Autorisatiebesluit Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving, Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Datum: 26 februari 2015

Kenmerk: 2015-0000115462

In het verzoek van 10 juni 2014, 2014-0000658731, heeft het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving verzocht om autorisatie voor de systematische verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen in verband met het uitvoeren van het onderzoek “CyberCrime Offender Profiling (CyberCOP): the human factor examined”.

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.13 van de Wet basisregistratie personen en artikel 44 van het Besluit basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten.

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de onderzoeksinstelling:

het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving;

b. het onderzoek:

CyberCrime Offender Profiling (CyberCOP): the human factor examined, beschreven in bijlage I bij dit besluit;

c. de Wet BRP:

de Wet basisregistratie personen;

d. het Besluit BRP:

het Besluit basisregistratie personen;

e. de basisregistratie personen:

de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet BRP;

f. de systematische verstrekking:

de systematische verstrekking, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

g. de persoonslijst:

de persoonslijst, bedoeld in artikel 1.1, onder c, van de Wet BRP;

h. de ingeschrevene:

de ingeschrevene, bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet BRP;

i. de verstrekking van gegevens op verzoek:

de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder c, van het Besluit BRP, waarbij het aantal personen waarover informatie wordt verstrekt per verzoek ten hoogste tien bedraagt.

Paragraaf 2. De verstrekking van gegevens op verzoek aan het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving

Artikel 2

  • 1. Aan de onderzoeksinstelling wordt op zijn verzoek een gegeven verstrekt dat is vermeld op de persoonslijst van een ingeschrevene, indien het een gegeven betreft dat is opgenomen in bijlage II bij dit besluit.

  • 2. De onderzoeksinstelling verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in bijlage II, indien de verstrekking van gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van het onderzoek en het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens over de ingeschrevene waarop het onderzoek betrekking heeft.

  • 3. Aan de onderzoeksinstelling worden geen gegevens verstrekt, indien een of meer van de gegevens waarvan de onderzoeksinstelling bij zijn verzoek gebruik heeft gemaakt, niet is opgenomen in bijlage II bij dit besluit.

Paragraaf 3. Overige verstrekkingen aan de onder-zoeksinstelling

Artikel 3

  • 1. Indien een verstrekking aan de onderzoeksinstelling op grond van dit besluit een gegeven betreft dat op juistheid wordt of is onderzocht, bevat de verstrekking naast dit gegeven tevens de gegevens over dat onderzoek.

  • 2. De verstrekking van gegevens aan de onderzoeksinstelling die op grond van dit besluit plaatsvindt, bevat geen gegeven waarbij “indicatie onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” is vermeld.

  • 3. Indien aan de onderzoeksinstelling gegevens worden verstrekt van een persoonslijst waarvan de bijhouding is opgeschort, bevat de verstrekking tevens de gegevens omtrent de reden en de datum van de opschorting, alsmede, voor zover deze gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, gegevens over de verificatie en de aanlevering van de verstrekte gegevens.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 4

  • 1. De onderzoeksinstelling verstrekt aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld alle nieuw gebleken informatie die betrekking heeft op hetgeen geregeld is in dit besluit.

  • 2. Deze informatie betreft in ieder geval wijzigingen in:

    • a. de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de onderzoeksinstelling;

    • b. de regelgeving ten aanzien van de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de onderzoeksinstelling;

    • c. de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van de onderzoeksinstelling.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2015 en werkt terug tot en met 1 december 2014.

Het besluit en de bijlagen bij het besluit worden gepubliceerd in de Staatscourant.

’s-Gravenhage, 26 februari 2015

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze, G.M. Keijzer-Baldé Directeur Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit daartegen per brief bezwaar maken bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Postbus 10451, 2501 HL Den Haag. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend, voorzien zijn van een datum alsmede de naam en het adres van de indiener en dient vergezeld te gaan van de gronden waarop het bezwaar berust en, zo mogelijk, een afschrift van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.

BIJLAGE I

Bijlage bij artikel 1 van dit besluit.

ONDERZOEKSPROJECT:

Korte beschrijving van het onderzoeksproject:

Het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) is recentelijk begonnen aan een meerjarig onderzoeksproject naar de plegers van cybercrime. De eerste gedachte die bij zowel deskundigen als leken opkomt wanneer de term 'cybercrime' valt, is meestal gericht op de veiligheid van computers en het web. Hacking, carding of digitale identiteitsfraude roepen vooral associaties op met gewenste technologische toepassingen. Is de firewall wel 'hoog' genoeg? Is een website 'cardable'? Hoe beveiligen we een systeem tegen e-fraude? Maar opdat dergelijke criminaliteit plaatsvindt zijn natuurlijk ook hackers, carders en digitale fraudeurs nodig. Van de plegers van cybercrime weten we eigenlijk bijzonder weinig. Lijken ze op criminelen uit de offline wereld? Wat zijn hun motivaties? Plegen ze ook andere delicten of zijn het vooral specialisten? Maken ze deel uit van criminele organisaties? En hebben ze een bepaald soort persoonlijkheid?

Onderzoek naar plegers van cybercrime, de zogenaamde 'human factor', staat nog in de kinderschoenen. Dat heeft verschillende oorzaken. Cybercrime is lang als een strikt technisch domein beschouwd en is daarmee als onderzoeksveld genegeerd door criminologen. Het huidige onderzoek brengt hierin verandering. Middels het toepassen van bestaande criminologische inzichten, theorieën en methoden, verschaft het onderzoeksproject zicht op cybercriminelen en ontwikkelt het daderprofielen die antwoord kunnen geven op vragen als: wat zijn typische persoonlijkheidskenmerken van cybercriminelen, hoe zien hun sociale (criminele) netwerken eruit, wat zijn hun primaire motivaties, en hoe verloopt hun criminele carrière?

Centraal doel/probleemstelling van het onderzoek:

Op het eerste gezicht valt direct een aantal verschillen tussen conventionele en cybercriminelen op. Plegers van conventionele criminaliteit zoals inbraken of overvallen, kenmerken zich veelal door een lage opleiding, sociale achterstand, beperkte intelligentie en een lage zelfcontrole. Deze groep plegers blijkt nauwelijks gevoelig te zijn voor (zwaardere) sancties of strafdreiging, deels omdat ze niet goed in staat zijn de negatieve lange-termijn gevolgen van hun gedrag te overzien. Voor sommige vormen van cybercriminaliteit is echter veel kennis, een hoge intelligentie, geduld en innovatief vermogen nodig. Waarschijnlijk lijken de plegers van dergelijke cybercriminaliteit dus maar in zeer beperkte mate op plegers van andere delicten. Dit roept vragen op waarvan de beantwoording cruciaal is voor effectieve bestrijding van cybercriminaliteit, zoals: zijn (bepaalde typen) cybercriminelen eenvoudiger op het rechte pad te krijgen middels strafdreiging? Is het waarschijnlijk dat plegers van een bepaald type delict (bijv. hacken) zich later ook aan andere typen delicten schuldig gaat maken? Inzicht in dit soort vragen is essentieel om:

  • 1. Zicht te krijgen op (verschillende typen) cybercriminelen;

  • 2. Hoog-risico groepen te identificeren; en

  • 3. Effectievere en beter gerichte interventies en sancties te ontwikkelen.

Dit onderzoeksproject beantwoordt deze vragen door een grote groep bekende plegers van cybercriminaliteit en overige criminaliteit te bevragen over hun achtergronden, motieven, persoonlijkheid en sociale netwerken.

De onderzoeksgroep:

In het deelonderzoek waarvoor gegevensverstrekking uit de BRP noodzakelijk is zullen bekende plegers van cybercriminaliteit (op basis van door het Openbaar Ministerie aan ons verschafte verdachten-registraties) worden bevraagd over hun achtergronden, motieven, persoonlijkheid en sociale netwerken. Daarnaast wordt ook aan plegers van meer traditionele typen criminaliteit een survey voorgelegd.

Aantal personen waarover gegevens worden opgevraagd uit de basisregistratie personen:

Om de afname van deze surveys mogelijk te maken wordt vanuit het registratiesysteem van het Openbaar Ministerie (waarin informatie over gearresteerde verdachten, de delicten waarvan men wordt verdacht en het verloop van het rechtsproces van dat delict) een random selectie gemaakt van 1050 verdachten van cybercrime delicten en 1050 verdachten van overige delicten. Van deze in totaal 2100 verdachten zijn gegevens uit de BRP noodzakelijk om vast te stellen wat het huidige woonadres van de persoon is, zodat een vragenlijst kan worden opgestuurd naar de persoon.

Gegevensbescherming

De verkregen gegevens uit de BRP worden gebruikt om een vragenlijst op te sturen naar de persoon. De bevindingen van dit onderzoek worden ter publicatie aangeboden bij nationale en internationale vaktijdschriften. Op geen enkel moment tijdens het onderzoek wordt tot een persoon herleidbaar gerapporteerd.

Daarnaast is het onderzoek aangemeld bij het College bescherming persoonsgegevens.

Bovendien zullen de verkregen digitale gegevensbestanden beheerd worden op het instituutadres en zullen uitsluitend voor de onderzoekers van dit project toegankelijk zijn. Het NSCR bevindt zich in een afgesloten deel van het Initiumgebouw van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. De computersystemen van het NSCR zijn niet geïntegreerd met die van de Vrije Universiteit, zijn niet van buiten het NSCR gebouw benaderbaar en zijn goed beveiligd. Vertrouwelijke informatie wordt bewaard in een kluis die zich in hetzelfde afgesloten deel van het gebouw bevindt.

BIJLAGE II

Bijlage bij artikel 2 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

01.61.10

Aanduiding naamgebruik

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.09.20

Datum inschrijving in de gemeente

08.10.10

Functie adres

08.10.20

Gemeentedeel

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

08.11.10

Straatnaam

08.11.20

Huisnummer

08.11.30

Huisletter

08.11.40

Huisnummertoevoeging

08.11.50

Aanduiding bij huisnummer

08.11.60

Postcode

08.11.70

Woonplaatsnaam

08.12.10

Locatiebeschrijving

08.13.10

Land adres buitenland

08.13.20

Datum aanvang adres buitenland

   

11

GEZAGSVERHOUDING

   

11.32.10

Indicatie gezag minderjarige

11.33.10

Indicatie curateleregister

11.82.20

Datum van de ontlening van de gegevens over gezagsverhouding

   

61

GEZAGSVERHOUDING

   

61.32.10

Indicatie gezag minderjarige

61.33.10

Indicatie curateleregister

61.82.20

Datum van de ontlening van de gegevens over gezagsverhouding

TOELICHTING

1. Algemeen

Inleiding

De Wet basisregistratie personen (Wet BRP) vormt de juridische basis voor de basisregistratie personen. In de basisregistratie personen zijn persoonsgegevens opgeslagen in de vorm van persoonslijsten.

De basisregistratie personen bevat gegevens over personen die zijn ingeschreven bij een van de gemeenten in Nederland. De gemeenten houden deze gegevens bij.

Verder zijn in de basisregistratie personen gegevens opgenomen van personen die buiten Nederland woonachtig zijn, zogenoemde niet-ingezetenen. Gegevens van niet-ingezetenen worden bijgehouden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Over niet-ingezetenen wordt een beperkter aantal gegevens bijgehouden dan over ingezetenen. De gegevens in de RNI zijn niet aangemerkt als authentieke gegevens. Gegevens over niet-ingezetenen kunnen namelijk minder gemakkelijk actueel gehouden worden dan gegevens over ingezetenen.

De Wet BRP biedt de grondslag voor systematische gegevensverstrekking over ingezetenen en niet-ingezetenen aan overheidsorganen en daartoe aangewezen andere organisaties. Bij de systematische verstrekking worden vanuit een centraal bestand op geautomatiseerde wijze persoonsgegevens uit de basisregistratie personen verstrekt.

Organisaties die in aanmerking komen voor systematische gegevensverstrekking

Allereerst komen overheidsorganen in aanmerking voor systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen. Daarnaast kunnen ook organisaties die werkzaamheden verrichten met een gewichtig maatschappelijk belang daarvoor in aanmerking komen, indien deze werkzaamheden en deze organisaties op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP zijn aangewezen. Voorts voorziet artikel 3.13 Wet BRP in systematische gegevensverstrekking aan onderzoeksinstellingen. Waar in het vervolg van deze toelichting zal worden gesproken over "de afnemer" worden daarmee zowel overheidsorganen als derden als onderzoeksinstellingen bedoeld.

Het autorisatiebesluit

Afnemers die systematisch gegevens verstrekt willen krijgen uit de basisregistratie personen dienen hiertoe een verzoek in bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het verzoek wordt gedaan in de vorm van een autorisatieaanvraagformulier. In dit formulier is aangegeven welke gegevens, over welke personen en voor welke taken de aanvrager op systematische wijze verstrekt wenst te krijgen. Het verzoek wordt getoetst, waarbij wordt uitgegaan van de beoordelingscriteria zoals deze zijn neergelegd in de Wet BRP en het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP). Onder meer bepalend is of en in hoeverre de verstrekking van de gegevens noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taak van de aanvrager. Hierbij wordt steeds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen, van wie de aanvrager gegevens verstrekt wenst te krijgen, gewaarborgd.

Na toetsing van het autorisatieverzoek wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een autorisatiebesluit ten behoeve van de aanvrager genomen. In dit autorisatiebesluit wordt bepaald welke gegevens over welke categorieën van personen en in welke gevallen aan de afnemer worden verstrekt. Aan het autorisatiebesluit kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van een zorgvuldige en doelmatige gegevensverstrekking.

Het autorisatiebesluit wordt voor zover mogelijk technisch vertaald in een zogenoemde autorisatietabelregel. Aan de hand van de autorisatietabelregel wordt de geautoriseerde afnemer herkend en kan de gegevensverstrekking vanuit de basisregistratie personen geautomatiseerd afgewikkeld worden.

2. Toelichting op de wijzen van verstrekken

De systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Op grond van dit besluit vindt de verstrekking op de volgende manieren plaats:

De verstrekking op verzoek

Een afnemer kan op verzoek een set gegevens van een persoonslijst verstrekt krijgen. In het autorisatiebesluit is opgenomen welke gegevens van welke categorieën personen mogen worden opgevraagd.

Indien een onderzoek is ingesteld of afgerond naar een gegeven of een verzameling van gegevens, wordt hiervan bij het verstrekte gegeven melding gedaan.

Bij verstrekking van gegevens van een persoonslijst die deel uitmaakt van de Registratie niet-ingezetenen, is het van belang om aan te geven wanneer de gegevens op de persoonslijst geverifieerd zijn en welke organisatie de in een categorie opgenomen gegevens heeft aangeleverd. Om dit te bereiken, worden de verificatiegegevens of de gegevens over de aanleverende organisatie meeverstrekt als er gegevens worden verstrekt uit een categorie waarin die gegevensgroepen voorkomen.

Op een persoonslijst kan bij historische gegevens de indicatie “onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” geplaatst worden. Deze gegevens zijn foutief en worden daarom in principe niet verstrekt.

Indien gegevens worden opgevraagd van een persoonslijst die is opgeschort, hetgeen ondermeer gebeurt indien een ingeschrevene is overleden of geëmigreerd, worden de reden en datum opschorting bijhouding van de persoonslijst meeverstrekt.

3. Het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving

Dit besluit is een autorisatiebesluit dat is genomen ten behoeve van het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving (in dit besluit genoemd: de onderzoeksinstelling). De onderzoeksinstelling is een instelling als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder a, van het Besluit BRP en artikel 1.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Om als onderzoeksinstelling voor systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen in aanmerking te komen, moet zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:

het onderzoek moet een algemeen belang dienen,

  • de gegevens uit de basisregistratie personen moeten noodzakelijk zijn voor het betreffende onderzoek,

  • de verzoeker dient te hebben aangetoond dat de nodige voorzieningen zijn getroffen teneinde te verzekeren dat verdere verwerking van de verstrekte gegevens uitsluitend geschiedt ten behoeve van het onderzoek en dat ook overigens is voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad,

  • de gegevens mogen slechts in geanonimiseerde vorm aan derden beschikbaar worden gesteld, tenzij de ingeschrevene uitdrukkelijk met de voorgenomen openbaarmaking van de hem betreffende gegevens heeft ingestemd, en

  • het College bescherming persoonsgegevens is over het verzoek om systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen gehoord.

De onderzoeksinstelling voldoet aan deze voorwaarden.

3.1. De taak van het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving

Het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving is een nationaal onderzoeksinstituut dat zich toelegt op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op het gebied van criminaliteit en rechtshandhaving. Het maakt deel uit van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en wordt mede gefinancierd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Vrije Universiteit Amsterdam.

De onderzoeksinstelling is in Amsterdam gevestigd en verricht interdisciplinair en longitudinaal onderzoek op het snijvlak van theorie, praktijk en beleid. Het onderzoek richt zich op drie complementaire thema’s: Mobiliteit en spreiding van criminaliteit, Burger en het strafrechtelijk systeem en Levensloop, criminaliteit en interventies.

Een nadere toelichting van het onderzoek waarvoor de onderzoeksinstelling gegevens vertrekt krijgt uit de basisregistratie personen is opgenomen in bijlage I van dit besluit.

3.2. Wijzen van verstrekken aan het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving

De onderzoeksinstelling krijgt de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vervulling van de hierboven beschreven taken op systematische wijze verstrekt uit de basisregistratie personen. De systematische verstrekking aan de onderzoeksinstelling vindt plaats door middel van gegevensverstrekking op verzoek.

De verstrekking van gegevens op verzoek aan de onderzoeksinstelling

De onderzoeksinstelling mag op verzoek gegevens opvragen uit de basisregistratie personen. Het betreft de gegevens die zijn opgenomen in bijlage II bij dit besluit. De onderzoeksinstelling mag gegevens opvragen over de personen waarop het onderzoek betrekking heeft.

3.3. Toelichting te verstrekken gegevens

Categorie 01 Persoon

De onderzoeksinstelling dient de identiteit van de betrokkenen vast te kunnen stellen. De onderzoeksinstelling krijgt hiertoe de identificerende gegevens uit categorie 01 van de persoonslijst van de ingeschrevene verstrekt. Het A-nummer wordt gebruikt om de verschillende verstrekkingen die uit de basisregistratie personen worden ontvangen aan elkaar te koppelen en tot de juiste persoon te herleiden. Gegevens uit categorie 01 dienen tevens om de ingeschrevene op de juiste wijze aan te kunnen schrijven.

Categorie 06 Overlijden

De onderzoeksinstelling krijgt het gegeven “Datum overlijden” uit categorie 06 van de persoonslijst van de ingeschrevene verstrekt om vast te kunnen stellen of de ingeschrevene nog in leven is.

Categorie 07 Inschrijving

De onderzoeksinstelling krijgt het gegeven “Indicatie geheim” uit categorie 07 van de persoonslijst van de ingeschrevene verstrekt. Met dit gegeven wordt aangeduid of een ingeschrevene de gemeente heeft verzocht om zijn of haar gegevens niet te verstrekken aan derden, dan wel aan kerken. Indien dit het geval is, kan de onderzoeksinstelling aanvullende maatregelen treffen om de privacy van de ingeschrevene te waarborgen.

Categorie 08

Gegevens uit de categorie 08 van de persoonslijst van de ingeschrevene worden verstrekt ten behoeve van de correspondentie met de ingeschrevene. De gegevens betreffende de verblijfplaats van de ingeschrevene kunnen ook van belang zijn in verband met het vaststellen van de sociaaleconomische achtergrond van de ingeschrevene.

Categorie 11 en 61 Gezagsverhouding

Aan de hand van de categorieën 11 en 61 kan de onderzoeksinstelling vaststellen of de ingeschrevene onder gezag valt van ouders of voogd, of onder curatele is gesteld. Deze gegevens kunnen een beeld schetsen van de huidige en historische (sociale) situatie van de betrokkene.

3.4. Bijzonderheden aangaande de onderzoeks-instelling

Het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving is geautoriseerd ten behoeve van meerdere onderzoeken. De onderzoeksinstelling maakt ten behoeve van deze onderzoeken gebruik van één autorisatietabelregel.

4. Inlichtingenplicht

Teneinde de autorisatie actueel te houden dient de onderzoeksinstelling tijdig inlichtingen te verschaffen over wijzigingen die zich voordoen in zijn taak, in de regelingen waarop die taak is gebaseerd of wijzigingen in de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taak. Het is de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de onderzoeksinstelling om deze informatie onverwijld kenbaar te maken aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eventuele gevolgen van onjuistheden in de autorisatie als gevolg van het niet of niet tijdig doorgeven van dergelijke wijzigingen komen voor de verantwoordelijkheid van de onderzoeksinstelling.

5. Publicatie

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Het besluit wordt tevens geplaatst op de internetpagina van het Agentschap BPR, www.bprbzk.nl.

Naar boven