Besluit van 27 maart, nr. 2017000511 tot het verlenen van toestemming aan De Nederlandsche Bank N.V. voor het verstrekken van een tegemoetkoming aan bepaalde depositohouders die een vergoeding hebben ontvangen uit hoofde van het depositogarantiestelsel

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 22 maart 2017, 2017-0000055401, directie Financiële Markten;

Overwegende dat het wenselijk is dat een tegemoetkoming wordt verstrekt aan bepaalde personen die als houders van gegarandeerde deposito’s sinds 1 juli 1995 een vergoeding hebben ontvangen uit hoofde van het depositogarantiestelsel;

Gelet op artikel 9, onderdeel c, van de Bankwet 1998;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Aan De Nederlandsche Bank N.V. wordt toestemming verleend om ten laste van ’s Rijks schatkist een tegemoetkoming in overeenstemming met artikel 2 van dit besluit te verstrekken aan bepaalde personen die als houders van gegarandeerde deposito’s sinds 1 juli 1995 van De Nederlandsche Bank N.V. een vergoeding hebben ontvangen uit hoofde van een depositogarantiestelsel in de zin van richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PbEG 1994, L 135).

Artikel 2

  • 1. De tegemoetkoming omvat een bedrag ter hoogte van de wettelijke rente die, gezien de termijn voor het uitkeren van de vergoeding ingevolge richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PbEG 1994, L 135), verschuldigd zou zijn geweest op het moment van uitkering maar niet is uitgekeerd, met dien verstande dat wettelijke rente uitsluitend geacht wordt verschuldigd te zijn geweest indien het volledige bedrag aan wettelijke rente ten minste € 10 zou hebben bedragen.

  • 2. De tegemoetkoming omvat tevens de wettelijke rente over het bedrag, bedoeld in het eerste lid, te rekenen vanaf de datum van uitkering van de vergoeding tot en met de datum van uitkering van de tegemoetkoming, mits het verzoek ertoe uiterlijk 22 juni 2017 bij De Nederlandsche Bank N.V. wordt ingediend. Indien om tegemoetkoming wordt verzocht na 21 juni 2017, wordt wettelijke rente gerekend uiterlijk tot en met 22 juli 2017.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van 22 maart 2017. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 21 maart 2017, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 22 maart 2017.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Wassenaar, 27 maart 2017

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

NOTA VAN TOELICHTING

Op 27 december 2016 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uitspraak gedaan in een juridische procedure tussen een aantal toenmalige depositohouders van DSB Bank en De Nederlandsche Bank (DNB). Het college kwam tot het oordeel dat DNB over de vergoeding van de deposito’s uit hoofde van het Nederlandse depositogarantiestelsel wettelijke rente had vergoed die was berekend aan de hand van een te lange wettelijke termijn voor het uitkeren van de vergoeding, te weten vijf maanden. Dit was mede het gevolg van een onjuiste omzetting van de destijds geldende richtlijn depositogarantiestelsels.1 In de richtlijn was namelijk bepaald dat een vergoeding uiterlijk drie maanden na de inwerkingstelling van het depositogarantiestelsel moest plaats vinden. DNB is door het CBb veroordeeld in het alsnog voldoen van het restant van de wettelijk rente.

Alhoewel deze uitspraak enkel rechtstreekse gevolgen heeft voor die depositohouders die in de procedure bij het CBb betrokken waren, geldt dat ook andere depositohouders van DSB en depositohouders van andere in het verleden gefailleerde banken, te weten: Van de Hoop (2005), Indover (2008), Icesave (2008), op grond van deze uitspraak aanspraak hadden kunnen maken op compensatie van de gederfde wettelijke rente. Formeel zouden zij daarvoor een afzonderlijke schadevergoedingsprocedure tegen de Staat moeten starten. Gezien de verantwoordelijkheid van de wetgever voor de onjuiste omzetting van de richtlijn, waardoor depositohouders schade hebben geleden, is besloten dat de Staat de getroffen depositohouders eigener beweging tegemoet komt. Voorts is besloten dat ten aanzien van de uitkering uit hoofde van het IJslandse depositogarantiestelsel door DNB aan depositohouders van Icesave (het bedrag tot € 20.778) eveneens de onderhavige tegemoetkoming van toepassing is. De tegemoetkoming wordt aldus niet beperkt tot de uitkering aan depositohouders van Icesave onder het Nederlandse depositogarantiestelsel (het bedrag tussen € 20.778 en € 100.000).

Hiertoe heeft de minister van Financiën DNB verzocht om depositohouders die daartoe een verzoek indienen, bij wijze van tegemoetkoming te compenseren voor de gederfde wettelijke rente. De kosten van de tegemoetkomingsregeling zullen worden gedragen door de Staat. Dit besluit strekt ertoe om DNB op grond van artikel 9, onderdeel c, toestemming te verlenen om de beslissing tot het doen van tegemoetkoming uit te voeren, in overeenstemming met de in de brief hierover aan de Tweede Kamer medegedeelde en in artikel 2 van dit besluit neergelegde uitgangspunten.

DNB heeft per 22 maart 2017 een faciliteit (een virtueel loket) geopend waar mogelijk getroffen depositohouders zich kunnen melden en een verzoek kunnen doen om een tegemoetkoming ter compensatie van onterecht niet uitgekeerde wettelijke rente. DNB zal verzoeken van depositohouders beoordelen en indien blijkt dat een depositohouder niet binnen de in de richtlijn voorgeschreven termijn is betaald, alsnog de gederfde wettelijke rente te vergoeden, met inbegrip van de rente over die rente. De te vergoeden rente over de gederfde rente zal met betrekking tot verzoeken die na drie maanden na openstelling van de faciliteit worden ingediend, worden beperkt tot vier maanden na de openingstelling (uiterlijk 22 juli 2017).

Sinds 1 juli 2009 geldt op grond van artikel 4:98, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat een bestuursorgaan bij betaling buiten de voorgeschreven termijn, uitsluitend wettelijke rente is verschuldigd indien het bedrag aan rente meer dan € 10 bedraagt. Dit betekent dat indien bij een, gezien de termijn voorgeschreven in de richtlijn, te late uitkering van een vergoeding uit hoofde van het depositogarantiestelsel de wettelijke rente op het moment van uitkering minder dan € 10 zou bedragen, de wettelijke rente destijds niet verschuldigd zou zijn geweest aan de depositohouder. Dit betekent ook dat depositohouders in die positie geen schade hebben geleden door de te late uitkering en de te laag berekende wettelijke rente als gevolg van de onjuiste omzetting van de richtlijn. Daarom komen depositohouders alleen in aanmerking voor een vergoeding op basis van de tegemoetkomingsregeling, indien zij op het moment van uitkering van de vergoeding recht zouden hebben gehad op (in totaal) ten minste € 10 aan wettelijke rente.

Voor depositohouders waaraan op grond van het depositogarantiestelsel een vergoeding is uitgekeerd van andere banken dan DSB Bank, gold voor de verschuldigde wettelijke rente nog geen drempelbedrag van € 10. Het gaat daarbij om depositohouders van Icesave, Indover en Van der Hoop. Voor alle betrokken depositohouders zal eenzelfde regel gelden voor de tegemoetkoming. Daarom wordt voor het bepalen van de hoogte van de wettelijke rente die, in het licht van de voorgeschreven uitkeringstermijn in de richtlijn, verschuldigd zou zijn geweest, in alle gevallen het drempelbedrag van € 10 toegepast. Daarmee geldt ook voor depositohouders bij Icesave, Indover en Van der Hoop dat zij alleen in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming, indien zij op het moment van uitkering recht zouden hebben gehad op ten minste € 10 aan wettelijke rente.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PbEG 1994, L 135)

Naar boven