenheden in het eerste lid, ook mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van het vaststellen van beleidsregels op zijn eigen werkterrein.

Voor een uiteenzetting over de systematiek van de bevoegdheidsverdeling tussen de hoofden van dienst en de secretaris-generaal wordt verwezen naar de toelichting op artikel 4. Daarnaast voorziet artikel 6 in een specifiek mandaat, en machtiging aan de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Het gaat daarbij om toevoegingen aan het werkterrein van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Artikel 7

De in dit besluit opgenomen instructies zijn beperkt tot enkele algemene aspecten en de wijze van afdoening van stukken. Dat laat uiteraard onverlet dat nog tal van nadere instructies gegeven kunnen worden, met name ook op inhoudelijk terrein. Ingevolge artikel 10:6, van de Awb kunnen deze instructies zowel per geval als in het algemeen gegeven worden. Niet vereist is, dat zij schriftelijk worden gegeven; het kan dus ook mondeling. De in onderdelen a en b van artikel 7 genoemde aspecten spreken voor zich. Uiteraard dienen het geldende recht, bestaande aanwijzingen en (medeparaaf)procedures in acht genomen te worden. Bij twijfel omtrent het geldende recht kan daarover advies worden ingewonnen bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken. In onderdeel c van artikel 7 is een bijzondere medeparaafprocedure met name genoemd. In artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ is bepaald dat stukken omtrent zaken, die financiële gevolgen hebben of kunnen hebben, de medeparaaf behoeven van de directeur FEZ. Indien deze bezwaren heeft, pleegt hij overleg met het betrokken hoofd van dienst. Wanneer dat overleg niet tot overeenstemming leidt, brengt hij zijn bezwaren ter kennis van de minister.

Artikel 8

Bij machtiging tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn is het uitdrukkelijk vermelden dat de ambtenaar handelt namens de Minister van LNV niet altijd praktisch. Niettemin is het van belang dat een ieder zich er voortdurend van bewust is, dat hij handelt onder ministeriële verantwoordelijkheid. In bepaalde gevallen zal het ook aangewezen zijn om uitdrukkelijk kenbaar te maken – mondeling of schriftelijk – dat men handelt namens de minister. Uiteraard is daarbij steeds vereist dat machtiging is verleend, ingevolge dit besluit, een besluit tot verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging of ingevolge een machtiging voor een bijzonder geval.

Artikelen 9-10 en 26

Er zij op gewezen dat de bepalingen in de Awb over mandaat en de bepalingen in dit besluit mede van toepassing zijn op ondermandaat, volmacht en machtiging. Dat betekent dat ook voor ondermandaat geldt dat het zich niet kan uitstrekken tot aangelegenheden die aan de minister zijn voorbehouden, dat het te allen tijde kan worden ingetrokken, dat de mandaatgever altijd bevoegd blijft de gemandateerde bevoegdheid zelf uit te oefenen, dat de mandaatgever aan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies kan geven en dat de gemandateerde op verzoek van de mandaatgever inlichtingen dient te verschaffen. De in artikel 26 opgenomen formulering dient in geval van ondermandaat ongewijzigd te worden toegepast. Het is niet de bedoeling dat ook de verlener van het ondermandaat in deze formulering wordt vermeldt. Ingevolge het tweede lid van artikel 9 kan de secretaris-generaal ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan functionarissen van het Ministerie van LNV voor het verkennen van de inrichting en de opbouw van nieuwe organisatieonderdelen binnen het ministerie. In het derde lid van artikel 9 zijn enige beperkingen opgenomen op de bevoegdheid van de hoofden van dienst om ondermandaat te verlenen.

Artikel 11

Dit voorschrift is beperkt tot de figuren mandaat en volmacht. Dat betekent dat voor het door een hoofd van dienst, op zijn werkterrein, aan ondergeschikten geven van machtiging voor het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, niet geldt dat dit schriftelijk (en in overeenstemming met de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van EZK) moet geschieden. Machtigingen, zowel algemene als voor een bepaald geval, kunnen derhalve ook mondeling worden gegeven. Daaraan bestaat in de praktijk behoefte.

Artikel 12

Er zij op gewezen dat de voorziening van artikel 12, tweede lid, beperkt is tot het geval van afwezigheid van de hoofden van dienst. Voor alle andere gevallen dient voor de bevoegdheidsverlening aan een plaatsvervanger gebruik te worden gemaakt van de figuur van het ondermandaat (artikel 10).

Artikel 13

Dit artikel geeft een uitwerking aan artikel 10:11, van de Awb. Voorheen werd in dit soort gevallen wel gesproken over ’ondertekeningsmandaat’, maar strikt genomen is hier geen sprake van mandaat. De beslissing is immers reeds door de minister genomen. Alleen de schriftelijke vastlegging ervan is nog niet geschied in de vorm, waarin hij bekend zal worden gemaakt. Indien de minister niet kan ondertekenen, bij voorbeeld door verblijf in het buitenland, kan dit worden gedaan door de secretaris-generaal.

Artikel 14 en 15 tot en met 23

In artikel 14 is tot uitdrukking gebracht dat verschillende organisatieonderdelen die formeel onder het Ministerie van EZK ressorteren voor beide ministeries voor zover nodig dezelfde taken verrichten en dezelfde bevoegdheden uitoefenen. Daartoe worden in de artikelen 15 tot en met 23 mandaat, volmacht en machtiging verleend aan de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur Regio, de directeur Algemene en Economische Politiek, de directeur Bedrijfsvoering, de directeur Europese en Internationale Zaken, de directeur Financieel-Economische Zaken, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken, de algemeen directeur Dienst ICT Uitvoering en de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen die samenhangen met de door hen voor het ministerie van LNV te verrichten taken.

Artikel 15

Het Ministerie van LNV heeft thans geen plaatsvervangend secretaris-generaal. De plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van EZK verricht voor zover van toepassing dezelfde taken voor het Ministerie van LNV als voor het Ministerie van EZK.

Artikel 18

De directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van EZK neemt beslissingen op bezwaarschriften inzake personeelsaangelegenheden ten aanzien van medewerkers van het Ministerie van LNV waarvan salarisschaal 1 tot en met 14 geldt. Hiervan uitgezonderd zijn de beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten die de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van EZK zelf in mandaat heeft genomen en de beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten die door onder de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van EZK ressorterende medewerkers in mandaat zijn genomen voor het Ministerie van LNV. Aan de secretaris-generaal is voor deze gevallen mandaat, volmacht en machtiging verleend in artikel 4, tweede lid, onder d. De directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van EZK is voorts bevoegd ten aanzien van een aantal beslissingen ten aanzien van personeel in deze schalen. Ten aanzien van overige besluiten in deze schalen geldt dat het hoofd van dienst bevoegd is. Een aantal P&O-aangelegenheden voor schalen 1 tot en met 14 zijn bij de hoofden van dienst neergelegd. Voor deze P&O-aangelegenheden dient wel tussen de hoofden van dienst en de directeur Bedrijfsvoering van het Ministerie van EZK afstemming plaats te vinden, waarbij de procedureafspraken in acht worden genomen. Het gaat om de volgende P&O-aangelegenheden:

  • het verlenen van buitengewoon verlof op grond van artikel 34 van het ARAR met uitzondering van buitengewoon verlof van lange duur ten behoeve van het vervullen van een functie bij een internationale volkenrechtelijke organisatie;

  • het opleggen van disciplinaire straffen op grond van artikel 81 ARAR;

  • het verlenen van ontslag op grond van artikel 96 ARAR;

  • het schorsen op grond van artikel 91 ARAR;

  • vermindering bezoldiging tijdens schorsing op grond van artikel 92 ARAR;

  • het beslissen over terugkeergarantie, anders dan op grond van het sociaal flankerend beleid;

  • het toekennen van een schadeloosstelling, kostenvergoeding of een geldelijke tegemoetkoming hoger dan € 10.000 op grond van artikel 69 van het ARAR;

  • het verlenen van ontslag op grond van artikel 49l van het ARAR.

Artikel 20

Aan de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van EZK wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om – zoals vermeld in paragraaf VI van de bijlage Organisatie van het Ministerie van LNV in afstemming met de functionaris, handelend als directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van LNV- zorg te dragen voor de begrotingstaken vanaf 26 oktober 2017 tot en met 2018. In 2019 krijgt het Ministerie van LNV een volledig eigen begroting en vervalt het verleende mandaat van de directeur Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van EZK.

Artikel 21

Het eerste lid van dit artikel stelt buiten twijfel dat de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van EZK mandaat, volmacht en machtiging heeft op het gebied van bezwaar- en beroepszaken. In dit verband is van belang de bijzondere bepalingen met betrekking tot de behandeling van bezwaar- en beroepszaken in de artikelen 4, tweede lid, onderdeel d, 18 en 23. In het tweede lid is vastgelegd dat de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van EZK exclusief bevoegd is voor opdrachtverstrekkingen aan externe juridische dienstverleners op het werkterrein van alle hoofden van dienst, met uitzondering van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, en met uitzondering van de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van EZK.

Artikel 23

De algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van EZK is op grond van het zesde lid bevoegd om bezwaar- en beroepschriften te behandelen, om te beslissen op bezwaarschriften en om (hoger) beroep in te stellen tegen besluiten op LNV-terrein. Uitgezonderd daarvan zijn de besluiten op grond van de Wob, de Who en de Wbp voor zover het gaat om de werkterreinen van de plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de directeur-generaal van Agro en Natuur, de directeur Bureau Bestuursraad, de directeur Communicatie en de directeur Financieel-Economische Zaken. Deze bepaling moet in samenhang worden gelezen met artikel 21, eerste lid, van dit mandaatbesluit, waarin het mandaat voor de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor bezwaar en beroep is geregeld. Overigens wordt nog gewezen op artikel 10:3, derde lid, van de Awb. Hierin wordt bepaald dat mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen. Beslissingen op bezwaarschriften tegen primaire besluiten die de algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zelf in mandaat heeft genomen dienen derhalve door de minister te worden genomen.

Artikel 25

De in dit besluit opgenomen instructies zijn beperkt tot enkele algemene aspecten en de wijze van ondertekening van stukken. Dat laat uiteraard onverlet dat nog tal van nadere instructies gegeven kunnen worden, met name ook op inhoudelijk terrein. Ingevolge artikel 10:6, van de Awb kunnen deze instructies zowel per geval als in het algemeen gegeven worden. Niet vereist is, dat zij schriftelijk worden gegeven; het kan dus ook mondeling. De in onderdelen a en b van artikel 25 genoemde aspecten spreken voor zich. Uiteraard dienen het geldende recht, bestaande aanwijzingen en (medeparaaf)procedures in acht genomen te worden. Bij twijfel omtrent het geldende recht kan daarover advies worden ingewonnen bij de directie Wetgeving en Juridische Zaken. In onderdeel c van artikel 25 is een bijzondere medeparaafprocedure met name genoemd. In artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ is bepaald dat stukken omtrent zaken, die financiële gevolgen hebben of kunnen hebben, de medeparaaf behoeven van de directeur FEZ. In dit geval betreft het de directeur FEZ van het Ministerie van EZK, omdat in deze paragraaf aan de directeur FEZ van het Ministerie van EZK voor zover nodig voor het LNV-terrein mandaat, volmacht en machtiging is verleend. Indien deze bezwaren heeft, pleegt hij overleg met het betrokken hoofd van dienst. Wanneer dat overleg niet tot overeenstemming leidt, brengt hij zijn bezwaren ter kennis van de minister.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven