Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met toevoeging van te publiceren statistische gegevens en enkele andere wijzigingen

Nader Rapport

16 december 2016

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met toevoeging van te publiceren statistische gegevens en enkele andere wijzigingen

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 21 november 2016, nr. 2016002038, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 9 december 2016, nr. W12.16.0381/III, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding enkele vragen te stellen over de goedkeuringsprocedure ter zake van codes voor goed bestuur. Naar aanleiding hiervan is de artikelsgewijze toelichting op dit punt aangepast.

Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma.

Advies Raad van State

No. W12.16.0381/III

’s-Gravenhage, 9 december 2016

Bij Kabinetsmissive van 21 november 2016, no.2016002038, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met toevoeging van te publiceren statistische gegevens en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit voorziet in enkele technische wijzigingen van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar merkt op dat de voorgestelde goedkeuringsprocedure ter zake van codes voor goed bestuur enkele vragen oproept. In verband daarmee acht zij aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen.

In artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn als principes voor goed pensioenfondsbestuur aangewezen de door de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie op 6 september 2013 opgestelde Code pensioenfondsen, en de door de Stichting van de Arbeid en het Verbond van Verzekeraars op 18 december 2013 opgestelde Code Rechtstreeks verzekerde regelingen.

In de toelichting wordt vermeld dat door het opnemen van deze genoemde data latere wijzigingen van deze codes niet doorwerken (statische verwijzing). Om dit op te lossen wordt thans voorgesteld om de genoemde data te laten vervallen en in plaats daarvan te bepalen dat de code, alsmede elke wijziging ervan de goedkeuring van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid behoeft.

De Afdeling merkt op dat de introductie van een goedkeuringsvereiste méér vergt dan slechts het regelen van het goedkeuringsvereiste. Zo zal ook bepaald moeten worden op welke gronden goedkeuring kan worden geweigerd en vanaf welk tijdstip na goedkeuring de gewijzigde code in werking treedt. Verder dient bijvoorbeeld duidelijkheid te worden verschaft over de vraag of een wijziging ook gedeeltelijk kan worden goedgekeurd.

De Afdeling concludeert dat, indien ervoor wordt gekozen om te voorzien in een goedkeuringsprocedure van de (gewijzigde) code, ook dient te worden voorzien in een sluitende regeling dienaangaande.

Gelet op het vorenstaande adviseert de Afdeling het ontwerpbesluit ter zake van het goedkeuringsvereiste aan te passen en de verschillende aspecten van de goedkeuringsprocedure nader toe te lichten.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Ontwerpbesluit van ............... tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met toevoeging van te publiceren statistische gegevens en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 november 2016, nr. 2016-0000251606;

Gelet op de artikelen 33, tweede lid, 45, derde lid, 45a, tweede lid, 48, vijfde lid, 52a, zesde lid, 71, zevende lid, en 204, vierde lid van de Pensioenwet en de artikelen 42, tweede lid, 56, derde lid, 56a, tweede lid, 59, vijfde lid, 63a, zesde lid, 82, zevende lid, en 198, vierde lid van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [niet invullen],

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8, eerste lid, wordt ‘de artikelen 2 en 3’ vervangen door: de artikelen 2, eerste, tweede en vierde lid, en 3.

B

Aan artikel 9c wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het derde lid kan de pensioenuitvoerder afzien van verstrekking van een uniform pensioenoverzicht voor deelnemers aan degene die op het eind van de, voor dit pensioenoverzicht, relevante periode geen deelnemer bij de pensioenuitvoerder meer is, indien:

    • a. in de informatie die wordt verstrekt bij beëindiging van de deelneming een opgave van de aan het lopende kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen is opgenomen; of

    • b. in het uniform pensioenoverzicht voor gewezen deelnemers verstrekt in het kalenderjaar na het jaar waarin de deelneming is beëindigd een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen is opgenomen.

C

In artikel 10 wordt ‘artikel 9a, eerste en derde lid’ vervangen door: artikel 9a, eerste en derde lid, en artikel 14d, vijfde lid.

D

In artikel 10a, vierde lid, worden ‘naar rato over de drie categorieën’ vervangen door: over de categorieën, bedoeld in het eerste en tweede lid,.

E

In artikel 10c, tweede lid, wordt ‘over de drie categorieën’ vervangen door: over de categorieën, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b.

F

In artikel 11, eerste lid, vervalt ‘op 6 september 2013’ en ‘op 18 december 2013’ en wordt een zin toegevoegd, luidende: De codes, en iedere wijziging daarvan, behoeven de goedkeuring van Onze Minister

G

In hoofdstuk 6 wordt artikel 17a vernummerd tot artikel 17e.

H

Artikel 40a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. kwartaalrendementen, waarbij is aangegeven wat het aandeel daarin is van de renteafdekking;.

2. In onderdeel i wordt ‘; en’ vervangen door een puntkomma.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma worden een aantal onderdelen toegevoegd, luidende:

  • k. de technische voorzieningen;

  • l. de premiedekkingsgraad;

  • m. het percentage renteafdekking; en

  • n. het percentage zakelijke waarden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De voorliggende wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling bevat een aantal wijzigingsvoorstellen. De onderwerpen komen voort uit wensen van toezichthouders of uit een breed gedeelde wens van de sector.

Publicatie statistische gegevens

De Nederlandsche Bank (DNB) heeft gevraagd om uitbreiding van de statistische gegevens van pensioenfondsen die kunnen worden gepubliceerd. Op de website van DNB worden nu de waarde van de beleggingen en het bijbehorende rendement gepubliceerd. De waarde van de technische voorzieningen wordt niet gepubliceerd, daardoor ontstaat geen inzicht in de totale balans. Fondsen kunnen een hoog rendement genereren, maar met een dalende dekkingsgraad worden geconfronteerd vanwege de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Door ook technische voorzieningen te publiceren ontstaat bij het publiek een meer compleet beeld van de ontwikkelingen bij het betreffende pensioenfonds. De technische voorzieningen van alle individuele fondsen worden opgenomen, gesplitst naar risico fonds, risico deelnemer en herverzekerd. Deze uitsplitsing is gelijk aan die bij de beleggingen.

De gegevens die worden gepubliceerd over het beleggingsrendement kunnen een vertekend beeld geven. Deze rendementen zijn namelijk inclusief de waardeontwikkeling van de renteafdekking. Bij een rentedaling neemt de waarde van de renteafdekking toe. Het rendement dat dit oplevert is echter evenredig aan de toename van de verplichtingen als gevolg van die rentedaling. Dit rendement leidt dus niet tot een hogere dekkingsgraad voor de fondsen. Door ook de contributie van de renteafdekking aan het totaalrendement te publiceren, wordt duidelijk welk deel van het rendement door de renteafdekking wordt veroorzaakt, en voor een goed beeld van de financiële positie van het fonds dus weggestreept zou moeten worden tegen de toename van de verplichtingen. Daarmee ontstaat meer zicht in de werkelijke beleggingswinsten.

Regeldruk

De inhoudelijke nalevingskosten en de administratieve lasten vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. In het algemeen hebben de hier beoogde wijzigingen tot doel een efficiëntieverbetering in de praktische naleving aan te brengen. De wijzigingen zijn vooral van praktische aard of verduidelijkingen zonder wezenlijke invloed op de regeldruk.

Artikel I, onderdeel A, betreft het vervallen van een onderdeel van de informatieplicht aan een overigens qua omvang beperkte en per pensioenuitvoerder verschillende doelgroep van deelnemers. De wijziging is vooral van praktische aard zonder wezenlijke invloed op de regeldruk.

Artikel I, onderdeel B, beoogt primair de betrokken gewezen deelnemers doublures in de informatievoorziening te besparen. Er kan desgewenst een informatieproduct vervallen, mits een essentieel gegeven daarvan in een ander (sowieso verplicht) informatieproduct wordt opgenomen. Pensioenuitvoerders zijn vrij hierin een keuze te maken, afhankelijk van de inrichting van hun administratieve systeem. Ook hier wordt daarom voor de sector als geheel geen wezenlijke invloed op de regeldruk verwacht.

Artikel I onderdelen C, D, E, F en H gaan over kleine wijzigingen of verduidelijkingen van de wet en hebben daardoor verwaarloosbare effecten op de regeldruk.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Met de aanpassing van artikel 8 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geregeld dat de pensioenvergelijker geen onderdeel is van de informatie die wordt verstrekt voorafgaand aan de deelneming in de vrijwillige pensioenregeling.

Artikel I, onderdeel B

In artikel 9c, derde lid, van Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geregeld dat pensioenuitvoerders een uniform pensioenoverzicht (UPO) voor deelnemers verstrekken aan een ieder die in de loop van het relevante jaar deelnemer is geweest. Dit betreft dus ook mensen die in de loop van dat jaar de deelneming hebben beëindigd en inmiddels gewezen deelnemer zijn. De informatie op het UPO voor deelnemers verschilt van andere informatie met name omdat op dit UPO de zogenoemde A-factor is opgenomen: een opgave van de waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.

Geregeld is dat pensioenuitvoerders geen UPO voor deelnemers hoeven te verstrekken aan degenen die aan het eind van het voor het UPO relevante jaar gewezen deelnemer zijn indien zij de A-factor op andere wijze hebben verstrekt. Dit kan ofwel bij de beëindigingsbrief (en dan betreft het de A-factor over het lopende jaar) ofwel in het UPO voor gewezen deelnemers dat in het jaar na het jaar van beëindiging wordt verstrekt (en dan betreft het de A-factor over het afgelopen kalenderjaar).

Artikel I, onderdeel C

Aan de opsomming van kosteloos te verstrekken informatie in artikel 10 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is de informatie die wordt verstrekt op grond van artikel 14d, vijfde lid toegevoegd.

Artikel I, onderdeel D en E

Met de aanpassing van artikel 10a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geregeld dat kosten die niet tot een van de benoemde categorieën behoren worden toebedeeld aan twee categorieën: administratieve uitvoeringskosten en kosten van vermogensbeheer en niet aan de derde categorie, transactiekosten. Het fonds onderbouwt in zijn jaarverslag de toedeling over de kosten over de twee categorieën. Eenzelfde wijziging is doorgevoerd in artikel 10c van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling voor de kosten in de uitvoeringsovereenkomst met een algemeen pensioenfonds. Met deze aanpassing sluit het besluit aan bij de Aanbevelingen uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie.

Artikel I, onderdeel F

In artikel 11 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is de verankering van de gedragscodes voor de pensioensector opgenomen. Het gaat hierbij voor pensioenfondsen om de Code Pensioenfondsen en voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen om de Code Rechtstreeks verzekerde regelingen. Daarbij ging het steeds om de gedragscode zoals die door partijen (Stichting van de Arbeid en Pensioenfederatie respectievelijk Verbond van Verzekeraars) op een bepaalde dag was geformuleerd. Door opname van deze datum in artikel 11 werd de betreffende code verankerd. Opname van de datum betekende dat elke wijziging van een code tot aanpassing van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling leidde. Om dat te voorkomen wordt de datum waarop de betreffende code is geformuleerd niet meer genoemd in artikel 11. In plaats daarvan is opgenomen dat de code, en elke wijziging daarvan, de goedkeuring van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid behoeft. Door bekendmaking van de goedkeuring in de Staatscourant is duidelijk welke gedragscode geldend is.

In artikel 11 was voor wat betreft de Code Pensioenfondsen neergelegd dat de geldende code op 6 september 2013 is geformuleerd door de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie en voor wat betreft de Code rechtstreeks verzekerde regelingen was in artikel 11 neergelegd dat de geldende code op 18 december 2013 is geformuleerd door de Stichting van de Arbeid en het Verbond van Verzekeraars. Dit blijft voor pensioenfondsen respectievelijk verzekeraars en premiepensioeninstellingen de geldende gedragscode.

Voor beide codes geldt dat eerst bij een wijziging van de code goedkeuring nodig is. De gewijzigde code zal, na goedkeuring, gepubliceerd worden op de website van de Pensioenfederatie respectievelijk het Verbond van Verzekeraars.

Artikel I, onderdeel H

In artikel 40a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling staan de statistische gegevens van pensioenfondsen die DNB kan publiceren. Aan de opsomming zijn een aantal gegevens toegevoegd. Dit betreft: de technische voorzieningen, de premiedekkingsgraad, het percentage renteafdekking en het percentage zakelijke waarden. Verder is aan het gegeven kwartaalrendementen toegevoegd dat daarbij ook wordt gepubliceerd wat daarin het aandeel is van de rentedekking.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven