Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2016, 61855 | Algemeenverbindendverklaring van CAO-bepalingen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2016, 61855 | Algemeenverbindendverklaring van CAO-bepalingen |
Bouw & Infra 2016/2017
Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
UAW Nr. 11825
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van het Technisch Bureau Bouwnijverheid namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partijen ter ener zijde: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven, Aannemers Vereniging Metselwerken (AVM), Bond van Aannemers van Tegelwerken in Nederland (Bovatin), Vereniging van Steiger-, Hoogwerk- en Betonbekistingbedrijven (VSB), Vereniging van Infrabedrijven MKB INFRA, Boorinfo Branche Vereniging, Ondernemersorganisatie MKB Bouw, NVB, vereniging voor ontwikkelaars & bouwondernemers en Vereniging van Waterbouwers;
Partijen ter andere zijde: FNV en CNV Vakmensen.nl.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Bouw & Infra1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:
A
De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:
Artikel 2 lid 3 komt te luiden:
3. Uitzendondernemingen
Alle bepalingen van deze cao zijn tevens van toepassing op:
a. uitzendondernemingen die geen lid zijn van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) of de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) en die voor meer dan 50% van de Nederlandse loonsom op jaarbasis arbeidskrachten ter beschikking stellen aan werkgevers als bedoeld in artikel 1 lid 3 en/of lid 5.
In dit artikellid wordt met ‘Nederlandse loonsom’ bedoeld de loonsom van de arbeidskrachten van de uitzendonderneming indien en voor zover deze arbeidskrachten in Nederland arbeid verrichten (ook indien die arbeid slechts tijdelijk in Nederland zou worden verricht door de desbetreffende arbeidskracht);
b. uitzendondernemingen die onderdeel zijn van een concern dat rechtstreeks of door algemeenverbindendverklaring is gebonden aan deze cao;
c. paritair afgesproken arbeidspools.’
Artikel 6 komt te luiden:
1.
a. Wanneer de werkgever uitzendkrachten inleent van een uitzendonderneming die valt onder artikel 2 lid 3 sub a, b of c is hij verplicht zich ervan te vergewissen dat alle bepalingen uit deze cao worden nageleefd ten aanzien van de individuele arbeidsovereenkomsten van de uitzendkrachten die hij inleent. De werkgever dient hierover een afspraak te maken in de inleenovereenkomst met de uitzendonderneming.
b. Wanneer de werkgever uitzendkrachten inleent van een uitzendonderneming die niet valt onder artikel 2 lid 3 sub a, b of c is hij verplicht zich ervan te vergewissen dat de van toepassing zijnde bepalingen uit deze cao worden nageleefd ten aanzien van de individuele arbeidsovereenkomsten van de uitzendkrachten die hij inleent. De van toepassing zijnde bepalingen uit deze cao zijn nader uitgewerkt en verbijzonderd in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel en bijlage 2 van deze cao. De werkgever dient hierover een afspraak te maken in de inleenovereenkomst met de uitzendonderneming.
2. Onder vakkracht in bouwplaatsfuncties wordt in dit artikel verstaan de uitzendwerknemer die:
a. ingevolge een beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPVO) een opleiding volgt als bedoeld in artikel 42b en 42c; of
b. in het bezit is van een diploma of praktijkcertificaat van een opleiding als bedoeld in artikel 42a; of
c. als vakvolwassene een beroepsopleiding in de bouw volgt; of
d. binnen een periode van twee jaar in totaal twaalf maanden bouwwerkzaamheden in de zin van de cao Bouw & Infra heeft verricht (direct voorafgaande aan de aanvang van de uitzendarbeid of – zodra dit het geval is – gedurende het verrichten van de uitzendarbeid in de bouw).
3. Onder vakkracht in uta-functies wordt in dit artikel verstaan de uitzendwerknemer die:
a. in het bezit is van een diploma op ten minste niveau 2 van de beroepsopleidende leerweg (BOL) in een bouwtechnische richting; of
b. binnen een periode van twee jaar in totaal twaalf maanden uta-werkzaamheden in de zin van de cao Bouw & Infra heeft verricht (direct voorafgaande aan de aanvang van de uitzendarbeid of – zodra dit het geval is – gedurende het verrichten van de uitzendarbeid in de bouw).
4. Onder nieuwkomer in bouwplaatsfuncties en nieuwkomer in uta-functies wordt in dit artikel verstaan de uitzendwerknemer die ter beschikking wordt gesteld aan een onderneming die valt onder de werkingssfeer van deze cao en die niet valt onder de definitieomschrijving van een vakkracht als bedoeld in lid 2, respectievelijk lid 3.
5. Bij de invulling van de vergewisplicht als bedoeld in lid 1 sub b, moet de werkgever ervan uitgaan dat de uitzendkracht een vakkracht is, tenzij het aantoonbaar een nieuwkomer betreft. In dat geval dient de werkgever zich ervan te vergewissen dat de cao-bepalingen voor nieuwkomers worden toegepast op de uitzendkracht.
7. Bij de inleen van uitzendkrachten van in Nederland en in het buitenland gevestigde uitzendbureaus, mag alleen gebruik worden gemaakt van gecertificeerde uitzendbureaus in het Register Normering Arbeid.
8. Lid 7 is niet van toepassing in geval van (collegiaal) in- en uitlenen door bouwbedrijven of opleidingsbedrijven, alsmede ingeval uitzendbureaus deel uitmaken van bouwbedrijven of opleidingsbedrijven.’
Artikel 11 lid 4 komt te luiden:
Artikel 15 lid 2 komt te luiden:
2. Rechten van de werknemer voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten komen met de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst te vervallen en hebben dus geen nawerking. In plaats van die rechten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten, gelden de rechten voortvloeiend uit de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft aldus, voor zover deze de werknemer mindere aanspraken geeft dan eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten, voorrang op de voorgaande collectieve arbeidsovereenkomsten.
Voor zover de werknemer gunstigere aanspraken heeft op basis van individuele afspraken, anders dan door middel van geheel of gedeeltelijke contractuele incorporatie van collectieve arbeidsovereenkomsten danwel voorgaande avv-besluiten, worden die gunstigere aanspraken niet door deze collectieve arbeidsovereenkomst aangetast.’
Artikel 35a lid 10 sub a komt te luiden:
10. Vakantieopbouw tijdens ziekte
a. Bij arbeidsongeschiktheid bouwt de werknemer bovenwettelijke vakantiedagen op over de eerste zes maanden waarover hij zijn arbeid wegens de arbeidsongeschiktheid niet heeft kunnen verrichten. Na zes maanden arbeidsongeschiktheid bouwt de werknemer alleen bovenwettelijke vakantiedagen op over de uren dat hij arbeidsgeschikt is.’
Artikel 35b lid 9 sub a en sub b komen te luiden:
9. Vakantieopbouw tijdens ziekte
a. Bij arbeidsongeschiktheid bouwt de werknemer bovenwettelijke vakantiedagen op over de eerste zes maanden waarover hij zijn arbeid wegens de arbeidsongeschiktheid niet heeft kunnen verrichten. Na zes maanden arbeidsongeschiktheid bouwt de werknemer alleen bovenwettelijke vakantiedagen op over de uren dat hij arbeidsgeschikt is.
b. Vervallen.’
Artikel 36c lid 5 komt te luiden:
Artikel 36d lid 5 komt te luiden:
Artikel 44 komt te luiden:
Gedurende de looptijd van de cao ontvangt de werknemer de volgende structurele verhogingen van het vast overeengekomen loon c.q. salaris:
• Per 1 juli 2015 (m.i.v. loonperiode 8): 2,50%
• Per 1 januari 2016 (m.i.v. loonperiode 1): 1,50%
• Per 1 juli 2016 (m.i.v. loonperiode 8): 1,25%
• Per 1 januari 2017 (m.i.v. loonperiode 1): 0,25%’
Artikel 46b komt te luiden:
1. Aan de werknemer zal jaarlijks een vakantietoeslag worden betaald van ten minste 8% over het bij de werkgever in het vakantiejaar genoten salaris.
2. De uitbetaling van de vakantietoeslag zal uiterlijk plaatsvinden in de maand juni. Na afloop van het vakantierechtjaar 2015/2016, maar uiterlijk vanaf 1 juli 2016, vindt de uitbetaling van de vakantietoeslag plaats per loonbetalingsperiode van vier weken of een maand.
3. In afwijking van lid 2 kan de werkgever de vakantietoeslag eenmaal per jaar aan de werknemer uitbetalen. De werknemer ontvangt in dat geval uiterlijk in de maand juni 8% over het in het vakantiejaar genoten salaris, tenzij de werknemer:
• deelneemt aan het Tijdspaarfonds. In dat geval stort de werkgever per loonbetalingsperiode een tijdsevenredig bedrag in het Tijdspaarfonds; of
• schriftelijk aangeeft bij de werkgever dat hij de vakantietoeslag per loonbetalingsperiode bij het salaris wil ontvangen.
4. Indien de uta-werknemer deelneemt aan het Tijdspaarfonds, stort de werkgever per loonbetalingsperiode van vier weken of een maand een tijdsevenredig bedrag in het Tijdspaarfonds.’
Artikel 47a lid 2, lid 6 en lid 8 komen te luiden:
2. De jaarlijkse werkgeversbijdrage aan het individueel budget is als volgt samengesteld en wordt door de werkgever per loonbetalingsperiode van vier weken of een maand uitbetaald:
Bouwplaatswerknemer |
Uta-werknemer |
|
---|---|---|
Bovenwettelijke vakantiedagen |
5 dagen |
5 dagen |
Roostervrije dagen |
10 dagen |
5 dagen |
Kort verzuimdagen |
3 dagen |
3 dagen |
Totaal dagen |
18 dagen |
13 dagen |
Vakantietoeslag |
8,00% |
8,00% |
Totaal vakantietoeslag |
8,00% |
8,00% |
Vervallen scholingsdagen |
0,86% |
Nvt |
Levensloopbijdrage |
1,50% |
1,50% |
Budget afbouw seniorendagen en vermindering cao-fondsen |
0,85% |
0,06% |
Totaal Duurzame inzetbaarheid |
3,21%1 |
1,56%2 |
Op deze percentages wordt 1,5%-punt in mindering gebracht indien de werkgever, voor werknemers die deelnemen aan de levensloopregeling en doorsparen, de werkgeversbijdrage van 1,5% voor de levensloopregeling betaalt (artikel 48).
Op deze percentages wordt 1,5%-punt in mindering gebracht indien de werkgever, voor werknemers die deelnemen aan de levensloopregeling en doorsparen, de werkgeversbijdrage van 1,5% voor de levensloopregeling betaalt (artikel 48).
De jaarlijkse werkgeversbijdrage aan het individueel budget is per 1 januari 2017 als volgt samengesteld en wordt door de werkgever per loonbetalingsperiode van vier weken of een maand uitbetaald:
Bouwplaatswerknemer |
Uta-werknemer |
|
---|---|---|
Bovenwettelijke vakantiedagen |
5 dagen |
5 dagen |
Roostervrije dagen |
10 dagen |
5 dagen |
Kort verzuimdagen |
3 dagen |
3 dagen |
Totaal dagen |
18 dagen |
13 dagen |
Vakantietoeslag |
8,00% |
8,00% |
Totaal vakantietoeslag |
8,00% |
8,00% |
Vervallen scholingsdagen |
0,86% |
Nvt |
Levensloopbijdrage |
1,50% |
1,50% |
Budget afbouw seniorendagen en vermindering cao-fondsen |
1,04% |
0,30% |
Totaal Duurzame inzetbaarheid |
3,40%1 |
1,80%2 |
Op deze percentages wordt 1,5%-punt in mindering gebracht indien de werkgever, voor werknemers die deelnemen aan de levensloopregeling en doorsparen, de werkgeversbijdrage van 1,5% voor de levensloopregeling betaalt (artikel 48).
Op deze percentages wordt 1,5%-punt in mindering gebracht indien de werkgever, voor werknemers die deelnemen aan de levensloopregeling en doorsparen, de werkgeversbijdrage van 1,5% voor de levensloopregeling betaalt (artikel 48).
6. De bijdrage ‘Dagen’ wordt berekend via de volgende formule:
UL = het vast overeengekomen loon per uur, vermeerderd met de resultaten van een prestatiebevorderend systeem, toeslagen voor alle vormen van werken in ploegendiensten, de leermeester/instructeurstoeslag, de voorliedentoeslag, de toeslag verschoven uren tijwerk en de toeslag verschoven arbeidstijden Infra; voor uta-werknemers moet het maandsalaris worden teruggerekend naar een uursalaris.
AD = het voor de betreffende deelnemer geldende totaal van het aantal vakantie-, kortverzuim- en roostervrije dagen op jaarbasis. Het aantal dagen dat geldt voor werknemers van 55 jaar en ouder die een vierdaagse werkweek hebben op grond van artikel 26a of 26b, is gebaseerd op een volledige werkweek van vijf dagen.
AL = het aantal loonbetalingsperioden per jaar (12 of 13).
8. De bijdrage ‘Duurzame inzetbaarheid’ wordt berekend via de volgende formule:
UL = vast overeengekomen loon per uur; voor uta-werknemers moet het maandsalaris worden teruggerekend naar een uursalaris.
% = 3,21% voor bouwplaatswerknemers en 1,56% voor uta-werknemers. Op deze percentages wordt 1,5%-punt in mindering gebracht indien de werkgever, voor werknemers die deelnemen aan de levensloopregeling en doorsparen, de werkgeversbijdrage van 1,5% voor de levensloopregeling betaalt (artikel 48).
AL = het aantal loonbetalingsperioden per jaar (12 of 13).
Voor werknemers die in deeltijd werken moet op de uitkomst van deze formule nog de deeltijdfactor worden toegepast. Dit geldt niet voor werknemers van 55 jaar en ouder die een vierdaagse werkweek hebben op grond van artikel 26a of 26b.’
Artikel 61 komt te luiden:
1. Van elke werknemer wordt verwacht dat hij eenmaal in de vier jaar deelneemt aan een Duurzame Inzetbaarheids Analyse (DIA). Een DIA leidt tot een onafhankelijk advies over wat de werknemer kan doen om gemotiveerd en gezond te kunnen blijven deelnemen aan het arbeidsproces.
2. Volandis roept de werknemer op om aan de DIA deel te nemen. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid om daar aan deel te nemen.
3. Investeringen in duurzame inzetbaarheid die voortvloeien uit dit advies worden gefinancierd uit het individueel budget waarover werknemers per 1 januari 2016 de beschikking krijgen. Afhankelijk van de individuele situatie kan er sprake zijn van cofinanciering door de werkgever of door de bedrijfstak.’
Artikel 44 komt te luiden:
Gedurende de looptijd van de cao ontvangt de uitzendkracht de volgende structurele loonsverhogingen:
• Per 1 juli 2015 (m.i.v. loonperiode 8): 2,50%
• Per 1 januari 2016 (m.i.v. loonperiode 1): 1,50%
• Per 1 juli 2016 (m.i.v. loonperiode 8): 1,25%
• Per 1 januari 2017 (m.i.v. loonperiode 1): 0,25%’
Artikel 51 komt te luiden:
Integraal van toepassing. Met ‘de werknemer’ wordt de vakkracht bedoeld.’
Artikel 44 komt te luiden:
Gedurende de looptijd van de cao ontvangt de uitzendkracht de volgende structurele salarisverhogingen:
• Per 1 juli 2015 (m.i.v. loonperiode 8): 2,50%
• Per 1 januari 2016 (m.i.v. loonperiode 1): 1,50%
• Per 1 juli 2016 (m.i.v. loonperiode 8): 1,25%
• Per 1 januari 2017 (m.i.v. loonperiode 1): 0,25%’
Artikel 14 lid 1 komt te luiden:
1. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de statuten. Voor een besluit tot statutenwijziging is goedkeuring vereist van de organisaties die op grond van artikel 5 de bestuursleden van de stichting benoemen.’
Artikel 2 lid 5 komt te luiden:
5. De afdracht dagen wordt berekend via de volgende formule:
UL = het vast overeengekomen loon per uur, vermeerderd met de resultaten van een prestatiebevorderend systeem, toeslagen voor alle vormen van werken in ploegendiensten, de leermeester/instructeurstoeslag, de voorliedentoeslag, de toeslag verschoven uren tijwerk en de toeslag verschoven arbeidstijden Infra; voor uta-werknemers moet het maandsalaris worden teruggerekend naar een uursalaris.
AD = het voor de betreffende deelnemer geldende totaal van het aantal vakantie-, kortverzuim- en roostervrije dagen op jaarbasis, waarvan de geldswaarde wordt gestort in het Tijdspaarfonds. Het aantal dagen dat geldt voor werknemers van 55 jaar en ouder die een vierdaagse werkweek hebben op grond van artikel 26a of 26b, is gebaseerd op een volledige werkweek van vijf dagen.
AL = het aantal loonbetalingsperioden per jaar (12 of 13).’
De inloopschaal per 1 juli 2016 wordt ingevoegd en komt te luiden:
leeftijd |
1e halfjaar |
2e halfjaar |
---|---|---|
uur |
uur |
|
16 |
3,60 |
4,14 |
17 |
4,10 |
4,69 |
18 |
4,83 |
5,61 |
19 |
5,62 |
6,57 |
20 |
6,54 |
7,62 |
21 |
7,68 |
8,93 |
22 |
8,92 |
10,30 |
23 t/m 26 |
9,92 |
10,97 |
* De bouwplaatswerknemer tot en met 26 jaar die niet eerder in de bouw & infra heeft gewerkt, mag maximaal een jaar lang worden betaald volgens deze inloopschaal. Dit geldt niet voor de bouwplaatswerknemer die een vakopleiding in de bouw volgt of in het bezit is van een vakopleidingsdiploma.’
De inloopschaal per 1 juli 2016 wordt ingevoegd en komt te luiden:
periode |
Leeftijd |
|
---|---|---|
22 jaar |
23 jaar of ouder |
|
1e halfjaar |
1448,90 |
1621,85 |
2e halfjaar |
1591,21 |
1706,51 |
* De uta-werknemer van 22 jaar of ouder die langer dan acht maanden achter elkaar niet als werknemer heeft gewerkt, mag het eerste jaar worden betaald volgens deze inloopschaal.’
Bijlage 14 wordt toegevoegd en komt te luiden:
1. Onder ‘de cao’ wordt verstaan de cao Bouw & Infra. Daaronder wordt mede verstaan de cao BTER Bouw & Infra.
2. Onder ‘partijen bij de cao’ wordt verstaan de werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao Bouw & Infra en de cao BTER Bouw & Infra.
3. Onder ‘dispensatieverzoek’ wordt verstaan een verzoek tot dispensatie van een of meer bepalingen van de cao.
4. Onder ‘werkgever(s)’ wordt verstaan de werkgever als bedoeld in de cao.
5. Onder ‘werknemer(s)’ wordt verstaan de werknemer als bedoeld in de cao.
6. Onder ‘commissie’ wordt verstaan de Commissie Naleving.
7. Onder het ‘bureau’ wordt verstaan de Stichting Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid, kantoorhoudende te Harderwijk (Postbus 1128, 3840 BC Harderwijk).
1. Partijen bij de cao doen uitspraken over dispensatieverzoeken.
2. De Commissie Naleving is namens partijen bij de cao beslissingsbevoegd om uitspraken te doen.
1. Het bureau legt dispensatieverzoeken – voorzien van een aanbeveling – voor aan de Commissie Naleving.
2. De commissie bestaat uit 3 vertegenwoordigers van werkgeverszijde en 3 vertegenwoordigers van werknemerszijde van partijen bij de cao.
3. De werkgeversleden worden benoemd door Bouwend Nederland. Twee werknemersleden worden benoemd door FNV en één werknemerslid wordt benoemd door CNV Vakmensen.
4. De commissie wordt ondersteund door een of meer medewerkers van het bureau.
5. Het secretariaat wordt gevoerd door het bureau.
6. Besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid. Medewerkers van het bureau hebben geen stemrecht.
7. Voor het nemen van besluiten moeten ten minste één lid van werkgeverszijde en ten minste één lid van werknemerszijde aanwezig zijn.
8. Indien in een commissievergadering meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden – of omgekeerd –, dan brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.
9. Indien de commissie niet tot besluitvorming komt nadat een dispensatieverzoek twee keer is behandeld, wordt de zaak aan partijen bij de cao voorgelegd.
Alle betrokkenen bij een dispensatieverzoek zijn gehouden geheimhouding te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van hun betrokkenheid ter kennis komt.
1. Een dispensatieverzoek kan worden ingediend door iedere werkgever of werknemer dan wel groepen werkgevers en werknemers die menen dat de toepassing van deze bepalingen van de cao voor hem/haar/hun om gegronde redenen onmogelijk danwel onwenselijk is.
2. Om voor dispensatie in aanmerking te komen dient ten minste aan de volgende criteria te zijn voldaan:
a. de situatie van de verzoeker is (tijdelijk) zo afwijkend van hetgeen in de bedrijfstak gebruikelijk is, dat in redelijkheid niet van verzoeker kan worden gevergd dat (een deel van) de cao (bepalingen) onverkort word(t)(en) toegepast;
b. het afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket is tot stand gekomen tussen partijen die voldoende representatief zijn en onafhankelijk van elkaar;
c. het afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket is tot stand gekomen in samenspraak met ten minste een van de werknemersorganisaties die rechtstreeks betrokken zijn bij de cao dan wel met een werknemersorganisatie die aangesloten is bij dezelfde vakcentrales als die waarbij werknemersorganisaties betrokken bij de cao zijn aangesloten;
d. het gehele arbeidsvoorwaardenpakket is ten minste gelijkwaardig aan het arbeidsvoorwaardenpakket van de cao.
3. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij het bureau onder vermelding van ‘Dispensatie’.
4. Het verzoek dient ten minste te vermelden:
a. naam en adres van de verzoeker;
b. ondertekening door de verzoeker;
c. een nauwkeurige beschrijving van de aard en het bereik van het dispensatieverzoek, met in ieder geval vermelding van de cao-bepaling(en) waarop het verzoek zich richt;
d. een nauwkeurige omschrijving van de feiten en argumenten van verzoeker waarom dispensatie zou moeten worden verleend;
e. een concreet en gemotiveerd voorstel inzake de na de dispensatie van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden en de gelijkwaardigheid daarvan aan de cao;
f. de dagtekening.
5. De verzoeker verschaft desgevraagd binnen een daartoe aangegeven termijn (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn en waarover hij of zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
6. De verzoeker kan zich door een gemachtigde laten bijstaan of vertegenwoordigen. Van een gemachtigde kan een schriftelijke machtiging worden verlangd, tenzij de gemachtigde advocaat of procureur is.
Een verzoek wordt niet in behandeling genomen wanneer, nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld om het verzoek aan te vullen, de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek.
De verzoeker ontvangt van het bureau binnen twee weken na ontvangst van het verzoek danwel na ontvangst van de (aanvullende) gevraagde gegevens en bescheiden, bericht van het in behandeling nemen van het verzoek en ontvangt daarbij een exemplaar van dit reglement.
1. De commissie doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken nadat het verzoek in behandeling is genomen, uitspraak. De commissie kan deze termijn eenmaal met acht weken verlengen. Het bureau deelt de uitspraak schriftelijk en gemotiveerd mede aan de verzoeker.
2. De uitspraak is bindend.
1. Wanneer de dispensatieverzoeker zich niet kan vinden in de gevolgde procedure, kan de dispensatieverzoeker hierover een klacht indienen.
2. De klacht wordt schriftelijk ingediend bij het bureau onder vermelding van ‘Klacht dispensatieprocedure’ en dient ten minste te vermelden:
a. naam en adres van de indiener;
b. ondertekening door de indiener;
c. een onderbouwing van de klacht over de gevolgde procedure;
d. de dagtekening.
3. De termijn voor het indienen van een klacht bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak schriftelijk bekend is gemaakt als bedoeld in artikel 8. Een na afloop van deze termijn ingediende klacht, is niet-ontvankelijk en wordt derhalve niet in behandeling genomen.
4. Een klacht kan tevens niet ontvankelijk worden verklaard indien het niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in lid 2 van dit artikel, mits de indiener van de klacht nog eenmaal de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken. Nader uitstel wordt niet verleend.
5. De klacht zal door cao-partijen binnen acht weken nadat deze aan de eisen zoals gesteld in lid 2 van dit artikel voldoet, worden afgehandeld. Cao-partijen kunnen deze termijn eenmaal met acht weken verlengen. Het bureau deelt het besluit van cao-partijen schriftelijk en gemotiveerd mede aan de indiener van de klacht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-61855.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.