Bestuursovereenkomst Zwolle-Herfte

Partijen:

1. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, Sharon A.M. Dijksma, handelend als bestuursorgaan en als rechtsgeldig vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, gezeteld te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: het Rijk;

2. De publiekrechtelijke rechtspersoon provincie Groningen, alsmede het bestuursorgaan Gedeputeerde Staten van Groningen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar Commissaris van de Koning, mr. drs. F. J. Paas, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Gedeputeerde Staten van die provincie d.d. 4 oktober 2016, hierna te noemen: de provincie Groningen.

3. De publiekrechtelijke rechtspersoon provincie Fryslân, alsmede het bestuursorgaan Gedeputeerde Staten van Fryslân, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar Commissaris van de Koning, ir. J. M. Leemhuis-Stout, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Gedeputeerde Staten van die provincie d.d. 4 oktober 2016, hierna te noemen: de provincie Fryslân.

4. De publiekrechtelijke rechtspersoon provincie Drenthe, alsmede het bestuursorgaan Gedeputeerde Staten van Drenthe, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar Commissaris van de Koning, dr. h.c. J. Tichelaar, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Gedeputeerde Staten van die provincie d.d. 4 oktober 2016, hierna te noemen: de provincie Drenthe.

en

5. De publiekrechtelijke rechtspersoon provincie Overijssel, alsmede het bestuursorgaan Gedeputeerde Staten van Overijssel, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar Commissaris van de Koning, drs. A. Th. B. Bijleveld-Schouten, handelend ter uitvoering van het besluit van het College van Gedeputeerde Staten van die provincie d.d. 4 oktober 2016, hierna te noemen: de provincie Overijssel.

Overwegende:

  • 1. Na de realisatie van de Hanzelijn en het vierde perron zijn delen van het emplacement Zwolle in 2012 overbelast verklaard.

  • 2. In het kader van het programma Noord Nederland via het project Zwolle-Herfte wordt gewerkt aan het robuuster maken en uitbreiden van de capaciteit op de verbindingen naar de OV-knooppunten Groningen, Leeuwarden en Emmen, waardoor:

    • a. overstaptijden en snelheden worden verbeterd;

    • b. aansluitingen in Groningen en Leeuwarden op het regionale net worden verbeterd;

    • c. de wachttijd van de intercity van en naar Leeuwarden met drie minuten afneemt;

    • d. een derde en vierde trein per uur tussen Zwolle en Leeuwarden mogelijk wordt gemaakt;

    • e. extra treinen tussen Zwolle en Enschede mogelijk worden gemaakt.

  • 3. Daartoe wordt de sporenlay-out op emplacement Zwolle aangepast en wordt een spoorverdubbeling met vrije kruising aangelegd bij Herfte.

  • 4. Na de realisatie van de Hanzelijn en het vierde perron is de opstelcapaciteit op emplacement Zwolle verminderd. Hierdoor is verplaatsing van deze opstelcapaciteit naar het RGS-opstelterrein noodzakelijk. Omwille van de drinkwaterbescherming wordt het RGS-opstelterrein in folie gelegd.

  • 5. Voor de financiering van het project wordt € 70.000.000,– aan middelen uit de motie Koopmans (Sporendriehoek Noord Nederland; Kamerstukken II 2007/08, 27 658, nr. 41) ingezet.

  • 6. Bij de voorbereiding van ontwerp-tracébesluit Zwolle-Herfte heeft uitgebreide afstemming plaatsgevonden met de partijen in het Bestuurlijk Overleg Spoor Noord Nederland, de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe, de provincie Overijssel en de gemeente Zwolle.

  • 7. Het is door de betrokken partijen wenselijk bevonden om de afspraken die zijn gemaakt tijdens het Bestuurlijk Overleg MIRT van 9 november 2015 vast te leggen en de overeengekomen bijdragen en verantwoordelijkheden van partijen in het project Zwolle-Herfte nader te detailleren in een bestuursovereenkomst. Hiertoe dient onderhavige bestuursovereenkomst.

  • 8. Dat daarnaast ten behoeve van extra treinen tussen Zwolle en Enschede op 9 april 2015 afspraken zijn gemaakt over een gezamenlijke aanpak voor het vergroten van de hiervoor benodigde perroncapaciteit door het Rijk en de provincie Overijssel. Ook deze afspraken worden in onderhavige bestuursovereenkomst vastgelegd.

Komen als volgt overeen:

Artikel 1. Definities

In deze bestuursovereenkomst wordt verstaan onder:

1. het project:

het project zoals omschreven in het MIRT-projectenoverzicht, dat voorziet in:

  • a. de aanleg van een ongelijkvloerse kruising en spoorverdubbeling tussen station Zwolle en de splitsing bij Herfte;

  • b. de uitbreiding van het RGS-opstelterrein, zoals weergegeven in bijlage 1;

  • c. aanpassingen aan het emplacement Zwolle;

2. voorkeursvariant:

de in het bestuurlijk overleg MIRT van 9 november 2015 afgesproken variant van het project, zijnde de dive-under bij Herfte (‘variant 3’) en het RGS-opstelterrein (‘variant C’), zoals weergegeven in bijlage 2;

3. tweede perronspoor Zwolle-Enschede:

de uitbreiding van het aantal beschikbare perronsporen voor de treindienst Zwolle-Enschede, zoals dat in het kader van het programma Beter Benutten Regionaal Spoor is afgesproken in het door het Rijk en de provincie Overijssel ondertekende Plan van Aanpak van 9 april 2015;

4. de provincies:

de provincies Groningen, Fryslân, Drenthe en Overijssel;

5. partijen:

het Rijk en de provincies.

Artikel 2. Doel bestuursovereenkomst

Deze bestuursovereenkomst strekt ertoe afspraken vast te leggen over:

  • 1. de nadere uitwerking van de bestuurlijke afspraken over de voorkeursvariant van het project;

  • 2. de verwerking van de financiering van de voorkeursvariant van het project zoals is afgesproken in het bestuurlijk overleg MIRT van 9 november 2015.

  • 3. de financiering en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de provincie Overijssel en het Rijk van het tweede perronspoor Zwolle-Enschede.

Artikel 3. Reikwijdte

  • 1. De bestuursovereenkomst heeft betrekking op de planuitwerking en realisatie van:

    • a. het project, waarvan een schematische weergave is opgenomen in de bijlage 3;

    • b. het tweede perronspoor Zwolle-Enschede.

  • 2. De kosten voor beheer en instandhouding na realisatie van het project komen voor rekening van het Rijk.

  • 3. De verdeling van kosten voor beheer en instandhouding van het tweede perronspoor Zwolle-Enschede vindt plaats op basis van de nog te maken algemene afspraak tussen IPO of provincie Overijssel met het Rijk over kostenverdeling Beheer en Onderhoud bij regionale spoorprojecten met cofinanciering door het Rijk.

Artikel 4. Financiering van het project

  • 1. Er is een budget van totaal € 230.296.553,18 (zegge: tweehonderddertig miljoen tweehonderdzesennegentigduizend vijfhonderddrieënvijftig euro en achttien cent) beschikbaar voor het project.

  • 2. De geraamde bijdrage van het Rijk voor het project bedraagt € 194.296.553,18 (zegge: hondervierennegentig miljoen tweehonderdzesennegentigduizend vijfhonderddrieënvijftig euro en achttien cent. Dit bedrag is inclusief € 4.208.022,– (zegge: vier miljoen tweehonderdachtduizend tweeëntwintig) als gekapitaliseerde besparing op onderhoud vanwege het saneren van wissels op het emplacement Zwolle.

  • 3. De bijdragen van het Rijk, genoemd in het eerste en tweede lid, zijn uitgedrukt in prijspeil 2016 en worden jaarlijks geïndexeerd met de prijscompensatie op basis van de Index Bruto Overheidsinvesteringen (IBOI) bij MEV, na uitkering van de prijscompensatie door het ministerie van Financiën aan het Ministerie van IenM.

  • 4. Het Rijk draagt zorg voor de financiering van het rijksdeel van het project en het tweede perronspoor Zwolle-Enschede via een of meer aan ProRail te verlenen beschikking(en).

  • 5. De gezamenlijke bijdrage van de provincies aan ProRail voor het project is een vast bedrag van in totaal € 36.000.000,– (zegge: zesendertig miljoen). De bijdrage wordt op basis van facturering voldaan aan ProRail, doch uiterlijk eind 2017.

  • 6. De bijdrage, bedoeld in het vijfde lid, is als volgt onderverdeeld:

    • a. provincie Groningen € 10.000.000,– (zegge: tien miljoen);

    • b. provincie Fryslân € 10.000.000,– (zegge: tien miljoen);

    • c. provincie Drenthe € 6.000.000,– (zegge: zes miljoen);

    • d. provincie Overijssel € 10.000.000,– (zegge: tien miljoen).

  • 7. De bijdragen, genoemd in het vijfde en zesde lid, betreffen een BTW-onbelaste bijdrage, waarbij ProRail, als eigenaar en beheerder de feitelijke beschikkingsmacht c.q. het feitelijk gebruik krijgt over het gerealiseerde project.

  • 8. Indien desondanks toch BTW verschuldigd is, worden de bijdragen, genoemd in het zesde lid, verhoogd met de verschuldigde BTW.

  • 9. Indien na toepassing van het achtste lid blijkt dat de verschuldigde BTW niet (geheel) gecompenseerd kan worden dan is sprake van een risico in de zin van artikel 6, eerste lid.

Artikel 5. Financiering van het tweede perronspoor Zwolle-Enschede

  • 1. De kosten voor de realisatie van het tweede perronspoor Zwolle-Enschede zijn op basis de totstandkoming van het Plan van Aanpak van 9 april 2015 geraamd op € 6.413.000,– (zegge: zes miljoen vierhonderddertienduizend) inclusief BTW en prijspeil 2016. Deze kosten worden gelijkelijk verdeeld tussen het Rijk en de provincie Overijssel.

  • 2. Indien sprake is van een overschrijding of onderschrijding van het in het eerste lid genoemde bedrag dan wordt deze gelijkelijk verdeeld tussen het Rijk en de provincie Overijssel.

  • 3. De bijdrage van de provincie Overijssel, zoals omschreven in het eerste en tweede lid, wordt door ProRail gefactureerd aan de provincie Overijssel.

  • 4. De bijdrage van het Rijk, zoals omschreven in het eerste en tweede lid, is uitgedrukt in prijspeil 2016 en wordt jaarlijks geïndexeerd met de prijscompensatie op basis van de door het Cpb geraamde Index Bruto Overheidsinvesteringen (IBOI) bij MEV, na uitkering van de prijscompensatie door het ministerie van Financiën aan het Ministerie van IenM.

Artikel 6. Overschrijding en onderschrijding van het projectbudget

  • 1. De planuitwerking en de realisatie van het project komen voor risico van het Rijk, behoudens aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad.

  • 2. Indien sprake is van een kostenoverschrijding of inkomstentegenvaller op het project dan spreken partijen de volgende maatregelen af om het dan ontstane dekkingstekort op te lossen:

    • a. als eerste wordt teruggevallen op realisatie van ‘variant A’ van het RGS-opstelterrein, zoals weergegeven in bijlage 2;

    • b. als tweede wordt het nog resterende deel van de garantstelling, zijnde € 2.750.000,– (zegge: twee miljoen zevenhonderdvijftigduizend) inclusief BTW, ‘rijtijdwinst Zwolle-Herfte’ vanuit de motie Koopmans ingezet in het project;

    • c. indien na het toepassen van de maatregelen, genoemd onder a en b, sprake is van een dekkingstekort, treden partijen, onverlet de risicoverdeling op grond van het eerste lid, bestuurlijk met elkaar in overleg over de dan ontstane situatie.

  • 3. Indien na realisatie van de voorkeursvariant van het project sprake is van een resterend budget dan wordt dat beschikbaar gesteld voor de realisatie van een perronkap bij spoor 15/16 op station Zwolle.

Artikel 7. Opdrachtgeverschap en planning

  • 1. Het Rijk en de provincies zijn gezamenlijk opdrachtgever richting ProRail voor het project.

  • 2. Partijen spreken af dat het Rijk namens de partijen het dagelijks opdrachtgeverschap richting ProRail uitvoert voor het project. Het streven is dat ProRail de realisatie van het projecteind 2016 start en, op basis van de planning op het tijdstip van inwerkingtreding van deze bestuursovereenkomst, uiterlijk eind 2021 afrondt.

  • 3. Het Rijk en de provincie Overijssel zijn gezamenlijk opdrachtgever voor de aanleg tweede perronspoor Zwolle-Enschede.

  • 4. Het Rijk en provincie Overijssel spreken af dat het Rijk namens de provincie Overijssel het dagelijks opdrachtgeverschap richting ProRail uitvoert voor de aanleg tweede perronspoor Zwolle-Enschede.

Artikel 8. Publiekrechtelijke medewerking

  • 1. Partijen verbinden zich jegens elkaar om de voor de uitvoering van deze bestuursovereenkomst benodigde publiekrechtelijke besluiten vast te stellen, zodat de uitvoering van deze bestuursovereenkomst publiekrechtelijk is toegestaan.

  • 2. Partijen bevorderen daarbij zoveel mogelijk, met inachtneming van wettelijke procedures en de te betrachten zorgvuldigheid jegens derden, dat de procedures tot het nemen van publiekrechtelijke besluiten met voortvarendheid worden doorlopen.

  • 3. Indien de in het tweede lid bedoelde procedures ertoe leiden dat uitvoering van de bestuursovereenkomst niet of althans niet op de door partijen bij het aangaan ervan voorgestane wijze kan worden uitgevoerd, bezien partijen of de bestuursovereenkomst wijziging of (gedeeltelijke) beëindiging behoeft. Artikel 9 wordt hierbij in acht genomen.

Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden

  • 1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, die van dien aard zijn dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde voortzetting van deze bestuursovereenkomst niet kan worden gevergd.

  • 2. Het overleg vindt plaats binnen vier weken nadat een partij daartoe mededeling heeft gedaan aan de andere partij. Partijen bezien in goed overleg of deze bestuursovereenkomst wijziging of (gedeeltelijke) beëindiging behoeft.

Artikel 10. Wijziging

  • 1. Elke partij, of enkele partijen gezamenlijk, kan of kunnen de andere partij(en) schriftelijk verzoeken de bestuursovereenkomst te wijzigen. De wijziging behoeft de instemming van alle partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen vier weken nadat een partij de wens daartoe aan de andere partij(en) schriftelijk heeft meegedeeld.

  • 3. De wijziging en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan de bestuursovereenkomst gehecht.

Artikel 11. Geschillen

  • 1. Deze bestuursovereenkomst is in rechte afdwingbaar.

  • 2. Er is sprake van een geschil indien een van de partijen daarvan schriftelijk en gemotiveerd melding maakt aan de andere partij, waarna partijen binnen vier weken na een zodanige melding eerst met elkaar in overleg treden om te bezien of in der minne een oplossing van het geschil kan worden gevonden.

  • 3. Indien binnen twee maanden na melding van het geschil, bedoeld in het eerste lid, tussen partijen geen overeenstemming is bereikt, staat het ieder van de partijen vrij het geschil voor te leggen aan de bevoegde rechter te Den Haag.

Artikel 12. Ongeldigheid

Indien een bepaling van de bestuursovereenkomst in enige mate als nietig, vernietigbaar, ongeldig, onwettig of anderszins als niet-bindend moet worden beschouwd, wordt die bepaling, voor zover nodig, uit de bestuursovereenkomst verwijderd en vervangen door een bepaling die wél bindend en rechtsgeldig is en die de inhoud van die verwijderde bepaling zoveel als mogelijk benadert. Het overige deel van de bestuursovereenkomst blijft in een dergelijke situatie ongewijzigd, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 13. Inwerkingtreding en looptijd

  • 1. Deze bestuursovereenkomst treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door de laatst betrokken partij en eindigt met ingang van de dag waarop de ter uitvoering van deze bestuursovereenkomst te realiseren infrastructuur in dienst wordt gesteld.

  • 2. Rechtsgevolgen die voortvloeien uit deze bestuursovereenkomst en die naar hun aard geacht worden door te werken of eventueel ontstaan na de beëindiging van deze bestuursovereenkomst, worden afgehandeld in overeenstemming met deze bestuursovereenkomst.

Artikel 14. Bijlage

  • 1. De bij deze bestuursovereenkomst behorende bijlagen maken integraal onderdeel uit van deze bestuursovereenkomst, mits gedateerd en geparafeerd door partijen.

  • 2. De bijlagen kunnen door partijen worden gewijzigd mits de wijziging door partijen is gedateerd en geparafeerd.

  • 3. Indien een bijlage wordt gewijzigd gaat de betreffende bijlage met een latere datum voor de betreffende bijlage met een eerdere datum.

  • 4. Bij strijdigheid tussen het bepaalde in de bijlage en de bestuursovereenkomst prevaleert de bestuursovereenkomst, tenzij partijen de strijdigheid in de bijlage expliciet hebben benoemd en de bijlage hebben gedateerd en geparafeerd. In dat geval prevaleert de bijlage.

Artikel 15. Toepasselijk recht

Op deze bestuursovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

Artikel 16. Publicatie in de Staatscourant

Binnen tien werkdagen na ondertekening van deze bestuursovereenkomst wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in vijfvoud ondertekend, Den Haag, 4 december 2016

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

De provincie Groningen, Namens deze, F.J. Paas

De provincie Fryslân, Namens deze, J.M. Leemhuis-Stout

De provincie Drenthe, Namens deze, H.C.J. Tichelaar

De provincie Overijssel, Namens deze, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

BIJLAGE 1 ZOALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 1, TWEEDE LID, EN 6, TWEEDE LID, ONDER A: VARIANT C EN A VAN HET RGS-OPSTELTERREIN

BIJLAGE 2 ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL, EERSTE LID, ONDER B: AFSPRAKEN UIT HET BESTUURLIJK OVERLEG MIRT VAN 9 NOVEMBER 2015

Voorkeursvariant Zwolle-Herfte en opstelterrein RGS Zwolle

  • Het Bestuurlijk Overleg Spoor Noord-Nederland (SNN/Overijssel/Zwolle – Prorail – IenM) heeft een integraal advies aan de Staatssecretaris van IenM uitgebracht over de variantkeuze met betrekking tot Zwolle-Herfte en het opstelterrein RGS te Zwolle. Het advies luidt als volgt:

  • Met betrekking tot Zwolle-Herfte wordt gekozen voor een dive-under bij Herfte (‘variant 3’).

  • Met betrekking tot het RGS-opstelterrein wordt gekozen voor de uitgebreide variant (‘variant C’) met volledige folieafdichting in verband met drinkwaterbescherming.

  • In de engineeringfase van het project zoekt ProRail financiële ruimte om de garantstelling ‘extra snelheidsverhoging’ vanuit de middelen voor de Motie Koopmans te laten vervallen. Mocht ProRail deze ruimte niet vinden, dan wordt deze gecreëerd door te kiezen voor het minder uitgebreide opstelterrein RGS (‘variant A’). Indien na afronding van het project financiële ruimte blijkt te bestaan, dan zal de perronkap op spoor 15/16 te Zwolle hieruit worden gefinancierd.

  • Rijk en regio zullen zich inspannen om beide projecten overeenkomstig dit advies en volgens planning tot uitvoering te brengen.

  • De vervolgprocedure is dat het Rijk zo spoedig mogelijk de tracéprocedure afrondt, waarna de realisatie kan beginnen. Ten behoeve hiervan wordt in het eerste kwartaal van 2016 het ontwerp-tracébesluit vastgesteld en in het vierde kwartaal van 2016 het tracébesluit.

BIJLAGE 3 ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDER A

Naar boven