Beschikking inzake vergunning voor het gebruik van frequentieruimte voor digitale radio-omroep ten behoeve van de Nederlandse Publieke Omroep, Agentschap Telecom

18 mei 2017

AT-EZ/7376596

De Minister van Economische Zaken,

Gelezen de aanvraag van de Nederlandse Publieke Omroep van 9 juni 2016, geregistreerd onder nummer 7210690;

Gelet op de artikelen 3.8, 3.13 en 3.14 van de Telecommunicatiewet, artikel 17 van het Frequentiebesluit 2013 en artikel 2 van de Regeling extra vergunningen publieke mediadienst;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beschikking wordt verstaan onder:

    a. minister:

    Minister van Economische Zaken;

    b. ITU:

    Internationale Telecommunicatie Unie;

    c. MIFR:

    Master International Frequency Register, zijnde het register waarin radiostations met hun frequentieruimte zijn opgenomen, bedoeld in artikel 4.3 van het Radio Reglement van de ITU;

    d. notificatieverzoek:

    verzoek van de vergunninghouder aan de minister tot het doen van een notificatie van een in gebruik genomen dan wel te nemen (gedeelte van de) frequentieruimte op een bepaalde plaats, met als doel (dit gedeelte van) de frequentieruimte op die bepaalde plaats na goedkeuring door het radiocommunicatiebureau van de ITU te registreren in het MIFR teneinde internationale bescherming van (dit gedeelte van) de frequentieruimte op die bepaalde plaats te bewerkstelligen;

    e. GE06:

    Final Acts of the Regional Radiocommunication Conference for planning of the digital terrestrial Broadcasting service in parts of Regions 1 and 3, in the frequency bands 174 – 230 MHz and 470 – 862 MHz; Genève 2006;

    f. allotment:

    het gebied dat gelegen is binnen de contouren zoals gevisualiseerd in bijlage I;

    g. ziekenhuis:

    instelling voor medisch-specialistische zorg als bedoeld in artikel 1.2, onder 1, van het Uitvoeringsbesluit WTZi;

    h. mobiele ontvangst:

    mobile reception, zoals bedoeld in paragraaf 1.3.13 van GE06;

    i. binnenontvangst:

    portable reception class B, zoals bedoeld in paragraaf 1.3.12 van GE06.

  • 2. De definities in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 zijn van toepassing.

Artikel 2. Gebruiksrecht

  • 1. Aan de Stichting Nederlandse Publieke Omroep ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel Hilversum, onder nummer 32043579, hierna te noemen: vergunninghouder, wordt een vergunning verleend voor het gebruik van de frequentieruimte binnen het frequentiebereik 226,592 MHz – 228,128 MHz (frequentieblok 12 C).

  • 2. De vergunninghouder gebruikt de in het eerste lid bedoelde frequentieruimte en houdt deze in gebruik.

  • 3. De vergunninghouder gebruikt de in het eerste lid genoemde frequentieruimte slechts in overeenstemming met de bestemming in het vigerende Nationaal Frequentieplan (NFP) en onder die bestemming gegeven beperkingen.

  • 4. De vergunninghouder gebruikt de aan hem toegewezen frequentieruimte voor het aanbieden van ten minste de vijf algemene radioprogrammakanalen van de landelijke publieke omroep, bedoeld in artikel 2.50 van de Mediawet 2008.

  • 5. Daarnaast dient de vergunninghouder de aan hem toegewezen frequentieruimte te gebruiken voor het aanbieden van ten minste vier andere radioprogrammakanalen.

  • 6. De vergunninghouder zendt de radioprogrammakanalen, bedoeld in het derde en vierde lid, in een kwaliteit die ten minste gelijk is aan 192 kb/s (stereo-uitzending), indien gebruikt wordt gemaakt van MPEG 2, 48 kb/s (stereo-uitzending), indien gebruik wordt gemaakt van AAC+, of, indien gebruik wordt gemaakt van een andere techniek, met een geluidskwaliteit die ten minste vergelijkbaar is met de kwaliteit die met stereo kan worden behaald door middel van de twee genoemde technieken.

Artikel 3. Technische beschrijving

Het gebruik van de frequentieruimte vindt plaats met inachtneming van de technische beschrijving zoals deze in bijlage I en III is opgenomen. De technische beschrijving omvat tevens het spectrummasker 1 voor T-DAB radioapparaten, werkend in niet-kritische omstandigheden.

Artikel 4. Registratie van frequentieruimte

  • 1. De vergunninghouder staakt of beperkt het gebruik van de frequentieruimte, bedoeld in artikel 2, voor zover dit leidt tot belemmeringen in het gebruik van in het MIFR door anderen geregistreerde frequentieruimte.

  • 2. Bij het gebruik van de frequentieruimte heeft de vergunninghouder geen aanspraak op enigerlei vorm van bescherming van dat gebruik, indien verstoring van het gebruik plaatsvindt door het gebruik van in het MIFR geregistreerde frequentieruimte.

  • 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing voor zover het gaat om de frequentieruimte, bedoeld in artikel 2 die in het MIFR is geregistreerd.

  • 4. Teneinde registratie in het MIFR in gang te zetten kan de vergunninghouder een notificatieverzoek daartoe indienen bij de minister.

  • 5. Het notificatieverzoek geschiedt met gebruikmaking van het ‘Formulier kennisgeving ingebruikname en notificatie’ bedoeld in bijlage II.

Artikel 5. Ingebruiknameverplichting

  • 1. Vanaf 1 januari 2018 biedt de vergunninghouder de dienst, omschreven in artikel 2, aan met een geografische verzorging van 85% mobiele ontvangst en een demografische verzorging van 65% binnenontvangst.

  • 2. Vanaf 1 januari 2020 biedt de vergunninghouder de dienst, omschreven in artikel 2, aan met een geografische verzorging van 90% mobiele ontvangst en een demografische verzorging van 75% binnenontvangst.

  • 3. De geografische verzorging zoals bedoeld in het eerste en tweede lid is voor mobiele ontvangst vastgesteld op een veldsterkte van 60 dBµV/m en de demografische verzorging voor binnenontvangst op een veldsterkte van 66 dBµV/m op 10 meter hoogte voor 50% van de tijd en plaats en bij een referentiefrequentie van 200 MHz. Indien een andere centrumfrequentie gebruikt wordt, wordt de voorgeschreven veldsterkte aangepast conform annex 3.5 van GE06.

Artikel 6. Wegnemen belemmeringen

  • 1. Indien op enige plaats binnenshuis door het gewenste signaal van de in het kader van deze vergunning gebruikte radiozendapparaten belemmeringen in de ontvangst van kabeltelevisie worden veroorzaakt draagt de vergunninghouder er op verzoek van degene die de belemmeringen ondervindt, zorg voor dat deze onverwijld op zijn kosten worden verholpen, voor zover ter plaatse:

    • a. de hoogfrequentiedichtheid van de gebruikte aansluitkabels en de daaraan bevestigde connectoren een waarde hebben van ten minste 70 dB, en

    • b. het stoorsignaal als gevolg van het krachtens deze vergunning gebruiken van frequentieruimte hoger is dan 23 dBμV.

  • 2. De in het eerste lid, onder b, genoemde waarde dient evenredig verhoogd te worden met de waarde van het signaalniveau op het abonnee-overnamepunt boven de vereiste minimumwaarde van 60 dBμV.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, is vergunninghouder niet gehouden televisie-ontvangapparaten en aanverwante apparatuur te vervangen die:

    • a. niet geschikt zijn om een stoorspanning van 23 dBμV vermeerderd met de signaalspanning op het kabeltelevisienet bij het abonnee-overnamepunt te ontvangen, of

    • b. een hoogfrequentdichtheid van minder dan 70 dB hebben.

Artikel 7. Beperkingen ter uitvoering van de Beleidsregel storing door het gewenste signaal van radiozendapparaten

  • 1. De vergunninghouder veroorzaakt:

    • a. geen ontoelaatbare belemmeringen door het gewenste signaal van radioapparaten in andere radio apparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen, en

    • b. in het frequentiegebied van 100 kHz tot en met 2,5 GHz in ziekenhuizen, alsmede op de percelen waar deze ziekenhuizen staan, geen piekwaarde van de elektrische veldsterkte die gelijk is aan of hoger is dan 5,4 volt per meter.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien een vergunninghouder op of in een ziekenhuis of het perceel waarop dat ziekenhuis staat een radioapparaat heeft geplaatst met schriftelijke instemming van dat ziekenhuis.

Artikel 8. Kennisgeving ingebruikneming

De vergunninghouder stelt de minister van elke ingebruikname van (onderdelen van) de frequentieruimte uiterlijk vier weken van tevoren schriftelijk in kennis en overlegt daarbij de gegevens bedoeld in bijlage II conform het in die bijlage vermelde format.

Artikel 9. Correspondentie

Kennisgevingen en correspondentie die verband houden met deze vergunning, worden gericht aan Agentschap Telecom van het ministerie van Economische Zaken, te Groningen, tenzij door of vanwege de minister anders wordt aangegeven.

Artikel 10. Inwerkingtreding en looptijd van de vergunning

Deze vergunning treedt in werking op 1 september 2017 en loopt tot en met 31 augustus 2022.

Deze vergunning wordt in de Staatscourant geplaatst met uitzondering van de bijlagen.

De Minister van Economische Zaken, namens deze, T. Kroeze Hoofd Media Agentschap Telecom

Bezwaarclausule

Als u bezwaren hebt, kunt u binnen zes weken na de verzenddatum (18 mei 2017) van deze beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Agentschap Telecom, ter attentie van de afdeling Juridische Zaken, Postbus 450, 9700 AL GRONINGEN. Dit bezwaarschrift moet ondertekend zijn en bevat tenminste:

  • 1. uw naam en adres;

  • 2. de datum van uw bezwaarschrift;

  • 3. een omschrijving (of kopie) van het besluit waartegen u bezwaar maakt;

  • 4. de gronden van uw bezwaar;

  • 5. uw handtekening.

Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking.

Indien u zich laat vertegenwoordigen door een gemachtigde, wordt van hem/haar in beginsel een schriftelijke machtiging verlangd.

Naar boven