Hardinxveld-Giessendam: verkeersbesluit tot het treffen van diverse verkeersmaatregelen t.h.v. halte Boven-Hardinxveld en het aanwijzen van de rijwielpaden langs de Parallelweg als verplicht fietspad

Logo Hardinxveld-Giessendam

Zaaknr: 052314695

Burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam;

gelet op artikel 18, eerste lid, onder d. van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994);

gelet op artikel 2 van de WVW 1994;

mede gelet op de bepalingen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), de bepalingen van het Besluit Administratieve Bepalingen voor het Wegverkeer (BABW) en overige bepalingen van de WVW 1994;

overwegende:

 

dat de gemeenteraad bij besluit van 21 juni 2012 het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) heeft vastgesteld, waarin het wegennet van de gemeente Hardinxveld wordt gecategoriseerd;

dat de Parallelweg (het gedeelte buiten de bebouwde kom) is gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom, alwaar een maximumsnelheid geldt van 60 km/h;

dat aan de Parallelweg ter hoogte van de huisnummers 157 tot en met 167 een nieuwe halte van de Merwede-Lingelijn is gerealiseerd;

dat het bij deze halte behorende voorplein doorloopt over de Parallelweg;

snelheid

dat op dit voorplein veel verkeersbewegingen plaatsvinden, te weten afslaande auto’s richting halte en richting woningen, fietsers die van het tweezijdige fietspad aan de noordzijde ter hoogte van het voorplein moeten oversteken naar het ten zuiden van de Parallelweg gelegen enkelzijdige fietspad richting Boven-Hardinxveld en overstekende voetgangers richting de halte;

dat het voorplein is aangelegd op een plateau om deze bijzondere plaats te accentueren;

dat de helling van het plateau in 2014 extra is aangezet door middel van prefab betonnen elementen, die een meer snelheidsverlagend effect hebben;

dat uit een gehouden snelheidsmeting is gebleken dat de gemiddelde snelheid ter hoogte van het plateau ligt op 32 km/h en dat 85% van de verkeersdeelnemers (V85) een snelheid rijdt van 43 km/h;

dat uit metingen blijkt dat de gemiddelde snelheid op 35 meter van het plateau met 39 km/h beduidend hoger ligt en dat op deze plaats 85% van de verkeersdeelnemers rond de 47 km/h rijdt;

dat uit de metingen blijkt dat het plateau daadwerkelijk een snelheidsverlagend effect heeft;

dat het uit het oogpunt van de verkeersveiligheid wenselijk is om ter hoogte van de halte de maximumsnelheid te verlagen naar 30 km/h;

dat hiervoor het volgende in overweging wordt genomen:

  • a.

    de gereden snelheden ter hoogte van het plateau benaderen de maximumsnelheid van 30 km/h;

  • b.

    de Parallelweg is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom, om de snelheid te verlagen is het een logische keuze om aansluiting te zoeken bij de maximumsnelheid voor dit type weg binnen de bebouwde kom;

  • c.

    er vinden veel verkeersbewegingen plaats waardoor een lagere maximumsnelheid noodzakelijk is;

  • d.

    het instellen van een adviessnelheid zal leiden tot een hogere gereden snelheid, omdat het hierbij behorende blauwe bord minder afschrikt;

  • e.

    het passeren van de prefab betonnen elementen met een hogere snelheid kan leiden tot schade aan de auto;

  • f.

    dat het passeren van de prefab betonnen elementen met een lagere snelheid minder trillingen veroorzaakt voor de in de nabijheid gelegen woningen. Dat de nabijgelegen woningen allemaal onderheid zijn, waardoor overlast vanwege trillingen is te verwaarlozen;

  • g.

    de politie heeft in vooroverleg aangegeven dat de weg niet goed is ingericht en niet voldoet aan de kenmerken die horen bij een 30 km/h-gebied, waardoor de snelheid niet goed kan worden gehandhaafd. Geaccepteerd wordt dat door de politie een lage handhavingsprioriteit aan dit punt wordt gegeven;

  • h.

    uit een gehouden conflictobservatie met camera blijkt ook dat het plateau met lage snelheid wordt gepasseerd, waardoor verkeersdeelnemers voldoende tijd hebben om op elkaar te anticiperen en bij potentiële conflicten voldoende tijd hebben om in te grijpen;

dat de maximumsnelheid kan worden bereikt door het instellen van een ‘zone 30’ zodat ook de toegangswegen naar de woningen en de parkeerplaats bij de halte binnen dit snelheidsregime vallen;

voorrang

dat de kruising in de Parallelweg ter hoogte van de halte Boven-Hardinxveld is vormgegeven als gelijkwaardige kruising;

dat hieraan de volgende overwegingen ten grondslag hebben gelegen:

  • a.

    bij een gelijkwaardige kruising hebben bestuurders van rechts voorrang;

  • b.

    bestuurders op de Parallelweg zijn daardoor genoodzaakt meer oplettend te rijden, omdat voorrang moet worden verleend aan bestuurders die van rechts komen;

  • c.

    binnen de uitgangspunten van Duurzaam Veilig is bij kruisende erftoegangswegen een gelijkwaardige kruising de wenselijke inrichtingsvorm;

dat in de praktijk de toegangsweg naar het station niet wordt (h)erkend als straat van rechts, waardoor conflictpunten kunnen ontstaan;

dat fietsers die richting Boven-Hardinxveld op het plateau oversteken, geen voorrang hebben, omdat zij, ondanks dat zij moeten oversteken, rechtdoorgaandverkeer op dezelfde weg zijn, hetgeen door de gemiddelde weggebruiker niet wordt onderkend;

dat een onderzoek is gedaan naar het verkeersgedrag op deze kruising door middel van conflictobservatie met camera;

dat het belangrijkste knelpunt op de onderzoekslocatie is dat bestuurders van rechts voorrang hebben, in combinatie met de (verplichte) oversteek van fietsers van het tweerichtingen fietspad naar het éénrichtingfietspad;

dat voor het gemotoriseerde verkeer dat uit oostelijke richting het kruispunt nadert, deze fietsers weliswaar van rechts(voor) komen, maar dat hier tegelijkertijd de regel geldt dat “bestuurders die afslaan, het verkeer dat hen op dezelfde weg tegemoet komt, voor moeten laten gaan”;

dat afslaande (schuin overstekende) fietsers het rechtdoor gaande gemotoriseerde verkeer aldus voorlaten gaan;

dat niet alle verkeersdeelnemers zich dit lijken te realiseren, hetgeen soms leidt tot (lichte) conflictsituaties;

dat aan automobilisten die het parkeerterrein verlaten, door bestuurders die uit oostelijke richting het kruispunt naderen, vaak geen voorrang wordt verleend;

dat ondanks de (extra) aanwezige bebording waarmee de regel “rechts gaat voor” nog eens wordt benadrukt, het doorgaande verkeer toch vaak voorrang neemt;

dat daarbij moet worden aangetekend dat automobilisten die het parkeerterrein verlaten, vaak ook geen voorrang (durven te) nemen;

dat de verkeerssituatie blijkbaar ‘voelt’ als een uitrit en dat veel verkeersdeelnemers zich ook zo gedragen;

dat conflicten tussen gemotoriseerd verkeer dat het parkeerterrein verlaat en gemotoriseerd verkeer op de Parallelweg niet zijn geconstateerd;

dat, om onduidelijkheden in de voorrangssituatie weg te nemen, het de voorkeur heeft om de voorrang met verkeersborden en haaientanden te regelen, zodat het verkeer op de Parallelweg voorrang krijgt op het verkeer vanuit de zijwegen;

dat ook voor de schuin overstekende fietsers door het aanbrengen van haaientanden voor de rijbaan in één oogopslag duidelijk is dat zij het verkeer op de Parallelweg voor moeten laten gaan;

dat er in de praktijk door het instellen van voorrang weinig verandert aan de verkeerssituatie:

  • a.

    verkeer vanaf het parkeerterrein moet voortaan voorrang verlenen aan het verkeer op de Parallelweg (maar dat gebeurt in de huidige situatie ook al vaak);

  • b.

    schuin overstekende fietsers moeten voorrang verlenen aan rechtdoorgaand verkeer op de Parallelweg (maar dat moet in de huidige situatie ook al; door het instellen van voorrang wordt dit enkel verduidelijkt);

  • c.

    verkeer vanaf de parallelweg waaraan enkele woningen liggen, moeten voortaan voorrang verlenen aan doorgaand verkeer op de Parallelweg (maar het betreft slechts een beperkt aantal bestuurders per dag);

dat het instellen van een voorrangsregeling nauwelijks nadelige effecten heeft: de snelheid van het verkeer op de Parallelweg zal niet of nauwelijks omhoog gaan, aangezien het plateau de snelheid zal blijven remmen; zeker wanneer de maximumsnelheid 30 km/h blijft;

verplichte rijrichting

dat fietsers in oostelijke richting op het plateau over dienen te steken;

dat dit kan worden verduidelijkt door de aanwezigheid van een middengeleider waarop twee zuiltjes met een dwangpijl zijn aangebracht;

dat hierdoor wordt aangegeven dat het zuiltje aan de rechterkant moet worden gepasseerd;

parkeren

dat op het voorplein bij de halte Boven-Hardinxveld een parkeerterrein is gerealiseerd;

dat het uit het oogpunt van toegankelijk openbaar vervoer en een goed voor- en natransport voor minder validen, op het parkeerterrein één algemene gehandicaptenparkeerplaats is gerealiseerd;

dat deze algemene gehandicaptenparkeerplaats door middel van bebording is aangeduid;

fietspad

dat het fietspad langs de Parallelweg is aangeduid als onverplicht fietspad, hetgeen betekent dat snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met ingeschakelde motor verplicht worden op de rijbaan te rijden;

dat het snelheidsverschil tussen snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met ingeschakelde motor ten opzichte van het overige gemotoriseerde verkeer zo groot is dat daarmee de verkeersveiligheid in gevaar komt;

dat het daarom wenselijk is om beide groepen verkeersdeelnemers een plaats op het fietspad te geven;

dat dit mogelijk is door het aanwijzen van de langs de Parallelweg gelegen vrijliggende fietspaden als verplicht fietspad;

dat door de aanwijzing van de vrijliggende rijwielpaden als verplicht fietspad, alle bebording dient te worden vervangen en een volledig bordenplan kan worden gerealiseerd;

dat het betreffende weggedeelte in beheer en onderhoud is bij de gemeente Hardinxveld-Giessendam en gelegen is zowel binnen als buiten de bebouwde kom “Hardinxveld-Giessendam”;

dat op grond van artikel 24 van het BABW overleg heeft plaatsgehad met de Districtelijk vakadviseur verkeer van de Politie, Eenheid Rotterdam, District Zuid-Holland-Zuid;

dat voornoemde vakadviseur d.d. 17 mei 2016 schriftelijk heeft bericht dat tegen de voorgenomen verkeersmaatregel geen bezwaar bestaat; met uitzondering van de beoogde maatregelen met betrekking tot het instellen van een 30 km/h-zone op het betrokken weggedeelte;

30 km/h-zone

dat van politiezijde is meegewogen dat bij de totstandkoming van dit verkeersadvies is meegewogen dat bij de inrichting van de 30 km/h-wegen en gebieden in eerste instantie de wettelijke bepalingen van de uitvoeringsvoorschriften BABW in acht genomen dienen te worden;

dat de Uitvoeringsvoorschriften BABW voor 30 km/h-gebieden in het kort op het volgende neer komen:

  • a.

    de wegen hebben voornamelijk een verblijfsfunctie;

  • b.

    de in te stellen maximumsnelheid dient in overeenstemming te zijn met het wegbeeld ter plaatse;. Dit betekent dat waar nodig de omstandigheden op zodanige manier zijn aangepast dat de beoogde snelheid redelijkerwijs voortvloeit uit de aard en de inrichting van de betrokken weg en van zijn omgeving;

  • c.

    om te voorkomen dat de verblijfsfunctie wordt aangetast door een relatief hoge intensiteit van gemotoriseerd verkeer, moet de weg, waar nodig worden aangepast;

  • d.

    met het oog op snelheidsbeperking en/of attentieverhoging moet extra aandacht worden besteed aan potentieel gevaarlijke punten zoals: plaatsen waar voetgangers oversteken, kruispunten met een hoofdroute voor fietsers en eventuele bromfietsers en kruispunten waar de voorrang met borden is geregeld;

  • e.

    de overgangen naar een andere maximumsnelheid moeten door hun constructie duidelijk herkenbaar zijn;

  • f.

    indien de overgang naar een hogere maximumsnelheid binnen 20 m van een kruisende weg ligt, moet de voorrang geregeld zijn met verkeerstekens of moet er een uitritconstructie aanwezig zijn, tenzij de betrokken kruisende weg geschikt is om te zijner tijd in het betrokken gebied te worden opgenomen;

  • g.

    het regelen van de voorrang in verblijfsgebieden moet worden voorkomen en is alleen toegestaan bij: solitaire busbanen, solitaire fiets/bromfietspaden, hoofdfietsroutes die duidelijk herkenbaar zijn (bijvoorbeeld fietsstroken) en waarop slechts beperkt gemotoriseerd verkeer wordt toegelaten;

dat bij de totstandkoming van dit verkeersadvies van politiezijde is meegewogen dat de geldende richtlijnen van een duurzaam verblijfsgebied een in te stellen maximumsnelheid dient te zijn, welke in overeenstemming is met het wegbeeld ter plaatse. Van politiezijde wordt aandacht gevraagd voor het (landelijke) uitgangspunt dat het bij het inrichten van een weg en/of gebied met een 30 km/h-regime, er zodanige infrastructurele aanpassingen zijn toegepast dat de betrokken zone zelf handhavend is. Indien de wegbeheerder niet over de middelen of mogelijkheden beschikt om volledige infrastructurele aanpassingen te doen, is het niet gewenst om een 30 km/h-zone in te stellen. Ondanks het realiseren van een aantal fysieke maatregelen op het betrokken weggedeelte is de inrichting zodanig sober uitgevoerd dat het gewenste rijgedrag van de weggebruiker niet conform het (landelijke) uitgangspunt is;

dat in reactie op het politieadvies wordt opgemerkt dat de gemeente een grote beleidsvrijheid heeft ten aanzien van het nemen van verkeersbesluiten;

dat een politie-advies op grond van artikel 24 BABW niet bindend is;

dat uit een verkeerstelling is gebleken dat de inrichting van de weg een duidelijk snelheidsremmend effect heeft en dat de maximumsnelheid van 30 km/h wordt benaderd;

dat ter hoogte van de halte Boven-Hardinxveld meerdere oversteekbewegingen plaatsvinden, waardoor een lagere maximumsnelheid op zijn plaats is om de verkeersveiligheid te vergroten;

dat voor de overige motivatie wordt verwezen naar de overwegingen die eerder in dit verkeersbesluit zijn genoemd;

dat het gelet op bovenstaande motivatie gerechtvaardigd is om ondanks het negatieve advies van de politie toch een 30 km/h-zone in te stellen;

voorrang

dat bij de totstandkoming van dit verkeersadvies van politiezijde is meegewogen dat de thans geldende verkeersmaatregelen niet in overeenstemming zijn met de huidige vormgeving van de kruising Parallelweg-Halte Boven-Hardinxveld. De huidige vormgeving is verwarrend en (mogelijk) onduidelijk voor het verkeer, waardoor verkeersonveilige situaties ontstaan of zouden kunnen ontstaan. Van politiezijde wordt opgemerkt dat uit het oogpunt van eenduidigheid en geldende richtlijnen, aangaande een erftoegangsweg, het niet wenselijk is om afwijkende voorrangsregelingen in te stellen. Echter, uit het oogpunt van verkeersveiligheid en duidelijkheid, betreffende het voorrangsregime op de betrokken kruising, is dat, met de huidige vormgeving, daarentegen wel wenselijk;

Algemene gehandicaptenparkeerplaats

dat bij de totstandkoming van dit verkeersadvies van politiezijde is meegewogen het spoorwegstation beter bereikbaar te maken voor gehandicapten. Op dit moment is er geen gereserveerde parkeerplaats beschikbaar. Dat het op deze, buiten de bebouwde kom gelegen weg wenselijk is dat er een gehandicaptenparkeerplaats wordt gerealiseerd voor de treinpassagiers, die in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart. Tevens is meegewogen dat, gezien de parkeerdruk ter plaatse, de kans aanwezig is dat de parkeervakken regelmatig zijn bezet;

Verplicht fietspad

dat bij de totstandkoming van dit verkeersadvies van politiezijde is meegewogen dat langs de Parallelweg vrij liggende fietspaden zijn gelegen, welke zijn aangeduid als onverplicht fietspad. Snorfietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met ingeschakelde (hulp)motor zijn hierdoor verplicht om op de rijbaan te rijden. Het snelheidsverschil tussen deze doelgroepen ten opzichte van het overige gemotoriseerde verkeer is zo groot dat daarmee de verkeersveiligheid in gevaar komt. Daarom is het wenselijk om beide groepen verkeersdeelnemers een plaats op het ‘verplichte’ fietspad te geven;

dat door de genomen maatregelen, met uitzondering van het instellen van een 30 km/h-zone, de vrijheid van het verkeer op deze, binnen en buiten de bebouwde kom gelegen weg, zoveel mogelijk wordt gewaarborgd, voldoende wordt bevorderd en de veiligheid op de weg wordt verzekerd.

dat de verkeerscommissie, als adviescommissie aan het college, heeft in haar vergadering van 29 februari 2016 unaniem positief geadviseerd over de te treffen verkeersmaatregelen;

dat uit het oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding en als service het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage heeft gelegen;

dat eenieder de mogelijkheid heeft gehad om gedurende de inzagetermijn een zienswijze in te dienen;

dat van deze mogelijkheid geen gebruik is gemaakt;

 

b e s l u i t e n :

  • 1.

    door plaatsing van de borden A1 en A2 (30 km/h) van bijlage 1 van het RVV 1990, met daarboven het woord ‘zone’ voor de Parallelweg ter hoogte van de huisnummers 157 tot en met 167, de parallelstructuur t.b.v. de woningen en het parkeerterrein bij de halte Boven-Hardinxveld van de Merwede-Lingelijn een maximumsnelheid in te stellen van 30 km/h met daarboven het woord “zone”, een en ander conform de bij dit besluit behorende situatietekening;

  • 2.

    door plaatsing van de borden B3 (voorrangskruising) en B6 (verleen voorrang) van bijlage 1 van het RVV 1990, en het aanbrengen van haaientanden op het wegdek, zoals bedoeld in artikel 12, onder b. sub VII van het BABW; een voorrangskruising in te stellen op de Parallelweg ter hoogte van de halte Boven-Hardinxveld waarbij het doorgaande verkeer op de Parallelweg voorrang heeft op de toegangsweg naar de woningen aan de zuidzijde en de toegangsweg naar het parkeerterrein aan de noordzijde, een en ander conform de bij dit besluit behorende situatietekening;

  • 3.

    door plaatsing van de borden D2 van bijlage 1 van het RVV 1990 op een zuiltje, de fietsers te gebieden het bord aan de aangegeven zijde voorbij te gaan, een en ander conform de bij dit besluit behorende situatietekening;

  • 4.

    door plaatsing van het bord E6 van bijlage 1 van het RVV 1990 het meest westelijke parkeervak van de noordelijke rij parkeerplaatsen op het parkeerterrein ten noorden van de Parallelweg aan te wijzen als algemene gehandicaptenparkeerplaats, een en ander conform de bij dit besluit behorende situatietekening;

  • 5.

    door verwijdering van de borden overeenkomstig model G13 van bijlage 1 van het RVV 1990 van bijlage 1 van het RVV 1990 met de onderborden “dus niet brommen” en eventuele onderborden met pijlen om de richting aan te geven waarin het fietspad gevolgd dient te worden, in te trekken en het besluit van 29 september 1987 (1987-008) door middel waarvan de fietspaden ter weerszijden van het gedeelte Parallelweg vanaf ongeveer 50 meter ten oosten van de Nieuweweg en de Sluisweg werden aangewezen als onverplicht fietspad, een en ander conform de aan dit besluit gehechte situatietekening;

  • 6.

    door verwijdering van de borden overeenkomstig model G13 van bijlage 1 van het RVV1990 met de onderborden “dus niet brommen” en eventuele onderborden met pijlen om de richting aan te geven waarin het fietspad gevolgd dient te worden, in te trekken het besluit van 7 november 1989 (1989-010) door middel waarvan de fietspaden ter weerszijden van het gedeelte Parallelweg vanaf ongeveer 50 meter ten oosten van de Nieuweweg tot de Damstraat/spoorwegovergang werden aangewezen als onverplicht fietspad, een en ander conform de aan dit besluit gehechte situatietekening;

  • 7.

    door plaatsing van de borden G11 (verplicht fietspad) van bijlage 1 van het RVV 1990, een en ander conform de aan dit besluit gehechte situatietekening, de volgende fietspaden aan te wijzen als verplicht fietspad, n.l.:

    • a.

      de fietspaden aan beide zijden van de weg op het deel tussen de spoorwegovergang Binnendams en de Sluisweg;

    • b.

      het in twee richtingen bereden fietspad tussen de Sluisweg en de halte Boven-Hardinxveld;

    • c.

      de fietspaden aan beide zijden van de weg tussen de halte Boven-Hardinxveld en de Huibjesbrug;

  • 8.

    daar waar dat noodzakelijk is voor de regeling van het verkeer, onder de borden bedoeld onder beslispunt 6. een onderbord aan te brengen conform model 0401 (→), 0402 (← →) of 0406 (↑↓);

  • 9.

    het verkeersbesluit op de gebruikelijke wijze te publiceren;

  • 10.

    het verkeersbesluit treedt in werking op de dag na publicatie.

 

Hardinxveld-Giessendam, 16 november 2016

Burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam.

Namens dezen,

Afdeling Beleid, Ontwikkeling en Ondersteuning,

mevrouw drs. G.S.L.C. Roomer

 

Bezwaar- of beroepsclausule

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na dag van bekendmaking bezwaar worden gemaakt. Het bezwaarschrift moet gericht worden aan: Burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam, Postbus 175, 3370 AD HARDINXVELD-GIESSENDAM.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en het volgende te bevatten:

  • a.

    naam en adres van de indiener;

  • b.

    de dagtekening;

  • c.

    een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • d.

    de gronden van het bezwaar.

Daarnaast kan een verzoek om voorlopige voorziening worden ingediend bij de Voorzieningenrechter van de Arrondissementsrechtbank binnen het rechtsgebied waarin de indiener van het bezwaarschriftzijn woonplaats heeft. Voor het verzoek zal griffierecht worden geheven.

Naar boven