VERKEERSBESLUIT – verplicht fietspad – Hoofdstedenbuurt – Vlaardingen

Logo Vlaardingen

799375

Namens burgemeester en wethouders van Vlaardingen,

vastgesteld hebbend, dat de bestuurlijke bevoegdheid hiertoe op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994 bij hem ligt, omdat dit verkeersbesluit betrekking heeft op een weg of gedeelte daarvan, zoals genoemd in artikel 1, eerste lid, onder b, van die wet, die onder het beheer van noch het Rijk, noch de provincie, noch het waterschap valt en is gelegen in de gemeente Vlaardingen;

gezien het Mandaatbesluit Ambtenaren 2016 en het Ondermandaatbesluit Ambtenaren 2017;

gelezen het advies van de politie d.d. 03-03-2015 die met dit besluit instemt en waarmee tevens is voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

overwegende dat op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 een verkeersbesluit moet worden genomen voor de plaatsing of verwijdering van de in artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer genoemde verkeerstekens, alsmede voor onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd;

gelet op hetgeen ten aanzien hiervan overigens in de Wegenverkeerswet 1994, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer is bepaald, alsmede op de bepalingen ter zake van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegingen ten aanzien van het besluit

Aanleiding en bestaande situatie

  • dat de Hoofdstedenbuurt is gelegen in de Holy wijk;

  • dat achtereenvolgens de Lissabonweg, Bernweg, Londenweg, Bonnweg, Brusselweg, Luxemburgweg, Madridweg en Wenenweg deel uit maken van de bovengenoemde Hoofdstedenbuurt;

  • dat de Hoofdstedenbuurt in het kader van grootschalig onderhoud wordt heringericht;

  • dat de benodigde parkeergelegenheid voor de bewoners en bezoekers van de betreffende woningen vooral in de openbare ruimte is gerealiseerd in de vorm van parkeerterreinen;

  • dat de genoemde straten en wegen binnen de Hoofdstedenbuurt aan de hand van de richtlijnen voor het inrichten van 30 km zones als verblijfsgebied zijn aangewezen en vormgegeven;

  • dat binnen de Hoofdsteden buurt diverse paden ten behoeve van het langzaam verkeer zijn gelegen.

Verkeerskundige aspecten

Parkeren

  • dat binnen een 30 km zone het parkeren op de rijbaan is toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  • dat het parkeren op de rijbaan kan leiden tot hinder met betrekking tot de bereikbaarheid en de doorstroming van het verkeer;

  • dat er aan de oostzijde van de Lissabonweg, ter hoogte van de basisschool De Ark een parkeerverbod van kracht is;

  • dat er aan de westzijde van de Lissabonweg, tussen de Amsterdamlaan en de toegangsweg van de woningen Lissabonweg nummers. 301-569 eveneens een parkeerverbod van kracht is;

  • dat vrachtwagens, vuilniswagens en hulpdiensten hinder kunnen ondervinden van op de rijbaan geparkeerde voertuigen;

  • dat dit kan leiden tot gevaarlijke en onveilige verkeerssituaties;

  • dat er voldoende parkeerplaatsen voor bewoners en bezoekers in de directe omgeving aanwezig zijn en het niet noodzakelijk is om buiten de aangegeven parkeerplaatsen te parkeren;

  • het gelet op het bovenstaande er bij de toegangen van de parkeerterreinen in de genoemde wegen de verkeersborden E4 volgens bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 worden geplaatst;

  • het plaatsen van de verkeersborden E4 niet verkeersbesluitplichtig is;

  • het plaatsen van het verkeersborden E4 betekent dat enkel nog in de als zodanig aangegeven parkeerplaatsen mag worden geparkeerd.

Langzaam verkeer

  • dat de Hoofdstedenbuurt voor het langzaam verkeer wordt ontsloten middels de vrij liggende fietspaden langs de Amsterdamlaan en de Parijslaan, het Oslopad, het pad Over de Dammen en het pad tussen de Brusselweg en de Baarnhoeve;

  • dat de fietspaden langs de Amsterdamlaan en de Parijslaan zijn aangewezen als verplicht fietspad;

  • dat het deel van het Oslopad, gelegen tussen de Lissabonweg en de Madridweg ia aangewezen als onverplicht fietspad;

  • dat het pad in het verlengde van het Oslopad, tussen de Lissabonweg en de Lepelaarsingel is vormgegeven als voetpad;

  • dat het deel van het pad Over de Dammen, gelegen tussen het Oslopad en de Europaboulevard, is aangewezen als onverplicht fietspad;

  • dat het deel van het pad Over de Dammen, gelegen tussen de Europaboulevard en de Aalscholverlaan is aangewezen als verplicht fietspad;

  • dat het pad, gelegen tussen de Wenenweg en de Parijslaan is aangewezen als verplicht bromfietspad;

  • dat het pad tussen de Brusselweg en de Baarnhoeve is aangewezen als onverplicht fietspad;

  • dat er op verschillende delen van de genoemde paden sprake is van diverse verkeersregimes, te weten onverplicht fietspad, verplicht fietspad, bromfietspad en voetpad;

  • dat hierdoor niet alle genoemde categorieën verkeersdeelnemers gebruik kunnen maken van de genoemde paden;

  • dat de genoemde paden onderdeel uitmaken van het Vlaardingse fietsroutenetwerk;

  • het doel van het fietsroutenetwerk is om fietsers directe, comfortabele en veilige (recreatieve) fietsroutes te bieden tussen herkomst en bestemming;

  • dat naast het recreatieve aspect de genoemde paden een belangrijke functie hebben voor het woon-werkverkeer;

  • het in dat verband wenselijk is om een sluitend fietsnetwerk (op regionaal en lokaal niveau) te creëren teneinde het bovengenoemde doel te realiseren;

  • dat het derhalve gewenst is om het Oslopad tussen de Lepelaarsingel en de Parijslaan, het pad Over de Dammen tussen het Oslopad en de Europaboulevard, het pad tussen de Wenenweg en de Parijslaan en het pad tussen de Brusselweg en de Baarnhoeve open te stellen voor zowel voetgangers (als een voetpad ontbreekt), fietsers als snorfietsers;

  • dat dit kan worden bewerkstelligd door het plaatsen van de verkeersborden G11;

  • dat met de bovengenoemde verkeersmaatregelen wordt bewerkstelligd dat het voor alle langzaam verkeer deelnemers ter plaatse duidelijk wordt van welke (delen van) paden zij al dan niet gebruik mogen maken;

  • dat bromfietsers op de genoemde wegen gebruik mogen maken van de hoofdrijbaan.

Uit het oogpunt van:

  • dat de maatregel (gelet op artikel 2 van de Wegenverkeerswet) strekt tot het verzekeren van de veiligheid op de weg;

  • dat de maatregel (gelet op artikel 2 van de Wegenverkeerswet) strekt tot het beschermen van weggebruikers en passagiers;

  • dat de maatregel (gelet op artikel 2 van de Wegenverkeerswet) strekt tot het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.

Is het gewenst om:

•ter verhoging van de verkeersveiligheid, het beschermen van de weggebruiker en het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer de bovengenoemde paden aan te wijzen als verplicht fietspad.

Belangenafweging

  • bij de afweging van de belangen gaat het om de verkeerskundige aspecten, in dit geval de verkeersveiligheid, het beschermen van de weggebruikers en het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer, zoals geformuleerd in artikel 2, eerste lid sub a en b van de Wegenverkeerswet 1994;

  • er zijn dan ook geen individuele belangen in het geding die de positie van een of meer personen kunnen aantasten;

  • er zijn dan ook geen aanwijzingen dat er sprake is of kan zijn van belangen die strijdig zijn met de gewenste verkeersmaatregelen;

  • daarom kan bij het nemen van het besluit evenmin sprake zijn van onevenredige nadelige gevolgen als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Zorgvuldigheid

  • dat bij de voorbereiding van dit besluit dan ook gehandeld is overeenkomstig de zorgvuldigheid die op grond van artikel 3:1 van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van besluiten als deze moet worden betracht;

  • dat met de vaststelling van dit besluit dan ook geen sprake is van een besluit met onevenredige nadelige gevolgen als bedoeld in artikel 3:4, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht.

BESLUIT

    • 1.

      tot het aanwijzen van het Oslopad tussen de Lepelaarsingel en de Parijslaan als verplicht fietspad door middel van het plaatsen van de verkeersborden G11, voorzien van een onderbord met de afbeelding van in beide richtingen wijzende pijlen, volgens bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    • 2.

      tot het aanwijzen van het pad Over de Dammen, voor zover gelegen tussen het Oslopad en de Europaboulevard, als verplicht fietspad door middel van het plaatsen van de verkeersborden G11, voorzien van een onderbord met de afbeelding van in beide richtingen wijzende pijlen, volgens bijlage I van het RVV 1990;

    • 3.

      tot het aanwijzen van het pad, gelegen tussen de Wenenweg en de Parijslaan, als verplicht fietspad door middel van het plaatsen van de verkeersborden G11, voorzien van een onderbord met de afbeelding van in beide richtingen wijzende pijlen, volgens bijlage I van het RVV 1990;

    • 4.

      tot het aanwijzen van het pad, gelegen tussen de Brusselweg en de Baarnhoeve, als verplicht fietspad door middel van het plaatsen van de verkeersborden G11, voorzien van een onderbord met de afbeelding van in beide richtingen wijzende pijlen, volgens bijlage I van het RVV 1990;

    • 5.

      tot het aanwijzen van diverse paden als verplicht voetpad door middel van het plaatsen van de verkeersborden G7, volgens bijlage I van het RVV 1990;

    • 6.

      tot het aanwijzen van diverse parkeerplaatsen ten behoeve van artsen doormiddel van het plaatsen van bord E8 ‘’arts’’;

    • 7.

      de verkeersborden en verkeersmaatregelen te plaatsen zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende tekening nummer 424/A, d.d. 19-11-2014;

    • 8.

      te bepalen dat dit verkeersbesluit in werking treedt op de dag van bekendmaking in de Staatscourant.

     

Vlaardingen,

Namens deze,

N.A. Krijnen

Teammanager Openbare Ruimte

MEDEDELINGEN

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht tegen dit besluit binnen zes weken na bekendmaking daarvan, een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen, onder vermelding van “bezwaarschrift verkeersbesluit”, Postbus 1002, 3130 EB Vlaardingen.

Het bezwaarschrift moet ondertekend zijn en tenminste bevatten:

  • 1.

    naam en adres van belanghebbende;

  • 2.

    de dagtekening;

  • 3.

    een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt;

  • 4.

    de gronden van het bezwaar;

  • 5.

    een volmacht, indien het bezwaarschrift niet door de belanghebbende maar door een ander, namens hem, wordt ingediend. 

    Het maken van bezwaar schorst niet de werking van dit besluit (zie artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht).

     

    De indiener van een bezwaarschrift kan ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, als onverwijlde spoed dat – gelet op de betrokken belangen – vereist, eveneens een voorlopige voorziening (waaronder schorsing) vragen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam.

     

    Afschriften

    Afschriften van dit verkeersbesluit zijn verzonden aan:

  • 1.

    de politie;

 

Naar boven