Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken van 28 september 2017, nr. WJZ / 17055112, betreffende het sluiten en openen van gebieden voor de visserij op aal en wolhandkrab (Beleidsregel gesloten gebieden voor visserij op aal en wolhandkrab)

De Minister van Economische Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 5:10, tweede lid, onderdeel f, van de Wet dieren en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

aal:

Anguilla anguilla;

PCB:

polychloorbifenyl;

wolhandkrab:

Eriocheir sinensis.

Artikel 2

  • 1. De gehalten aan dioxines en PCB’s in aal in een bepaald gebied worden in opdracht van de Minister van Economische zaken onderzocht door middel van een mengmonster bestaande uit minimaal 15 niet paairijpe alen met een lengte van 53 tot en met 75 centimeter, dat representatief is voor de vangst van de beroepsvisser.

  • 2. Indien een lengte van 53 tot en met 75 centimeter niet representatief is voor de vangst van aal van de beroepsvisser in een bepaald gebied, kan van deze lengtes worden afgeweken.

Artikel 3

  • 1. Het vissen met de vistuigen aaldogger, aalfuik, aalhoekwant, aalkistje, aalzegen, ankerkuil, electrovisapparaat, peur, visfuik of de kreeftenkorf, dan wel met een ander vistuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt of is bestemd voor de vangst van aal of wolhandkrab, wordt in ieder geval verboden, indien in het desbetreffende gebied gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren:

    • a. de som van dioxines en dioxineachtige PCB’s (WHO-PCDD/F-PCBTEQ) in het mengmonster hoger is dan 8,8 picogram voor WHO-PCDD/F-PCBTEQ per gram versgewicht, of

    • b. de som van PCB 28, PCB52, PCB101, PCB138, PCB153 en PCB180 (ICES – 6) in het mengmonster hoger is dan 250 nanogram voor ICES – 6 per gram versgewicht.

  • 2. Het vissen met de in het eerste lid bedoelde vistuigen kan worden verboden in een gebied dat in directe open verbinding staat met een gebied waar een verbod, bedoeld in het eerste lid, is ingesteld.

  • 3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, wordt opgeheven, indien in het desbetreffende gebied gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren:

    • a. de som van dioxines en dioxineachtige PCB’s (WHO-PCDD/F-PCBTEQ) in het mengmonster niet hoger is dan 8,8 picogram voor WHO-PCDD/F-PCBTEQ per gram versgewicht, en

    • b. de som van PCB 28, PCB 52, PCB 101, PCB 138, PCB 153 en PCB 180 (ICES – 6) in het mengmonster niet hoger is dan 250 nanogram voor ICES – 6 per gram versgewicht.

  • 4. Bij het opheffen van het verbod, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan worden bepaald dat:

    • a. wolhandkrab gevangen in het desbetreffende gebied onmiddellijk in hetzelfde water wordt teruggezet, en

    • b. het verboden is om wolhandkrab voorhanden of in voorraad te hebben in of in de onmiddellijke nabijheid van het desbetreffende gebied.

Artikel 4

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel gesloten gebieden voor visserij op aal en wolhandkrab.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 september 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Inleiding

Op 1 april 2011 zijn grote delen van de Nederlandse wateren, met name de grote rivieren en de hiermee in open verbinding staande wateren, gesloten voor de visserij op aal en wolhandkrab, op grond van de artikelen 23b en 28b en de bijlagen 15 en 16 van de Uitvoeringsregeling visserij. Het Nederlandse stroomgebied van de Rijn en Maas van de grens met Duitsland en België tot en met de Nieuwe Waterweg, de Haringvliet en het Ketelmeer kenmerkt zich door verontreiniging van de waterbodem met dioxines en polychloorbifenyl-verbindingen (PCB’s) als gevolg van historische lozingen. Ook zijn er wateren in Nederland buiten het stroomgebied van de Rijn en de Maas waar de waterbodem, als gevolg van historische industriële puntlozingen, lokaal vervuild is. De aal en wolhandkrab in de wateren die zijn gesloten voor de visserij op aal en wolhandkrab, bevatten een te hoog gehalte aan dioxines en PCB’s voor menselijke consumptie.

Aal waarvan het dioxine- en/of PCB-gehalte uitstijgt boven de ingevolge de normen, gesteld in de in Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEU 2006, L 364), mag niet als levensmiddel worden verhandeld. Gegevens over de vervuiling van aal en wolhandkrab met dioxines en PCB’s in de Nederlandse wateren worden jaarlijks door het RIKILT, onderdeel van Wageningen University & Research, in samenwerking met Wageningen Marine Research (WMR) verzameld binnen het kader van de wettelijke onderzoekstaken (WOT) op het gebied van voedselveiligheid. Op basis van deze gegevens is op 1 januari 2015 aanvullend een vijftal wateren gesloten. Er is echter behoefte aan een uniform afwegingskader voor toekomstige gevallen, waarin blijkt dat nadere aanpassing nodig is van het gebied dat gesloten is voor de visserij op aal en wolhandkrab. Een dergelijke aanpassing kan zowel het sluiten van nieuwe gebieden dan wel het openen van eerder gesloten gebieden betreffen.

2. Inhoud van het beleidskader

Algemeen

In de onderhavige beleidsregel stelt de Staatssecretaris van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een beleidskader vast ten aanzien van het sluiten en openen van gebieden voor de beroepsmatige visserij op aal en wolhandkrab. Het doel van het beleidskader is het stellen van een duidelijk en toetsbaar afwegingskader om gebieden te sluiten voor de visserij op aal en wolhandkrab. Door middel van het toepassen van het beleidskader wordt beoogd te voorkomen dat met dioxines en/of PCB’s vervuilde aal en wolhandkrab wordt gevangen, zodat deze vis en krab niet in de handel kan worden gebracht en dus niet door mensen zal worden geconsumeerd. Anderzijds biedt het de mogelijkheid voor het weer openen van voor de visserij op aal en wolhandkrab gesloten gebied.

Het uitgangspunt bij het bepalen of een water opengesteld kan worden/blijven of gesloten moet worden/blijven voor de visserij op aal, is de mate van vervuiling van de aal in het desbetreffende gebied met dioxines en PCB’s. De mate van vervuiling wordt bepaald middels een gestandaardiseerde en representatieve steekproef. Hierbij worden op basis van een bemonsteringsprotocol in het betreffende water alen gevangen en verwerkt tot een mengmonster. Daarna wordt bepaald hoe hoog de concentratie dioxines en PCB’s in het mengmonster is. Met deze waarden kan op basis van de onderhavige beleidsregel worden besloten of het sluiten of openen van een gebied voor de visserij op aal en wolhandkrab aan de orde is.

De mate van verontreiniging van aal en wolhandkrab met dioxines en PCB’s is zodanig gecorreleerd, dat een gebied met verontreinigd sediment zowel voor aal als wolhandkrab zal leiden tot hoge gehaltes in het vlees van aal en wolhandkrab. Daarom zal zowel de visserij op aal, als ook de visserij op wolhandkrab in desbetreffende wateren worden verboden of toegestaan. Bij het openen van de desbetreffende wateren kan het echter voorkomen dat een water wordt opengesteld voor de visserij op aal, maar dat niet is toegestaan om gevangen wolhandkrab te behouden als gevolg van het migratiegedrag van de wolhandkrab. Door het migratiegedrag van de wolhandkrab kan namelijk migrerende wolhandkrab uit een vervuild gebied worden gevangen in een schoon gebied. Voor migrerende aal geldt dit probleem niet aangezien de aalvisserij in de migratieperiode van de aal verboden is op basis van het Nederlandse aalbeheerplan1.

Het bemonsteringsprotocol

Om het gehalte aan dioxines en PCB’s in het mengmonster te bepalen, op basis waarvan kan worden besloten tot het sluiten dan wel openen van een water voor de visserij op aal en wolhandkrab, heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken het onderzoeksinstituut WMR gevraagd om het bemonsteringsprotocol dat wordt toegepast binnen het WOT-onderzoek, zodanig aan te passen dat de bemonstering van de aal representatief is voor de vangst van de Nederlandse beroepsvissers. Het aangepaste bemonsteringsprotocol is beschreven in het Wageningen University & Research Rapport C084.162 en het daarbij behorende addendum3. Hierbij is gebruik gemaakt van de daadwerkelijke beroepsvangstgegevens van meer dan 22.000 in de Nederlandse wateren gevangen alen.

Het bemonsteringsprotocol schrijft voor dat bij het bemonsteren van aal in een water een mengmonster wordt samengesteld van minimaal 15 in dit water gevangen alen. Om een representatief deel van de gemiddelde beroepsvangst te bemonsteren wordt het mengmonster samengesteld uit alen met een lengte tussen 53 en 75 centimeter. Alen van deze lengte vormen samen meer dan 50% van de gemiddelde beroepsvangst. Alen kleiner dan 53 centimeter worden niet meegenomen om variatie als gevolg van man/vrouw verhouding te voorkomen; mannelijke aal wordt niet groter dan 53 centimeter. Ook alen groter dan 75 centimeter worden niet meegenomen, omdat dermate grote alen beperkt voorkomen. Indien een lengte van 53 tot en met 75 centimeter niet representatief is voor de vangst van aal van de beroepsvisser in een bepaald gebied en dus minder dan 50% van de gemiddelde beroepsvangst uitmaakt, kan van deze lengtes worden afgeweken.

Bij het samenstellen van het mengmonster wordt van alle alen, afhankelijk van de lengte van de aal, een specifieke hoeveelheid filet genomen zodat onafhankelijk van de variatie in lengte van de gevangen alen het gehalte aan dioxines en PCB’s kan worden bepaald. Het bemonsteringsprotocol is erop gericht om zo herhaalbaar mogelijk te zijn, binnen de locaties en opvolgende jaren, zodat de variatie in de gehalten aan dioxines en PCB’s minimaal is. Door natuurlijke variatie van de gehalten in alen, en de beperkte steekproef, zal variatie tussen verschillende jaren op een locatie echter nog steeds kunnen optreden. Het meten gedurende meerdere jaren is daarom nodig om een goed oordeel te kunnen vellen over een locatie.

Advies Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Economische Zaken hebben het door WMR beschreven bemonsteringsprotocol en de onderhavige beleidsregel in concept ter evaluatie voorgelegd aan het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (BuRO). BuRO adviseert4 de methode van onderzoek, zoals beschreven in het rapport C084.16, over te nemen en de bestaande koppeling van aal en wolhandkrab, zoals deze bij de sluitingen in 2011 en 2015 is toegepast te handhaven, zodat in gebieden die zijn opengesteld voor de vangst van aal ook wolhandkrab mag worden gevangen. BuRO beveelt wel aan de grenzen tussen de stroomgebieden zo te kiezen dat vermenging ten gevolge van migratiegedrag van aal en wolhandkrab wordt vermeden.

Instellen of opheffen van het verbod

Indien uit het WOT-onderzoek blijkt dat in een gebied gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren het mengmonster maatse, niet paairijpe, aal de in onderhavige beleidsregel gestelde norm van 8,8 picogram voor WHO-PCDD/F-PCBTEQ respectievelijk 250 nanogram voor ICES – 6 per gram versgewicht overschrijdt, dan wordt het gebied gesloten voor de visserij op aal en wolhandkrab. In het geval dat in een gebied dat gesloten is voor de visserij op aal en wolhandkrab, gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren de in onderhavige beleidsregel gestelde mengmonster de norm van 8,8 picogram voor WHO-PCDD/F-PCBTEQ en 250 nanogram voor ICES – 6 per gram versgewicht niet overschrijdt, dan wordt het verbod opgeheven. Er kan tevens een verbod worden ingesteld op de visserij op aal en wolhandkrab in een water dat in directe open verbinding staat met een gebied waar het verboden is om op aal en wolhandkrab te vissen wegens een overschrijding van de in onderhavige beleidsregel gestelde normen. Aal en wolhandkrab kan namelijk vrijelijk migreren tussen de onderzochte wateren en wateren die hiermee in directe open verbinding staan.

Vanwege het verschillend migratiegedrag van aal en wolhandkrab zijn echter verschillen in mate van verontreiniging denkbaar bij dieren die in eenzelfde gebied gevangen worden. Een wolhandkrab die uit een vervuild gebied komt en naar een schoon gebied migreert, zal een hoge mate van verontreiniging meenemen, terwijl de aal in het schone gebied niet verontreinigd is. De relatie in de ernst van verontreiniging van aal en wolhandkrab kan aldus verloren gaan in de locaties waar een schoon gebied direct grenst aan een vervuild gebied. BuRO adviseert om vermenging ten gevolge van migratiegedrag te vermijden. Bij uitvoering van de onderhavige beleidsregel en rekening houdend met het BuRO advies kan dit als resultaat hebben dat er in een (gedeelte van een weer te openen) gebied, dat grenst aan een vervuild gebied, waar wel de visserij op aal wordt toegestaan, maar er een verbod wordt ingesteld op het voorhanden hebben of in voorraad hebben van wolhandkrab in of in de onmiddellijke nabijheid van het desbetreffende gebied.

Het sluiten van gebieden voor de visserij op aal en wolhandkrab betreft een nationale maatregel die wordt ingegeven door het voorzorgsbeginsel. Door middel van deze preventieve maatregel wordt beoogd te voorkomen dat aal of wolhandkrab die niet aan de normen uit Verordening (EG) nr. 1881/2006 voldoet, in de handel wordt gebracht en geconsumeerd. Er is daarom een onderscheid tussen de bemonstering van aal in het kader van deze beleidsregel, en de bemonstering van een partij aal om te bepalen of die specifieke partij in de handel mag worden gebracht op grond van Verordening (EU) nr. 589/2014 van de Commissie van 2 juni 2014 tot vaststelling van bemonsterings- en analysemethoden voor de controle op het gehalte aan dioxinen en dioxineachtige en niet-dioxineachtige PCB’s in bepaalde levensmiddelen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 252/2012 (PbEU 2014, L 164).

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming geeft onder meer uitvoering aan Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PbEU 2014, L 317). Deze verordening bevat bepalingen inzake het voorkomen, tot een minimum beperken en het verzachten van de nadelige gevolgen van opzettelijke en onopzettelijke introductie en verspreiding binnen de Europese Unie van invasieve uitheemse soorten die zijn geplaatst op de zogenoemde Unielijst5. De soort Eriocheir sinensis (Chinese wolhandkrab) is als invasieve uitheemse diersoort in de Unielijst opgenomen. In artikel 3.30 van de Regeling natuurbescherming is een vrijstelling opgenomen van het verbod in voornoemde verordening op het houden, naar, uit of binnen de Unie vervoeren, in de handel brengen en gebruiken van Chinese wolhandkrabben, mits aan een aantal voorschriften is voldaan. Deze vrijstelling laat de beperkingen onverlet die bij en krachtens de Visserijwet 1963 gelden voor het vangen van Chinese wolhandkrabben en waar onderhavige beleidsregel op ziet.

3. Regeldruk

De beleidsregel heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten. De beleidsregel stelt alleen een beleidskader vast ten aanzien van het mogelijk sluiten en openen van gebieden voor de beroepsmatige visserij op aal en wolhandkrab. Controle op en handhaving van mogelijk te sluiten gebieden zal plaatsvinden binnen de bestaande reguliere controle op visserij binnen het gesloten gebied.

4. Notificatie

De onderhavige beleidsregel is genotificeerd bij de Europese Commissie als technische maatregel conform de richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241).

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
2

Aanpassing programma monitoring aal ter ondersteuning beleidskader open/gesloten gebieden, Wageningen Marine Research rapport C084/16, Wageningen Marine Research Wageningen UR (University & Research Centre), M.J.J. Kotterman, 2016.

X Noot
3

Addendum bij het Wageningen Marine Research rapport C084/16.

X Noot
4

Advies over een afwegingskader voor het sluiten en openen van gebieden voor de visserij op aal en wolhandkrab in het kader van dioxine- en PCB-vervuiling, Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, 25 april 2017.

X Noot
5

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1141 van de Commissie van 13 juli 2016 tot vaststelling van een lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten krachtens Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2016, L 189) en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1263 van de Commissie van 12 juli 2017 tot actualisering van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1141 krachtens Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten (PbEU 2017, L 182).

Naar boven