Besluit van 23 maart 2017, nr. 2017000501 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hilversum krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (voor de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg met bijkomende werken)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Ingevolge artikel 72a, eerste lid, van de onteigeningswet kan onteigening van onroerende zaken plaatsvinden onder meer voor de aanleg en verbetering van wegen, bruggen, spoorwegwerken en kanalen, alsmede daarop rustende zakelijke rechten. Daaronder wordt op grond van artikel 72a, tweede lid sub a, mede begrepen onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

Gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: verzoeker) hebben Ons bij brief van 6 juli 2016 kenmerk 396890/823904 verzocht, om ten name van de provincie Noord-Holland over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van de onroerende zaken in de gemeente Hilversum.

De onteigening wordt verzocht om de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg (km 8.90) tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg (km 10.85) met bijkomende werken in de gemeente Hilversum mogelijk te maken.

Planologische grondslag

De onroerende zaken waarop het verzoek betrekking heeft, liggen in de gemeente Hilversum. De grondslag voor de planologische uitvoerbaarheid van het werk waarin de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken zijn gelegen wordt gevormd door het bestemmingsplan Reconstructie N417 van de gemeente Hilversum dat op 13 juli 2016 is vastgesteld door de Raad van de gemeente Hilversum. Het vastgestelde bestemmingsplan Reconstructie N417 heeft van 22 juli 2016 tot en met 1 september 2016 ter inzage gelegen. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan is een beroepsschrift ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan is daarmee nog niet onherroepelijk.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 63, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 63 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 6 september 2016 tot en met 17 oktober 2016 in de gemeente Hilversum en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in de Gooi en Eembode en in de Staatscourant van 1 september 2016, nr.44927.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

De provinciale weg N417, ook wel de Utrechtseweg, is een gebiedsontsluitingsweg en vormt de verbinding tussen Hilversum en Hollandsche Rading. Het gedeelte van de N417 tussen de Noodweg en de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg bestaat grotendeels uit een weg met betonverharding die in slechte onderhoudsstaat verkeert. De vele naden in het beton en de overgang van beton naar asfalt zorgen voor discomfort voor de weggebruikers en geluidsoverlast voor de direct aanwonenden. De weg wordt gebruikt door gemotoriseerd verkeer. Aan twee zijden van de weg ligt een fietspad dat wordt gebruikt door niet-gemotoriseerd verkeer (fietsers, brommers en scooters). De weg heeft een hoge verkeersintensiteit. Ondanks het smalle wegprofiel, de matige tot slechte staat van onderhoud van de weg en de aanliggende fietspaden (te smal) wordt er vaak te hard gereden.

Uit ongevallengegevens voor de periode 2001 tot en met 2010 op het traject van de N417 tussen de provinciegrens bij Hollandsche Rading en de bebouwde kom van Hilversum (Maartensedijk) blijkt dat in die periode in totaal 38 ongevallen, waarvan 12 met letsel zijn geregistreerd. Met name in de directe omgeving van de westelijke fietsoversteek over de Noodweg hebben in de afgelopen jaren meerdere ongevallen met autoverkeer plaatsgevonden.

De provincie Noord-Holland heeft in samenwerking met de gemeente Hilversum naar aanleiding van de wens van aanwonenden, de ongevallengegevens en de sociale onveiligheid ter plaatse besloten om de N417 op dit traject te reconstrueren en de weg opnieuw in te richten. De N417 wordt ingericht volgens de principes van Duurzaam Veilig als een gebiedsontsluitingsweg met een 60km/uur snelheidslimiet.

De reconstructie bestaat uit het vernieuwen van het wegdek, de aanleg van half verharde bermen, het aanleggen van een vrij liggend, in twee richtingen te berijden (brom)fietspad aan de westzijde van de N417, het aanleggen van vier faunapassages voor dassen en reptielen en het aanbrengen van rasters langs het gehele tracé van de N417 tussen de rotonde met de Noodweg en de bebouwde kom van de gemeente Hilversum (Zuiderheideweg). Door deze maatregelen zal de verkeersveiligheid op het traject van de N417 tussen de provinciegrens bij Hollandsche Rading en de bebouwde kom van Hilversum verbeteren.

Om de werken en werkzaamheden tijdig te kunnen realiseren wenst de provincie Noord-Holland de eigendom te verkrijgen, vrij van lasten en rechten, van de onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, hebben gedeputeerde staten van Noord-Holland een verzoek ingediend tot aanwijzing ter onteigening van deze onroerende zaken, om de tijdige verwezenlijking van het plan van het werk zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat de werkzaamheden voor de reconstructie N417 zijn opgenomen in het Gebiedscontract Gooi- en Vechtstreek dat medio 2016 wordt aanbesteed. De gunning is voorzien voor eind 2016. De werkzaamheden starten begin 2018. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen, is daarover een zienswijze naar voren gebracht door:

B.V. Maatschappij tot beheer van de Buitenplaats Uytwijck, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 09, verder te noemen: reclamante.

Overeenkomstig artikel 63, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamante in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 31 oktober 2016 te Hilversum gehouden hoorzitting. Reclamante heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Reclamante brengt in haar zienswijze het volgende naar voren.

  • 1. Reclamante betoogt dat in het verleden door zowel verzoeker als de gemeente Hilversum meerdere malen kenbaar is gemaakt dat er in het kader van de realisatie van het ecoduct "Zwaluwenberg" over de N417 en de reconstructie van de N417 geen particuliere gronden benodigd zijn en niet zal worden onteigend. Derhalve is de voorgenomen onteigening in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder met het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het fair-play beginsel. Reclamante verwijst hierbij onder andere naar een vergaderverslag van een Omwonendenoverleg N417 van 12 september 2007 en naar de nota’s van beantwoording van bestemmingsplan Buitengebied 1ste partiële herziening versie juni 2008 en mei 2009. Reclamant voert in dit kader aan dat in de lijn van ons besluit van 2 januari 2001, Stct. 16 (Heumen) de onroerende zaak niet ter onteigening dient te worden aangewezen.

  • 2. Het is in de ogen van reclamante zeer merkwaardig dat het aanleggen van een tweerichtingsfietspad langs de N417 bijdraagt aan een verbeterde verkeersveiligheid voor fietsers. Het is veel aannemelijker dat de aansluiting van het fietspad dat over het nieuwe ecoduct over de N417 gaat lopen, niet op een andere wijze met de fietspaden langs de N417 kan worden aangesloten. Verzoeker en de gemeente weten dit al sinds 2006.

  • 3. Reclamante heeft in het verleden tijdens twee gesprekken met verzoeker aangegeven dat zowel voor de fietspaden en voor de dassentunnels een recht van opstal gevestigd kan worden. Dit is door verzoeker afgewezen. Daarnaast is volgens reclamante onteigening niet noodzakelijk wanneer direct aan de buitenplaats liggende grond als compensatie zou worden aangeboden. Nagenoeg alle grond rondom de gronden van belanghebbende is in eigendom van Stichting Goois Natuurreservaat waarvan de Gooise gemeenten, de stad Amsterdam en de Provincie Noord-Holland bestuurders zijn.

  • 4. Reclamante betoogt dat uit het bestemmingsplan met bijbehorende stukken of anderszins gepubliceerd verricht wetenschappelijk onderzoek, niet blijkt dat de N417 daadwerkelijk veiliger wordt voor fietsers. Reclamante wijst in dit kader op de uitkomsten van een rapport van Rijkswaterstaat en Universiteit Groningen van oktober 2010 en naar het onderzoeksrapport van de Vlaamse stichting voor verkeerskunde van september 2011. Uit deze onderzoeksrapporten blijkt dat fietspaden met twee rijrichtingen juist onveiliger zijn dan eenrichtingsfietspaden en dat tweerichtingsfietspaden tot 60% meer kans op ongevallen leiden dan eenrichtingsfietspaden.

De zienswijze van reclamante geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.

Ad 1

De gronden die reclamante in haar zienswijze onder 1 aanvoert zijn identiek aan de eerder ingediende zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan Reconstructie N417 en wat reclamante in beroep tegen genoemd bestemmingsplan heeft aangevoerd. De gemeente Hilversum heeft deze gronden in haar reactie op de zienswijzen tegen het bestemmingsplan en in haar verweerschrift op het beroep van reclamante gemotiveerd weerlegd.

Uit de overgelegde stukken is Ons gebleken dat reclamante in haar betoog over de vermeende toezegging door verzoeker danwel de gemeente Hilversum om niet te onteigenen voor de reconstructie van de N417 doelt op twee bestemmingsplannen te weten Ecoduct Zwaluwenberg en Reconstructie N417.

Het ecoduct Zwaluwenberg is gerealiseerd en staat qua bestemmingsplanprocedure en uitvoering geheel los van het bestemmingsplan Reconstructie N417. Voor het eerste bestemmingsplan het ecoduct Zwaluwenberg, is geen grond nodig geweest van particulieren. Dit is zoals reclamante ook in haar zienswijze opmerkt door verzoeker en de gemeente gecommuniceerd. Voor de reconstructie van de N417 is echter wel grond nodig van particulieren. Verzoeker heeft, in tegenstelling tot wat reclamant stelt, altijd laten weten dat voor de reconstructie van de N417 gronden nodig zijn die niet in haar bezit zijn. Daarbij is steeds kenbaar gemaakt dat verzoeker de voorkeur heeft voor een minnelijke verwerving van deze gronden. Reclamante heeft tijdens de hoorzitting desgevraagd kenbaar gemaakt dat zij vanaf 2010 op de hoogte was dat er gronden benodigd zijn voor het plan van het werk. In het overleg dat hierna volgde, is door verzoeker duidelijk gemaakt dat bij het uitblijven van overeenstemming, onteigening zal worden ingezet als uiterste middel om de grond in eigendom te verkrijgen. De door reclamante in haar zienswijze aangehaalde citaten en teksten zien op de realisatie van het ecoduct en niet op de reconstructie van de N417, zoals door reclamante wordt gesuggereerd. Reclamante verwijst verder naar een passage uit het raadsvoorstel ter vaststelling van het bestemmingsplan Ecoducten Zwaluwenberg en N417: ‘Als grondaankoop daar niet mogelijk is, moet gekeken worden naar een andere richting’. In haar beleving kan hieraan het vertrouwen worden ontleend dat er niet onteigend wordt. De gemeente en verzoeker hebben bij de beantwoording van de zienswijzen tegen het bestemmingsplan en het beroepschrift van reclamante kenbaar gemaakt dat een andere richting niet wil zeggen dat de feitelijke ligging van het fietspad zonder meer wordt aangepast als grondaankoop niet mogelijk blijkt te zijn. Een andere richting duidt in dit geval aldus de gemeente op een andere oplossingsrichting dan grondaankoop, bijvoorbeeld onteigening. Dit komt Ons niet onlogisch voor.

Anders dan reclamante betoogt zien Wij dan ook geen reden om te oordelen dat de voorgenomen onteigening in strijd is de met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder met het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het fair-play beginsel.

Voor het overige kunnen Wij reclamante niet volgen in haar betoog dat haar onroerende zaak niet ter onteigening kan worden aangewezen omdat de vermeende toezegging om geen particuliere gronden ter onteigening aan te wijzen in lijn is met het koninklijk besluit van 2 januari 2001, Sct. 16 Heumen. Wij overwegen dat in genoemd besluit door de gemeente wordt verzocht om een hele onroerende zaak ter onteigening aan te wijzen terwijl in het minnelijk overleg met de eigenaar was gesproken over een gedeelte. De gemeente had daarbij de toezegging gedaan dat het gedeelte dat niet nodig was voor het werk, niet ter onteigening zou worden aangewezen. De Kroon heeft goedkeuring onthouden aan de onteigening van een gedeelte van het perceel en de oppervlakte teruggebracht naar de oppervlakte waarover partijen overleg hebben gevoerd en nodig was om het werk uit te voeren. Reclamante heeft in de hoorzitting verklaard vanaf eind 2010 bekend te zijn met het feit dat haar onroerende zaak nodig was voor het onderhavige plan van het werk. Uit de stukken is Ons gebleken dat anders dan in het door reclamante genoemde koninklijk besluit partijen wel degelijk vanaf 2013 overleg voeren over de aankoop hiervan.

Ad 2 en 4

De gronden die reclamante in haar zienswijze onder 2 en 4 aanvoert zijn eveneens identiek aan de eerder ingediende zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan Reconstructie N417 en hetgeen reclamante in beroep tegen genoemd bestemmingsplan heeft aangevoerd. Deze onderdelen zijn in hoofdzaak planologisch van aard. De planologische aspecten van het te maken werk kunnen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld, maar konden in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde gesteld worden. Reclamante heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

Ad 3

De onteigeningswet verplicht de onteigenende partij niet tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen. Uitgangspunt is dat de onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg en veelal in samenwerking met andere overheden, of met particuliere eigenaren van gronden onderzocht moeten worden. Desondanks kunnen vragen om compensatiegrond of andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden. Indien een belanghebbende in het minnelijk overleg immers duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een andere oplossing, moet de verzoeker nagaan of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.

Anders dan reclamante stelt, zien Wij geen reden om te oordelen dat onteigening niet noodzakelijk is omdat volgens reclamante zowel voor de fietspaden en de dassentunnels een recht van opstal gevestigd kan worden.

Tijdens de hoorzitting heeft verzoeker naar voren gebracht dat het verzoek voor het recht van opstal voor het fietspad is afgewezen, omdat de verzoeker fietspaden vanwege een veilige en ongestoorde ligging hiervan en uit oogpunt van beheer altijd volledig in eigendom wil hebben en niet op basis van een recht van opstal.

Naar aanleiding van de stelling van reclamante dat onteigening niet noodzakelijk is omdat aanliggende gronden ter compensatie kunnen worden aangewezen, merken wij op dat verzoeker de mogelijkheid tot compensatiegrond heeft onderzocht. Het bestaande fietspad aan de oostzijde van de N417 komt te vervallen. In eerste instantie is door reclamante verzocht om dit als ruilgrond te verkrijgen en het hek te verplaatsen. De gemeente heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij een obstakelvrije ruimte wenst. Vervolgens is door verzoeker onderzocht of het mogelijk was om grond te verkrijgen van de omliggende eigenaar het Goois Natuurreservaat. Dit verzoek is door deze derde partij afgewezen. Verzoeker heeft verder kenbaar gemaakt dat hij niet beschikt over middelen om het Goois Natuurreservaat te dwingen tot grondruil. Dat de provincie deelneemt aan het bestuur van het Goois Natuurreservaat maakt dit niet anders. Dit laatste komt Ons niet onlogisch voor.

Verzoeker heeft enerzijds getracht de onroerende zaak die nodig is voor de aanleg van het tracé minnelijk te verwerven, maar heeft zich anderzijds in het kader van het minnelijk overleg met reclamante evenzeer ingespannen om aan haar wensen tegemoet te komen en de vragen te beantwoorden.

Verzoeker heeft verder in al haar biedingsbrieven kenbaar gemaakt dat een grondruil niet tot de mogelijkheden behoort, dat het noodzakelijk is om de ondergrond van het fietspad in eigendom te hebben en reclamante aangeboden om voor de aanleg en instandhouding van de dassentunnel een recht van opstal te vestigen. Partijen hebben hierover geen overeenstemming kunnen bereiken.

Het boven gestelde in aanmerking nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker voorafgaand aan de start van de administratieve onteigeningsprocedure voldoende pogingen heeft ondernomen om met reclamante tot overeenstemming te komen. Aangezien het ten tijde van het onteigeningsverzoek aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, mocht worden overgegaan tot de start van de administratieve onteigeningsprocedure. Daarbij is de wens van reclamante voor compensatie in een andere vorm dan geld onderkend en onderzocht. In dit kader overwegen Wij verder dat hierbij in aanmerking moet worden genomen dat de verzoeker gebonden is aan zijn eigen, op de urgentie van het werk toegespitste planning.

Wij merken op dat het overleg met reclamante zal worden voortgezet. Dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, kan alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamante Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het overgelegde plan van het werk niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van de verkeersveiligheid, noodzakelijk worden geacht dat de provincie Noord-Holland de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot het nemen van een besluit krachtens artikel 72a van de onteigeningswet toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 16 december 2016, nr. RWS-2016/52081, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het verzoek van gedeputeerde staten van Noord-Holland bij brief van 6 juli 2016, kenmerk 396890/823904;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 24 februari 2017, no.W14.16.0421/IV;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu 17 maart 2017, nr. RWS-2017/9486, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Voor de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg (km 8.90) tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg (km 10.85), met bijkomende werken, in de gemeente Hilversum, ten name van de provincie Noord-Holland ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken in de gemeente Hilversum aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeente Hilversum en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit dat ingevolge artikel 26 van de Wet op de Raad van State met het aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegde ontwerpbesluit, het voornoemd advies en het nader rapport in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Wassenaar, 23 maart 2017

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN

ONTEIGENINGSPLAN: “RECONSTRUCTIE PROVINCIALE WEG N417 ”

VERZOEKENDE INSTANTIE: PROVINCIE NOORD-HOLLAND

 

Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Hilversum

Grondplan

nr.

Te onteigenen

grootte

Als

Ter grootte

van

Sectie

en nr.

Ten name van

ha

a

ca

ha

a

ca

                   

09

0

42

22

terrein (NATUUR)

11

23

23

D 3512

NV Maatschappij Tot Beheer Van De Buitenplaats Uytwijck, Hilversum

                   

13

0

07

16

Wonen Terrein (natuur)

1

56

60

D 2967

Albertus Jan Willem Marsman, gehuwd met Sjoukje Margreet Ankerman, Hilversum

                   

ONTWERP KONINKLIJK BESLUIT

Besluit van ...... tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hilversum krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (voor de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg met bijkomende werken).

Ingevolge artikel 72a, eerste lid, van de onteigeningswet kan onteigening van onroerende zaken plaatsvinden onder meer voor de aanleg en verbetering van wegen, bruggen, spoorwegwerken en kanalen, alsmede daarop rustende zakelijke rechten. Daaronder wordt op grond van artikel 72a, tweede lid sub a, mede begrepen onteigening voor de aanleg en verbetering van de in het eerste lid bedoelde werken en rechtstreeks daaruit voortvloeiende bijkomende voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening

Gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: verzoeker) hebben Ons bij brief van 6 juli 2016 kenmerk 396890/823904 verzocht, om ten name van de provincie Noord-Holland over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van de onroerende zaken in de gemeente Hilversum.

De onteigening wordt verzocht om de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg (km 8.90) tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg (km 10.85) met bijkomende werken in de gemeente Hilversum mogelijk te maken.

Planologische grondslag

De onroerende zaken waarop het verzoek betrekking heeft, liggen in de gemeente Hilversum. De grondslag voor de planologische uitvoerbaarheid van het werk waarin de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken zijn gelegen wordt gevormd door het bestemmingsplan Reconstructie N417 van de gemeente Hilversum dat op 13 juli 2016 is vastgesteld door de Raad van de gemeente Hilversum. Het vastgestelde bestemmingsplan Reconstructie N417 heeft van 22 juli 2016 tot en met 1 september 2016 ter inzage gelegen. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan is een beroepsschrift ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan is daarmee nog niet onherroepelijk.

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Overeenkomstig artikel 63, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 63 van de onteigeningswet bedoelde stukken vanaf 6 september 2016 tot en met 17 oktober 2016 in de gemeente Hilversum en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen.

Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb heeft Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken openbaar kennis gegeven in de Gooi en Eembode en in de Staatscourant van 1 september 2016, nr.44927.

Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb, voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder de verzoeker. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren te brengen en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.

Overwegingen

Noodzaak en urgentie

De provinciale weg N417, ook wel de Utrechtseweg, is een gebiedsontsluitingsweg en vormt de verbinding tussen Hilversum en Hollandsche Rading. Het gedeelte van de N417 tussen de Noodweg en de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg bestaat grotendeels uit een weg met betonverharding die in slechte onderhoudsstaat verkeert. De vele naden in het beton en de overgang van beton naar asfalt zorgen voor discomfort voor de weggebruikers en geluidsoverlast voor de direct aanwonenden. De weg wordt gebruikt door gemotoriseerd verkeer. Aan twee zijden van de weg ligt een fietspad dat wordt gebruikt door niet-gemotoriseerd verkeer (fietsers, brommers en scooters). De weg heeft een hoge verkeersintensiteit. Ondanks het smalle wegprofiel, de matige tot slechte staat van onderhoud van de weg en de aanliggende fietspaden (te smal) wordt er vaak te hard gereden.

Uit ongevallengegevens voor de periode 2001 tot en met 2010 op het traject van de N417 tussen de provinciegrens bij Hollandsche Rading en de bebouwde kom van Hilversum (Maartensedijk) blijkt dat in die periode in totaal 38 ongevallen, waarvan 12 met letsel zijn geregistreerd. Met name in de directe omgeving van de westelijke fietsoversteek over de Noodweg hebben in de afgelopen jaren meerdere ongevallen met autoverkeer plaatsgevonden.

De provincie Noord-Holland heeft in samenwerking met de gemeente Hilversum naar aanleiding van de wens van aanwonenden, de ongevallengegevens en de sociale onveiligheid ter plaatse besloten om de N417 op dit traject te reconstrueren en de weg opnieuw in te richten. De N417 wordt ingericht volgens de principes van Duurzaam Veilig als een gebiedsontsluitingsweg met een 60km/uur snelheidslimiet.

De reconstructie bestaat uit het vernieuwen van het wegdek, de aanleg van half verharde bermen, het aanleggen van een vrij liggend, in twee richtingen te berijden (brom)fietspad aan de westzijde van de N417, het aanleggen van vier faunapassages voor dassen en reptielen en het aanbrengen van rasters langs het gehele tracé van de N417 tussen de rotonde met de Noodweg en de bebouwde kom van de gemeente Hilversum (Zuiderheideweg). Door deze maatregelen zal de verkeersveiligheid op het traject van de N417 tussen de provinciegrens bij Hollandsche Rading en de bebouwde kom van Hilversum verbeteren.

Om de werken en werkzaamheden tijdig te kunnen realiseren wenst de provincie Noord-Holland de eigendom te verkrijgen, vrij van lasten en rechten, van de onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen.

De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot (volledige) overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, hebben gedeputeerde staten van Noord-Holland een verzoek ingediend tot aanwijzing ter onteigening van deze onroerende zaken, om de tijdige verwezenlijking van het plan van het werk zeker te stellen.

Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat de werkzaamheden voor de reconstructie N417 zijn opgenomen in het Gebiedscontract Gooi- en Vechtstreek dat medio 2016 wordt aanbesteed. De gunning is voorzien voor eind 2016. De werkzaamheden starten begin 2018. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.

Zienswijzen

Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen, is daarover een zienswijze naar voren gebracht door:

B.V. Maatschappij tot beheer van de Buitenplaats Uytwijck, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 09, verder te noemen: reclamante.

Overeenkomstig artikel 63, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamante in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 31 oktober 2016 te Hilversum gehouden hoorzitting. Reclamante heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen

Reclamante brengt in haar zienswijze het volgende naar voren.

  • 1. Reclamante betoogt dat in het verleden door zowel verzoeker als de gemeente Hilversum meerdere malen kenbaar is gemaakt dat er in het kader van de realisatie van het ecoduct "Zwaluwenberg" over de N417 en de reconstructie van de N417 geen particuliere gronden benodigd zijn en niet zal worden onteigend. Derhalve is de voorgenomen onteigening in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder met het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het fair-play beginsel. Reclamante verwijst hierbij onder andere naar een vergaderverslag van een Omwonendenoverleg N417 van 12 september 2007 en naar de nota’s van beantwoording van bestemmingsplan Buitengebied 1ste partiële herziening versie juni 2008 en mei 2009. Reclamant voert in dit kader aan dat in de lijn van ons besluit van 2 januari 2001, Stct. 16 (Heumen) de onroerende zaak niet ter onteigening dient te worden aangewezen.

  • 2. Het is in de ogen van reclamante zeer merkwaardig dat het aanleggen van een tweerichtingsfietspad langs de N417 bijdraagt aan een verbeterde verkeersveiligheid voor fietsers. Het is veel aannemelijker dat de aansluiting van het fietspad dat over het nieuwe ecoduct over de N417 gaat lopen, niet op een andere wijze met de fietspaden langs de N417 kan worden aangesloten. Verzoeker en de gemeente weten dit al sinds 2006.

  • 3. Reclamante heeft in het verleden tijdens twee gesprekken met verzoeker aangegeven dat zowel voor de fietspaden en voor de dassentunnels een recht van opstal gevestigd kan worden. Dit is door verzoeker afgewezen. Daarnaast is volgens reclamante onteigening niet noodzakelijk wanneer direct aan de buitenplaats liggende grond als compensatie zou worden aangeboden. Nagenoeg alle grond rondom de gronden van belanghebbende is in eigendom van Stichting Goois Natuurreservaat waarvan de Gooise gemeenten, de stad Amsterdam en de Provincie Noord-Holland bestuurders zijn.

  • 4. Reclamante betoogt dat uit het bestemmingsplan met bijbehorende stukken of anderszins gepubliceerd verricht wetenschappelijk onderzoek, niet blijkt dat de N417 daadwerkelijk veiliger wordt voor fietsers. Reclamante wijst in dit kader op de uitkomsten van een rapport van Rijkswaterstaat en Universiteit Groningen van oktober 2010 en naar het onderzoeksrapport van de Vlaamse stichting voor verkeerskunde van september 2011. Uit deze onderzoeksrapporten blijkt dat fietspaden met twee rijrichtingen juist onveiliger zijn dan eenrichtingsfietspaden en dat tweerichtingsfietspaden tot 60% meer kans op ongevallen leiden dan eenrichtingsfietspaden.

De zienswijze van reclamante geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.

Ad 1, 2 en 4

De gronden die reclamante in haar zienswijze onder 1, 2 en 4 aanvoert zijn identiek aan de eerder ingediende zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan Reconstructie N417 en hetgeen reclamante in beroep tegen genoemd bestemmingsplan heeft aangevoerd. Deze onderdelen zijn in hoofdzaak planologisch van aard. De planologische aspecten van het te maken werk kunnen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld, maar konden in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan de orde gesteld worden. Reclamante heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

Voor het overige kunnen Wij reclamante niet volgen in haar betoog dat haar onroerende zaak niet ter onteigening kan worden aangewezen omdat de vermeende toezegging om geen particuliere gronden ter onteigening aan te wijzen in lijn is met het koninklijk besluit van 2 januari 2001, Sct. 16 Heumen. Wij overwegen dat in genoemd besluit door de gemeente wordt verzocht om een hele onroerende zaak ter onteigening aan te wijzen terwijl in het minnelijk overleg met de eigenaar was gesproken over een gedeelte. De gemeente had daarbij de toezegging gedaan dat het gedeelte dat niet nodig was voor het werk, niet ter onteigening zou worden aangewezen. De Kroon heeft goedkeuring onthouden aan de onteigening van een gedeelte van het perceel en de oppervlakte teruggebracht naar de oppervlakte waarover partijen overleg hebben gevoerd en nodig was om het werk uit te voeren. Reclamante heeft in de hoorzitting verklaard vanaf eind 2010 bekend te zijn met het feit dat haar onroerende zaak nodig was voor het onderhavige plan van het werk. Uit de stukken is Ons gebleken dat anders dan in het door reclamante genoemde koninklijk besluit partijen wel degelijk vanaf 2013 overleg voeren over de aankoop hiervan.

Ad 3

De onteigeningswet verplicht de onteigenende partij niet tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen. Uitgangspunt is dat de onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg en veelal in samenwerking met andere overheden, of met particuliere eigenaren van gronden onderzocht moeten worden. Desondanks kunnen vragen om compensatiegrond of andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden. Indien een belanghebbende in het minnelijk overleg immers duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een andere oplossing, moet de verzoeker nagaan of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.

Anders dan reclamante stelt, zien Wij geen reden om te oordelen dat onteigening niet noodzakelijk is omdat volgens reclamante zowel voor de fietspaden en de dassentunnels een recht van opstal gevestigd kan worden.

Tijdens de hoorzitting heeft verzoeker naar voren gebracht dat het verzoek voor het recht van opstal voor het fietspad is afgewezen, omdat de verzoeker fietspaden vanwege een veilige en ongestoorde ligging hiervan en uit oogpunt van beheer altijd volledig in eigendom wil hebben en niet op basis van een recht van opstal.

Naar aanleiding van de stelling van reclamante dat onteigening niet noodzakelijk is omdat aanliggende gronden ter compensatie kunnen worden aangewezen, merken wij op dat verzoeker de mogelijkheid tot compensatiegrond heeft onderzocht. Het bestaande fietspad aan de oostzijde van de N417 komt te vervallen. In eerste instantie is door reclamante verzocht om dit als ruilgrond te verkrijgen en het hek te verplaatsen. De gemeente heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij een obstakelvrije ruimte wenst. Vervolgens is door verzoeker onderzocht of het mogelijk was om grond te verkrijgen van de omliggende eigenaar het Goois Natuurreservaat. Dit verzoek is door deze derde partij afgewezen. Verzoeker heeft verder kenbaar gemaakt dat hij niet beschikt over middelen om het Goois Natuurreservaat te dwingen tot grondruil. Dat de provincie deelneemt aan het bestuur van het Goois Natuurreservaat maakt dit niet anders. Dit laatste komt Ons niet onlogisch voor.

Verzoeker heeft enerzijds getracht de onroerende zaak die nodig is voor de aanleg van het tracé minnelijk te verwerven, maar heeft zich anderzijds in het kader van het minnelijk overleg met reclamante evenzeer ingespannen om aan haar wensen tegemoet te komen en de vragen te beantwoorden.

Verzoeker heeft verder in al haar biedingsbrieven kenbaar gemaakt dat een grondruil niet tot de mogelijkheden behoort, dat het noodzakelijk is om de ondergrond van het fietspad in eigendom te hebben en reclamante aangeboden om voor de aanleg en instandhouding van de dassentunnel een recht van opstal te vestigen. Partijen hebben hierover geen overeenstemming kunnen bereiken.

Het boven gestelde in aanmerking nemend zijn Wij van oordeel dat de verzoeker voorafgaand aan de start van de administratieve onteigeningsprocedure voldoende pogingen heeft ondernomen om met reclamante tot overeenstemming te komen. Aangezien het ten tijde van het onteigeningsverzoek aannemelijk was dat het minnelijk overleg voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, mocht worden overgegaan tot de start van de administratieve onteigeningsprocedure. Daarbij is de wens van reclamante voor compensatie in een andere vorm dan geld onderkend en onderzocht. In dit kader overwegen Wij verder dat hierbij in aanmerking moet worden genomen dat de verzoeker gebonden is aan zijn eigen, op de urgentie van het werk toegespitste planning.

Wij merken op dat het overleg met reclamante zal worden voortgezet. Dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, kan alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing leiden.

Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamante Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Overige overwegingen

Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het overgelegde plan van het werk niet kunnen worden gemist.

Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van de verkeersveiligheid, noodzakelijk worden geacht dat de provincie Noord-Holland de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.

Wij zullen, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot het nemen van een besluit krachtens artikel 72a van de onteigeningswet toewijzen.

BESLISSING

Gelet op de onteigeningswet,

op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van <datum>, nr. RWS-2016/52081, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

gelezen het verzoek van gedeputeerde staten van Noord-Holland bij brief van 6 juli 2016 kenmerk 396890/823904;

de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van <datum, no.W………/IV>;

gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu <datum, nr. RWS->, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;

Hebben Wij goedgevonden en verstaan:

Gedeputeerde staten van Noord-Holland bij brief van 6 juli 2016 verzocht, om ten name van de provincie Noord-Holland over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van de onroerende zaken in de gemeente Hilversum

De onteigening wordt verzocht om met bijkomende werken in de gemeente Hilversum mogelijk te maken.

Voor de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg (km 8.90) tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg (km 10.85), met bijkomende werken, in de gemeente Hilversum, ten name van de provincie Noord-Holland ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken in de gemeente Hilversum aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeente Hilversum en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.

Optioneel: standaard publicatie

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

of

Optioneel: uitgebreide publicatie na inhoudelijk advies RvS

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit dat ingevolge artikel 26 van de Wet op de Raad van State met het aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegde ontwerpbesluit, het voornoemd advies en het nader rapport in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Advies Raad van State

No.W14.16.0421/IV 's-Gravenhage, 24 februari 2017

Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 16 december 2016, no.RWS-2016/52075, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Hilversum krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (voor de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg met bijkomende werken).

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het ontwerpbesluit vast te stellen, maar heeft een opmerking over de bespreking van de zienswijzen.

In 2009 en 2010 zijn door de gemeenteraad van Hilversum bestemmingsplannen vastgesteld die onder meer voorzagen in de aanleg van ecoducten over de Utrechtseweg (N417). In 2016 heeft de gemeenteraad van Hilversum een bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in de reconstructie van de Utrechtseweg en – daarmee samenhangend – de aanleg van een fietspad. Het ontwerpbesluit voorziet in aanwijzing van gronden voor onteigening om die reconstructie en de aanleg van dat fietspad mogelijk te maken.

Reclamante betoogt in haar zienswijzengeschrift dat zowel de provincie Noord-Holland – verzoeker om onteigening – als de gemeente Hilversum in het kader van de voorbereiding van de bestemmingplannen voor de realisatie van de ecoducten heeft toegezegd dat voor de reconstructie van de Utrechtseweg en de aanleg van het fietspad niet tot onteigening zou worden overgegaan. Door nu alsnog tot onteigening over te gaan, handelt verzoeker in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het fair play-beginsel, aldus reclamante. Ter motivering van het betoog verwijst reclamante onder andere naar vergaderverslagen. Voorts verwijst ze naar een eerder koninklijk besluit waarin om vergelijkbare redenen een verzoek om onteigening zou zijn afgewezen.

In het ontwerpbesluit wordt alleen gemotiveerd uiteengezet dat de vergelijking met het eerdere koninklijk besluit waarnaar reclamante verwijst niet opgaat. Op het betoog van reclamante over de strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur wordt voor het overige niet inhoudelijk ingegaan. Daarover wordt slechts overwogen dat dit betoog in hoofdzaak planologisch van aard is en daarom niet in deze procedure, maar in de procedure inzake het bestemmingsplan over de reconstructie van de Utrechtseweg aan de orde moet worden gesteld.

De Afdeling is van oordeel dat het betoog van reclamante niet planologisch van aard is. Het enkele feit dat reclamante hetzelfde betoog ook aanvoert in haar zienswijze over het ontwerp van het bestemmingsplan voor de reconstructie van de Utrechtseweg, betekent niet dat, anders dan in het ontwerpbesluit wordt overwogen, het betoog planologisch van aard is. Dat de toezeggingen waarop reclamante zich beroept, in het kader van planologische procedures zijn gedaan, maakt voorts niet dat die toezeggingen niet van betekenis kunnen zijn voor de voorgestelde onteigening.

De Afdeling adviseert in het ontwerpbesluit gemotiveerd op de hiervoor genoemde zienswijze in te gaan.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonen.

De vicepresident van de Raad van State, J.P.H. Doner

Nader rapport

Rijkswaterstaat Corporate Dienst BJV Publiekrecht

Datum: 17 maart 2017

Nummer: RWS-2017/9486

Onderwerp

Nader rapport inzake het ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte voor de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg met bijkomende werken in de gemeente Hilversum

div. bijlagen

Aan de Koning

Hierbij bied ik Uwe Majesteit aan het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 24 februari 2017, no. W14.16.0421/IV, inzake bovenvermeld ontwerpbesluit tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge de onteigeningswet voor de reconstructie van de N417 (Utrechtseweg) en de aanleg van een vrij liggend fietspad vanaf de rotonde met de Noodweg (km 8.90) tot de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg (km 10.85) met bijkomende werken in de gemeente Hilversum.

De provinciale weg N417, ook wel de Utrechtseweg, is een gebiedsontsluitingsweg en vormt de verbinding tussen Hilversum en Hollandsche Rading. Het gedeelte van de N417 tussen de Noodweg en de bebouwde kom van Hilversum/Zuiderheideweg bestaat grotendeels uit een weg met betonverharding die in slechte onderhoudsstaat verkeert. De vele naden in het beton en de overgang van beton naar asfalt zorgen voor discomfort voor de weggebruikers en geluidsoverlast voor de direct aanwonenden. Aan twee zijden van de weg ligt een fietspad. De weg heeft een hoge verkeersintensiteit. Ondanks het smalle wegprofiel, de matige tot slechte staat van onderhoud van de weg en de aanliggende fietspaden (te smal) wordt er vaak te hard gereden. Uit ongevallengegevens voor de periode 2001 tot en met 2010 op het traject van de N417 tussen de provinciegrens bij Hollandsche Rading en de bebouwde kom van Hilversum (Maartensedijk) blijkt dat in die periode in totaal 38 ongevallen, waarvan 12 met letsel zijn geregistreerd. De provincie Noord-Holland heeft in samenwerking met de gemeente Hilversum naar aanleiding van de wens van aanwonenden, de ongevallengegevens en de sociale onveiligheid ter plaatse besloten om de N417 op dit traject te reconstrueren en de weg opnieuw in te richten. De N417 wordt ingericht volgens de principes van Duurzaam Veilig als een gebiedsontsluitingsweg met een 60km/uur snelheidslimiet. Door deze maatregelen zal de verkeersveiligheid op het traject van de N417 tussen de provinciegrens bij Hollandsche Rading en de bebouwde kom van Hilversum verbeteren.

De Afdeling geeft U in overweging een besluit te nemen nadat rekening is gehouden met een aantal inhoudelijke opmerkingen aangaande de zienswijzen. De inhoudelijke opmerkingen zijn in het ontwerpbesluit verwerkt.

Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven