Regeling van de Minister van Economische Zaken van 28 juli 2017, nr. WJZ/17064624, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 (Garantie ondernemingsfinanciering energietransitie financieringsfaciliteit)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 5, 7, tweede lid, 16, 17, eerste en vierde lid, 18, eerste lid, 19, 25, 30, vierde en vijfde lid, 32, derde lid, 34, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Na titel 3.13 wordt een titel ingevoegd, luidende:

Titel 3.13a. Garantie ondernemingsfinanciering energietransitie financieringsfaciliteit

Artikel 3.13a.1. Begripsbepalingen
  • 1. In deze titel wordt verstaan onder:

    energietransitieproject:

    samenhangend geheel van activiteiten, uitgevoerd in de vorm van een exclusief daarvoor bestemde rechtspersoon, gericht op het stimuleren van energie-efficiëntie, het gebruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen of het stimuleren van energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling als bedoeld in artikel 2, onderdelen 103, 109, 110 respectievelijk 124 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    fundingkosten:

    kosten die de bank maakt om geld aan te trekken op de kapitaalmarkt;

    lening:

    achtergestelde lening van geld door een financier aan een ondernemer, welke lening:

    • a. al dan niet door enige vorm van zekerheid is gedekt;

    • b. niet converteerbaar is;

    • c. is afgesloten met de afspraak dat de rente vast is;

    • d. strekt tot financiering van een energiestransitieproject van de ondernemer;

    • e. maximaal 50 procent bedraagt van de totale behoefte van de ondernemer aan risicodragend vermogen, met dien verstande dat de totale behoefte aan risicodragend vermogen minimaal 30 procent bedraagt van de totale financieringsbehoefte van het energietransitieproject en de ondernemer minimaal 50 procent van het risicodragend vermogen zelf inbrengt en daarmee de eerste verliezen opvangt, en

    • f. waarvoor een rente in rekening wordt gebracht die 200 basispunten hoger is dan de hoogste rente die in rekening wordt gebracht voor de niet-achtergestelde senior lening of leningen, zijnde het niet risico-dragend vreemd vermogen, die voor hetzelfde energietransitieproject wordt of worden verstrekt;

    liquiditeitsopslag:

    door een financier aan een ondernemer in rekening gebracht percentage van de lening, waarvan de hoogte gelijk is voor alle door de desbetreffende financier op dezelfde dag afgesloten of af te sluiten leningen met dezelfde looptijd. Indien een dergelijk percentage niet beschikbaar is, zal in overleg met de financier een ander redelijk, transparant en verifieerbaar percentage worden vastgesteld.

  • 2. Voor de toepassing van deze titel wordt als financier aangewezen een ontwikkelingsbank die voldoet aan de definitie van kredietinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 1), van Verordening (EU) 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 en beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.

  • 3. Voor de toepassing van artikel 3.13a.2, tweede lid, wordt als financier aangewezen een ontwikkelingsbank als bedoeld in het tweede lid, die tevens kredietinstelling is in de zin van de Wet financiële markten BES die op grond van die wet bevoegd is in Bonaire, Sint Eustatius of Saba het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen.

Artikel 3.13a.2. Subsidieverstrekking
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie in de vorm van een garantstelling aan een financier voor de terugbetaling van een lening die de financier op grond van een overeenkomst aan een ondernemer heeft verstrekt voor de duur van de overeenkomst met een maximum van vijftien jaar.

  • 2. De minister kan ook subsidie in de vorm van een garantstelling verstrekken aan een financier voor de terugbetaling van een lening die de financier op grond van een overeenkomst aan een ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba heeft verstrekt.

Artikel 3.13a.3. Uitsluitingen
  • 1. De financier verstrekt geen lening aan een ondernemer wiens activiteiten in overwegende mate betrekking hebben op:

    • a. landbouw, visserij en aquacultuur, met uitzondering van toelevering en dienstverlening;

    • b. onroerend goed voor zover de activiteiten gericht zijn op het behalen van resultaten door waardestijging van onroerend goed zonder dat er sprake is van significante waardetoevoeging door eigen productieve activiteiten;

    • c. de financiële sector voor zover de ondernemer het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf uitoefent, of een participatiemaatschappij heeft;

    • d. de gezondheidszorg, voor zover de onderneming een aanbieder is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet marktordening gezondheidszorg.

  • 2. De financier verstrekt geen lening aan een instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.

Artikel 3.13a.4. Omvang garantstelling
  • 1. Er wordt garant gestaan voor 80 procent van het nog niet afgeloste deel van de lening.

  • 2. Indien de financier bij het verkrijgen van een lening een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, zijn de bepalingen van deze titel slechts van toepassing op het gedeelte van de verkregen lening dat onder de garantstelling is gebracht.

Artikel 3.13a.5. Maximum lening voor garantstelling
  • 1. De garantstelling heeft uitsluitend betrekking op een lening waarbij de aan de

    ondernemer verstrekte lening niet minder bedraagt dan € 750.000.

  • 2. De garantstelling heeft uitsluitend betrekking op een lening waarbij de aan de ondernemer of, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep verstrekte lening tezamen met het nog niet afgeloste deel van een of meer leningen die door een financier:

    • a. met toepassing van deze titel aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of gelijktijdig wordt of worden verstrekt niet meer bedraagt dan € 25.000.000, of

    • b. met toepassing van deze titel en titel 3.13 aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of gelijktijdig wordt of worden verstrekt niet meer bedraagt dan € 150.000.000.

Artikel 3.13a.6. Adviescommissie

De in artikel 3.13.6, eerste lid, bedoelde adviescommissie heeft tevens tot taak de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden voor aanvragen om het sluiten van een garantstellingsovereenkomst, bedoeld in de artikelen 22 en 24 van het besluit, en de afwijzingsgronden voor aanvragen om een garantstelling, bedoeld in artikel 3.13a.9.

Artikel 3.13a.7. Garantstellingsovereenkomst

In bijlage 3.13a.1 is een model opgenomen voor een garantstellingsovereenkomst ten aanzien van leningen.

Artikel 3.13a.8. Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond voor garantstellingen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 3.13a.9. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een garantstelling indien:

  • a. de financier geen garantstellingsovereenkomst met de Staat heeft gesloten;

  • b. er niet wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van het model garantstellingsovereenkomst zoals opgenomen in bijlage 3.13a.1;

  • c. de aanvrager eerder tekort is geschoten bij de naleving van verplichtingen op grond van de garantstellingsovereenkomst;

  • d. met toepassing van de titels 3.10 tot en met 3.13, 3.15 of 3.16 een lening, of met toepassing van titel 3.14. een bankgarantiefaciliteit, is verstrekt, die ten goede is gekomen aan hetzelfde energietransitieproject als waarvoor op grond van deze titel een garantstelling wordt aangevraagd.

Artikel 3.13a.10. Provisie
  • 1. Het tarief van de provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het besluit, wordt voor de garantie op de verstrekte lening, berekend door alle door de financier over het gegarandeerde deel van de lening ontvangen inkomsten te verminderen met:

    • a. 1,2 procent per jaar voor beheerskosten;

    • b. fundingkosten, vermeerderd met de liquiditeitsopslag;

    • c. een risico-opslag van 0,05 procent per procent van de onder b genoemde fundingkosten, en

    • d. de afsluitprovisie.

  • 2. Indien de afsluitprovisie meer bedraagt dan 0,5 procent van de lening, wordt het meerdere toegevoegd aan de in het eerste lid, aanhef, genoemde inkomsten.

  • 3. De minister kan een hoger tarief voor de provisie vaststellen, indien de provisie te laag is in relatie tot het risico dat de Staat loopt.

Artikel 3.13a.11. Informatieverplichtingen

Een aanvraag om een garantstellingsovereenkomst op grond van deze titel, bevat in ieder geval:

  • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de organisatie, het KvK-nummer, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;

  • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

  • c. kerngegevens over de organisatie, waaronder de funding, de deskundigheid, het financieringsbeleid, het financieringsproces, het beheer, en het uitwinningsbeleid van krediet.

Artikel 3.13a.12. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.13a.2, bevat geen staatssteun.

Artikel 3.13a.13. Vervaltermijn

Deze titel en bijlage 3.13a.1 vervallen met ingang van 1 juli 2020, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor die datum zijn verleend.

B

Na bijlage 3.13.1 wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE 3.13A.1., BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3.13A.7. EN 3.13A.9., VAN DE REGELING NATIONALE EZ-SUBSIDIES

Model garantstellingsovereenkomst

Overeenkomst tussen:

  • 1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

  • 2. ...., hierna te noemen: de financier;

Partijen zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. financier:

een ontwikkelingsbank die voldoet aan de definitie van kredietinstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 1), van Verordening (EU) 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 en beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht en die in het geval van aangaan van een leningsovereenkomst met een ondernemer die is gevestigd in het openbaar lichaam van Bonaire, Sint Eustatius of Saba, tevens een kredietinstelling is in de zin van de Wet financiële markten BES die op grond van die wet bevoegd is in Bonaire, Sint Eustatius of Saba het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen;

c. lening:

een achtergestelde geldlening door een financier aan een ondernemer, welke lening:

  • al dan niet door enige vorm van zekerheid is gedekt, anders dan door de garanstelling van de Staat als bedoeld in artikel 2;

  • niet converteerbaar is;

  • is afgesloten met de afspraak dat de rente vast is, met het oog op de financiering door deze onderneming van eigen activiteiten; en

  • deze strekt tot financiering van een energietransitieproject van de ondernemer; en

  • waarvoor een rente in rekening wordt gebracht die 200 basispunten hoger is dan de hoogste rente die in rekening wordt gebracht voor de niet-achtergestelde senior lening of leningen, zijnde het niet risico-dragend vreemd vermogen, die voor hetzelfde energietransitieproject wordt of worden verstrekt;

d. garantstelling:

de in onderhavige overeenkomst geregelde borgtocht van de Staat als bedoeld in artikel 7:850 en verder van het Burgerlijk Wetboek ten behoeve van de financier;

e. energietransitieproject:

samenhangend geheel van activiteiten, uitgevoerd in de vorm van een exclusief daarvoor bestemde rechtspersoon, gericht op het stimuleren van energie-efficiëntie, het gebruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen of het stimuleren van energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling als bedoeld in artikel 2, onderdelen 103, 109, 110 respectievelijk 124 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

f. fundingkosten:

kosten die de bank maakt om geld aan te trekken op de kapitaalmarkt;

g. liquiditeitsopslag:

door een financier aan een ondernemer in rekening gebracht percentage van de lening, waarvan de hoogte gelijk is voor alle door de desbetreffende financier op dezelfde dag afgesloten of af te sluiten leningen met dezelfde looptijd. Indien een dergelijk percentage niet beschikbaar is, zal in overleg met de financier een ander redelijk, transparant en verifieerbaar percentage worden vastgesteld;

h. waarde van een lening:

het nog niet afgeloste deel van de hoofdsom van de lening;

i. ondernemer:

een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een vennootschap die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;

j. groep:

een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

  • 1. een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die direct of indirect:

    • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

    • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

    • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

  • 2. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

k. onderneming:

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent.

Artikel 2. Garantstelling
  • 1. De Staat stelt zich tegenover de financier garant voor de correcte nakoming van alle huidige en toekomstige aflossingsverplichtingen van de ondernemer jegens de financier op grond van de lening tot maximaal 80% van de waarde van door de financier verstrekte lening, voor welke garantstelling de financier een provisie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is verschuldigd.

  • 2. De garantie wordt verleend voor de duur van de lening.

  • 3. De garantstelling heeft alleen betrekking op leningen die:

    • a. worden verstrekt overeenkomstig de in artikel 3 genoemde voorwaarden;

    • b. onder de garantstelling zijn gebracht overeenkomstig de procedure van artikel 4;

  • 4. Indien de financier bij de verstrekking van een lening een gedeelte daarvan niet onder de garantstelling van de Staat brengt, is deze overeenkomst slechts van toepassing op het gedeelte van de lening dat onder de garantstelling is gebracht, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 3. Randvoorwaarden lening

Een lening aan een ondernemer kan onder de garantstelling van de Staat worden gebracht indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de lening bedraagt maximaal 50 procent van de totale behoefte van de ondernemer aan risicodragend vermogen, met dien verstande dat de totale behoefte aan risicodragend vermogen minimaal 30 procent bedraagt van de totale financieringsbehoefte van het energietransitieproject en de ondernemer minimaal 50 procent van het risicodragend vermogen zelf inbrengt en daarmee de eerste verliezen opvangt;

  • b. de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming van de ondernemer zijn bevredigend;

  • c. in de voorafgaande periode van twaalf maanden zijn niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en evenmin is een verplichting tot een zodanige onttrekking aangegaan;

  • d. de lening die aan de ondernemer wordt verstrekt bedraagt niet minder dan € 750.000;

  • e. bij of in verband met het verstrekken van de lening verstrekt de financier geen andere goederen dan geld;

  • f. de lening draagt zelfstandig bij aan het realiseren van een actief en winstgericht beleid van de financier;

  • g. de ondernemer verplicht zich aan een door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen persoon of aan een door de minister aangewezen deskundige derde, voor zover deze dit redelijkerwijs noodzakelijk acht voor de vervulling van zijn taak:

    • i. inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;

    • ii. toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;

    • iii. anderszins binnen de door hem gestelde termijn alle door hem gewenste medewerking te verlenen;

  • h. de duur van de lening is maximaal 15 jaar;

  • i. de lening die aan de ondernemer of, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep wordt verstrekt, bedraagt tezamen met het nog niet afgeloste deel van een of meer leningen die door de financier met toepassing van titel 3.13a. van de Regeling nationale EZ-subsidies aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of worden verstrekt niet meer dan € 25.000.000;

  • j. de lening die aan de ondernemer of, indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep, aan de groep wordt verstrekt, bedraagt tezamen met het nog niet afgeloste deel van een of meer leningen die door de financier met toepassing van titel 3.13. en titel 13.13a. van de Regeling nationale EZ-subsidies aan de ondernemer onderscheidenlijk de groep is of zijn verstrekt of worden verstrekt niet meer dan € 150.000.000;

  • k. de lening heeft niet als doel de afwenteling van bestaande risico’s op de Staat.

Artikel 4. Aanmelding en toetsing
  • 1. De financier stelt de Staat in kennis van een voorgenomen verstrekking van een lening met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd, onder bijvoeging van een kopie van de kredietofferte en van andere bescheiden als genoemd in het model.

  • 2. Indien de verstrekking van de lening naar het oordeel van de Staat voldoet aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden, geldt de garantstelling op grond van deze overeenkomst voor deze lening. De Staat bericht hierover de financier binnen drie weken na ontvangst van de aanmelding onder vermelding van de omvang, duur en provisie, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de garantie. De minister kan, in afwijking van het voorstel van de financier, een hoger tarief van de provisie, bedoeld in artikel 6, eerste lid, vaststellen indien de door de financier voorgestelde provisie, bedoeld in artikel 6, eerste lid, naar het oordeel van de minister te laag is in relatie tot het risico.

  • 3. De garantie wordt afgegeven onder de opschortende voorwaarde dat een dienovereenkomstige, door Partijen gesloten leningovereenkomst aan de Staat wordt overgelegd en dat ook dan wordt voldaan aan de in artikel 3 bedoelde voorwaarden. De Staat bericht hierover de financier binnen 35 dagen na ontvangst van de gesloten overeenkomst onder vermelding van de omvang, duur en provisie, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de garantie.

Artikel 5. Verplichtingen beheer
  • 1. De financier draagt er voor zorg dat een actief en winstgericht beleid wordt gevoerd voor het verstrekken, beheren en vervreemden van leningen waarbij, met inachtneming van de zorgplicht van een bank tegenover een professionele borg, rekening wordt gehouden met het gerechtvaardigde belang van de Staat als garantsteller.

  • 2. De financier draagt zorg voor beleid en procedures die erop zijn gericht dat degenen die met het verstrekken, beheren of vervreemden van leningen zijn belast beschikken over de nodige deskundigheid.

  • 3. De financier draagt zorg voor beleid en procedures die erop zijn gericht dat degenen die zijn belast met het verstrekken, beheren of vervreemden van leningen en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar zijn.

  • 4. De financier draagt zorg voor een integere bedrijfsvoering en neemt in dat verband de noodzakelijke maatregelen om onder meer strafbare handelingen, verstrengeling van belangen en afhankelijkheid van de financier van bepaalde vennoten, aandeelhouders of andere betrokkenen te voorkomen.

  • 5. De financier staat er voor in dat aandeelhouders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten, bestuurders en beheerders van de financier en andere zijdens de financier betrokkenen alleen medewerking verlenen aan verstrekkingen van risicokapitaal en krediet door een ander dan de financier aan een onderneming waaraan de financier een gegarandeerde lening heeft verstrekt, indien een redelijk handelend en redelijk bekwaam beheerder deze verstrekkingen zou hebben gedaan in het kader van een actief en winstgericht beleid.

  • 6. De financier komt met een ondernemer aan wie een gegarandeerde lening is verstrekt slechts een wijziging van het aflossingsschema overeen na voorafgaande toestemming van de Staat, tenzij deze betrekking heeft op een versnelde aflossing of op een gehele of gedeeltelijke opschorting van de aflossingen gedurende ten hoogste vier aaneengesloten kwartalen die niet is voorafgegaan door een eerdere opschorting van de aflossingen.

  • 7. De Staat verleent de in het zesde lid bedoelde toestemming indien aannemelijk is dat:

    • a. de ondernemer niet in staat is te voldoen aan het bestaande aflossingsschema;

    • b. adequate maatregelen worden genomen ter verbetering van de liquiditeit van de onderneming en rekening houdend met het belang van rentabiliteit en continuïteit van de onderneming;

    • c. rekening is en wordt gehouden met het gerechtvaardigde belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 8. De Staat kan op verzoek van de financier besluiten om de afdracht van de provisie, bedoeld in artikel 6, eerste lid, op te schorten in geval dat:

    • a. er voor de financier geen mogelijkheden meer zijn om de renteverplichtingen te incasseren bij de ondernemer; en

    • b. aannemelijk is dat rekening is gehouden en wordt gehouden met het gerechtvaardigde belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de verplichtingen van bestaande leningen, met inachtneming van de achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 9. De financier vervreemdt de lening slechts na voorafgaande toestemming van de Staat.

  • 10. De financier verleent slechts gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit de leningovereenkomst, uit hoofde waarvan de gegarandeerde lening is verstrekt, na voorafgaande toestemming van de Staat.

  • 11. De financier brengt slechts wijzigingen aan in de leningovereenkomst van de lening na voorafgaande toestemming van de Staat. De Staat kan toestemming geven indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van het energietransitieproject waarvoor de lening is verstrekt en indien rekening is en wordt gehouden met het gerechtvaardigde belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de eventuele achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

Artikel 6. Financiële verplichtingen
  • 1. De financier is aan de Staat een door de minister vastgestelde provisie verschuldigd voor de garantie die de Staat op grond van artikel 2 verleent, die bestaat uit:

    • a. een eenmalig af te dragen afsluitprovisie;

    • b. een periodiek af te dragen provisie.

  • 2. De aan de Staat eenmalig af te dragen afsluitprovisie bedraagt 50% van de door de ondernemer aan de financier te betalen afsluitprovisie indien en voor zover deze afsluitprovisie meer bedraagt dan 0,5% van de lening.

  • 3. De financier is de eenmalig af te dragen provisie aan de Staat verschuldigd zodra de ondernemer de afsluitprovisie aan de financier betaald heeft.

  • 4. Tenzij de provisie te laag is in relatie tot het risico dat de Staat loopt, in welk geval de minister een hoger tarief voor de provisie kan vaststellen, wordt de periodiek af te dragen provisie voor de garantie op de verstrekte lening door alle door de financier over het gegarandeerde deel van de lening te ontvangen inkomsten te verminderen met:

    • a. 1,20% per jaar als vergoeding voor beheerkosten;

    • b. de fundingkosten, vermeerderd met de liquiditeitsopslag, en

    • c. een risico-opslag van 0,05% per procent van de onder b. genoemde fundingkosten;

    • d. de afsluitprovisie.

  • 5. De periodiek af te dragen provisie wordt per half jaar bij de financier in rekening gebracht en wordt gebaseerd op de waarde van de lening op de eerste dag van het half jaar.

  • 6. Indien een lening waarvoor een garantie is verstrekt, gedeeltelijk vervroegd wordt afgelost, wordt de provisie, bedoeld in het derde lid, overeenkomstig het door de financier in de leningovereenkomst aan de onderneming genoemde aflossingsschema betaald.

  • 7. Indien een lening waarvoor een garantie is verstrekt, geheel vervroegd wordt afgelost, wordt de te betalen provisie, bedoeld in het derde lid, bij de beëindiging van de garantstelling volledig betaald overeenkomstig het door de financier in de leningovereenkomst aan de onderneming genoemde aflossingsschema.

  • 8. De provisie, bedoeld in het eerste lid, is verschuldigd voor de duur van de garantie of zoveel korter als zich één van de in artikel 8, eerste lid, genoemde omstandigheden voordoet.

  • 9. Indien de lening door de financier wordt afgestoten om verlies op die lening in de zin van artikel 8, eerste lid, te beperken, kan de minister op verzoek van de financier de over de resterende termijn verschuldigde provisie geheel of gedeeltelijk kwijtschelden indien sprake is van klemmende redenen, gelegen in het belang van de onderneming van de ondernemer.

Artikel 7. Administratieve en informatieverstrekkingsverplichtingen
  • 1. De financier draagt er voor zorg dat een administratie wordt gevoerd die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze gegevens kunnen worden afgelezen over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerde leningen en van ander kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt.

  • 2. De financier informeert de Staat binnen acht weken nadat de desbetreffende gebeurtenis heeft plaatsgevonden schriftelijk over wezenlijke wijzigingen in het financieringsbeleid of de organisatie van de financier en over wijzigingen ten aanzien van gegarandeerde leningen, waaronder:

    • a. een aflossing van een lening, tenzij deze aflossing overeenkomt met een aflossingsschema waarover de Staat eerder is geïnformeerd;

    • b. een wijziging van de looptijd van een lening;

    • c. de materiële verslechtering van de kredietwaardigheid van de ondernemer.

  • 3. De financier verstrekt de Staat jaarlijks zijn jaarverslag.

  • 4. Desgevraagd verstrekt de financier de Staat gegevens en bescheiden over de verstrekkingen, het beheer en de vervreemdingen van gegarandeerde leningen en van ander kapitaal dat zij aan dezelfde ondernemer heeft verstrekt, en de jaarrekeningen van de ondernemingen waaraan kapitaal is verstrekt, vergezeld van desbetreffende accountantsverklaringen als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een mededeling waarom deze ontbreekt, en van de bijbehorende toelichtingen voor het bestuur van de onderneming.

  • 5. De financier doet onverwijld mededeling aan de Staat van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan hem, een verzoek tot faillietverklaring van hem of een verzoek om ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing te verklaren.

Artikel 8. Reikwijdte garantie
  • 1. De financier kan een beroep doen op de garantie indien zij op een gegarandeerde lening verlies lijdt:

    • a. bij gehele of gedeeltelijke vervreemding van de lening;

    • b. door gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de lening door de financier; of

    • c. indien zij, na het verstrijken van de in het zevende lid van dit artikel bedoelde hersteltermijnen, overgaat tot opeising van de lening omdat:

      • i. de ondernemer niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen jegens de financier onder de leningovereenkomst;

      • ii. de ondernemer niet voldoet aan een van zijn overige verplichtingen jegens de financier onder de leningovereenkomst;

      • iii. zich een andere opeisingsgrond onder de leningovereenkomst voordoet, waaronder, doch niet uitsluitend begrepen onvermogen of te verwachten onvermogen van de ondernemer om de lening af te lossen, een verzoek tot faillietverklaring of surséance van betaling van de ondernemer, of een ontbinding, opheffing of liquidatie van de rechtspersoon waarin het energietransitieproject is ondergebracht.

  • 2. De minister kan het beroep afwijzen of een korting toepassen op het gevraagde bedrag indien in de voorafgaande periode van twaalf maanden meer middelen aan de onderneming zijn onttrokken ten behoeve van derden dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering dan wel een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan, en de financier hieraan op enigerlei wijze medewerking heeft verleend.

  • 3. Bij verlies ingevolge vervreemding van een lening geldt de garantie alleen indien de vervreemding:

    • a. na instemming van de Staat plaatsvindt;

    • b. gebeurt tegen een prijs die past in het voeren van een actief en winstgericht beleid;

    • c. voor zover de financier daarbij de lening geheel of voor een deel overdraagt aan één van zijn aandeelhouders, hoofdelijk aansprakelijke vennoten, bestuurders, beheerders of andere betrokkenen, gebeurt tegen een prijs die is gebaseerd op een taxatie van twee onafhankelijke deskundigen, dan wel gepaard gaat met vervreemding van ten minste een derde deel van de lening aan onafhankelijke derden.

  • 4. Bij verlies ingevolge gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een lening geldt de garantie alleen indien de kwijtschelding:

    • a. na instemming van de Staat plaatsvindt;

    • b. noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming waarvoor de lening is verstrekt en indien rekening is gehouden en wordt gehouden met het gerechtvaardigd belang van de Staat als garantsteller, onder meer door een evenwichtige aanwending van de beschikbare middelen van de ondernemer voor de aflossing van bestaande leningen, met inachtneming van de achterstelling en zekerheden die voor de gegarandeerde lening gelden.

  • 5. Het verlies wordt berekend op basis van de waarde van de lening of, indien het verlies slechts op een deel van de lening is geleden, het hiermee overeenkomende deel van die waarde, in een voorkomend geval verminderd met in geval van vervreemding de prijs waarvoor die vervreemding heeft plaatsgevonden.

  • 6. Indien de financier aan een ondernemer leningen heeft verstrekt die slechts ten dele onder de garantstelling zijn gebracht en slechts op een deel daarvan verlies lijdt als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, wordt het verlies, onverminderd het zesde lid, naar rato toegerekend aan de leningen die onder de garantstelling zijn gebracht.

  • 7. De financier zal, indien en zodra zij vaststelt dat één van de in het eerste lid genoemde gronden voor opeising zich voordoet, na overleg met de Staat een passende hersteltermijn aan de ondernemer verlenen, waarbinnen de ondernemer de mogelijkheid heeft de grond voor opeising weg te nemen. Indien de ondernemer niet binnen de geboden hersteltermijn de opeisingsgrond wegneemt, zal de financier overgaan tot opeising van de lening en zal zij de Staat berichten dat de garantstelling wordt ingeroepen, onder vermelding van het per de dag van inroeping op grond van de garantstelling door de Staat aan de financier verschuldigde bedrag.

  • 8. Indien de Staat, na daartoe door de financier te zijn gesommeerd, de door de ondernemer aan de financier verschuldigde aflossingsverplichtingen heeft voldaan en de Staat als gevolg daarvan een regresvordering heeft verkregen op de ondernemer uit hoofde van artikel 7:866 juncto artikel 6:10 van het Burgerlijk Wetboek, overleggen de Staat en de financier of de kosten van het uitwinnen van de aan de regresvordering verbonden zekerheidsrechten opwegen tegen de te verwachten baten. Indien Partijen overeenkomen dat de financier ten behoeve van Partijen tot uitwinning zal overgaan, komen de door derden in rekening gebrachte kosten van uitwinning pro rata de resterende vorderingen van financier en de Staat op de ondernemer uit hoofde van de verstrekte lening en verschuldigde rente ten laste van Partijen.

Artikel 9. Inroepen van garantie en toetsing
  • 1. De financier zal de garantie kunnen inroepen zodra zich een situatie heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 8, eerste lid. In de situatie van artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, zal de Staat, indien naar haar oordeel sprake is van verlies, op eerste schriftelijk verzoek van de financier het door de financier geleden verlies betalen tot maximaal 80% van de waarde van de lening. In de situatie van artikel 8, eerste lid, onderdeel c, zal de Staat op eerste schriftelijk verzoek van de financier betalen 80% van de waarde van de lening op het moment van opeising. De financier verzoekt de Staat om betaling op grond van de garantie met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig een model dat als bijlage bij deze overeenkomst is gevoegd onder bijvoeging van de bescheiden als genoemd in het model.

  • 2. Indien de financier in gebreke is gebleven bij de naleving van deze overeenkomst, bericht de Staat de financier hierover binnen dertien weken nadat de Staat de financier betaald heeft op grond van de garantie.

Artikel 10. Betalingen

Alle betalingen in verband met deze overeenkomst door de financier geschieden door overmaking van de betreffende bedragen naar rekeningnummer PM PMxxxxx bij de ---bank, ten name van RVO.nl, onder vermelding van het PM PM---nummer.

Artikel 11. Terugvordering en navordering

Bedragen te voldoen door de Staat onder de garantstelling zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar. Aan de financier uitgekeerde bedragen zullen door de financier aan de Staat worden terugbetaald naar rato van het deel van de lening waarvoor de Staat garant staat (80%) en het deel van de lening dat niet onder de garantstelling valt (20%) indien en voor zover de financier alsnog bedragen ontvangt ten aanzien van het verlies dat heeft geleid tot een betaling op grond van de garantstelling. Indien blijkt dat ten onrechte onder de garantstelling is betaald, omdat het verlies dat heeft geleid een betaling op grond van de garantstelling (mede) het gevolg is van een toerekenbare tekortkoming van de financier in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, zal de financier de aan haar terzake het verlies uitgekeerde bedragen terug betalen aan de Staat.

Artikel 12. Opzegging en ontbinding
  • 1. De Staat is gerechtigd deze overeenkomst schriftelijk op te zeggen of te ontbinden indien:

    • a. de financier toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van één van haar verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de opzeging of ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigt;

    • b. ten aanzien van de financier bij onherroepelijke uitspraak surseance van betaling of faillissement is uitgesproken;

    • c. de financier, in geval deze rechtspersoonlijkheid heeft, is ontbonden;

    • d. de bepalingen in titel 3.13a van de Regeling nationale EZ-subsidies niet langer verenigbaar zijn met de regels van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van staatssteun.

  • 2. Een opzegging of ontbinding op grond van het eerste lid, onder a, geschiedt uitsluitend nadat de Staat de financier op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot opzegging of ontbinding en nadat deze in de gelegenheid is gesteld om een tekortschieten dat hersteld kan worden te herstellen binnen een redelijke termijn.

  • 3. Een opzegging in verband met de in het eerste lid, onder d, bedoelde omstandigheid heeft geen gevolgen voor de verplichtingen ten aanzien van verstrekkingen van leningen die voor het tijdstip van de opzegging onder de garantstelling zijn gebracht.

  • 4. Een opzegging of ontbinding als bedoeld in het eerste lid heeft geen gevolgen voor de verplichtingen van de Staat ten aanzien van leningen die voor het tijdstip van de opzegging onder de garantstelling zijn gebracht.

Artikel 13. Geschillen
  • 1. Ieder geschil ten aanzien van deze overeenkomst zal bij uitsluiting worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter in het arrondissement Den Haag.

  • 2. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.

Artikel 14. Adressering schriftelijke stukken

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 1. gemelde partij worden gericht aan

    Ministerie van Economische Zaken,

    RVO.nl, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Schriftelijke stukken ter uitvoering van deze overeenkomst bestemd voor de onder

  • 2. gemelde partij worden gericht aan

    .....

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de partijen.

........., ten deze vertegenwoordigd door

  • 1. ...

  • 2. ...

Deze overeenkomst is getekend op ..... te Den Haag

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 wordt na de rij met betrekking tot titel 3.13, een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.13a:

Garantie ondernemingsfinanciering energietransitie financieringsfaciliteit

3.13a.2

   

Tijdstip waarop de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 28-7-2017, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 (Garantie ondernemingsfinanciering energietransitie financieringsfaciliteit) in werking is getreden t/m 31-12-2017

€ 40.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 juli 2017

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

I. Algemeen

Aanleiding en doel

De subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering Energietransitie Financieringsfaciliteit (hierna: GO ETFF) heeft als doel bij te dragen aan het realiseren van de ambities inzake de energietransitie door de inzet van gebundelde expertise en het verstrekken van risicodragend vermogen in de vorm van achtergestelde leningen.

Nederland heeft – in het kader van het Energieakkoord, de Energieagenda en de doelstellingen zoals in 2015 overeengekomen tijdens de VN klimaatconferentie in Parijs – grote ambities ten aanzien van de verduurzaming van de economie, onder meer door middel van overgang naar een duurzame energiehuishouding (energietransitie) en circulaire economie. Voor de energietransitie zijn aanzienlijke investeringen vereist in onderzoek, innovatie en toepassing van technologieën op het gebied van energiebesparing, energieopslag, hernieuwbare energie, infrastructuur en CO2-afvang en -opslag. Om deze ambities te realiseren zijn goede investeringsprojecten en -programma’s noodzakelijk. De afgelopen jaren is gebleken dat de financiering van uit economisch en technologisch oogpunt gezonde investeringsprojecten op het gebied van de verduurzaming van de economie nog niet door de markt wordt gefaciliteerd.

Investeringsprojecten op het gebied van verduurzaming van de economie zijn doorgaans complex en kennen een lange looptijd, onder meer vanwege de nieuwheid van de technologie (bijv. geothermie, biomassa), de lange terugverdientijden van de investeringen (bijv. warmtenetten) en de noodzaak van bundeling van individueel te kleinschalige projecten (bijv. zero emissie Openbaar Vervoer). Daarnaast spelen er situatie specifieke omstandigheden die in de weg staan aan de realisatie van bepaalde maatschappelijke investeringsprojecten. Dit speelt bijvoorbeeld bij energiebesparingsprojecten van de energie intensieve industrie en het midden- en kleinbedrijf (mkb), alsmede bij de verduurzamingsopgaven voor maatschappelijk vastgoed en particuliere woningen. Belemmerende factoren zijn dan bijvoorbeeld het feit dat de verduurzamingsactiviteit niet tot de kernactiviteit van een onderneming hoort, de noodzaak tot keten- of clusteraanpak en een gebrek aan voldoende expertise en organisatiekracht. MKB en particulieren hebben grote behoefte aan ontzorging door professionele derden aangezien zij zelf niet beschikken over de tijd, kennis en expertise die nodig is om de verduurzamingsopgave te realiseren.

Tevens is de risicobereidheid bij traditionele (project)financiers, in het bijzonder de commerciële banken, ten aanzien van het verschaffen van risicodragend vermogen veranderd. Zij zijn – onder andere wegens onbekendheid met de technologie – minder dan voorheen bereid en in staat om projecten met een hoger risicoprofiel op te pakken en de financiering ervoor beschikbaar te stellen. Dit onder meer vanwege nieuwe en meer stringentere wet- en regelgeving en toezicht, waardoor banken zich meer toe gaan leggen op hun kernactiviteiten.1 Voor het beschikbaar stellen van risicodragend vermogen voor investeringsprojecten met een hoog risicoprofiel werkt het solvabiliteitsbeslag extra sterk door; banken moeten hiervoor hogere kapitaalbuffers reserveren. Voorts moeten de financieringsinstellingen de benodigde kennis en expertise opdoen met risicovolle energietransitie projecten om de risico's te kunnen beoordelen en te mitigeren. Echter, de lange looptijden en onvoldoende zicht op mogelijke ‘deal flow’ vormen daarvoor een obstakel. Kortom, alle risicovolle maatschappelijke investeringsprojecten ondervinden aanzienlijke problemen bij het verkrijgen van bancaire financiering.

Het huidige beschikbare overheidsinstrumentarium is niet toereikend om voldoende zekerheid te bieden aan financiers. De bestaande bekostigingsmaatregelen van de overheid, zoals SDE+ (Stimulering Duurzame Energieproductie) en de subsidiemodule Risico’s dekken voor aardwarmte in de Regeling nationale EZ-subsidies (RNES), zijn bedoeld om voor hernieuwbare energieprojecten te komen tot een – in beginsel – financierbare business case. Deze instrumenten bieden geen oplossing voor het realiseren van risicovolle energietransitie projecten. De ervaring bij diverse energietransitie projecten leert dat er voor het aantrekken van vreemd vermogen om méér risicodragend vermogen wordt gevraagd en dat er onvoldoende verstrekkers hiervan zijn. De GO ETFF biedt de mogelijkheid om de investeringsonzekerheden terug te dringen, waardoor een markt voor deze projecten zich kan ontwikkelen. Door via de GO ETFF het risicodragend vermogen (in de vorm van achtergestelde leningen) te verhogen wordt een 'hefboom' gecreëerd, waarmee projecten die voorheen niet financierbaar waren, nu wél gerealiseerd kunnen worden. Door middel van de GO ETFF wordt aldus het marktfalen bij de financiering van maatschappelijke investeringsprojecten op het gebied van energietransitie en verduurzaming van de economie weggenomen.

De GO ETFF kent een pilotfase. Deze duurt in beginsel twee jaar en wordt tussentijds – 1 jaar na het daadwerkelijk verstrekken van de eerste GO ETFF lening – intern geëvalueerd. De GO wordt in 2019 geëvalueerd. De pilot GO ETFF wordt bij deze evaluatie aangesloten. De evaluatie van de GO inclusief de GO ETFF zal de gebruikelijke werkwijze volgen van beleids-/ instrumenten-evaluaties.

De GO ETFF vormt een aparte subsidiemodule naast de bestaande subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering (GO, titel 3.13 RNES) gericht op energietransitie projecten die transparant, haalbaar, voldoende robuust zijn en onderbouwd met een solide business case. De specifieke kenmerken van de GO ETFF zijn:

  • Voor de financieringen vanuit de GO ETFF kan – in de pilotfase – maximaal EUR 80 miljoen aan overheidsgarantie worden verstrekt.

  • In het kader van de pilot komen alleen projecten voor de garantie in aanmerking, die gericht zijn op energietransitie. De GO ETFF wordt in de pilot fase opengesteld voor nationale promotionele bancaire instellingen (NPBI) met een bankvergunning, zoals de BNG Bank en de Nederlandse Waterschapsbank, die uit oogpunt van hun maatschappelijke doelstelling bereid zijn voor deze projecten risicodragend vermogen te verstrekken en zich daarbij gedragen als commerciële partij.

  • De GO ETFF levert een bijdrage aan het risicodragend vermogen (in de vorm van een achtergestelde lening).

  • De garantie zal niet volledig zijn, maar maximaal 80% van de achtergestelde lening dekken om de NPBI voldoende prikkels te geven om adequate kredietanalyse uit te voeren en voldoende inspanning te leveren bij het beheer van de achtergestelde leningen. De eerste verliezen zullen voor rekening en risico zijn van het eigen vermogen (m.i.v. eventuele achtergestelde leningen) dat door een projectsponsor wordt ingebracht. Verliezen zullen daarna evenredig verdeeld worden tussen financier en Staat in de verhouding van de garantie: 20–80. De garantie is marktconform geprijsd en bevat aldus geen staatssteun.

  • De garantie kan worden verstrekt voor achtergestelde leningen van minimaal € 750.000,– en maximaal € 25 miljoen per project.

  • Leningen en garanties verstrekt met toepassing van de GO ETFF hebben een looptijd van maximaal 15 jaar.

  • De financiering van levensvatbare energietransitieprojecten zal voor ten minste 30% uit risicodragend kapitaal2 bestaan en voor 70% uit vreemd vermogen. Een GO ETFF lening zal worden verstrekt als private en publieke investeerders voor minimaal 50% van het totaal aan risicodragend kapitaal in de projectinvestering inbrengen. De private aanvrager zal daarbij ook zelf eigen middelen zijnde eigen vermogen inbrengen. De GO ETTF lening zal derhalve niet meer dan 50% van het totaal aan risicodragend vermogen van de projectinvestering kunnen bedragen. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op standaard marktvereisten voor vergelijkbare risicovolle projecten die een rating hebben van B+ of slechter.

  • De rente van de achtergestelde GO ETFF lening dient 200 basispunten hoger te zijn dan de hoogste rente van de niet-achtergestelde senior lening of leningen, zijnde het niet risico-dragend vreemd vermogen, voor hetzelfde energietransitieproject. Deze voorwaarde is door de Europese Commissie gesteld in het hieronder genoemde besluit.

Staatssteun

De GO ETFF-garantie wordt marktconform beprijsd en bevat geen staatssteun. Dit is de door de Europese Commissie bevestigd bij besluit onder het dossiernummer SA.47416 (2017/N). De ondernemer wordt beschouwd als de begunstigde van de garantie.

Regeldruk

Er is voor gekozen om de GO ETFF als een pilot naast de bestaande subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering te brengen. De GO ETFF zal derhalve niet leiden tot extra administratieve lasten en of uitvoeringskosten. De uitvoeringskosten zijn geheel in de garantiepremie verwerkt.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Begripsbepalingen (artikel 3.13a.1)

Met toepassing van de GO ETFF wordt anders dan de GO uitsluitend risicodragend vermogen verstrekt via achtergestelde leningen.

De definitie van achtergestelde lening van de GO wordt ook toegepast voor de GO ETFF, waarbij de rente voor de achtergestelde lening vast is. Daarbij is uitgangspunt dat de GO ETFF ondersteunend is aan de marktontwikkeling en dat er in die zin flexibiliteit is binnen het continuüm van gangbare achtergestelde leningsvormen. Dit kan van project tot project verschillend uitwerken: van meest achtergesteld tot minder achtergesteld. De lening onder de GO ETFF zal altijd contractueel achtergesteld zijn en in ieder geval achtergesteld aan de senior lening van andere financieringsverschaffers.

In het kader van de pilot mogen alleen projecten gegarandeerd worden die gericht zijn op energietransitie en uitgevoerd worden in de vorm van een exclusief daarvoor bestemde rechtspersoon. De GO ETFF richt zich daarmee op de businesscases die bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het Energie-akkoord en de Energie-agenda. Deze garantiefaciliteit beoogt het realiseren van de gestelde energie- en klimaatdoelen te versnellen. Een energietransitieproject wordt gedefinieerd als een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het stimuleren van energie-efficiëntie, het gebruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen en het stimuleren van energie-efficiënte stadsverwarming en -koeling als bedoeld in artikel 2, onderdelen 103, 109, 110 respectievelijk 124 van Verordening 651/2014 (algemene groepsvrijstellingsverordening). Voorbeelden zijn geothermie, monovergisting, decentrale opwekking, gebruik van restwarmte, verduurzaming in de gebouwde omgeving (o.a. maatschappelijk vastgoed, mkb en industrie) en de circulaire economie.

De GO ETFF is opgezet als een pilot waarvoor in de beginfase uitdrukkelijk gekozen is om de faciliteit open te stellen voor ontwikkelingsbanken die als zodanig door de EIB zijn erkend, maar tegelijkertijd als kredietinstellingen commercieel handelen en volledig onder het reguliere prudentieel toezicht voor kredietinstellingen vallen. De definitie is in overleg met de diensten van de Europese Commissie tot stand gekomen. Door de gehanteerde definitie zullen bijv. de BNG Bank of de NWB als ontwikkelingsbanken die commercieel handelen en onderworpen zijn aan het prudentieel toezicht voor kredietinstellingen gebruik kunnen maken van de GO ETFF.

De GO ETFF is voor ondernemingen die opereren in Nederland, Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Zie voorts de toelichting in het algemene deel van deze toelichting.

Subsidieverstrekking (artikel 3.13a.2)

Garanties verstrekt met toepassing van de GO ETFF hebben een maximum looptijd van 15 jaar. De GO ETFF zal naar verwacht wordt vooral gebruikt worden voor projectfinancieringen ter ondersteuning van de energietransitie, maar kan tevens gebruikt worden voor bestaande ondernemingen die in energietransitie investeren. Dat betekent doorgaans een financiering aan een speciale projectentiteit die haar inkomsten (vrijwel) uitsluitend haalt uit de exploitatie van het investeringsproject. Het kan daarbij gaan om projecten die gebruik maken van exploitatiesubsidies zoals de SDE+ regeling. Energieonderzoek Centrum Nederland hanteert bij de jaarlijkse berekeningen van de normkosten binnen de SDE+ regeling een projectlevensduur (technisch en economisch) van 15 jaar. Gevolg is dat de meeste projectfinancieringen binnen die termijn worden gestructureerd.

Omvang garantstelling (artikel 3.13a.4)

De GO ETFF wijkt van de GO af wat betreft de risicoverdeling overheid/bank. Die is voor de GO ETFF 80% voor de overheid en 20% voor de nationale promotionele bancaire instelling.

Een NPBI zal verwachten dat de garantie voldoet aan de eisen van de Capital Requirements Regulation (CRR). Omdat het binnen de GO ETFF gaat om achtergestelde leningen en projecten met een hoger risicoprofiel werkt het solvabiliteitsbeslag extra sterk door. Bovendien ligt het in de bedoeling dat NPBI’s ook 'normale' S(olvabiliteits)-plichtige projectfinancieringen voor maatschappelijke investeringsprojecten kunnen blijven verstrekken. Dit rechtvaardigt – en uitsluitend voor deze GO ETFF – dat voor het beschikbaar maken van risicodragend vermogen via achtergestelde leningen voor energietransitieprojecten met een hoger risicoprofiel door een NPBI, een hogere garantie van maximaal 80% kan worden gegeven.

Maximum lening voor garantstelling (artikel 3.13a.5)

De garantstelling voor de GO ETFF heeft uitsluitend betrekking op een lening waarbij de aan de ondernemer verstrekte lening niet minder bedraagt dan € 750.000 en niet meer dan € 25 miljoen per energietransitieproject.

In artikel 3.13a.5, tweede lid, onderdeel a, is een maximum bepaald voor de aan één ondernemer, met toepassing van deze titel, te verstrekken leningen. Dit maximum is vastgesteld op € 25 miljoen. Voor zover de ondernemer deel uitmaakt van een groep, dat wil zeggen een economische eenheid (zie definitie in artikel 1 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies), geldt het maximum voor het aan de groep verstrekte of te verstrekken leningen. Van een eerder verstrekte lening is alleen het niet afgeloste deel relevant. Indien een dergelijke lening inmiddels voor een deel is afgelost, kan tot het maximumbedrag van € 25 miljoen een nieuwe lening worden verstrekt. Dit betekent bijvoorbeeld dat indien in eerste instantie een lening van € 25 miljoen is verstrekt, waarop inmiddels € 5 miljoen is afgelost, opnieuw een lening kan worden verstrekt van maximaal € 5 miljoen en onder de garantie kan worden gebracht.

Daarnaast geldt – in aanvulling op het maximum van onderdeel a – nog een ander maximum leningsbedrag (onderdeel b). Dit is samengesteld uit de som van de leningen op grond van deze titel en titel 3.13 (de subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering). Het totaal aan leningen verstrekt met toepassing van beide titels mag op grond hiervan niet meer bedragen dan € 150 miljoen. Aldus wordt de blootstelling van de overheid gemaximeerd op het zelfde steunplafond als de subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering. Ook hierbij geldt dat – indien op een lening inmiddels is afgelost – opnieuw een lening kan worden verstrekt tot € 150 miljoen en onder de garantie kan worden gebracht.

Onderdeel b leidt ertoe dat een lening die met toepassing van de subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering is verstrekt, meetelt bij het genoemde maximum van € 150 miljoen dat op grond van deze titel geldt. Het is echter ook wenselijk dat het met toepassing van deze titel verstrekte leningsbedrag meetelt bij het op grond van de subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering verstrekte maximum leningsbedrag. Gelet op de tekst van artikel 3.13.5 van subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering, welke bepaling voorziet in de maximum leningsbedragen van die subsidiemodule, is hiervoor geen wijziging van de regeling noodzakelijk. De huidige tekst van dit artikel spreekt immers over leningen die met toepassing van dit hoofdstuk aan de ondernemer zijn of worden verstrekt. Omdat de nieuwe titel, net als de subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering, deel uitmaakt van hoofdstuk 3 van de regeling (Innovatie en ondernemerschap), zullen zij na inwerkingtreding van titel 3.13a, ook vallen onder leningen die met toepassing van dit hoofdstuk aan de ondernemer zijn of worden verstrekt en derhalve meetellen bij het bepalen van het maximum leningsbedrag voor de subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering.

Verdeling van het subsidieplafond (artikel 3.13a.8)

Aanvragen voor garantstelling worden verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Jaarlijks zal een subsidieplafond voor de GO ETFF worden gepubliceerd.

2017: € 40 mln.

2018: € 40 mln.

Afwijzingsgronden (artikel 3.13a.9)

In artikel 3.13a.9, onderdeel d, wordt voorzien dat op grond van deze titel er geen garantie wordt verstrekt voor een energietransitieproject indien reeds met toepassing van de titels 3.10 tot en met 3.16 een lening, of in het geval van titel 3.14 een bankgarantie, is verstrekt, welke ten goede is of zijn gekomen aan hetzelfde energietransitieproject.

Het gaat hier om de volgende subsidiemodules:

  • Titel 3.10. Seed capital technostarters;

  • Titel 3.11. Borgstelling MKB-kredieten;

  • Titel 3.12. Garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor ondernemers (groeifaciliteit);

  • Titel 3.13. Garantie Ondernemingsfinanciering;

  • Titel 3.14. Garantstelling gericht op bankgaranties;

  • Titel 3.15. Garantieregeling scheepsnieuwbouwfinanciering;

  • Titel 3.16. Vroegefasefinanciering.

De reden hiervoor is dat stapeling van publieke middelen die zou voortvloeien uit cumulatie met deze EZ financieringsinstrumenten onwenselijk wordt geacht. Dit betekent derhalve dat ook indien een met toepassing van deze titels verstrekte lening of bankgarantie slechts voor een beperkt deel is aangewend voor hetzelfde energietransitieproject, geen garantie op grond van deze titel kan worden verstrekt. Deze afwijzingsgrond strekt zich voorts niet alleen uit tot aan dezelfde ondernemer, of groep, verstrekte leningen of bankgaranties, maar gelden evenzeer indien deze leningen of bankgaranties zijn verstrekt aan een andere ondernemer, maar ten behoeve van hetzelfde energietransitieproject.

Provisie (artikel 3.13a.10)

Het tarief van de provisie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van het besluit, valt voor de GO ETFF garantie op de verstrekte lening, uiteen in twee delen:

  • a. een eenmalige provisie

  • b. een periodieke provisie

De aan de Staat af te dragen eenmalige provisie bedraagt 50% van de door de leningnemer aan de financier te betalen afsluitprovisie indien en voor zover de afsluitprovisie meer bedraagt dan 0,5%.

De periodieke provisie wordt voor de garantie op de verstrekte lening berekend door alle door de financier over het gegarandeerde deel van de lening ontvangen inkomsten (exclusief de afsluitprovisie) te verminderen met:

  • a. een vergoeding van 1,2% per jaar voor de beheerkosten;

  • b. de fundingkosten, vermeerderd met de liquiditeitsopslag, en

  • c. een extra aftrek ter grootte van 0,05% per procent van de onder b genoemde fundingkosten.

Voor de GO ETFF wordt zodoende de GO-systematiek gevolgd. Dit houdt in dat de premie gelijk is aan de rente die BNG over het gegarandeerde deel van de lening in rekening brengt aan bedrijven, minus fundingkosten en beheerkosten.

Voor de beheerkosten wordt een hogere compensatie, van maximaal 1,2% per jaar, toegestaan. Deze hogere beheerkosten zijn gerechtvaardigd omdat de gemiddelde omvang van de achterliggende leningen sterk afwijken – lager zijn – dan de reguliere GO financieringen. Beheerkosten bestaan immers vaak grotendeels uit vaste kosten die slechts in beperkte mate variëren met de omvang van de financiering. Ook het volume zal lager zijn dan de GO.

Tevens wordt een extra aftrek ter grootte van 0,05% per procent onder de fundingkosten toegestaan. Dit betekent dat deze aftrek dus niet wordt berekend over de liquiditeitsopslag. Voor een NPBI is het belangrijk dat de garantieovereenkomst voldoet aan de eisen van de Capital Requirements Regulation, zodat voor het gegarandeerde deel van de financiering geen eigen vermogen behoeft te worden aangehouden. De netto dekking van de GO ETFF-garantie (80% van de hoofdsom) blijkt lager uit te vallen. Vanwege deze lagere dekking zou een NPBI additioneel kapitaal als risico-opslag moeten reserveren. Met deze extra aftrek wordt dit voorkomen. Met andere woorden, een NPBI kan per 1% fundingkosten 5 basispunten aan extra spread berekenen. De extra compensatie zal proportioneel berekend worden. Als het fundingtarief bijvoorbeeld 1.2% is, zal de extra compensatie bepaald worden op 6 basispunten (1.2%/1% maal 5 basispunten). De verrekening vindt dus plaats op niveau van individuele transacties en op het niveau van de fundingrente ten tijde van het verstrekken van de lening.

Artikel II

De Regeling openstelling EZ-subsidies 2017 wordt door dit artikel gewijzigd in verband met de openstelling van de GO ETFF. De subsidiemodule is voor 2017 opengesteld vanaf het tijdstip waarop de onderhavige regeling in werking is getreden tot en met 31 december 2017.

Artikel III

De regeling treedt in werking op de dag volgend op de datum waarop de regeling in de Staatscourant wordt geplaatst, hetgeen geen vast verandermoment is als bedoeld in aanwijzing 174, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Voorts wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze module gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding, waarvoor afwijking volgens aanwijzing 174 wegens de eerste uitzonderingsgrond van het vierde lid in dit geval is toegestaan.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Zie onder andere Miljoenennota 2017, Studiegroep Duurzame groei 2016 (werkgroep financieringslandschap), DNB ‘Tijd voor Transitie’ 2016, CPB 2015: ‘Een wereld zonder banken’ en SER 2014, Verbreding en versterking financiering mkb.

X Noot
2

De Europese Commissie heeft in het kader van de GO ETFF risicodragend vermogen geduid als ‘equity’ in de breedste zin. Het gaat in die zin dus over zowel equity alsook quasi equity.

Naar boven