Wijziging Leidraad Invordering 2008

15 juni 2017

nr. 2017-112951

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

De Leidraad Invordering 2008 wordt gewijzigd in verband met een aantal benodigde technische en redactionele aanpassingen.

De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 maart 2017, nr. 2017-57278, wordt gewijzigd als volgt.

ARTIKEL I

A

Artikel 14.1.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de eerste volzin wordt toegevoegd:

De ontvanger gaat allereerst na of het bod afkomstig is van een onafhankelijke derde. Als de koopsom direct of indirect uit het vermogen van de belastingschuldige komt, gaat de ontvanger niet akkoord met een onderhandse verkoop.

2. De zinsnede ‘De ontvanger moet hierbij rekening houden met’ wordt vervangen door: Daarnaast houdt de ontvanger rekening met.

B

Artikel 14.1.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de derde volzin, beginnend met ‘Dit houdt in dat de ontvanger ...’, wordt ‘gelegd beslag’ vervangen door: een reeds gelegd beslag.

2. In de vijfde alinea wordt in de volzin beginnend met ‘Als de belangen van ...’, het woord ‘Belastingdienst’ vervangen door: Staat.

C

Artikel 22.8.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Boven de eerste volzin wordt het volgende kopje geplaatst:

Terughoudend beleid bij reële eigendom

2. Boven de alinea die begint met ‘In dit verband wordt verwezen ...’ wordt het volgende kopje geplaatst:

Lease

3. Boven de alinea die begint met ‘Daarnaast zijn er zes situaties ...’ wordt het volgende kopje geplaatst:

Bijzondere situaties

D

Artikel 25.2.5, tweede en derde volzin komen te luiden:

In beginsel vraagt de ontvanger alleen zekerheid als de aard van de belastingschuld dan wel de omvang van de belastingschuld in relatie tot de verhaalsmogelijkheden die bij de ontvanger bekend zijn, daartoe aanleiding geeft. Daarnaast houdt de ontvanger bij zijn beslissing rekening met het aangifte- en betalingsgedrag van de belastingschuldige.

E

Artikel 34.4.1, derde alinea, eerste volzin, komt te luiden:

De ontvanger vergelijkt het bedrag van de primaire aansprakelijkheid, verminderd met de vrijwarende stortingen zoals hiervoor is aangegeven, met de uitkomst van de berekening zoals in artikel 34.8.1 van deze leidraad is toegelicht.

F

Artikel 35.5.1, derde alinea, eerste volzin, komt te luiden:

De ontvanger vergelijkt het bedrag van de primaire aansprakelijkheid, verminderd met de vrijwarende stortingen zoals hiervoor is aangegeven, met de uitkomst van de berekening zoals in artikel 35.1 van deze leidraad is toegelicht.

G

Aan artikel 73.5.1 wordt na de laatste volzin een alinea toegevoegd, luidende:

Geen uitstel van betaling

Aanslagen waarvoor de Sociale Verzekeringsbank een onherroepelijk vaststaande beschikking van schuldige nalatigheid heeft afgegeven, blijven voor de toepassing van dit artikel buiten beschouwing. Eventuele buitenlandse belastingschulden waarvoor een verzoek om bijstand is gedaan door een andere staat, neemt de ontvanger ook niet mee in de uitstelregeling. In plaats daarvan stuurt de ontvanger het verzoek terug en informeert de andere staat over de voorgenomen minnelijke schuldsaneringsregeling onder toevoeging van de gegevens van de schuldhulpverlener bij wie de andere staat de schuldvordering kan aanmelden.

H

Na artikel 73.6.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

73.6.7. Schuldig nalatig en (buiten)gerechtelijk akkoord

Voor het premiedeel AOW dat is begrepen in aanslagen waarvoor de Sociale Verzekeringsbank een onherroepelijk vaststaande beschikking van schuldige nalatigheid heeft afgegeven, mag de ontvanger geen enkele poging tot invordering meer ondernemen. Een gevolg hiervan is dat de ontvanger geen kwijtschelding verleent voor deze aanslagen. Daarnaast dient de ontvanger deze aanslagen niet ter verificatie in bij een faillissement of WSNP. Dit betekent dat deze aanslagen niet worden meegenomen in een (buiten)gerechtelijk akkoord.

I

In artikel 73.7 wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende:

Aanmelding voor een verklaring van schuldige nalatigheid als bedoeld in artikel 61 Wet financiering sociale verzekeringen, vindt in deze periode niet plaats.

J

Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt ‘vijfde, zesde, achtste’ vervangen door: vijfde, achtste.

2. In de derde alinea wordt achter het eerste gedachtestreepje van de opsomming ‘vijfde, zesde, achtste’ vervangen door: vijfde, achtste.

3. In de vijfde alinea wordt achter het derde gedachtestreepje van de opsomming ‘artikel 25, zesde lid,’ vervangen door: artikel 70b.

K

In artikel 78 wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende:

Waar in dit hoofdstuk wordt gesproken over belastingschuld of belastingaanslag worden daaronder mede begrepen andere vorderingen die onder de werkingssfeer van een internationale regeling betreffende wederzijdse bijstand bij invordering vallen.

L

Artikel 78.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede alinea komt te luiden:

De ontvanger verzoekt om bijstand bij de invordering van belastingaanslagen die onherroepelijk vaststaan, geheel invorderbaar zijn en waarvoor een dwangbevel voor de gehele schuld is uitgevaardigd en betekend. Het mag ook gaan om het niet-bestreden gedeelte van een betwiste belastingaanslag of een ambtshalve opgelegde belastingaanslag waarvan het vermoeden gerechtvaardigd is dat deze (gedeeltelijk) materieel verschuldigd is. De ontvanger kan daarnaast altijd een verzoek om conservatoire maatregelen doen als hij zekerheidsmaatregelen noodzakelijk acht.

2. De derde alinea komt te luiden:

Als door Nederland met een staat een minimumbedrag is overeengekomen voor het verlenen van bijstand bij de invordering, gaat de ontvanger niet over tot het verzoeken van bijstand aan die staat als het verschuldigde bedrag minder bedraagt dan het afgesproken bedrag. Dit geldt ook voor het doen van een verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen in het buitenland.

3. De vijfde alinea vervalt.

M

Artikel 78.3 vervalt.

N

Artikel 79.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

79.4 Minnelijke schuldsaneringsregeling, (buiten)gerechtelijk akkoord en toeslagschuld

2. In de eerste volzin wordt ‘artikel 73.5’ vervangen door: de artikelen 73.5 en 73.6.

3. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Voor de toepassing van artikel 73.6 van deze leidraad geldt – anders dan voor belastingschulden – voor toeslagschulden dat de ontvanger in het kader van een akkoord een gelijk percentage opeist als het percentage dat aan concurrente schuldeisers op hun vorderingen zal worden uitgekeerd.

O

In artikel 79.8a wordt in de tekst achter het tweede gedachtestreepje van de opsomming ‘dienst’ vervangen door: diens.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2017.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 15 juni 2017

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck lid van het managementteam Belastingdienst

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A, ziet op de in artikel 268, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, geregelde mogelijkheid dat de executant tot onderhandse verkoop van een onroerende zaak overgaat. Artikel 14.1.10 van de leidraad is hierop aangepast door de richtlijnen voor het al dan niet kiezen voor een onderhandse verkoop uit te breiden.

De in artikel I, onderdeel B, opgenomen wijzigingen zijn van redactionele aard.

In artikel I, onderdeel C, is de tekst van artikel 22.8.10 van de leidraad voorzien van tussenkopjes met als doel de bestaande tekst te verduidelijken.

Artikel I, onderdeel D, bevat een aanpassing van de formulering van artikel 25.2.5 van de leidraad. De achtergrond van deze wijziging is dat niet duidelijk was hoe de genoemde voorwaarden om al dan niet zekerheid te verlangen in hun onderlinge verhouding moeten worden gelezen. De nieuwe tekst van de tweede en derde volzin maakt duidelijk dat de aard van de belastingschuld niet in relatie hoeft te staan tot de verhaalsmogelijkheden. De omvang van de belastingschuld daarentegen wordt door de ontvanger wel gerelateerd aan de verhaalsmogelijkheden. Beide criteria kunnen op zichzelf aanleiding zijn voor de ontvanger om zekerheid te verlangen. Daarnaast is er nog een derde criterium, namelijk het aangifte- en betalingsgedrag van de belastingschuldige. Het aangifte- en betalingsgedrag geeft de ontvanger een aanwijzing of hij te maken heeft met een compliante belastingschuldige of niet. Zowel het gedrag in het jaar waarin om uitstel wordt verzocht, in de jaren daaraan voorafgaand als de verwachting voor de komende jaren is daarbij van belang. Het betreft hier een verduidelijking van de bestaande tekst. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

De in artikel I, onderdelen E en F, opgenomen wijzigingen zijn van technische aard. Het betreft een gelijksoortige wijziging in zowel artikel 34.4.1 als artikel 35.5.1 van de leidraad. Deze artikelen verwijzen naar de inmiddels vervallen mogelijkheid tot rechtstreekse storting op de zogenoemde WKA-depots. De WKA-depots zijn met ingang van 1 januari 2016 vervallen1 en dus klopt de verwijzing niet meer. Dat is hersteld in deze onderdelen van artikel I.

In artikel I, onderdeel G, is ter verduidelijking aangegeven welke twee categorieën belastingaanslagen buiten de reikwijdte van de MSNP vallen. De eerste categorie betreft aanslagen waarvoor de Sociale Verzekeringsbank een onherroepelijk vaststaande beschikking van schuldige nalatigheid heeft afgegeven. Deze categorie is verduidelijkt in de hierna opgenomen toelichting op artikel I, onderdeel H. De tweede categorie betreft buitenlandse belastingschulden. Deze categorie is verduidelijkt in de hierna opgenomen toelichting op artikel I, onderdelen K tot en met M.

Artikel I, onderdeel H, bevat een toelichting op de samenloop tussen schuldig nalatig verklaren en (buiten)gerechtelijke akkoorden. Uitgangspunt is dat de ontvanger voor het premiedeel AOW in aanslagen waarvoor de Sociale Verzekeringsbank een onherroepelijk vaststaande beschikking van schuldige nalatigheid heeft afgegeven geen enkele poging tot invordering meer onderneemt. Dit uitgangspunt is opgenomen in artikel 73.6.7 van de leidraad. Voor dergelijke aanslagen verleent de ontvanger dus ook geen kwijtschelding en hij dient ze niet ter verificatie in bij een faillissement of WSNP. Gevolg hiervan is dat de ontvanger deze aanslagen niet meeneemt in een (buiten)gerechtelijk akkoord. Het gaat hier niet om een inhoudelijke wijziging.

Artikel I, onderdeel I, regelt dat de ontvanger gedurende de afkoelingsperiode geen aanslagen aanmeldt bij de Sociale Verzekeringsbank voor een verklaring van schuldige nalatigheid. Dit past bij het karakter van de afkoelingsperiode, maar was abusievelijk nog niet geregeld in de leidraad.

De in artikel I, onderdeel J, opgenomen wijzigingen in artikel 74 zijn van redactionele aard. Abusievelijk werd nog verwezen naar het zesde lid van artikel 25 van de wet. Met het vervallen van de fiscale faciliteiten voor de kapitaalverzekering eigen woning per 1 januari 2013 is artikel 25, zesde lid, van de wet komen te vervallen. In plaats daarvan is in artikel 70b van de wet overgangsrecht opgenomen. Deze onjuiste artikelverwijzing is in dit onderdeel hersteld.

Artikel I, onderdelen K tot en met M, bevatten een aantal technische wijzigingen in de leidraadtekst van hoofdstuk 78 (internationale invordering). Deze aanpassingen zijn bedoeld om de tekst in overeenstemming te brengen met de geldende internationale regelingen. De tweede alinea van artikel 78.1 is aangepast omdat ook voor een betwiste schuld een verzoek om bijstand kan worden gedaan. In de derde alinea van artikel 78.1 zijn de drempelbedragen geschrapt omdat deze in de toepasselijke verdragen verschillen. De bepaling in artikel 78.1 over bijstand bij de invordering met betrekking tot aansprakelijkgestelden is vervallen. Deze mogelijkheid volgt al uit artikel 3, tweede lid, van de op EU-Richtlijn 2010/24 gebaseerde Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1189/2011 en uit de van toepassing zijnde verdragen. In dergelijke situaties is bijstand bij de invordering nog steeds mogelijk.

Het beleid in artikel 78.3 over het niet meer treffen van verdere invorderingsmaatregelen is vervallen. Dit heeft de volgende achtergrond. Als de ontvanger een buitenlandse schuldvordering in zijn bestand heeft en een verzoek om kwijtschelding ontvangt van een belanghebbende, kan hij geen kwijtschelding verlenen voor de buitenlandse vordering. Op grond van het soevereiniteitsbeginsel kan alleen de staat die om bijstand bij de invordering heeft verzocht, kwijtschelding verlenen. Het ligt daarom voor de hand dat de ontvanger de verzoekende staat informeert over het gebrek aan verhaal en het verzoek om bijstand terugstuurt. Bij de reactie op het verzoek om kwijtschelding van de Nederlandse belastingschulden kan de ontvanger de belanghebbende informeren over de buitenlandse vordering en het feit dat het verzoek om bijstand is teruggestuurd. Vervolgens kan de ontvanger de belanghebbende verwijzen naar de betreffende staat om kwijtschelding van die vordering te krijgen. Tegen deze achtergrond is het niet logisch dat de ontvanger besluit tot het niet meer treffen van verdere invorderingsmaatregelen. In het verlengde daarvan is aan artikel 73.5.1 van de leidraad een passage toegevoegd over bijstand bij de invordering bij een minnelijke schuldsaneringsregeling. Een minnelijke schuldsaneringsregeling is een overeenkomst tussen schuldeisers die uitmondt in kwijtschelding van de resterende schuld na de termijn van 36 maanden. In lijn met het uitgangspunt dat alleen de staat die om bijstand bij de invordering heeft verzocht kwijtschelding kan verlenen van de betreffende vordering, wordt in artikel 73.5.1 geregeld dat de ontvanger het buitenland informeert over de (voorgenomen) minnelijke schuldsaneringsregeling. De ontvanger voegt bij die informatie de contactgegevens van de schuldhulpverlener. De verzoekende staat kan dan zelf besluiten om mee te doen met een schuldregeling en de vordering in te dienen bij de schuldhulpverlener.

Artikel I, onderdeel N, regelt dat toeslagschulden bij een (buiten)gerechtelijk akkoord kunnen worden meegesaneerd. Dit gebeurt door artikel 73.6 van de leidraad van overeenkomstige toepassing te verklaren. Dit wordt in de praktijk al zo toegepast, maar is nu in de leidraad vastgelegd.

De in artikel I, onderdeel O, opgenomen wijziging is van redactionele aard.

Artikel II van dit besluit regelt de datum van inwerking van de onderhavige Leidraadwijzigingen. Deze datum is gesteld op 1 juli 2017.


X Noot
1

Besluit van 9 oktober 2015, nr. BLKB2015/1277M.

Naar boven