Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 november 2016, nr. WJZ/1070633 (ID7765), houdende wijziging van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren onder meer in verband met de vaststelling van de bezoldigingsmaxima in het onderwijs voor het jaar 2017 en doorvoering van diverse technische verbeteringen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, alsmede de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gehoord de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, 2.7, eerste en tweede lid, 4.1, vijfde lid, en 4.2, zevende lid, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;

Besluiten:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING BEZOLDIGING TOPFUNCTIONARISSEN OCW-SECTOREN

De Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a. Toepassingsbereik

Deze regeling is van toepassing op rechtspersonen of instellingen waarop de wet van toepassing is, voor zover de minister onderscheidenlijk, waar het de sector groen onderwijs betreft, de Minister van Economische Zaken de minister is wie het aangaat.

C

In het opschrift van paragraaf 2 wordt ‘Functionarissen’ vervangen door: Topfunctionarissen.

D

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘De artikelen 3 tot en met 3c zijn’ ingevoegd: uitsluitend.

2. In het tweede lid wordt ‘De artikelen 4 en 5 zijn’ vervangen door: Artikel 5 is.

E

Artikel 3, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Per klasse geldt het volgende bezoldigingsmaximum:

    Klasse

    Bezoldigingsmaximum

    A (4 complexiteitspunten)

    € 107.000

    B (5 – 6 complexiteitspunten)

    € 118.000

    C (7 – 8 complexiteitspunten)

    € 129.000

    D (9 – 12 complexiteitspunten)

    € 141.000

    E (13 – 15 complexiteitspunten)

    € 153.000

    F (16 – 17 complexiteitspunten)

    € 165.000

    G (18 – 20 complexiteitspunten)

    € 181.000

F

Artikel 4 vervalt.

G

In artikel 5a wordt na ‘Deze paragraaf is’ ingevoegd: uitsluitend.

H

Artikel 5b wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 124.000’ vervangen door: € 125.000.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 149.000’ vervangen door: € 150.000.

I

Na artikel 5b wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2b. Verstrekken gegevens

Artikel 5c. Elektronische verzending bezoldigingsgegevens

De gegevens, bedoeld in de artikelen 4.1 en 4.2 van de wet, worden aangeleverd door middel van het daartoe voorgeschreven WNT-formulier in XBRL.

J

De bijlage, behorende bij artikel 3, tweede lid, van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alinea onder het opschrift ‘Toepasselijkheid deel 1 of deel 2’ wordt ‘in de laatste vijf jaar’ vervangen door: in het lopende jaar of de drie voorafgaande jaren.

2. Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift en de tabel van onderdeel 1B wordt na ‘aantal’ ingevoegd: bekostigde.

b. In de tekst van onderdeel 1B wordt na ‘aantal’ ingevoegd ‘bekostigde’ en wordt aan het slot van die alinea een zin toegevoegd, luidende: Onder aantal bekostigde leerlingen, deelnemers of studenten wordt verstaan: leerlingen, deelnemers of studenten waarvoor de rechtspersoon of instelling bekostiging ontvangt van de minister of de Minister van Economische Zaken op grond van de onderwijswetten.

c. Onderdeel 1C komt te luiden:

  • 1C. Het gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren

    Aan de rechtspersoon of instelling komt aan de hand van het gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren dat werd aangeboden op 1 oktober in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarin het bezoldigingsmaximum wordt toegepast (t-2) het uit de tabel volgende aantal punten toe. De manier waarop het aantal onderwijssoorten of sectoren wordt gewogen is verschillend voor de verschillende onderwijssoorten of sectoren. Voor het bepalen van het aantal onderwijssoorten of sectoren geldt het volgende.

    • 1. Voor po, wec-onderwijs – onderwijssoort speciaal onderwijs, mbo, hbo en wo worden uitsluitend de onderwijssoorten of sectoren meegeteld als voor die onderwijssoorten of sectoren bij de rechtspersoon of instelling leerlingen, deelnemers of studenten staan ingeschreven voor wie die rechtspersoon of instelling op grond van de onderwijswetten bekostiging ontvangt van de minister of de Minister van Economische Zaken.

    • 2. Voor vo worden uitsluitend de bij de rechtspersoon of instelling door de minister toegestane onderwijssoorten meegeteld.

    • 3. Voor ‘wec-onderwijs – onderwijssoort voortgezet speciaal onderwijs’ geldt het volgende.

      • a. Voor een rechtspersoon of instelling die zelfstandige examenlicenties bezit voor de onderwijssoorten vmbo, havo of vwo, worden de examenlicenties geteld. Wec-onderwijs – onderwijssoort voortgezet speciaal onderwijs wordt dan uitsluitend meegeteld indien die instelling of rechtspersoon tevens voorziet in het uitstroomprofiel dagbesteding en/of arbeidsmarktgerichtheid.

      • b. Voor een rechtspersoon of instelling die geen zelfstandige examenlicenties bezit voor de onderwijssoorten vmbo, havo of vwo wordt, overeenkomstig het onder 1 genoemde, de wec-onderwijssoort voortgezet speciaal onderwijs uitsluitend meegeteld als de rechtspersoon of instelling waar de leerlingen staan ingeschreven voor die leerlingen op grond van de onderwijswetten bekostiging ontvangt van de minister of de Minister van Economische Zaken.

        Gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren*

        Aantal complexiteitspunten

        1

        1

        2

        2

        3

        3

        4

        4

        5 en meer

        5

        * Het gewogen aantal onderwijssoorten is het resultaat van de volgende berekening:

        I. Het aantal onderwijssoorten uit de volgende opsomming wordt vermenigvuldigd met factor 1:

        1. primair onderwijs – onderwijssoort basisonderwijs (inclusief internationaal georiënteerd basisonderwijs);

        2. primair onderwijs – onderwijssoort speciaal basisonderwijs;

        3. wec-onderwijs – onderwijssoort speciaal onderwijs;

        4. wec-onderwijs – onderwijssoort voortgezet speciaal onderwijs;

        5. voortgezet onderwijs – onderwijssoort praktijkonderwijs;

        6. voortgezet onderwijs – onderwijssoort voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (inclusief VM2);

        7. voortgezet onderwijs – onderwijssoort hoger algemeen voortgezet onderwijs (inclusief International Baccalaureate middle years programme);

        8. voortgezet onderwijs – onderwijssoort voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (inclusief International Baccalaureate diploma programme en European Secondary School).

        II. Het aantal onderwijssectoren uit de volgende opsomming wordt vermenigvuldigd met factor 2:

        1. middelbaar beroepsonderwijs – combinatie van sectoren;

        2. middelbaar beroepsonderwijs – sector groen;

        3. middelbaar beroepsonderwijs – sector techniek;

        4. middelbaar beroepsonderwijs – sector zorg en welzijn;

        5. middelbaar beroepsonderwijs – sector economie;

        6. hoger beroepsonderwijs – sectoroverstijgend;

        7. hoger beroepsonderwijs – sector onderwijs;

        8. hoger beroepsonderwijs – sector landbouw en natuurlijke omgeving;

        9. hoger beroepsonderwijs – sector techniek;

        10. hoger beroepsonderwijs – sector gezondheidszorg;

        11. hoger beroepsonderwijs – sector economie;

        12. hoger beroepsonderwijs – sector gedrag en maatschappij;

        13. hoger beroepsonderwijs – sector taal en cultuur.

        III. Het aantal onderwijssectoren uit de volgende opsomming wordt vermenigvuldigd met factor 3:

        1. wetenschappelijk onderwijs – sectoroverstijgend;

        2. wetenschappelijk onderwijs – sector onderwijs;

        3. wetenschappelijk onderwijs – sector landbouw en natuurlijke omgeving;

        4. wetenschappelijk onderwijs – sector natuur;

        5. wetenschappelijk onderwijs – sector techniek;

        6. wetenschappelijk onderwijs – sector gezondheidszorg;

        7. wetenschappelijk onderwijs – sector economie;

        8. wetenschappelijk onderwijs – sector recht;

        9. wetenschappelijk onderwijs – sector gedrag en maatschappij;

        10. wetenschappelijk onderwijs – sector taal en cultuur.

3. Deel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift van Deel 2 wordt ‘korter dan vijf jaar geleden’ vervangen door: in het lopende jaar of de drie voorafgaande jaren.

b. In de alinea na het opschrift van Deel 2 wordt ‘vier’ vervangen door: drie.

c. Het opschrift van onderdeel 2A komt te luiden:

  • 2A. Opgericht, gefuseerd of gesplitst in het lopende jaar (gegevens t)

d. Het opschrift van onderdeel 2B komt te luiden:

  • 2B. Opgericht, gefuseerd of gesplitst in het voorafgaande jaar (gegevens t en t-1)

e. Het opschrift van onderdeel 2C komt te luiden:

  • 2C. Opgericht, gefuseerd of gesplitst in het tweede jaar voorafgaand aan het lopende jaar (gegevens t, t-1 en t-2)

f. Het opschrift van onderdeel 2D komt te luiden:

  • 2D. Opgericht, gefuseerd of gesplitst in het derde jaar voorafgaand aan het lopende jaar (gegevens t-1, t-2 en t-3)

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Aanleiding

In de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren dient een aantal punten gewijzigd te worden. Samengevat gaat het om de volgende wijzigingen:

  • 1. Indexatie van de maxima van de bezoldigingsklassen voor de onderwijssectoren en de verlaagde maxima voor de cultuurfondsen.

  • 2. Verschuiving van de digitale melding van WNT-gegevens voor cultuur- en media-instellingen naar de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

  • 3. Verduidelijking van de definities van het criterium ‘aantal leerlingen, deelnemers of studenten’ en het criterium ‘aantal onderwijssoorten of sectoren’.

  • 4. Enkele technische wijzigingen.

2. Reikwijdte

De regeling is van toepassing op rechtspersonen en instellingen waarop de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing is, voor zover de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de minister is wie het aangaat of de Minister van Economische zaken voor de sector groen onderwijs. De WNT – en dus ook de regeling – geldt alleen in Europees Nederland.

In de paragrafen 2 en 2a is de reikwijdte van het bepaalde in die paragrafen beperkt tot (een) bepaalde groep(en). Zo zijn de artikelen 3 tot en met 3c (klassenindeling) van paragraaf 2 uitsluitend van toepassing op de ‘echte’ onderwijsinstellingen (dus bijvoorbeeld niet de samenwerkingsverbanden passend onderwijs). Artikel 5 van paragraaf 2 (elektronische melding accountant) is van toepassing op alle rechtspersonen of instellingen binnen het onderwijsdomein (ook de niet-onderwijsinstellingen). Paragraaf 2a (verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van de cultuurfondsen) geldt uitsluitend voor topfunctionarissen van de cultuurfondsen. De nieuwe paragraaf 2b (elektronische verzending van bezoldigingsgegevens) geldt voor alle groepen die op grond van artikel 1a onder deze regeling vallen.

In paragraaf 3 – waarin het toezicht en de handhaving is geregeld – is geregeld welke toezichthouder belast is met het toezicht op de naleving van welke rechtspersonen.

3. Vaststelling bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in de OCW-sectoren

De bezoldigingsmaxima van de klassen voor topfunctionarissen van onderwijsinstellingen en de verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen van de cultuurfondsen worden jaarlijks met hetzelfde percentage geïndexeerd als het algemene WNT-maximum. De bedragen worden vervolgens, net als het algemene bezoldigingsmaximum, op duizendtallen naar boven afgerond. Het algemene WNT-maximum 2017 wordt met 0,6% verhoogd ten opzichte van het algemene WNT-maximum 2016. Dit leidt tot een stijging van de maxima van de bezoldigingsklassen met € 1.000 of € 2.000. De nieuwe bezoldigingsmaxima zijn in 2017:

Onderwijs Cultuurfondsen

Klasse

Maximum

2016

Maximum

2017

 

Klasse

Maximum

2016

Maximum

2017

A

€ 106.000

€ 107.000

 

1

€ 124.000

€ 125.000

B

€ 117.000

€ 118.000

 

2

€ 149.000

€ 150.000

C

€ 128.000

€ 129.000

       

D

€ 140.000

€ 141.000

       

E

€ 152.000

€ 153.000

       

F

€ 164.000

€ 165.000

       

G

€ 179.000

€ 181.000

       

4. Digitaal aanleveren van bezoldigingsgegevens

Met de ter internetconsultatie aangeboden Evaluatiewet WNT is het voornemen de digitale meldplicht als zelfstandige verplichting in de WNT te vervangen door een grondslag om dit bij ministeriële regeling te kunnen regelen.1 Vooruitlopend op de Evaluatiewet WNT wordt de digitale aanlevering van WNT-gegevens voor alle WNT-instellingen binnen het OCW-domein ondergebracht bij DUO.

Alle OCW-sectoren zullen gebruikmaken van het WNT-formulier in XBRL dat door DUO beschikbaar wordt gesteld.2 De onderwijs- en emancipatie-instellingen hebben dit formulier reeds in gebruik en de ervaringen zijn positief. Met deze wijziging zullen nu dus ook de cultuur- en media-instellingen – die voorheen gebruikmaakten van de meldtool van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – gebruikmaken van XBRL. Voor alle WNT-instellingen binnen het OCW-domein die nog niet bij DUO meldden via XBRL verandert dus het loket voor de digitale aanlevering van de WNT-gegevens. De betreffende instellingen worden begin 2017 door DUO aangeschreven met een instructie over het gebruik van XBRL.

5. Verduidelijking definitie criterium ‘aantal leerlingen, deelnemers of studenten’

In de huidige regeling is in de toelichting opgenomen dat voor het criterium ‘aantal leerlingen, deelnemers of studenten’ alleen de bekostigde leerlingen, deelnemers of studenten geteld worden. Dit staat echter niet expliciet in de bijlage bij artikel 3, tweede lid, van de regeling (onderdeel 1C). Om de rechtszekerheid te verhogen, wordt dit in de tekst toegevoegd.

Het betreft de leerlingen, deelnemers of studenten voor wie de rechtspersoon of instelling op grond van de onderwijswetten bekostiging ontvangt van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister van Economische Zaken. Indien instelling A de bekostiging ontvangt en doorzet naar instelling B, worden de leerlingen, deelnemers of studenten bij instelling A geteld. De reden hiervoor is dat dubbeltelling van leerlingen, deelnemers of studenten voorkomen wordt en dat deze gegevens goed verifieerbaar zijn.

6. Verduidelijking definitie criterium ‘aantal onderwijssoorten of sectoren’

In de huidige regeling is opgenomen dat een onderwijssoort of sector meetelt als deze onder de eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid op een onderwijsinstelling ‘wordt aangeboden’. Dit blijkt echter voor meerdere interpretaties vatbaar. Voornamelijk als instellingen samenwerkingsconstructies zijn aangegaan, bleek dit het geval. De definitie wordt hierop aangepast.

Een onderwijssoort of sector kan slechts bij één instelling worden meegeteld, ook bij samenwerkingsconstructies. Voor po, wec-onderwijs – onderwijssoort speciaal onderwijs, mbo, hbo en wo worden de schoolsoorten en sectoren geteld als voor die onderwijssoorten of sectoren bij de rechtspersoon of instelling leerlingen, deelnemers of studenten staan ingeschreven voor wie die rechtspersoon of instelling op grond van de onderwijswetten bekostiging ontvangt van de minister of de Minister van Economische Zaken. Voor het vo kan dat niet omdat leerlingen bij een startende school over het algemeen in het brugjaar staan ingeschreven en pas later op het vmbo, havo of vwo. In het vo tellen daarom de door de minister toegestane onderwijssoorten mee.

Als een vso-school geen zelfstandige examenlicenties heeft voor vmbo, havo of vwo dan telt alleen de onderwijssoort vso. Indien een vso-school examenlicenties heeft voor vmbo, havo of vwo worden deze geteld. Om dubbeltelling te voorkomen vervalt de schoolsoort vso in dat geval in de telling. Alleen als de vso-school ook voorziet in het uitstroomprofiel dagbesteding en/of arbeidsmarktgericht dan telt de onderwijssoort vso zelfstandig mee.

DUO publiceert jaarlijks voor het mbo een overzicht van de opleidingen met per opleiding de bijbehorende sector en het domein. Dit overzicht kan worden geraadpleegd op data.duo.nl (via achtereenvolgens de knoppen ‘databestanden’, ‘Middelbaar beroepsonderwijs’, ‘Crebo opleidingen’ en ‘01. Historisch overzicht van Crebo beroepsopleidingen’).

Zie: https://www.duo.nl/open_onderwijsdata/databestanden/mbo/crebo/crebo-1.jsp

Onderwijssoorten of sectoren die niet in deel 1, onderdeel 1C, van de bijlage bij de regeling worden genoemd, worden niet als aparte onderwijssoort of sector meegeteld. Indirect wegen deze sectoren mee via het criterium ‘totale baten’. Dit is bijvoorbeeld het geval voor contractonderwijs en vavo.

7. Gevolgen voor de uitvoering

De conceptregeling is ter consultatie voorgelegd aan de koepelorganisaties in het onderwijs, de bestuurdersverenigingen in het onderwijs, de toezichthoudersverenigingen in het onderwijs, de vakbonden in het onderwijs, de NPO, de Federatie Cultuur en de Vereniging van Nederlandse Orkesten. Daarnaast is de conceptregeling ter uitvoeringstoets voorgelegd aan het EAUT-panel3, aan DUO en via DUO aan de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Auditdienst Rijk (ADR).

Uit de externe consultatie bleek dat de meeste organisaties geen opmerkingen hadden bij de conceptregeling. Eén organisatie vindt het onduidelijk of vavo voor de bestuurlijke complexiteit meetelt als afzonderlijke onderwijssoort bij het mbo. Per abuis wekte het concept de indruk dat dit het geval zou zijn. De regeling verandert op dit punt echter niet. Vavo telt alleen indirect mee via het criterium ‘totale baten’. Een andere organisatie zag een probleem in de verduidelijking van de criteria ‘aantal leerlingen, deelnemers of studenten’ en ‘aantal onderwijssoorten of sectoren’. De aangepaste definitie zou onvoldoende flexibiliteit bieden om, in geval van samenwerking, te bepalen bij welke instelling een onderwijssoort of opleiding meetelt. De nieuwe definitie is echter objectiever en maakt de regeling beter controleerbaar. De formulering expliciteert wat in de WNT-regeling 2016 al was beoogd.

DUO acht de regeling uitvoerbaar en de ADR en de IvhO hadden geen opmerkingen bij de regeling. Enkele EAUT-panelleden gaven aan dat ze de wijze van indexeren en het naar boven afronden op een duizendtal te grof vinden. Op dit punt volgt de regeling (net als de WNT-regelingen van de andere departementen) de algemene WNT-indexeringswijze.

Ook is door EAUT-leden gereageerd op het conceptartikel over het gebruik van de geconsolideerde jaarrekening. In de conceptregeling was een artikel opgenomen waarin werd bepaald wanneer de geconsolideerde jaarrekening gebruikt mocht worden voor het bepalen van de bezoldigingsklasse. Met deze wijziging werd aangesloten bij de regeling van VWS. Uit de reacties van verschillende partijen bleek dat met de gekozen formulering echter niet het beoogde doel werd bereikt. Uiteindelijk is ervoor gekozen om dit conceptartikel te laten vervallen. Gekeken wordt of het wenselijk is in de regeling voor 2018 te regelen hoe gehandeld moet worden als sprake is van een groepsrelatie in de zin van het jaarrekeningenrecht. Voor het bepalen van de bezoldigingsklasse sluit deze regeling aan bij artikel 3d van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Hierin staat dat de jaarverslaggeving wordt opgesteld door het bevoegd gezag dat de onderwijsinstelling in stand houdt.

8. Administratieve lasten

Met deze wijziging van de regeling worden geen nieuwe informatieverplichtingen gecreëerd of geschrapt. De regeling heeft daarmee geen gevolgen voor de administratieve lasten.

9. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt op 1 januari 2017 in werking en wordt, in afwijking van de afspraken rond de invoeringstermijn van 2 maanden die is neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving (AR 174), conform de WNT in de maand november vastgesteld en gepubliceerd.

Voor alle WNT-instellingen binnen het OCW-domein – dus ook de cultuur- en media-instellingen – geschiedt de digitale aanlevering van de WNT-gegevens over verslagjaar 2016 per 2017 via XBRL bij DUO.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 1)

Het begrip ‘minister’ wordt in de regeling geïntroduceerd ten behoeve van de beknoptheid en leesbaarheid van de artikelen.

Artikel I, onderdeel B (artikel 1a)

Ter verduidelijking is opgenomen dat de regeling van toepassing is op rechtspersonen of instellingen waarop de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing is, voor zover de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderscheidenlijk, waar het de sector groen onderwijs betreft, de Minister van Economische Zaken de minister is wie het aangaat. Beperkingen op dit toepassingsbereik worden in de specifieke paragrafen vermeld (zie ook punt 2 van de algemene toelichting bij deze regeling).

Artikel I, onderdeel C (paragraaf 2)

Het artikel is redactioneel verduidelijkt.

Artikel I, onderdeel D (artikel 2)

Het betreft hier een beperking op het toepassingsbereik zoals ondergebracht in artikel 1a. Artikel 2 is daarom redactioneel verduidelijkt. Het tweede lid is aangepast, als gevolg van het vervallen van artikel 4.

Artikel I, onderdeel E (artikel 3)

Het (verlaagde) bezoldigingsmaximum per klasse is voor 2017 geïndexeerd met 0,6% (hetzelfde percentage als de verhoging van het algemene WNT-maximum) en vervolgens conform het algemene WNT-maximum afgerond op duizendtallen.

Artikel I, onderdeel F (artikel 4)

Artikel 4 is komen te vervallen. De inhoud van dit artikel is ondergebracht in het nieuwe artikel 5c. Een toelichting op de wijziging van dit artikel is bij het nieuwe artikel vermeld.

Artikel I, onderdeel G (artikel 5a)

Het betreft hier een beperking op het toepassingsbereik zoals ondergebracht in artikel 1a. Artikel 5a is daarom redactioneel verduidelijkt.

Artikel I, onderdeel H (artikel 5b)

De verlaagde maxima voor de cultuurfondsen zijn voor 2017 geïndexeerd met 0,6% (hetzelfde percentage als de verhoging van het algemene WNT-maximum) en vervolgens conform het algemene WNT-maximum afgerond op duizendtallen.

Artikel I, onderdeel I (paragraaf 2b en artikel 5c)

De in het artikel 5c geregelde aanlevering van gegevens rechtstreeks aan DUO geldt – in tegenstelling tot het oude artikel 4 – voor alle rechtspersonen en instellingen waarop de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing is, voor zover de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderscheidenlijk, waar het de sector groen onderwijs betreft, de Minister van Economische Zaken, de minister is wie het aangaat. Hiermee vervalt de verplichting om de gegevens aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verzenden.

Voor artikel 5c geldt dat de reikwijdte van dit artikel breder is dan het oude artikel 4. Dit is het gevolg van het voornemen om de algemene WNT-meldtool te beëindigen.

Artikel I, onderdeel J (de bijlage behorende bij artikel 3, tweede lid, van de regeling)

Subonderdelen 1 en 3, onder a en b

Deel 2 van de bijlage is van toepassing op rechtspersonen of instellingen die in het lopende jaar of in de drie voorafgaande jaren zijn opgericht, gefuseerd of gesplitst. Abusievelijk stond hier “korter dan vijf jaar geleden”. De formulering is redactioneel verduidelijkt door te noemen dat het moet gaan om rechtspersonen of instellingen die in het lopende jaar of de drie voorafgaande jaren zijn opgericht, gefuseerd of gesplitst.

Subonderdelen 2, onder a en b

Het betreft de leerlingen, deelnemers of studenten voor wie de rechtspersoon of instelling op grond van de onderwijswetten bekostiging ontvangt van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister van Economische Zaken. Indien instelling A de bekostiging voor leerlingen, deelnemers of studenten ontvangt en deze doorzet naar instelling B, mogen de leerlingen, deelnemers en studenten alleen worden meegewogen bij instelling A. Instelling A is immers de instelling die op grond van de wet bekostiging ontvangt voor die leerlingen, deelnemers, of studenten. Dit om te voorkomen dat zij bij meerdere instellingen kunnen meetellen bij het berekenen van de complexiteitspunten.

De wijziging die in onderdeel 1B van de bijlage wordt doorgevoerd werkt door in subonderdeel b, onderdelen 2A, 2B, 2C en 2D, van de bijlage in die zin dat in de situatie waarin niet kan worden uitgegaan van ‘bekostigde leerlingen, deelnemers, of studenten’, gekeken moet worden naar de rechtspersoon of instelling die – bestond hij langer – voor die leerlingen, deelnemers of studenten aanspraak had gehad op bekostiging door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister van Economische Zaken op grond van de onderwijswetten.

Subonderdeel 2, onder c

De definitie ‘het gewogen aantal onderwijssoorten of sectoren’ is verduidelijkt. Voor het primair onderwijs, wec-onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs geldt dat de aangeboden onderwijssoorten of sectoren alleen worden meegeteld als voor die onderwijssoorten of sectoren bij de rechtspersoon of instelling leerlingen, deelnemers of studenten staan ingeschreven voor wie die rechtspersoon of instelling op grond van de onderwijswetten bekostiging ontvangt van de minister of de Minister van Economische Zaken.

Bij het voortgezet onderwijs (pro, vmbo, havo, vwo) is ervoor gekozen uitsluitend de bij de instelling of rechtspersoon door de minister toegestane onderwijssoorten mee te tellen.

Als rechtspersonen of instellingen in het voortgezet speciaal onderwijs de zelfstandige examenlicenties meewegen dan mag de onderwijssoort ‘wec-onderwijs – onderwijssoort voortgezet speciaal onderwijs’ niet ook worden meegewogen tenzij de instelling ook voorziet in het uitstroomprofiel dagbesteding en/of arbeidsmarktgericht. Dit ter voorkoming dat onderwijssoorten dubbel kunnen meetellen bij het berekenen van de complexiteitspunten. Een vso-instelling die zelfstandige examenlicenties heeft op de niveaus havo en vwo en geen uitstroomprofielen heeft voor dagbesteding en arbeidsmarktgericht, telt bijvoorbeeld complexiteitspunten voor havo en vwo, maar niet voor vso.

Als sprake is van een samenwerking tussen rechtspersonen of instellingen dan geldt door bovengenoemde wijzigingen dat een onderwijssoort of sector slechts kan worden meegeteld bij een van die instellingen of rechtspersonen.

De benaming van de schoolsoorten is gecorrigeerd.

De wijziging die in onderdeel 1C van de bijlage wordt doorgevoerd werkt door in subonderdeel c, onderdelen 2A, 2B, 2C en 2D, van de bijlage in die zin dat in de situatie waarin niet kan worden uitgegaan van ‘bekostigde leerlingen, deelnemers, of studenten’, gekeken moet worden naar de rechtspersoon of instelling die – bestond hij langer – voor die leerlingen, deelnemers of studenten aanspraak had gehad op bekostiging door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister van Economische Zaken op grond van de onderwijswetten.

Subonderdeel 3, onder c, d, e en f

De kopjes van de onderdelen 2A, 2B, 2C en 2D zijn redactioneel verduidelijkt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt op 1 januari 2017 in werking. Voor de cultuur- en media-instellingen geschiedt de digitale aanlevering van de WNT-gegevens over verslagjaar 2016 per 2017 via XBRL bij DUO.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Laatstelijk openbaar gemaakt via www.internetconsultatie.nl/evaluatiewetwnt.

X Noot
2

XBRL (eXtensible Business Reporting Language) is een open standaard om via internet financiële gegevens uit te wisselen.

X Noot
3

Ex Ante UitvoeringsToets: extern WNT-panel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met onder andere accountants.

Naar boven