Nadere regels jeugdhulp gemeente Hoogezand-Sappemeer 2017

Logo Hoogezand-Sappemeer

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer;

gelet op de Verordening jeugdhulp gemeente Hoogezand-Sappemeer 2015;

gezien het advies van Wmo adviesraad Slochteren, WMO/WWB Adviesraad Hoogezand-Sappemeer en Participatieraad Menterwolde, 17 mei 2017;

Besluit vast te stellen de:

Nadere Regels Jeugdhulp gemeente Hoogezand-Sappemeer 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

  • b.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • c.

    verslag: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 4. Een ondertekend verslag kan door het college aangemerkt worden als een aanvraag van een voorziening.

  • d.

    wet: jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende overige voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Versterken van de sociale context:

1) Algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften jeugdigen en opvoedingsvragen opvoeders;

2) Activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society, zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jongeren en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;

3) Laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;

4) Maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, zelforganisaties gericht op ondersteuning van opgroeien en opvoeden;

5) Mantelzorgondersteuning voor kinderen en gezinnen.

b.Basisondersteuning:

1) Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen;

2) Ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

3) Ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;

4) Regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn.

  • 2.

    De volgende individuele voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning, waaronder:

1) Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem;

2) Langdurige ‘leun en steun’ contacten;

3) Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

4) Specifieke multidisciplinaire interventies gecoördineerd uitgevoerd door verschillende zorgaanbieders voor gezinnen met meervoudige problemen.

b.Intensieve ondersteuning:

1) Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie;

2) Intensieve dagbehandeling op maat;

3) Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van cliënten buiten de gewone leef/gezinssituatie;

4) Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties;

5) Gedwongen jeugdhulp en dwang en drangtrajecten;

6) Specialistische diagnostiek.

Artikel 3. Melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 4. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 5. Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en/of de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en kan hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken vragen.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 6. Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 4.

  • 2.

    Maximaal 6 weken na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 7. Aanvraag

Het plan of een ondertekend verslag van het gesprek (zoals genoemd in artikel 5) wordt beschouwd als aanvraag voor jeugdhulp.

Artikel 8. Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag zoals bedoeld in artikel 6 wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.

  • 2.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Verordening is afgegeven.

Artikel 9. Onderdelen beschikking

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      wat de omvang van de voorziening is.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het PGB wordt aangewend;

    • b.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

    • d.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

Artikel 10. Regels voor een PGB

  • 1.

    De hoogte van het PGB:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het PGB gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura zoals door de RIGG wordt afgesproken met de zorgaanbieders.

    • d.

      Het PGB dat besteed wordt bij iemand uit het sociale netwerk is een vast bedrag per uur.

  • 2.

    De hoogte van een PGB kan zijn opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten.

  • 3.

    Ouders kunnen zelf bijbetalen wanner het tarief van de door hen gewenste aanbieder of voorziening duurder is dan de door het college voorgestelde aanbod.

  • 4.

    Tussenpersonen of belangenbehartigers en administratiekosten mogen niet uit het pgb worden betaald.

  • 5.

    De budgethouder dient een schriftelijke zorgovereenkomst dan wel overeenkomst van opdracht te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde dienstverlener.

Artikel 11 Onderscheid formele en informele zorgaanbieders

  • 1.

    Onder formele zorgaanbieders wordt verstaan:

    • a.

      een organisatie of zelfstandige zonder personeel (ZZP’er) die beroeps- of bedrijfsmatig hulp verleent en als zodanig met een SBI-code beginnend met 86, 87 of 88 staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, of

    • b.

      een hulpverlener die is geregistreerd zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, die beschikt over een AGB-code en die is ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • 2.

    Voor PGB zorgaanbieders jeugd gelden bij formele zorg de volgende kwaliteitseisen:

    • a.

      VOG verklaring van de professionals.

    • b.

      Een zorgaanbieder mag niet op de zwarte lijst van de gemeente staan vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de Jeugdwet, het Besluit en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude en uitbuiting personeel.

    • c.

      Jeugdhulpverleners zijn geregistreerd in het beroepsregister of zijn hiervoor aangemeld.

    • d.

      Hulpaanbieders en vrij gevestigden moeten zijn aangesloten bij een professioneel collectief. Het collectief is mee verantwoordelijk voor de kwaliteit van de hulpverlening.

    • e.

      Hulpaanbieders zijn verplicht te melden in de verwijsindex (VIR) en hanteren de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

    • f.

      Hulpverleners kunnen de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst, bijvoorbeeld van uit het flexibele aanbod dan wel specialistische hulp.

    • g.

      De hulpaanbieder werkt actief samen met ander jeugdhulpverleners wanneer er sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de jeugdige of betrokkenen.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levenspartner van de zorgbehoevende, de bloed- en aanverwanten in de eerste of de tweede graad van de zorgbehoevende of de bloed- en aanverwanten in de eerste of tweede graad van de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levenspartner van de zorgbehoevende. Zij worden beschouwd als informele zorgaanbieders.

  • 4.

    Onder informele zorgaanbieders wordt verstaan:

    • a.

      Ieder ander dan een formele zorgaanbieder als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

    • b.

      Volwassenen behorend tot het sociale netwerk van het kind of de jongere.

  • 5.

    De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp alleen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, wanneer er sprake is van een zware beperking en deze vorm van ondersteuning noodzakelijk is voor het kunnen wonen en functioneren van de jeugdige binnen het eigen gezin. Voor deze vorm van besteding van PGB gelden tenminste een of enkele van de onderstaande voorwaarden:

    • a.

      De hulp is niet goed vooraf in te plannen.

    • b.

      De hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden.

    • c.

      De hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden

    • d.

      De hulp moet op verschillende locaties worden geleverd.

    • e.

      De hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn.

    • f.

      De hulp moet vanwege de aard van de beperking geboden worden door een persoon waar de jeugdige geen hechtings- of contactprobleem mee heeft.

  • 6.

    Voor informele zorg gelden de volgende eisen:

    • a.

      In bezit zijn van een VOG verklaring.

    • b.

      Grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst, bijvoorbeeld van uit het flexibele aanbod dan wel specialistische hulp.

Artikel 12. Slotbepalingen

  • 1.

    De Financiële Bijlage bij Nadere regels Jeugdhulp 2017 maakt integraal onderdeel uit van deze nadere regels.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 2017.

  • 3.

    Met ingang van de dag waarop de Nadere regels Jeugdhulp 2017 gemeente Hoogezand-Sappemeer in werking treedt, worden de nadere regels Jeugdhulp 2015-A vastgesteld op 7 juli 2015, ingetrokken.

  • 4.

    Dit besluit kan worden aangehaald als Nadere regels Jeugdhulp 2017 gemeente Hoogezand-Sappemeer.

Vastgesteld in de collegevergadering van 1 augustus 2017.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer,

Peter de Jonge, Burgemeester

Jasper Vos, Secretaris

Bijlage

Financiële Bijlage bij Nadere regels Jeugdhulp 2017

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Hoogte persoonsgebonden budget (tabel 1 t/m 4)

  • -

    Tabel 1: Persoonsgebonden budget begeleiding individueel

  • -

    Tabel 2: Persoonsgebonden budget dagactiviteit (begeleiding) formele en informele hulp zonder

    Vervoer

  • -

    Tabel 3: Persoonsgebonden budget dagactiviteit (begeleiding) formele en informele hulp met vervoer

  • -

    Tabel 4: Persoonsgebonden budget kortdurend verblijf

Hoofdstuk 2: Bestedingsoptie PGB

Hoofdstuk 1 Hoogte persoonsgebonden budget (tabel 1 t/m 4)

TABEL 1 PERSOONSGEBONDEN BUDGET BEGELEIDING INDIVIDUEEL

Artikel 10 Nadere regels

TABEL 2 PERSOONSGEBONDEN BUDGET DAGACTIVITEIT (BEGELEIDING) FORMELE EN INFORMELE HULP ZONDER VERVOER

Artikel 10 nadere regels

TABEL 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET DAGACTIVITEIT (BEGELEIDING) FORMELE EN INFORMELE HULP MET VERVOER

Artikel 10 Nadere regels

TABEL 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET KORTDUREND VERBLIJF

Artikel 10 Nadere regels

HOOFDSTUK 2: BESTEDINGSOPTIE PGB

Behalve aan zorg kan het PGB ook aan een aantal andere zaken worden besteed. Hierin zijn keuzes gemaakt. De Besteding heeft effect op het totale budget van het Pgb.

De volgende zaken mogen wel uit het Pgb worden gefinancierd;

Eenmalige uitkering Na beëindiging van PGB waar de budgethouder niet verantwoordelijk is kan er maximaal 1 volledig maand salaris worden uit betaald.

Feestdagenuitkering

De feestdagen uitkering is een onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Er kan binnen het budget maximaal €272,00 gereserveerd worden. Dit kan op een moment in het kalender jaar als extra loon worden uitbetaald.

Reiskosten

Binnen het werkgeverschap is het wettelijk toegestaan om reiskosten voor woon-werkverkeer te vergoeden als secundaire arbeidsvoorwaarde. Hierbij geldt de vigerende belastingwetgeving en de vergoeding betreft onbelast loon. De kosten moeten gemaakt worden om de zorg uit te kunnen voeren. De reiskosten worden gezien als onderdeel van een arbeidsovereenkomst.

Uit het Pgb mogen niet gefinancierd worden.

Vrij besteedbaar bedrag;

Dit wordt niet langer gehanteerd. Het budget is bedoeld om zorg in te kopen. Met de invoering van het trekkingsrecht is alleen betaling mogelijk als de zorg geleverd wordt.

Administratiekosten

Om in aanmerking te komen voor een Pgb moet iemand zelf in staat, of diens vertegenwoordiger, zelf de regie over het Pgb te kunnen voeren. In staat zijn om zijn eigen situatie te overzien, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen.

Naar boven