Autorisatiebesluit InAdmin N.V., Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

Datum: 24 december 2014

Kenmerk: 2014-0000677494

In het verzoek van 21 februari 2014, 2014-0000153547, heeft InAdmin N.V. namens de in bijlage I genoemde premiepensioeninstellingen verzocht om autorisatie voor de systematische verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen in verband met de uitvoering van uitvoeringsovereenkomsten als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.3 van de Wet basisregistratie personen en artikel 39 van het Besluit basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten.

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de premiepensioeninstelling:

de in bijlage I genoemde premiepensioeninstellingen;

b. de Wet BRP:

de Wet basisregistratie personen;

c. het Besluit BRP:

het Besluit basisregistratie personen;

d. de basisregistratie personen:

de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van de Wet BRP;

e. de systematische verstrekking:

de systematische verstrekking, bedoeld in artikel 1.1, onder g, van de Wet BRP;

f. de systeembeschrijving:

de systeembeschrijving, bedoeld in artikel 1 van het Besluit BRP;

g. de persoonslijst:

de persoonslijst, bedoeld in artikel 1.1, onder c, van de Wet BRP;

h. de ingeschrevene:

de ingeschrevene, bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet BRP;

i. autorisatietabelregel:

de tabel ten behoeve van de systematische verstrekking van gegevens;

j. de afnemersindicatie:

de codering die de premiepensioeninstelling aanduidt in verband met de uitvoering van dit besluit en die is vermeld in de autorisatietabelregel;

k. de spontane verstrekking van gegevens:

de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder a, van het Besluit BRP;

l. de verstrekking van gegevens op verzoek:

de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder c, van het Besluit BRP, waarbij het aantal personen waarover informatie wordt verstrekt per verzoek ten hoogste tien bedraagt;

m. een actueel gegeven:

een gegeven dat overeenkomstig de systeembeschrijving als actueel gegeven in de basisregistratie personen is vermeld;

n. een infrastructurele wijziging:

een wijziging van de categorie Verblijfplaats die overeenkomstig de systeembeschrijving wordt beschouwd als een infrastructurele wijziging;

o. het Agentschap BPR:

het Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

p. een infrastructurele wijziging:

een wijziging van de categorie Verblijfplaats die overeenkomstig de systeembeschrijving wordt beschouwd als een infrastructurele wijziging;

q. een uitvoeringsovereenkomst:

de uitvoeringsovereenkomst, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;

r. pensioenuitkering:

de pensioenuitkering, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

s. pensioendeelnemer:

de pensioendeelnemer, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

t. premiepensioenvordering:

de premiepensioenvordering, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

Paragraaf 2. De spontane verstrekking van gegevens aan de premiepensioeninstelling

Artikel 2

  • 1. Zodra de afnemersindicatie bij de persoonslijst van een ingeschrevene is opgenomen worden aan de premiepensioeninstelling eenmaal de gegevens verstrekt die zijn opgenomen in bijlagen II en III uit voor zover deze gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst van de ingeschrevene.

  • 2. Indien een gegeven dat is opgenomen in bijlage II op de persoonslijst van een ingeschrevene wordt gewijzigd, verwijderd of opgenomen en de afnemersindicatie als actuele aanduiding bij deze persoonslijst is vermeld, krijgt de premiepensioeninstelling deze wijziging, verwijdering of opname van het gegeven verstrekt.

  • 3. De verstrekking bevat bij de wijziging van een gegeven het gegeven zoals dit luidde voor de wijziging en het gegeven zoals dit luidt na de wijziging. Bij een verwijdering van een gegeven bevat de verstrekking het verwijderde gegeven. Bij een eerste opneming van een gegeven op de persoonslijst bevat de verstrekking het opgenomen gegeven. De verstrekking bevat tevens het administratienummer van de ingeschrevene, dat als actueel gegeven op de persoonslijst is vermeld.

  • 4. De verstrekking aan de premiepensioeninstelling naar aanleiding van de wijziging van het administratienummer van de ingeschrevene bevat een set identificerende gegevens en de ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Persoon. De verstrekking vindt plaats overeenkomstig hetgeen is bepaald in de systeembeschrijving.

Artikel 3

  • 1. De afnemersindicatie wordt op verzoek van de premiepensioeninstelling bij de persoonslijst van een ingeschrevene opgenomen. De premiepensioeninstelling verzoekt slechts om de opneming, indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens over:

    • a. een ingeschrevene die een premiepensioenvordering heeft, of

    • b. een ingeschrevene aan wie de premiepensioeninstelling informatie verstrekt, ter uitvoering van de artikelen 38 tot en met 44 van de Pensioenwet.

  • 2. De afnemersindicatie wordt niet bij de persoonslijst van een ingeschrevene opgenomen, indien de afnemersindicatie reeds als actuele aanduiding bij de persoonslijst van de ingeschrevene is vermeld.

Artikel 4

De afnemersindicatie wordt op verzoek van de premiepensioeninstelling verwijderd als actuele aanduiding bij de persoonslijst van een ingeschrevene. De premiepensioeninstelling verzoekt in ieder geval om de verwijdering, indien:

  • a. een ingeschrevene geen premiepensioenvordering heeft, of

  • b. een ingeschreven geen informatie ontvangt van de premiepensioeninstelling, ter uitvoering van de artikelen 38 tot en met 44 van de Pensioenwet.

Paragraaf 3. De verstrekking van gegevens op verzoek aan de Premiepensioeninstelling

Artikel 5

  • 1. Aan de premiepensioeninstelling wordt op haar verzoek een gegeven verstrekt dat is vermeld op de persoonslijst van een ingeschrevene, indien het een gegeven betreft dat is opgenomen in bijlage IV en V bij dit besluit.

  • 2. De premiepensioeninstelling verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in bijlage IV dit besluit, indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens over:

    • a. een ingeschrevene die een premiepensioenvordering heeft;

    • b. een ingeschrevene aan wie de premiepensioeninstelling informatie verstrekt, ter uitvoering van de artikelen 38 tot en met 44 van de Pensioenwet, of

    • c. een ingeschrevene van wie de premiepensioeninstelling onderzoekt of deze ingeschrevene een premiepensioenvordering heeft.

  • 3. De premiepensioeninstelling verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in bijlage V bij dit besluit, indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens over een ingeschrevene die in het pensioenreglement van de premiepensioeninstelling als wees een geldelijke aanspraak heeft ten opzichte van de premiepensioeninstelling, en als wees geen rechten kan ontlenen aan een nabestaandenpensioen.

  • 4. Aan de premiepensioeninstelling worden geen gegevens verstrekt, indien een of meer van de gegevens waarvan de premiepensioeninstelling bij zijn verzoek gebruik heeft gemaakt, niet is opgenomen in bijlage IV of V bij dit besluit.

Paragraaf 4. Overige verstrekkingen aan de premiepensioeninstelling

Artikel 6

  • 1. Indien de gegevensverstrekking die op grond van dit besluit aan de premiepensioeninstelling dient plaats te vinden niet of op onjuiste wijze is geschied, wordt dit overeenkomstig hetgeen hierover is geregeld in de systeembeschrijving hersteld. Indien de afnemersindicatie ten onrechte niet bij een persoonslijst is geplaatst, ten onrechte is verwijderd of ten onrechte niet is verwijderd wordt dit hersteld overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de systeembeschrijving.

  • 2. Indien een verstrekking aan de premiepensioeninstelling op grond van dit besluit een gegeven betreft dat op onjuistheid wordt of is onderzocht, bevat de verstrekking naast dit gegeven tevens de gegevens over dat onderzoek. Indien de afnemersindicatie als actuele aanduiding bij de persoonslijst is vermeld worden tevens gegevens over het begin, de wijziging of de beëindiging van het onderzoek zelf verstrekt.

  • 3. Indien de spontane verstrekking van gegevens aan de premiepensioeninstelling een gegeven bevat waarbij “indicatie onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” is vermeld, bevat de verstrekking tevens deze indicatie. De overige verstrekkingen aan de premiepensioeninstelling die plaatsvinden op grond van dit besluit bevatten geen gegevens waarbij “indicatie onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” is vermeld.

  • 4. Indien aan de premiepensioeninstelling gegevens worden verstrekt van een persoonslijst waarvan de bijhouding is opgeschort, bevat de verstrekking tevens de gegevens omtrent de reden en de datum van de opschorting, alsmede, voor zover deze gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, gegevens over de verificatie en de aanlevering van de verstrekte gegevens.

  • 5. Bij de afvoering van een persoonslijst uit de basisregistratie personen worden aan de premiepensioeninstelling, indien de code “fout” als omschrijving reden opschorting bijhouding op de persoonslijst is vermeld en de afnemersindicatie als actuele aanduiding bij de persoonslijst is vermeld, de volgende gegevens verstrekt:

    • a. A-nummer persoon;

    • b. omschrijving reden opschorting bijhouding;

    • c. datum opschorting bijhouding.

Paragraaf 5. De verzending en de ontvangst van berichten

Artikel 7

Indien als gevolg van infrastructurele wijzigingen aan de premie-pensioeninstelling op grond van dit besluit gegevens moeten worden verstrekt, kan de premiepensioeninstelling met het Agentschap BPR overeenkomen dat de gegevens niet worden verstrekt. De overeenstemming tussen het Agentschap BPR en de premiepensioeninstelling wordt schriftelijk vastgelegd.

Artikel 8

Nadat schriftelijke overeenstemming is bereikt met het Agentschap BPR kan de premiepensioeninstelling gebruik maken van een alternatief medium als bedoeld in de systeembeschrijving bij verstrekking van gegevens als bedoeld in paragraaf 2 en in geval van verstrekking van gegevens als gevolg van infrastructurele wijzigingen.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 9

  • 1. De premiepensioeninstelling verstrekt aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld alle nieuw gebleken informatie die betrekking heeft op hetgeen geregeld is in dit besluit.

  • 2. Deze informatie betreft in ieder geval wijzigingen in:

    • a. de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de premiepensioeninstelling;

    • b. de regelgeving ten aanzien van de taak of de wijze van uitvoering van de taak van de premiepensioeninstelling;

    • c. de gegevens uit de basisregistratie personen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van de premiepensioeninstelling.

Artikel 10

Het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 maart 2014, 2014-0000154927, wordt ingetrokken.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Het besluit en de bijlagen bij het besluit worden gepubliceerd in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 24 december 2014

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze, G.M. Keijzer-Baldé Directeur Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit daartegen per brief bezwaar maken bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Postbus 10451, 2501 HL Den Haag. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend, voorzien zijn van een datum alsmede de naam en het adres van de indiener en dient vergezeld te gaan van de gronden waarop het bezwaar berust en, zo mogelijk, een afschrift van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.

BIJLAGE I

Bijlage bij artikel 1 van dit besluit.

APG – ABN AMRO Pensioeninstelling N.V.

Stichting International Pension Solutions

BIJLAGE II

Bijlage bij artikel 2 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.20

Adellijke titel/predicaat persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

01.61.10

Aanduiding naamgebruik

   

05

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

05.01.10

A-nummer echtgenoot/geregistreerd partner

05.01.20

Burgerservicenummer echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.10

Voornamen echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.20

Adellijke titel/predicaat echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.40

Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.03.10

Geboortedatum echtgenoot/geregistreerd partner

05.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

05.07.10

Datum ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

05.07.40

Reden ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.10.20

Gemeentedeel

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

08.11.10

Straatnaam

08.11.15

Naam openbare ruimte

08.11.20

Huisnummer

08.11.30

Huisletter

08.11.40

Huisnummertoevoeging

08.11.50

Aanduiding bij huisnummer

08.11.60

Postcode

08.11.70

Woonplaatsnaam

08.11.80

Identificatiecode verblijfplaats

08.11.90

Identificatiecode nummeraanduiding

08.12.10

Locatiebeschrijving

08.13.10

Land adres buitenland

08.13.20

Datum aanvang adres buitenland

08.13.30

Regel 1 adres buitenland

08.13.40

Regel 2 adres buitenland

08.13.50

Regel 3 adres buitenland

BIJLAGE III

Bijlage bij artikel 2 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

55

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

55.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

BIJLAGE IV

Bijlage bij artikel 5 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

01

PERSOON

   

01.01.10

A-nummer persoon

01.01.20

Burgerservicenummer persoon

01.02.10

Voornamen persoon

01.02.20

Adellijke titel/predicaat persoon

01.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

01.02.40

Geslachtsnaam persoon

01.03.10

Geboortedatum persoon

01.03.20

Geboorteplaats persoon

01.03.30

Geboorteland persoon

01.04.10

Geslachtsaanduiding

01.61.10

Aanduiding naamgebruik

01.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Persoon

   

51

PERSOON

   

51.02.10

Voornamen persoon

51.02.20

Adellijke titel/predicaat persoon

51.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam persoon

51.02.40

Geslachtsnaam persoon

51.04.10

Geslachtsaanduiding

51.61.10

Aanduiding naamgebruik

51.85.10

Ingangsdatum geldigheid met betrekking tot de elementen van de categorie Persoon

   

04

NATIONALITEIT

   

04.05.10

Nationaliteit

   

05

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

05.01.10

A-nummer echtgenoot/geregistreerd partner

05.01.20

Burgerservicenummer echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.10

Voornamen echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.20

Adellijke titel/predicaat echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.02.40

Geslachtsnaam echtgenoot/geregistreerd partner

05.03.10

Geboortedatum echtgenoot/geregistreerd partner

05.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

05.07.10

Datum ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

05.07.40

Reden ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap

   

55

HUWELIJK/GEREGISTREERD PARTNERSCHAP

   

55.06.10

Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap

   

06

OVERLIJDEN

   

06.08.10

Datum overlijden

   

07

INSCHRIJVING

   

07.70.10

Indicatie geheim

   

08

VERBLIJFPLAATS

   

08.09.10

Gemeente van inschrijving

08.10.20

Gemeentedeel

08.10.30

Datum aanvang adreshouding

08.11.10

Straatnaam

08.11.15

Naam openbare ruimte

08.11.20

Huisnummer

08.11.30

Huisletter

08.11.40

Huisnummertoevoeging

08.11.50

Aanduiding bij huisnummer

08.11.60

Postcode

08.11.70

Woonplaatsnaam

08.11.80

Identificatiecode verblijfplaats

08.11.90

Identificatiecode nummeraanduiding

08.12.10

Locatiebeschrijving

08.13.10

Land adres buitenland

08.13.20

Datum aanvang adres buitenland

08.13.30

Regel 1 adres buitenland

08.13.40

Regel 2 adres buitenland

08.13.50

Regel 3 adres buitenland

   

58

VERBLIJFPLAATS

   

58.09.10

Gemeente van inschrijving

58.10.20

Gemeentedeel

58.10.30

Datum aanvang adreshouding

58.11.10

Straatnaam

58.11.15

Naam openbare ruimte

58.11.20

Huisnummer

58.11.30

Huisletter

58.11.40

Huisnummertoevoeging

58.11.50

Aanduiding bij huisnummer

58.11.60

Postcode

58.11.70

Woonplaatsnaam

58.11.80

Identificatiecode verblijfplaats

58.11.90

Identificatiecode nummeraanduiding

58.12.10

Locatiebeschrijving

58.13.10

Land adres buitenland

58.13.20

Datum aanvang adres buitenland

58.13.30

Regel 1 adres buitenland

58.13.40

Regel 2 adres buitenland

58.13.50

Regel 3 adres buitenland

BIJLAGE V

Bijlage bij artikel 5 van dit besluit.

RUBRIEK

OMSCHRIJVING

   

09

KIND

   

09.01.10

A-nummer kind

09.01.20

Burgerservicenummer kind

09.02.10

Voornamen kind

09.02.30

Voorvoegsel geslachtsnaam kind

09.02.40

Geslachtsnaam kind

09.03.10

Geboortedatum kind

TOELICHTING

1. Algemeen

Inleiding

De Wet basisregistratie personen (Wet BRP) vormt de juridische basis voor de basisregistratie personen. In de basisregistratie personen zijn persoonsgegevens opgeslagen in de vorm van persoonslijsten.

De basisregistratie personen bevat gegevens over personen die zijn ingeschreven bij een van de gemeenten in Nederland. De gemeenten houden deze gegevens bij.

Verder zijn in de basisregistratie personen gegevens opgenomen van personen die buiten Nederland woonachtig zijn, zogenoemde niet-ingezetenen. Gegevens van niet-ingezetenen worden bijgehouden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze registratie van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen wordt aangeduid als de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Over niet-ingezetenen wordt een beperkter aantal gegevens bijgehouden dan over ingezetenen. De gegevens in de RNI zijn niet aangemerkt als authentieke gegevens. Gegevens over niet-ingezetenen kunnen namelijk minder gemakkelijk actueel gehouden worden dan gegevens over ingezetenen.

De Wet BRP biedt de grondslag voor systematische gegevensverstrekking over ingezetenen en niet-ingezetenen aan overheidsorganen en daartoe aangewezen andere organisaties. Bij de systematische verstrekking worden vanuit een centraal bestand op geautomatiseerde wijze persoonsgegevens uit de basisregistratie personen verstrekt.

Organisaties die in aanmerking komen voor systematische gegevensverstrekking

Allereerst komen overheidsorganen in aanmerking voor systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen. Daarnaast kunnen ook organisaties die werkzaamheden verrichten met een gewichtig maatschappelijk belang daarvoor in aanmerking komen, indien deze werkzaamheden en deze organisaties op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP zijn aangewezen. Voorts voorziet artikel 3.13 Wet BRP in systematische gegevensverstrekking aan onderzoeksinstellingen. Waar in het vervolg van deze toelichting zal worden gesproken over "de afnemer" worden daarmee zowel overheidsorganen als derden als onderzoeksinstellingen bedoeld.

Het autorisatiebesluit

Afnemers die systematisch gegevens verstrekt willen krijgen uit de basisregistratie personen dienen hiertoe een verzoek in bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het verzoek wordt gedaan in de vorm van een autorisatieaanvraagformulier. In dit formulier is aangegeven welke gegevens, over welke personen en voor welke taken de aanvrager op systematische wijze verstrekt wenst te krijgen. Het verzoek wordt getoetst, waarbij wordt uitgegaan van de beoordelingscriteria zoals deze zijn neergelegd in de Wet BRP en het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP). Onder meer bepalend is of en in hoeverre de verstrekking van de gegevens noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taak van de aanvrager. Hierbij wordt steeds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen, van wie de aanvrager gegevens verstrekt wenst te krijgen, gewaarborgd.

Na toetsing van het autorisatieverzoek wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een autorisatiebesluit ten behoeve van de aanvrager genomen. In dit autorisatiebesluit wordt bepaald welke gegevens over welke categorieën van personen en in welke gevallen aan de afnemer worden verstrekt. Aan het autorisatiebesluit kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van een zorgvuldige en doelmatige gegevensverstrekking.

Het autorisatiebesluit wordt voor zover mogelijk technisch vertaald in een zogenoemde autorisatietabelregel. Aan de hand van de autorisatietabelregel wordt de geautoriseerde afnemer herkend en kan de gegevensverstrekking vanuit de basisregistratie personen geautomatiseerd afgewikkeld worden.

2. Toelichting op de wijzen van verstrekken

De systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Op grond van dit besluit vindt de verstrekking op de volgende manieren plaats:

De spontane verstrekking van gegevens

Met behulp van de spontane verstrekking van gegevens kan een afnemer zijn eigen bestand actueel houden. De afnemer wordt met behulp van deze gegevensverstrekking op de hoogte gehouden van mutaties in de gegevens van de personen die tot de doelgroep van de afnemer behoren. Om de spontane verstrekking mogelijk te maken moeten de persoonslijsten van deze personen worden gemarkeerd. De markering vindt plaats door het opnemen van de afnemersindicatie van de afnemer bij de betreffende persoonslijst.

De spontane verstrekking betreft een vastgestelde (sub)set van gegevens van een persoonslijst. Zodra de afnemersindicatie van een afnemer bij een persoonslijst is geplaatst krijgt deze afnemer eenmalig de gehele set gegevens verstrekt. Hierna krijgt de afnemer, indien een van de in de set opgenomen gegevens wijzigt, het oude en het nieuwe gegeven verstrekt. Bij opname van een gegeven bevat de verstrekking het nieuwe gegeven, bij verwijdering van een gegeven bevat de verstrekking het verwijderde gegeven.

Afnemersindicaties kunnen op drie verschillende wijzen bij een persoonslijst worden geplaatst. In de eerste plaats op verzoek van een afnemer. Ten tweede door middel van een selectie: eenmalig of periodiek worden afnemersindicaties geplaatst bij persoonslijsten die aan een bepaalde voorwaarde voldoen. Ten derde door middel van sleutelrubrieken, waarbij een afnemersindicatie bij de persoonslijst wordt opgenomen indien een bepaald gegeven op de persoonslijst van een persoon wordt opgenomen of gewijzigd en de desbetreffende persoonslijst na die wijziging of opneming aan één of meer gestelde voorwaarden voldoet.

De afnemersindicatie wordt niet bij een persoonslijst geplaatst als dezelfde afnemersindicatie reeds als actuele aanduiding bij de persoonslijst is opgenomen.

In het geval dat een ingeschrevene over wie gegevens verstrekt worden niet (meer) behoort tot de doelgroep dient bij de persoonslijst van die ingeschrevene geen afnemersindicatie (meer) voor te komen. Dit betekent dat de afnemer de verplichting heeft de eerder geplaatste afnemersindicatie te laten verwijderen. De afnemersindicatie blijft als historische aanduiding bij de persoonslijst van de ingeschrevene staan.

De verstrekking op verzoek

Een afnemer kan op verzoek een set gegevens van een persoonslijst verstrekt krijgen. In het autorisatiebesluit is opgenomen welke gegevens van welke categorieën personen mogen worden opgevraagd

Overige verstrekkingen

Door technische problemen kan het voorkomen dat het berichtenverkeer in een bepaalde periode niet of niet juist heeft plaatsgevonden. Ook kan voorkomen dat afnemersindicaties ten onrechte zijn verwijderd of niet zijn opgenomen. Om dit te herstellen wordt een zogenaamd “herstelbericht” verstuurd. Tevens worden de ontbrekende afnemersindicaties (opnieuw) geplaatst of verwijderd.

Indien een onderzoek is ingesteld of afgerond naar een gegeven of een verzameling van gegevens, wordt hiervan melding gedaan.

Op een persoonslijst kan bij historische gegevens de indicatie “onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” geplaatst worden. Deze gegevens zijn foutief en worden daarom in principe niet verstrekt. Uitzondering hierop is de spontane verstrekking die het gevolg is van de correctie van het foutieve gegeven. Deze spontane verstrekking vindt wel plaats, waarbij met het oude gegeven dat wordt verstrekt tevens de indicatie “onjuist dan wel strijdigheid met de openbare orde” wordt meeverstrekt.

Indien gegevens worden opgevraagd van een persoonslijst die is opgeschort, hetgeen ondermeer gebeurt indien een ingeschrevene is overleden of geëmigreerd, worden de reden en datum opschorting bijhouding van de persoonslijst meeverstrekt. Bij verstrekking van gegevens van een persoonslijst van een niet-ingezetene, is het van belang om aan te geven wanneer de gegevens op de persoonslijst geverifieerd zijn en welke organisatie de in een categorie opgenomen gegevens heeft aangeleverd. Om dit te bereiken, worden de verificatiegegevens of de gegevens over de aanleverende organisatie, voor zover die gegevens zijn opgenomen op de persoonslijst, meeverstrekt als er gegevens worden verstrekt uit een categorie waarin die gegevensgroepen voorkomen.

Een persoonslijst die ten onrechte in de basisregistratie personen is opgenomen, wordt afgevoerd. Bij afvoering worden de reden en datum opschorting bijhouding van de persoonslijst en het administratienummer van de ingeschrevene verstrekt.

3. De verzending en ontvangst van berichten

Onder infrastructurele wijziging wordt verstaan een gemeentenaamswijziging, een samenvoeging van gemeenten, een opdeling van een gemeente in een aantal nieuwe gemeenten of een gemeentedeelwijziging. Door een infrastructurele wijziging kan een groot aantal persoonslijsten gewijzigd worden met als gevolg dat aan de afnemer gegevens worden verstrekt. Het is mogelijk dat de afnemer geen behoefte heeft aan de ontvangst van deze gegevens of deze gegevens op andere wijze verstrekt wenst te krijgen. Om de verstrekking van overbodige gegevens te voorkomen, maakt het besluit het mogelijk dat overeengekomen wordt dat deze gegevens niet of op andere wijze worden verstrekt.

Over de verstrekking van gegevens via alternatieve media, al dan niet naar aanleiding van infrastructurele wijzigingen, over de leverings- en selectiedata en over andere relevante onderwerpen dient overeenstemming te zijn met het Agentschap BPR.

4. De Pensioenuitvoerder (bijlage I)

Dit besluit is een autorisatiebesluit dat is genomen ten behoeve van het administratiekantoor InAdmin N.V. Premiepensioeninstelling, dat de pensioenadministratie uitvoert voor de in bijlage I opgenoemde premiepensioeninstellingen en in dit besluit verder wordt aangeduid als “de premiepensioeninstelling”.

De premiepensioeninstelling is ingevolge artikel 39 van het Besluit BRP aangewezen als derde die in aanmerking komt voor de systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen.

Kenmerkend voor een premiepensioeninstelling is dat zij weliswaar pensioenregelingen uitvoert, maar daarbij geen risico’s mag verzekeren, zoals langlevenrisico, overlijdensrisico en arbeidsongeschiktheidsrisico.

De premiepensioeninstelling is louter bedoeld voor de uitvoering van zogeheten ‘beschikbare-premieregelingen’ – ook ‘defined contribution’ genoemd – en dan nog slechts tijdens de opbouwfase. Doordat naar Nederlands arbeidsrecht pensioen in beginsel een levenslange uitkering moet zijn, moet de premiepensioeninstelling aan het einde van de opbouwfase de opgebouwde waarde overdragen aan een pensioenuitvoerder die wel genoemd risico’s mag verzekeren, zoals een pensioenverzekeraar.

De premiepensioeninstelling is een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet die ingevolge artikel 39 van het Besluit basisregistratie personen is aangewezen als bijzondere derde. De premiepensioeninstelling komt in aanmerking voor systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen.

De wettelijke grondslag voor autorisatie van de premiepensioeninstelling in ruime zin is “de pensioenovereenkomst” als bedoeld in de Pensioenwet (hierna: PW). De wettelijke grondslag in enge zin is “de uitvoeringsovereenkomst” als bedoeld in de PW, die een werkgever met de premiepensioeninstelling heeft gesloten.

Beide overeenkomsten worden hieronder kort uitgelegd.

De pensioenovereenkomst

Een afspraak tussen werkgever en werknemer over een uitkering bij ouderdom, bij arbeidsongeschiktheid of bij overlijden is een afspraak over pensioen in de zin van de PW. Een dergelijke mondelinge of schriftelijke afspraak is een pensioenovereenkomst.

Wettelijke definitie in de PW: hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen over het pensioen.

Werkgever en werknemer zijn vrij om de inhoud te bepalen van de overeenkomst. De PW verplicht wel tot afspraken over duur van de uitkering, bescherming opgebouwde aanspraken, leeftijdsopbouw, ontslag, demotie e.d.

De werkgever mag de pensioenovereenkomst niet zelf uitvoeren, maar moet deze onderbrengen bij een pensioenuitvoerder (onderbrengingsplicht). Dit ter waarborging dat de opgebouwde gelden niet voor andere doeleinden dan pensioen worden gebruikt. Pensioenuitvoerders zijn pensioenfondsen, prepensioenfondsen, vroegpensioenfondsen, pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen. In de PW is het de werkgever zelf die de pensioenovereenkomst moet onderbrengen bij een pensioenuitvoerder. Er bestaat geen pensioenplicht in de PW. Wel wordt in veel gevallen verondersteld dat er een (aanbod tot een) pensioenovereenkomst is. De enkele verwijzing naar een pensioenreglement in een arbeidscontract is al voldoende om een pensioenovereenkomst te veronderstellen.

De uitvoeringsovereenkomst

Wettelijke definitie in de PW: de overeenkomst tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten.

In de uitvoeringsovereenkomst moeten ten minste de volgende vijf onderwerpen voorkomen:

  • Omzetting pensioenovereenkomst in pensioenreglement (pensioenregeling);

  • Financiële relatie werkgever en premiepensioeninstelling;

  • Toeslagbeleid;

  • Vermogenstekorten en vermogensoverschotten;

  • Informatieverstrekking werkgever aan premiepensioeninstelling.

In de pensioenovereenkomst hebben werkgever en werknemer afspraken gemaakt over een uitkering bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden van de werknemer. Uit het pensioenreglement van de pensioenuitvoerder ontleent de werknemer (als deelnemer) zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten. Voor wat betreft de premiepensioeninstelling bestaat de aanspraak uit een recht op een bepaald kapitaal dat op de pensioenleeftijd moet worden onder gebracht bij een pensioenverzekeraar. Dit wordt ook wel premiepensioenvordering genoemd. Zie ook definitie bij artikel 1.

4.1. Taken van de premiepensioeninstelling

De taak van de premiepensioeninstelling is zoals boven aangegeven uitsluitend het door middel van de ingelegde premies van de deelnemers opbouwen van een belegd kapitaal. De deelnemers en gewezen deelnemers hebben hiermee een zogenaamde premiepensioenvordering (zie ook artikel 1 van dit besluit)

Tevens verplicht de pensioenwet in de artikelen 38 tot en met 44 de premiepensioeninstellings uitdrukkelijk bepaalde informatie aan de deelnemers en gewezen deelnemer te verstrekken. Zo moet periodiek een pensioenoverzicht (UPO) verstuurd worden aar de deelnemers, gewezen deelnemers (slapers) en gewezen partners.

Wanneer de pensioendeelnemer met pensioen gaat wordt de waarde van het belegde kapitaal bij een pensioenverzekeraar ondergebracht. Aan de verzekerde, voormalige deelnemer, wordt vervolgens maandelijks een pensioenbedrag uitgekeerd (pensioenuitkering).

De premiepensioeninstelling mag geen risico’s verzekeren, zoals langlevenrisico, overlijdensrisico en arbeidsongeschiktheidsrisico. Dit betekent dat de premiepensioeninstelling geen ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en een arbeidsongeschiktheidspensioen uitvoert zoals een pensioenverzekeraar.

De doelgroep bestaat uit de deelnemers zelf (premiebetalers) en gewezen deelnemers (slapers). Tot de doelgroep behoren ook de gewezen partners van de deelnemer. Deze hebben na scheiding recht op een bijzonder partnerpensioen of een recht op pensioenverevening. De premiepensioeninstelling moet een gedeelte van het opgebouwde pensioenkapitaal bestemmen voor de aankoop van deze pensioenrechten. De premiepensioeninstelling moet daarom weten wie deze gewezen partners zijn.

In de praktijk treedt de premiepensioeninstelling vaak ook op als gemachtigde van een pensioenverzekeraar die ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen uitvoert voor de deelnemer van een premiepensioeninstelling.

Deze pensioenverzekeraar heeft als bijzondere derde recht op systematische gegevensverstrekking uit de basisregistratie personen. Daarvoor kan de pensioenverzekeraar zelf of de premiepensioeninstelling als gemachtigde een zelfstandige autorisatie en aansluiting krijgen op de basisregistratie personen.

In het onderhavige besluit wordt de premiepensioeninstelling niet voor deze verzekeringstaken geautoriseerd.

4.2. Wijzen van verstrekken aan de premie- pensioeninstelling

De premiepensioeninstelling krijgt de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vervulling van de hierboven beschreven taken op systematische wijze verstrekt uit de basisregistratie personen. De systematische verstrekking aan de premiepensioeninstelling vindt plaats door middel van spontane gegevensverstrekking en gegevensverstrekking op verzoek.

De spontane verstrekking van gegevens aan de premiepensioeninstelling

De premiepensioeninstelling krijgt spontane verstrekking van gegevens die zijn opgenomen in bijlage II en III.

De doelgroep van wie spontaan gegevens worden verstrekt zijn degenen die een zogenaamde premiepensioenvordering hebben. Dit is een vordering die een pensioendeelnemer, gewezen deelnemer of gewezen partner heeft op de premiepensioeninstelling vanwege een toegezegde pensioenuitkering. Zie ook de definities bij artikel 1 van dit besluit.

Het is noodzakelijk dagelijks een actueel beeld te hebben van deze doelgroep in verband met het feit dat bepaalde gebeurtenissen zoals overlijden gevolgen hebben voor de rechten en verplichtingen van de betrokken partijen in een pensioenregeling.

Tevens verplicht de pensioenwet in de artikelen 38 tot en met 44 de premiepensioeninstellings bepaalde informatie aan de deelnemers, gewezen deelnemer en gewezen partners te verstrekken. Zo moet onder meer periodiek een pensioenoverzicht (UPO) verstuurd worden.

Afnemersindicaties kunnen bij deze doelgroep worden geplaatst op verzoek van de premiepensioeninstelling.

In het geval dat een ingeschrevene over wie gegevens verstrekt worden geen premiepensioenvordering meer heeft, dient bij de persoonslijst van die ingeschrevene geen afnemersindicatie (meer) voor te komen van de premiepensioeninstelling. Hetzelfde geldt wanneer de premiepensioeninstelling geen informatie meer behoeft te verzenden aan de doelgroep. Wanneer deze situatie zich voordoet verzoekt de premiepensioeninstelling de eerder geplaatste afnemersindicatie te verwijderen.

De verstrekking van gegevens op verzoek aan de premiepensioeninstelling

De premiepensioeninstelling mag tevens op verzoek gegevens opvragen uit de basisregistratie personen. Het betreft dezelfde personen bij wie een afnemersindicatie mag worden geplaatst. Daarnaast mogen gegevens worden gevraagd over personen die menen een premiepensioenvordering te hebben. Deze claim wordt door de premiepensioeninstelling onderzocht op juistheid.

De gegevens die verstrekt kunnen worden zijn opgenomen in bijlage IV en V.

4.3. Toelichting te verstrekken gegevens

Bij wijziging van een in bijlage II vermeld gegeven op de persoonslijst van een ingeschrevene met de afnemersindicatie van de premiepensioeninstelling, wordt aan de premiepensioeninstelling het oude en het nieuwe gegeven van die persoonslijst verstrekt. In bijlage II zijn gegevens opgenomen over de categorieën Persoon, Huwelijk/geregistreerd partnerschap, Overlijden en Verblijfplaats.

De gegevens uit de categorie Persoon zijn noodzakelijk om een persoon te kunnen aanschrijven, voor eenduidige identificatie van een persoon en om eventueel een persoon te kunnen traceren in het buitenland.

De grondslag voor het gebruik van het burgerservicenummer is artikel 94 van de Pensioenwet dat bepaalt dat de premiepensioeninstelling dit gegeven mag opnemen in haar administratie. Daarnaast kan het gegeven dienen ter identificatie van de deelnemers.

De gegevens over huwelijkssluiting (05.06.10) en huwelijksontbinding (05.07.10) worden verstrekt om de duur van een huwelijk/geregistreerd partnerschap vast te kunnen stellen. De ex-partner van een deelnemer heeft namelijk recht op een deel van het opgebouwde pensioenkapitaal bij de premiepensioeninstelling. Daarmee kan de ex-partner een bijzonder partnerpensioen aankopen.

Het gegeven burgerservicenummer (BSN) echtgenoot/geregistreerd partner (05.01.20) wordt gebruikt ter identificatie van de echtgenoot/geregistreerd partner.

Het gegeven Reden ontbinding huwelijk/geregistreerd partnerschap (05.07.40) wordt verstrekt, zodat de premiepensioeninstellingen weten of er sprake is van een scheiding of een overlijden. Bij scheiding heeft de gewezen partner recht op partnerpensioen en een deel van het opgebouwde pensioenkapitaal. De premiepensioeninstelling moet weten wie de gewezen partner is.

Het gegeven Datum overlijden (06.08.10) is noodzakelijk ter voorkoming van het aanschrijven van overleden deelnemers en gewezen deelnemers (slapers).

De premiepensioeninstelling krijgt tevens het gegeven Indicatie geheim (07.70.10) verstrekt. Met dit gegeven wordt aangeduid of een ingeschrevene de gemeente heeft verzocht om zijn of haar gegevens niet te verstrekken aan bepaalde derden. Indien dit het geval is, kan de premiepensioeninstelling aanvullende maatregelen treffen om de privacy van de ingeschrevene te waarborgen.

Gegevens uit de categorie Verblijfplaats zijn noodzakelijk om een persoon te kunnen aanschrijven, voor eenduidige identificatie van een persoon en om eventueel een persoon te kunnen traceren in het buitenland.

De gegevens Land adres buitenland, Datum aanvang adres buitenland, Regel 1 adres buitenland, Regel 2 adres buitenland en Regel 3 adres buitenland (08.13.10, 08.13.20, 08.13.30, 08.13.40 en 08.13.50) zijn gegevens van niet- ingezetenen, die bijgehouden worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De verstrekking van deze gegevens is noodzakelijk om de niet-ingezetenen in het buitenland te kunnen traceren.

Bij plaatsing van een afnemersindicatie wordt tevens het gegeven Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerd partnerschap (55.06.10) uit bijlage II verstrekt. Dit gegeven is noodzakelijk voor de berekening van de duur van een huwelijk/ geregistreerd partnerschap.

De verstrekking van gegevens op verzoek aan de premiepensioeninstelling

De gegevensset die de premiepensioeninstelling op verzoek kan vragen is ruimer dan de spontane set. De reden hiervoor is dat de premiepensioeninstelling op verzoek gericht afzonderlijke gegevens kan opvragen die voor een specifieke situatie noodzakelijk zijn. Voor zover de reden van verstrekking niet reeds bij de toelichting op de spontane verstrekking is gegeven, volgt hieronder de reden van verstrekking van bepaalde overige gegevens uit bijlage IV.

De historische gegevens van categorie 51 Persoon kunnen van belang zijn voor een eenduidige identificatie van een deelnemer in verband met wijzigingen van deze gegevens in de periode dat men slaper was, bijvoorbeeld als een persoon van naam of van geslacht is veranderd. Tevens kan door middel van deze historische gegevens een dubbele inschrijving van een deelnemer worden voorkomen.

Het historisch gegeven Datum huwelijkssluiting/aangaan geregistreerde partnerschap (55.06.10) wordt verstrekt om de duur van een huwelijk te kunnen vaststellen.

De historische verblijfplaatsgegevens buitenland (58.13.10, 58.13.20, 58.13.30, 58.13.40 en 58.13.50) zijn gegevens van niet- ingezetenen, die bijgehouden worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De historische verblijfplaatsgegevens uit categorie 58 worden verstrekt voor het geval de pensioenuitvoerder met oude adresgegevens van een deelnemer wordt geconfronteerd die de werkgever heeft opgegeven.

Gegevens van het kind (bijlage V) worden verstrekt om de premiepensioeninstelling in staat te stellen mogelijk wezen te traceren die een geldelijke aanspraak hebben op grond van het pensioenreglement van de premiepensioeninstelling. De gegevens worden niet verstrekt wanneer er een nabestaandenpensioen is voor de wees.

5. Inlichtingenplicht

Teneinde de autorisatie actueel te houden dient de premiepensioeninstelling tijdig inlichtingen te verschaffen over wijzigingen die zich voordoen in zijn taak, in de regelingen waarop die taak is gebaseerd of wijzigingen in de gegevens uit een basisadministratie die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die taak. Het is de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de premiepensioeninstelling om deze informatie onverwijld kenbaar te maken aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eventuele gevolgen van onjuistheden in de autorisatie als gevolg van het niet of niet tijdig doorgeven van dergelijke wijzigingen komen voor de verantwoordelijkheid van de premiepensioeninstelling.

6. Wijzigingen

Met dit besluit wordt het autorisatiebesluit van 21 maart 2014, 2014-0000154927, ingetrokken. Deze intrekking is het gevolg van het overgaan van APG-ABN AMRO Pensioeninstelling N.V. naar administratiekantoor In Admin N.V. Premiepensioeninstelling en het toevoegen van Stichting International Pension Solutions aan bijlage I.

7. Publicatie

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Het besluit wordt tevens geplaatst op de internetpagina van Agentschap BPR, www.bprbzk.nl.

Naar boven