Autorisatiebesluit OV-bureau Groningen Drenthe, Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Datum: 24 januari 2014

Kenmerk: 2014-0000033169

In het verzoek van 25 september 2013, 2013-0000586742, heeft OV-bureau Groningen Drenthe namens de buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheidszorg Groningen 2010 en artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheidszorg Drenthe 2010 verzocht om autorisatie voor de systematische verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen.

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.2 van de Wet basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten.

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de buitengewoon opsporingsambtenaar:

de buitengewoon opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheidszorg Groningen 2010 en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheidszorg Drenthe 2010;

b. de Wet BRP:

de Wet basisregistratie personen;

c. het Besluit BRP:

het Besluit basisregistratie personen;

d. de basisregistratie personen:

de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet BRP;

e. de systematische verstrekking:

de systematische verstrekking, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

f. de systeembeschrijving:

de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 1 van het Besluit BRP;

g. de persoonslijst:

de persoonslijst, bedoeld in artikel 1.1, onder c, van de Wet BRP;

h. de ingeschrevene:

de ingeschrevene, bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet BRP;

i. autorisatietabelregel:

de tabel ten behoeve van de systematische verstrekking van gegevens;

j. de verstrekking van gegevens op verzoek:

de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder c, van het Besluit BRP, waarbij het aantal personen waarover informatie wordt verstrekt per verzoek ten hoogste tien bedraagt;

k. het Agentschap BPR:

het Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Paragraaf 2. De verstrekking van gegevens op verzoek aan de buitengewoon opsporingsambtenaar

Artikel 2

  • 1. Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar wordt op haar verzoek een gegeven verstrekt dat is vermeld op de persoonslijst van een ingeschrevene, indien het een gegeven betreft dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

  • 2. De buitengewoon opsporingsambtenaar verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, indien tegen de ingeschrevene door de buitengewoon opsporingsambtenaar een proces-verbaal wordt opgemaakt op grond van een of meer door de ingeschrevene gepleegde strafbare feiten, genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheidszorg Groningen 2010 en artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheidszorg Drenthe 2010.

  • 3. Aan de buitengewoon opsporingsambtenaar worden geen gegevens verstrekt, indien een of meer van de gegevens waarvan de buitengewoon opsporingsambtenaar bij haar verzoek gebruik heeft gemaakt, niet is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Paragraaf 3. Overige verstrekkingen aan de buitengewoon opsporingsambtenaar

Artikel 3

  • 1. Indien een verstrekking aan de buitengewoon opsporingsambtenaar op grond van dit besluit een gegeven betreft dat op juistheid wordt of is onderzocht, bevat de verstrekking naast dit gegeven tevens de gegevens over dat onderzoek.

  • 2. De verstrekkingen aan de buitengewoon opsporingsambtenaar die plaatsvinden op grond van dit besluit bevatten geen gegevens waarbij “indicatie onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” is vermeld.

  • 3. Indien aan de buitengewoon opsporingsambtenaar gegevens worden verstrekt van een persoonslijst waarvan de bijhouding is opgeschort, bevat de verstrekking tevens de gegevens omtrent de reden en de datum van de opschorting, alsmede, voor zover deze gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, gegevens over de verificatie en de aanlevering van de verstrekte gegevens.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 4

  • 1. De buitengewoon opsporingsambtenaar verstrekt aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld alle nieuw gebleken informatie die betrekking heeft op hetgeen geregeld is in dit besluit.

  • 2. Deze informatie betreft in ieder geval wijzigingen in:

    • a. de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de buitengewoon opsporingsambtenaar;

    • b. de regelgeving ten aanzien van de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de buitengewoon opsporingsambtenaar;

    • c. de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 5

Het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 mei 2011, BPR2011/52821, wordt ingetrokken.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 24 januari 2014 en werkt terug tot en met 6 januari 2014.

Het besluit en de bijlage bij het besluit worden gepubliceerd in de Staatscourant.

’s-Gravenhage, 24 januari 2014,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze, G.M. Keijzer-Baldé Directeur Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit daartegen per brief bezwaar maken bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Postbus 10451, 2501 HL Den Haag. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend, voorzien zijn van een datum alsmede de naam en het adres van de indiener en dient vergezeld te gaan van de gronden waarop het bezwaar berust en, zo mogelijk, een afschrift van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.

BIJLAGE

Bijlage bij artikel 2 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.20

Adellijke titel/predicaat persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.03.20

Geboorteplaats persoon

01.03.30

Geboorteland persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

   

02

OUDER1

   

02.02.10

Voornamen ouder1

02.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam ouder1

02.02.40

Geslachtsnaam ouder1

   

03

OUDER2

   

03.02.10

Voornamen ouder2

03.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam ouder2

03.02.40

Geslachtsnaam ouder2

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

08.11.10

Straatnaam

08.11.15

Naam openbare ruimte

08.11.20

Huisnummer

08.11.30

Huisletter

08.11.40

Huisnummertoevoeging

08.11.50

Aanduiding bij huisnummer

08.11.60

Postcode

08.11.70

Woonplaatsnaam

08.11.80

Identificatiecode verblijfplaats

08.11.90

Identificatiecode nummeraanduiding

08.12.10

Locatiebeschrijving

08.13.20

Datum aanvang adres buitenland

   

58

VERBLIJFPLAATS

   

58.09.10

Gemeente van inschrijving

58.10.30

Datum aanvang adreshouding

58.11.10

Straatnaam

58.11.15

Naam openbare ruimte

58.11.20

Huisnummer

58.11.30

Huisletter

58.11.40

Huisnummertoevoeging

58.11.50

Aanduiding bij huisnummer

58.11.60

Postcode

58.11.70

Woonplaatsnaam

58.11.80

Identificatiecode verblijfplaats

58.11.90

Identificatiecode nummeraanduiding

58.12.10

Locatiebeschrijving

   

11

GEZAGSVERHOUDING

   

11.33.10

Indicatie curateleregister

TOELICHTING

1. Algemeen

Inleiding

De Wet basisregistratie personen (Wet BRP) vormt de juridische basis voor de basisregistratie personen. In de basisregistratie personen zijn persoonsgegevens opgeslagen in de vorm van persoonslijsten.

De basisregistratie personen bevat gegevens over personen die zijn ingeschreven bij een van de gemeenten in Nederland. De gemeenten houden deze gegevens bij.

Verder zijn in de basisregistratie personen gegevens opgenomen van personen die buiten Nederland woonachtig zijn, zogenoemde niet-ingezetenen. Gegevens van niet-ingezetenen worden bijgehouden door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze registratie van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen wordt aangeduid als de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Over niet-ingezetenen wordt een beperkter aantal gegevens bijgehouden dan over ingezetenen. De gegevens in de RNI zijn niet aangemerkt als authentieke gegevens. Gegevens over niet-ingezetenen kunnen namelijk minder gemakkelijk actueel gehouden worden dan gegevens over ingezetenen.

De Wet BRP biedt de grondslag voor systematische gegevensverstrekking over ingezetenen en niet-ingezetenen aan overheidsorganen en daartoe aangewezen andere organisaties. Bij de systematische verstrekking worden vanuit een centraal bestand op geautomatiseerde wijze persoonsgegevens uit de basisregistratie personen verstrekt.

Organisaties die in aanmerking komen voor systematische gegevensverstrekking

Allereerst komen overheidsorganen in aanmerking voor systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen. Daarnaast kunnen ook organisaties die werkzaamheden verrichten met een gewichtig maatschappelijk belang daarvoor in aanmerking komen, indien deze werkzaamheden en deze organisaties op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP zijn aangewezen. Voorts voorziet artikel 3.13 Wet BRP in systematische gegevensverstrekking aan onderzoeksinstellingen. Waar in het vervolg van deze toelichting zal worden gesproken over "de afnemer" worden daarmee zowel overheidsorganen als derden als onderzoeksinstellingen bedoeld.

Het autorisatiebesluit

Afnemers die systematisch gegevens verstrekt willen krijgen uit de basisregistratie personen dienen hiertoe een verzoek in bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het verzoek wordt gedaan in de vorm van een autorisatieaanvraagformulier. In dit formulier is aangegeven welke gegevens, over welke personen en voor welke taken de aanvrager op systematische wijze verstrekt wenst te krijgen. Het verzoek wordt getoetst, waarbij wordt uitgegaan van de beoordelingscriteria zoals deze zijn neergelegd in de Wet BRP en het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP). Onder meer bepalend is of en in hoeverre de verstrekking van de gegevens noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taak van de aanvrager. Hierbij wordt steeds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen, van wie de aanvrager gegevens verstrekt wenst te krijgen, gewaarborgd.

Na toetsing van het autorisatieverzoek wordt door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een autorisatiebesluit ten behoeve van de aanvrager genomen. In dit autorisatiebesluit wordt bepaald welke gegevens over welke categorieën van personen en in welke gevallen aan de afnemer worden verstrekt. Aan het autorisatiebesluit kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van een zorgvuldige en doelmatige gegevensverstrekking.

Het autorisatiebesluit wordt voor zover mogelijk technisch vertaald in een zogenoemde autorisatietabelregel. Aan de hand van de autorisatietabelregel wordt de geautoriseerde afnemer herkend en kan de gegevensverstrekking vanuit de basisregistratie personen geautomatiseerd afgewikkeld worden.

2. Toelichting op de wijzen van verstrekken

De systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Op grond van dit besluit vindt de verstrekking op de volgende manieren plaats:

De verstrekking op verzoek

Een afnemer kan op verzoek een set gegevens van een persoonslijst verstrekt krijgen. In het autorisatiebesluit is opgenomen welke gegevens van welke categorieën personen mogen worden opgevraagd.

Overige verstrekkingen

Door technische problemen kan het voorkomen dat het berichtenverkeer in een bepaalde periode niet of niet juist heeft plaatsgevonden. Om dit te herstellen wordt een zogenaamd “herstelbericht” verstuurd.

Indien een onderzoek is ingesteld of afgerond naar een gegeven of een verzameling van gegevens, wordt hiervan melding gedaan.

Op een persoonslijst kan bij historische gegevens de indicatie “onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” geplaatst worden. Deze gegevens zijn foutief en worden daarom in principe niet verstrekt.

Indien gegevens worden opgevraagd van een persoonslijst die is opgeschort, hetgeen ondermeer gebeurt indien een ingeschrevene is overleden of geëmigreerd, worden de reden en datum opschorting bijhouding van de persoonslijst meeverstrekt. Bij verstrekking van gegevens van een persoonslijst van een niet-ingezetene, is het van belang om aan te geven wanneer de gegevens op de persoonslijst geverifieerd zijn en welke organisatie de in een categorie opgenomen gegevens heeft aangeleverd. Om dit te bereiken, worden de verificatiegegevens of de gegevens over de aanleverende organisatie, voor zover die gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, meeverstrekt als er gegevens worden verstrekt uit een categorie waarin die gegevensgroepen voorkomen.

3. De verzending en ontvangst van berichten

Over de verstrekking van gegevens via alternatieve media en over andere relevante onderwerpen dient tot overeenstemming te worden gekomen met het Agentschap BPR.

4. De buitengewoon opsporingsambtenaar

Dit besluit is gericht tot de buitengewoon opsporingsambtenaren van het openbaar vervoersbedrijf OV-bureau Groningen Drenthe namens de buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheidszorg Groningen 2010 en artikel 2 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheidszorg Drenthe 2010 (in deze toelichting genoemd: de buitengewoon opsporingsambtenaar). Een buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van een openbaar vervoersbedrijf is een overheidsorgaan als bedoeld in artikel 1. 1, onder t, van de Wet BRP in verband met de bevoegdheid tot het opsporen van bepaalde strafbare feiten.

4.1. Taken van de buitengewoon opsporingsambtenaar

Het openbaar vervoersbedrijf heeft een aantal controlebeambten in dienst. Deze buitengewoon opsporingsambtenaren hebben op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheidszorg Groningen 2010 en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Stichting Veiligheidszorg Drenthe 2010 de bevoegdheid een proces-verbaal op te maken tegen degenen die bepaalde strafbare feiten plegen. De belangrijkste taak van de buitengewoon opsporingsambtenaren is het controleren of personen die gebruik maken van het openbaar vervoer van het openbaar vervoersbedrijf in het bezit zijn van een geldig vervoersbewijs. Wanneer een persoon zonder geldig vervoersbewijs in bus, tram of metro wordt aangetroffen moet ter plaatse een boete betaald worden. Gebeurt dit niet, dan wordt een acceptgiro verstuurd aan de betrokkene. Blijft betaling binnen een bepaalde termijn achterwege dan wordt een proces-verbaal opgemaakt door de buitengewoon opsporingsambtenaar. Hiervoor heeft de buitengewoon opsporingsambtenaar de juiste naam- en adresgegevens van de betrokkene nodig. Het proces-verbaal wordt overhandigd aan de Officier van Justitie die al dan niet tot strafrechtelijke vervolging overgaat. De opsporingstaak van de buitengewoon opsporingsambtenaar eindigt met het opmaken van het proces-verbaal.

4.2. Wijzen van verstrekken aan de buitengewoon opsporingsambtenaar

De buitengewoon opsporingsambtenaar krijgt de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vervulling van de hierboven beschreven taken op systematische wijze verstrekt uit de basisregistratie personen. De systematische verstrekking aan de buitengewoon opsporingsambtenaar vindt plaats door middel van gegevensverstrekking op verzoek. De doelgroep waarvan de buitengewoon opsporingsambtenaar gegevens verstrekt mag krijgen, zijn personen jegens wie de buitengewoon opsporingsambtenaar proces-verbaal opmaakt van een strafbaar feit. Dit kunnen zowel ingezetenen als niet-ingezetenen zijn.

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein IV Openbaar Vervoer, van bijlage A-I van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar. De buitengewoon opsporingsambtenaar beperkt zijn vragen om persoonsgegevens uit de basisregistratie personen tot de persoonslijsten van personen jegens wie hij proces-verbaal opmaakt met betrekking tot het handhaven van de volgende artikelen en wetten:

  • 1. Spoorwegwet;

  • 2. Wet personenvervoer 2000;

  • 3. Besluit personenvervoer 2000;

  • 4. Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994;

  • 5. Artikelen 15a lid 1 en lid 2, 23 lid 1 sub a, b en e, 62 juncto bord C1, C11, C12, C13, C14, C15, C16 en C17, 24 lid 1 sub b, 62 juncto 71 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 6. Artikelen 177, 179, 180, 181, 182, 184, 184a, 185, 266/267, 284, 285, 300 juncto artikel 304 onder ten tweede, 435, onder ten vierde, en 447e van het Wetboek van Strafrecht;

  • 7. Artikel 141, 157, 225, 239, 310, 311, 350, 416, 424, 426, 461 van het Wetboek van strafrecht;

  • 8. Algemene plaatselijke verordeningen, voor zover deze verordeningen samenhangen met het vervoer van personen en voor zover de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen door het bevoegd gezag;

  • 9. Andere strafbare feiten, indien hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek of voor een concreet project door een officier van justitie wordt belast voor de duur van dat onderzoek of project.

4.3. Toelichting te verstrekken gegevens

De buitengewoon opsporingsambtenaar gebruikt het burgerservicenummer om koppelingen aan te leggen tussen de verschillende verstrekkingen die uit de basisregistratie personen worden ontvangen.

Gegevens over de geboorteplaats en het geboorteland van de persoon worden verstrekt, omdat deze gegevens deel uitmaken van het proces-verbaal dat de buitengewoon opsporingsambtenaar aan de Officier van Justitie overhandigt.

Oudergegevens worden verstrekt om te weten te komen wie de ouders zijn van kinderen van 12 tot 18 jaar die zwartrijden. Oudergegevens van de betreffende kinderen worden opgenomen in het proces-verbaal.

Voordat een proces-verbaal wordt opgemaakt of de voorbereiding daartoe worden getroffen, controleert de buitengewoon opsporingsambtenaar of een persoon niet overleden is. In dit verband is verstrekking van het gegeven "datum overlijden" noodzakelijk. Het gegeven "Datum aanvang adres buitenland" betreft een gegeven van niet-ingezetenen en wordt verstrekt omdat er, zodra bekend is dat een persoon niet meer in Nederland woont, er reden kan zijn de procedure tegen deze persoon stop te zetten of de betrokkene bij verstek te veroordelen. Het gegeven "Datum aanvang adreshouding" is van belang voor de buitengewoon opsporingsambtenaar, omdat het opgegeven adres na het opmaken van een voorlopig proces-verbaal kan wijzigen. Met dit gegeven kan worden bepaald wanneer het adres is gewijzigd. De historische verblijfplaatsgegevens worden verstrekt om bij een verhuizing van de betrokkene de gegevens van het oude adres voorhanden te hebben. Bij een afwijking van adresgegevens in het proces-verbaal kunnen deze gegevens geraadpleegd worden. Het gegeven "Indicatie curatele register" wordt verstrekt omdat de Officier van Justitie niet strafrechtelijk zal vervolgen als een persoon onder curatele staat. Daarom wordt al in de fase van het proces-verbaal door de buitengewoon opsporingsambtenaar gecontroleerd of een persoon onder curatele staat.

De buitengewoon opsporingsambtenaar krijgt tevens het gegeven “07.70.10 Indicatie geheim” verstrekt. Met dit gegeven wordt aangeduid of een ingeschrevene de gemeente heeft verzocht om zijn of haar gegevens niet te verstrekken aan bepaalde derden. Indien dit het geval is, kan de buitengewoon opsporingsambtenaar aanvullende maatregelen treffen om de privacy van de ingeschrevene te waarborgen.

5. Inlichtingenplicht

Teneinde de autorisatie actueel te houden dient de buitengewoon opsporingsambtenaar tijdig inlichtingen te verschaffen over wijzigingen die zich voordoen in haar taak, in de regelingen waarop die taak is gebaseerd of wijzigingen in de gegevens uit een basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taak. Het is de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar om deze informatie onverwijld kenbaar te maken aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eventuele gevolgen van onjuistheden in de autorisatie als gevolg van het niet of niet tijdig doorgeven van dergelijke wijzigingen komen voor de verantwoordelijkheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

6. Wijzigingen

Met dit besluit wordt het autorisatiebesluit van 25 mei 2011, BPR2011/52821, ingetrokken. Deze intrekking is het gevolg van de inwerkingtreding van de Wet basisregistratie personen.

7. Publicatie

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Het besluit wordt tevens geplaatst op de internetpagina van Agentschap BPR, www.bprbzk.nl.

Naar boven