Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete

Nader Rapport

6 juli 2016

882319-145243-VGP

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 18 april 2016, no. 2016000692, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 9 juni 2016, no. W13.16.0091/III, bied ik U hierbij aan.

De Afdeling advisering van de Raad van State (verder: de Afdeling) adviseert het besluit vast te stellen, maar acht aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. Hieronder ga ik in op de punten die in het advies van de Afdeling aan de orde komen.

1. Rechtsbescherming punitief bestuursrecht en strafrecht

De Afdeling constateert dat uit de boetesystematiek van de Warenwet volgt dat hoge bestuurlijke boetes opgelegd kunnen worden voor minder eenvoudig vaststelbare overtredingen van de Warenwet. Dezelfde overtredingen van de Warenwet kunnen ook via het strafrecht worden bestraft. Volgens de Afdeling ligt het voor de hand de rechtsbescherming tussen het strafrecht en het punitieve bestuursrecht af te stemmen.

De Afdeling heeft ook in het ongevraagd advies van de Raad van State inzake sanctiestelsels1 aandacht gevraagd voor dit thema. Naar aanleiding van dit ongevraagd advies wordt een kabinetsreactie voorbereid. In deze reactie zal worden ingegaan op de diverse rechtsbeschermingsaspecten die de Raad van State in het advies aan de orde stelt. Mocht de kabinetsreactie aanleiding zijn de keuzes die in dit besluit zijn gemaakt te wijzigen, zal dit zorgvuldig worden overwogen. De nota van toelichting is op dit punt aangevuld.

2. Verhouding hoogte bestuurlijke boete en WED-boete

Terecht merkt de Afdeling op dat de gewijzigde bestuurlijke boetesystematiek van de Warenwet ertoe leidt dat voor eenzelfde overtreding van de Warenwet een hogere bestuurlijke boete kan worden opgelegd dan de strafrechtelijke boete die kan worden opgelegd wanneer die overtreding via het strafrecht (Wet op de economische delicten) wordt bestraft. Het onderscheid is ontstaan door het amendement Dikkers2 waarbij de maximumhoogte van de bestuurlijke boete in de Warenwet verhoogd is naar de zesde boetecategorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Gezien de formulering van het amendement was de indiener zich bewust van het onderscheid en is gekozen om de Wet op de Economische delicten niet aan te passen. De regering wil met deze wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten mede uitvoering geven aan het amendement Dikkers.

3. Opzet en grove schuld

Het ontwerpbesluit bepaalt dat een omzetgerelateerde boete kan worden opgelegd indien sprake is van opzet of grove schuld. De Afdeling merkt op dat uit het ontwerpbesluit en de toelichting niet duidelijk wordt waarop het opzet of de grove schuld van de overtreder gericht moet zijn. Verder geeft de Afdeling aan dat niet duidelijk is of, en zo ja hoe, in de boetehoogte rekening wordt gehouden met de mate van verwijtbaarheid.

a. Waarop is opzet en grove schuld gericht?

De mogelijkheid tot het opleggen van een omzetgerelateerde boete ontstaat alleen indien de in de overtreding genoemde gedraging opzettelijk of met grove schuld is verricht. Als de overtreden bepaling ook de gevolgen noemt van de gedraging (zoals bijvoorbeeld in artikel 19, eerste en tweede lid, van de Warenwet), is het niet noodzakelijk dat de opzet of de grove schuld ook daarop gericht waren. Stelt de overtreden bepaling dat de overtreder wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat bepaalde gevolgen konden intreden (zoals bijvoorbeeld artikel 18 van de Warenwet), dan is dat de invulling van opzet respectievelijk grove schuld. Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling zijn het besluit en de nota van toelichting aangepast (artikel I, onderdeel A).

b. Boetehoogte en mate van verwijtbaarheid

De regering heeft ervoor gekozen bij zowel opzet als grove schuld een omzetgerelateerde boete op te kunnen leggen aan ondernemingen met een jaaromzet van minimaal 10 miljoen euro. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is onderscheid gemaakt tussen de boetehoogte bij opzet en grove schuld. Bij opzet is de boete vastgesteld op één procent van de jaaromzet en bij grove schuld op een half procent van de jaaromzet. Alleen overtredingen waarbij de verwijtbaarheid gering is, wil de regering uitsluiten van hoge omzetgerelateerde boetes. Deze boetes staan immers niet in verhouding tot de ernst van de overtreding. Het besluit en de nota van toelichting zijn hierop aangepast.

4. Verhouding omzetgerelateerde boete in de Wet dieren

De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit in overeenstemming te brengen met de vormgeving van de omzetgerelateerde boete in de Wet dieren in de zin dat de omzetgerelateerde boete niet kan worden opgelegd aan een natuurlijke persoon met een eenmanszaak.

Het is niet de verwachting dat de omzetgerelateerde boete vaak zal worden opgelegd aan een natuurlijke persoon met een eenmanszaak. 86% van de opgelegde boetes in 2014 is opgelegd aan ondernemers met minder dan 10 werknemers. Hierbij gaat het voornamelijk om overtredingen van hygiënevoorschriften in de horeca. Een groot deel van deze ondernemers zal de omzetgrens van 10 miljoen euro per jaar niet halen. Mocht het voorkomen dat een eenmanszaak deze jaaromzet wel haalt en opzettelijk of met grove schuld een Warenwetbepaling overtreedt, dan is dat reden om daarvoor een forse, omzetgerelateerde boete op te leggen. Het feit dat er sprake is van een eenmanszaak doet daar niets aan af. Het advies van de Afdeling is daarom op dit punt niet overgenomen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een omissie in de wijziging van de bijlage te herstellen. Voorts zijn de inwerkingtredingsbepaling en de toelichting daarop aangepast.

Ik moge U het gewijzigde ontwerp-besluit en de gewijzigde nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

Advies Raad van State

No. W13.16.0091/III

’s-Gravenhage, 9 juni 2016

Bij Kabinetsmissive van 18 april 2016, no.2016000692, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit introduceert een omzetgerelateerde boete voor overtredingen van de Warenwet door natuurlijke personen of rechtspersonen met een jaaromzet van ten minste € 10 miljoen. Deze omzetgerelateerde boete van één procent van de jaaromzet kan worden opgelegd indien sprake is van opzet of grove schuld.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht aanpassing van het ontwerpbesluit aangewezen. De Afdeling adviseert onder meer in het ontwerpbesluit tot uitdrukking te brengen waarop het opzet dan wel de grove schuld betrekking dient te hebben bij overtreding van een Warenwetbepaling waarvoor een omzetgerelateerde boete mogelijk wordt gemaakt.

1. Rechtsbescherming punitief bestuursrecht en strafrecht

Het oorspronkelijke wetsvoorstel tot wijziging van de Warenwet in verband met het verhogen van het maximumbedrag van de bestuurlijke boete verhoogde de maximumhoogte van de bestuurlijke boete voor het overtreden van de Warenwet naar de vijfde boetecategorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.1 Tijdens de parlementaire behandeling van voornoemd wetsvoorstel is bij nota van wijziging voorgesteld dat de boetehoogte onder meer kan worden gerelateerd aan de omzet.2 Vervolgens is via een amendement de maximumhoogte van de boete verhoogd naar de zesde boetecategorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (in 2015 € 810.000, momenteel € 820.000).3 De wet tot wijziging van de Warenwet in verband met het verhogen van het maximumbedrag van de bestuurlijke boete betekent derhalve een zeer forse verhoging van de maximumboete voor overtredingen van het bepaalde bij of krachtens de Warenwet (een verhoging van € 4.500 naar € 820.000). De boetes die op grond van de Warenwet kunnen worden opgelegd zijn daarmee hoger dan de boetes die op grond van de Wet op de economische delicten (WED) kunnen worden opgelegd voor dezelfde overtredingen van de Warenwet.4

Het ontwerpbesluit geeft invulling aan voornoemde mogelijkheid om een bestuurlijke boete voor het overtreden van de Warenwet te relateren aan de hoogte van de omzet.5 Het ontwerpbesluit bepaalt dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij overtreding van de Warenwet een bestuurlijke boete kan opleggen van één procent van de jaaromzet van de natuurlijke persoon of rechtspersoon met een jaaromzet van ten minste € 10 miljoen.6 De hoogte van de boete kan het maximum van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet te boven gaan. Uit het ontwerpbesluit volgt tevens dat een boete ter hoogte van het bedrag van de zesde boetecategorie in het Wetboek van Strafrecht alleen aan de orde is bij omzetgerelateerde boetes. Deze bestuurlijke boete kan opgelegd worden indien de Warenwet opzettelijk is overtreden dan wel sprake is van grove schuld. De NVWA zal opzet dan wel grove schuld moeten stellen en bewijzen om een omzetgerelateerde boete op te kunnen leggen. Bij het opleggen van een omzetgerelateerde boete wordt de vaststelling en beoordeling van de relevante feiten daarmee van groot belang en mogelijk ingewikkelder.

De Afdeling merkt in het licht hiervan het volgende op.

De nota van toelichting van het ontwerpbesluit besteedt aandacht aan het ongevraagd advies sanctiestelsels van de Afdeling advisering.7 Naast hetgeen in dit ongevraagd advies opgemerkt wordt over lichte overtredingen die bestraft worden met zeer hoge boetes, heeft de Afdeling in het ongevraagde advies sanctiestelsels8 opgemerkt dat – anders dan oorspronkelijk de bedoeling van de bestuurlijke boete was – tegenwoordig zware en complexe overtredingen worden bedreigd met hoge boetemaxima. De Afdeling brengt in voornoemd advies naar voren dat er inmiddels een bestuurlijk handhavingsstelsel is ontstaan waarin de rechtsbescherming van de burger bij de keuze voor een bepaald sanctiestelsel en de hoogte van punitieve sancties onderbelicht is geraakt. Dit terwijl er aanzienlijke verschillen zijn tussen het strafrecht en het bestuursrecht op het terrein van de rechtsbescherming en de rechtsgevolgen voor justitiabelen.9 In verband hiermee heeft de Afdeling in het ongevraagd advies sanctiestelsels geadviseerd het niveau van de rechtsbescherming bij punitieve sancties te verzwaren waar de noodzaak zich opdringt, namelijk in de gevallen ‘waarin het niet langer gaat om lichte, eenvoudig vaststelbare feiten, maar om zwaardere en minder eenvoudig vaststelbare overtredingen of om overtredingen die zwaar worden beboet, ook al zijn zij eenvoudig vaststelbaar en minder zwaar.’

Uit de boetesystematiek van de Warenwet, die in het ontwerpbesluit mede wordt vorm gegeven, volgt dat hoge bestuurlijke boetes opgelegd kunnen worden voor minder eenvoudig vaststelbare overtredingen van de Warenwet. Dezelfde overtredingen van de Warenwet kunnen via het strafrecht worden bestraft. Het afstemmen van de rechtsbescherming tussen het strafrecht en het punitieve bestuursrecht ligt ook daarom voor de hand.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan.

2. Verhouding hoogte bestuurlijke boete en WED-boete

Op grond van artikel 6, eerste lid, onder 4°, van de WED wordt een overtreding van voorschriften op grond van de Warenwet bestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie. Wanneer het economisch voordeel hoger is, kan een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd.10

De gewijzigde boetesystematiek van de Warenwet, die door het ontwerpbesluit mede wordt vormgegeven, leidt ertoe dat voor eenzelfde overtreding van de Warenwet, een hogere bestuurlijke boete11 kan worden opgelegd dan wanneer die overtreding via het strafrecht wordt bestraft.

Een overtuigende reden voor dit onderscheid vermeldt de toelichting niet. Mede gelet op het onder punt 1 opgemerkte, adviseert de Afdeling in de toelichting dit onderscheid dragend te motiveren.

3. Opzet en grove schuld

Het ontwerpbesluit bepaalt dat een omzetgerelateerde boete kan worden opgelegd indien sprake is van het opzettelijk overtreden van het bepaalde bij of krachtens de Warenwet of indien sprake is van grove schuld.12 Uit het ontwerpbesluit en de toelichting wordt niet duidelijk waarop het opzet of de grove schuld van de overtreder gericht moet zijn. Eveneens is niet duidelijk of, en zo ja hoe, in de boetehoogte rekening wordt gehouden met de mate van verwijtbaarheid. De Afdeling merkt met betrekking hiertoe het volgende op.

a. Opzet en grove schuld: waarop gericht?

Het ontwerpbesluit bepaalt dat een omzetgerelateerde boete kan worden opgelegd ‘indien de overtreding opzettelijk is begaan, dan wel sprake is van grove schuld’.13

In het ontwerpbesluit zoals dat is voorgehangen bij beide kamers van de Staten-Generaal werden nog de criteria ‘doelbewust’ en ‘ernstige verwijtbaarheid’ gehanteerd, maar deze termen zijn vervangen door ‘opzet’ en ‘grove schuld’. Reden hiervoor is dat dit gebruikelijke termen zijn in het strafrecht, die ook gehanteerd worden in het wetsvoorstel tot wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete.14 Volgens de nota van toelichting is in elk geval sprake van opzet wanneer de NVWA een overtreding constateert en een schriftelijke waarschuwing geeft of een boete oplegt en het bedrijf vervolgens de overtreding blijft begaan. Van grove schuld kan volgens de toelichting sprake zijn wanneer een bedrijf gebrekkige voorzorgsmaatregelen treft.15

Het ontwerpbesluit wijzigt de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten op zodanige wijze dat in de tabel met de omschrijving van de overtreding en het boetebedrag per categorie wordt aangegeven of een omzetgerelateerde boete kan worden opgelegd. Uit deze tabel volgt niet waarop het opzet dan wel de grove schuld bij het begaan van de verschillende overtredingen betrekking dient te hebben. Waar binnen het strafrecht duidelijk omschreven is waarop het opzet of de grove schuld betrekking moet hebben, is dit in het ontwerpbesluit onvoldoende duidelijk. Dient bijvoorbeeld bij de overtreding van artikel 19, tweede lid, of artikel 20, tweede lid, van de Warenwet het opzet of de grove schuld betrekking te hebben op het verkeerd voorlichten (een onjuiste indruk wekken) of op het in gevaar brengen van de veiligheid of de gezondheid van de mens dan wel op beide? Door deze onduidelijkheid kan in de praktijk onduidelijkheid ontstaan over de vraag of een bepaald feitencomplex de mogelijkheid biedt om een omzetgerelateerde boete op te leggen.

De Afdeling adviseert om in het ontwerpbesluit tot uitdrukking te brengen waarop het opzet dan wel de grove schuld betrekking dient te hebben bij overtreding van een Warenwetbepaling waarvoor een omzetgerelateerde boete mogelijk wordt gemaakt.

b. Differentiatie boetehoogte

Het ontwerpbesluit bepaalt dat een omzetgerelateerde boete waarvan de hoogte gelijk is aan één procent van de jaaromzet opgelegd kan worden indien een overtreding van de Warenwet opzettelijk is begaan, dan wel sprake is van grove schuld.16 De NVWA heeft derhalve de bevoegdheid om te besluiten geen omzetgerelateerde boete op te leggen, bijvoorbeeld indien dit zou leiden tot zeer ongewenste effecten.17 Uit de tekst van het ontwerpbesluit lijkt afgeleid te moeten worden dat wanneer besloten wordt een dergelijke boete wel op te leggen, de hoogte van die boete gelijk is aan 1% van de jaaromzet, zowel wanneer er sprake is van opzet als in geval van grove schuld. Een verschil in mate van verwijtbaarheid, leidt daarmee niet tot een verschil in boetehoogte.18

Het voorgestelde boetestelsel poogt door de aansluiting op de begrippen opzet en grove schuld bestuursorganen houvast te geven bij het opleggen van hoge boetes. De Afdeling wijst erop, dat ingevolge artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht de verhouding tussen de zwaarte van de sanctie en de ernst van de overtreding evenredig dient te zijn. Het opleggen van (omzetgerelateerde) boetes vereist dan ook maatwerk: de boete moet afgestemd worden op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, daarbij rekening houdend met de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Dat brengt met zich dat het verschil in mate van verwijtbaarheid tussen de categorieën opzet en grove schuld tot een verschil in boetehoogte zou moeten leiden en dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, ook binnen deze categorieën gedifferentieerd moet worden in boetehoogte.

De Afdeling adviseert in het licht van het vorenstaande het ontwerpbesluit aan te passen.

4. Verhouding met de omzetgerelateerde boete in de Wet dieren

Bij overtredingen inzake voedselveiligheid kunnen zowel voorschriften worden overtreden die strafbaar zijn gesteld op grond van de Warenwet als op grond van de Wet dieren. Overtreding van voorschriften die betrekking hebben op de verwerkings- en detailhandelsfase worden gehandhaafd op grond van de Warenwet. Overtredingen van voorschriften die betrekking hebben op de fase daaraan voorafgaand (onder meer voorschriften voor veehouders, slacht- koel- en vrieshuizen) worden gehandhaafd op grond van de Wet dieren. Op basis van welke wet overtredingen inzake de voedselveiligheid worden gehandhaafd, hangt voor dierlijke producten af van de vraag waar in de keten van productie en verwerking de overtreding is begaan.

De NVWA handhaaft zowel voorschriften met betrekking tot de voedselveiligheid in de Warenwet als in de Wet dieren. Vanaf 1 juli 2016 is de NVWA bevoegd om omzetgerelateerde bestuurlijke boetes op te leggen op grond van de Wet dieren.19 Indien deze boete wordt opgelegd aan een natuurlijk persoon is de boete niet hoger dan het bedrag dat is bepaald voor de vijfde boetecategorie in het Wetboek van Strafrecht. Wanneer de boete wordt opgelegd aan een rechtspersoon of vennootschap bedraagt de bestuurlijke boete maximaal de hoogte van het bedrag dat is bepaald voor de zesde boetecategorie, of wanneer dat meer is tien procent van de jaaromzet in het boekjaar voorafgaande aan de overtreding.20

De in het ontwerpbesluit voorgestelde vormgeving van de omzetgerelateerde boete wijkt af van de vormgeving van de omzetgerelateerde boete die op grond van de Wet dieren kan worden opgelegd. De Afdeling wijst erop dat het ontwerpbesluit bij het bepalen van de hoogte van de boete en de vraag of een omzetgerelateerde boete kan worden opgelegd geen onderscheid maakt tussen natuurlijke personen enerzijds en rechtspersonen en vennootschappen anderzijds. Dit terwijl de omzetgerelateerde boete op grond van de Wet dieren alleen aan een rechtspersoon of een vennootschap kan worden opgelegd. Een omzetgerelateerde boete kan niet opgelegd worden aan een natuurlijke persoon die een eenmanszaak heeft en die de Wet dieren overtreedt, maar wel aan dezelfde persoon met een eenmanszaak die de Warenwet overtreedt.

De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend vice-president van de Raad van State, J.G.C. Wiebenga.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van ..... houdende wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met het stellen van regels over de omzetgerelateerde boete

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van ..... 2016, 954316-145243-VGP;

Gelet op artikel 32b, eerste lid, van de Warenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ..., nr. ...);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van (datum invullen), (nummer invullen);

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt na ‘bestuurlijke boete’ ingevoegd: , dan wel bepaalt de in kolom III opgenomen aanduiding ‘x’ dat ter zake van die overtreding een omzetgerelateerde bestuurlijke boete opgelegd kan worden waarvan de hoogte gelijk is aan één procent van de jaaromzet in het boekjaar voorafgaande aan de overtreding met een maximum gelijk aan het bedrag van een geldboete van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De berekening van de omzet, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op voet van het bepaalde in artikel 377, zesde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voor de netto-omzet.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de in kolom III opgenomen omzetgerelateerde boete worden opgelegd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon met een omzet van ten minste tien miljoen euro in het boekjaar voorafgaande aan de overtreding indien de overtreding opzettelijk is begaan, dan wel sprake is van grove schuld.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt na ‘bedrag van de bestuurlijke boete’ ingevoegd: , alsmede de in kolom III opgenomen omzetgerelateerde boete,.

C

De bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel met de kolommen ‘Omschrijving van de overtreding’ en ‘Boetebedrag per categorie’ wordt na de kolommen I en II een kolom III toegevoegd.

2. Rubriek A, ‘Warenwet’, komt te luiden:

A

Warenwet

     

A-1.1

art. 18 sub a

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-1.2

art. 18 sub b

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-2.1

art. 19 lid 1

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-2.3

art. 19 lid 2

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-3.1

art. 20 lid 1

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-3.2

art. 20 lid 2

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-3.4

art. 20 lid 3

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-4.1

art. 21b, lid 1

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-4.2

art. 21b, lid 2

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-4.3

art. 21b, lid 3

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-5.1

art. 24, lid 1

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-5.2

art. 24, lid 5

€ 795,–

€ 1590,–

x

A-6.1

art. 32c

€ 795,–

€ 1590,–

 

3. In rubriek B-1, ‘Warenwetbesluit algemene productveiligheid’, wordt in de kolom III (nieuw) een ‘x’ geplaatst bij alle omschrijvingen.

4. Rubriek D-26, ‘Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding’, wordt als volgt gewijzigd:

a. Bij de omschrijvingen D-26.1.1 tot en met D-26.1.5, D-26.3.1 tot en met D-26.4.2, D-26.5 tot en met D-26.9.2, D-26.9.7, D-26.10.1 tot en met D-26.13.2 wordt in de kolom III (nieuw) een ‘x’ geplaatst.

b. De omschrijvingen D-26.4.3, D-26.9.3 tot en met D-26.9.6 vervallen.

c. Bij de omschrijving D-26.9.2 wordt ‘art. 3 lid 3 j° art. 5a’ vervangen door: art. 3 lid 3 j° art. 5.

5. In rubriek D-31, ‘Warenwetbesluit bijzondere voeding 2016’, wordt in de kolom III (nieuw) een ‘x’ geplaatst bij omschrijving D-31.1.

6. In rubriek D-73, ‘Warenwetbesluit vruchtensappen 2012’, wordt in de kolom III (nieuw) een ‘x’ geplaatst bij alle omschrijvingen.

7. In rubriek D-84, ‘Warenwetbesluit informatie levensmiddelen’, wordt in de kolom III (nieuw) een ‘x’ geplaatst bij de omschrijvingen D-84.1.1 tot en met D-84.1.6, D-84.2.1.2 tot en met D-84.7.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel C, vijfde lid, in werking met ingang van 20 juli 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Als gevolg van de Wet van 20 mei 2015 tot wijziging van de Warenwet in verband met het verhogen van het maximum bedrag van de bestuurlijke boete en enkele andere wijzigingen waaronder regels inzake het aanprijzen van het aanbrengen van een tatoeage of piercing en wijziging van de Warenwet BES in verband met het eenduidig regelen van de bevoegdheden van de toezichthouders en de eilandbesturen (Stb. 2015, 235), is artikel 32a van de Warenwet gewijzigd. Dit artikel bepaalt voor welke overtredingen van de Warenwet een bestuurlijke boete en voor welke overtredingen een strafrechtelijke sanctie kan worden opgelegd. De maximumboete voor overtredingen van de Warenwet is door bovenvermelde wijziging van de Warenwet gesteld op de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit bedrag bedraagt thans

€ 820.000,–. In het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten staan de concrete boetebedragen die bij overtreding van de verschillende regels op grond van de Warenwet kunnen worden opgelegd. De Warenwet heeft betrekking op levensmiddelen en niet-levensmiddelen. Een deel van de niet-levensmiddelen betreft technische voortbrengselen die als arbeidsmiddelen worden ingezet, die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) vallen (de Warenwetbesluiten machines, liften, drukapparatuur, drukvaten van eenvoudige vorm, persoonlijke beschermingsmiddelen, explosieveilig materieel en containers). Het verhoogde boetemaximum geldt voor het hele terrein van de Warenwet.

De regering introduceert in het onderhavige besluit een omzetgerelateerde boete voor opzettelijke overtredingen of overtredingen met grove schuld begaan van warenwettelijke voorschriften, waar de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verantwoordelijk voor is. De uitwerking van het verhoogde boetemaximum voor overtredingen van warenwettelijke voorschriften waar de Minister van SZW verantwoordelijk voor is, wordt in een apart wijzigingsbesluit geregeld. Hierbij zal gekozen worden voor een andere (wel omzetgerelateerde) boetesystematiek dan zoals hieronder beschreven, dit om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de markt voor de als arbeidsmiddelen in te zetten technische voortbrengselen. Door middel van het onderhavige besluit wordt voor een aantal overtredingen in de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten bepaald dat daarvoor een omzetgerelateerde boete kan worden opgelegd. In het ontwerpbesluit waren aanvankelijk overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel en goede voorlichting omtrent waren opgenomen die het meest in het oog springen. Naar aanleiding van de voorhangprocedure is de omzetgerelateerde boete uitgebreid naar overtredingen op het terrein van de (voedsel- en product)veiligheid. Daarbij is de keuze gemaakt om de reikwijdte van het ontwerpbesluit voor wat betreft de geselecteerde Warenwetbesluiten niet uit te breiden.

Op termijn zal voor iedere overtreding op het gebied van de eerlijkheid in de handel, goede voorlichting omtrent waren en de voedsel- en productveiligheid een omzetgerelateerde boete worden geïntroduceerd. Deze omzetgerelateerde boete kan op grond van artikel 32a, derde lid, onderdeel a, van de Warenwet niet worden opgelegd als er sprake is een opzettelijke of roekeloze overtreding die een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft. De regering zal hiervoor de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten verder herzien, maar kiest ervoor om nu reeds dit instrumentarium beschikbaar te hebben.

Bij het opleggen van een omzetgerelateerde boete gaat het om situaties waarin sprake is van een opzettelijke overtreding, dan wel een overtreding, waarbij sprake is van grove schuld. De regering kiest hiervoor omdat het bijvoorbeeld gaat om gevallen van misleiding, fraude of voedsel- en productveiligheid. De regering wil uitsluiten dat in gevallen van een overtreding waarbij de verwijtbaarheid gering is een hoge omzetgerelateerde boete wordt opgelegd die niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding. De regering acht het ongewenst dat ondernemingen met een hoge omzet een hoge boete krijgen bij een gemiddelde mate van verwijtbaarheid. In het geval van een opzettelijke overtreding of bijvoorbeeld een ernstig gebrek aan voorzorgsmaatregelen is dit in de visie van de regering anders. Van een opzettelijke overtreding is in ieder geval sprake indien de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (verder: NVWA) een overtreding constateert en daarvoor een schriftelijke waarschuwing geeft of een bestuurlijke boete oplegt, en het bedrijf de overtreding blijft begaan. Indien een bedrijf gebrekkige voorzorgsmaatregelen treft, kan er sprake zijn van grove schuld.

Bij de onderhavige wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten is aandacht besteed aan het recent uitgebrachte advies van de Raad van State inzake sanctiestelsels1. In dit advies is de Raad onder meer kritisch op het feit dat ook lichte overtredingen met zeer hoge boetes worden gesanctioneerd. Daarvan is in dit geval geen sprake, het gaat in onderhavig geval niet om lichte overtredingen. De omzetgerelateerde boete wordt alleen mogelijk bij overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel, goede voorlichting omtrent waren, en voedsel- en productveiligheid die opzettelijk zijn begaan of waarbij sprake is van grove schuld.

Een strafrechtelijke sanctionering blijft in beeld bij overtredingen die een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg hebben. De regering is van mening dat in die gevallen strafrechtelijke sanctionering aan de orde is, omdat het gaat om overtredingen die de maatschappelijke orde zodanig schokken dat een bestuurlijke boete geen adequate en bevredigende sanctie is. Het strafrecht blijft tevens in beeld bij grootschalige fraude met internationale proporties waarbij de integriteit van de samenleving in het geding is. Tussen het OM en de NVWA vindt afstemming plaats over wanneer bestuursrechtelijke en wanneer strafrechtelijke handhaving aan de orde is.

In het geval van overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel en goede voorlichting gaat het om misleiding en fraude. Afdoening met een bestuurlijke boete is dan een adequate sanctie, mits deze bestuurlijke boete voldoende afschrikwekkend is. Het onderhavige besluit zal ertoe leiden dat toepassing van artikel 32a, derde lid, onderdeel b, van de Warenwet minder aan de orde zal zijn, aangezien op grond van de Wet op de economische delicten thans geen hogere boete kan worden opgelegd dan € 82.000,–.

Als gevolg van het amendement Dikkers2 is de bestuurlijke boete die kan worden opgelegd verhoogd tot maximaal de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht met de uitdrukkelijke bedoeling om de afschrikwekkende werking voor grote bedrijven, en daarmee de naleving van de regels op grond van de Warenwet, te vergroten. De regering geeft dit vorm door een omzetgerelateerde boete slechts op te leggen als sprake is van een gerealiseerde jaaromzet van ten minste € 10 miljoen. Deze grens van een omzet van € 10 miljoen per jaar sluit aan bij de Europese definities van kleine en grotere ondernemingen.3 Hierin wordt een kleine onderneming gedefinieerd als een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de omzet of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan € 10 miljoen bedraagt. Het criterium van minder dan 50 personen neemt de regering in dit geval niet over, aangezien met een geringer aantal personen het zeer wel mogelijk is om opzettelijk of met grove schuld een overtreding van warenwettelijke bepalingen te begaan en een omzet van € 10 miljoen per jaar te realiseren. De grens van € 10 miljoen jaaromzet zorgt ervoor dat kleine(re) ondernemingen niet worden geconfronteerd met hoge omzetgerelateerde boetes.

De hoogte van een op te leggen bestuurlijke boete is bepaald op één procent van de jaaromzet van de onderneming. Bij een bedrijf met bijvoorbeeld € 9 miljoen jaaromzet, zullen de huidige vaste boetebedragen uit het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten van toepassing blijven. Bij een jaaromzet van bijvoorbeeld € 10 miljoen wordt de bestuurlijke boete omzetgerelateerd en bedraagt de boete één procent van € 10 miljoen, te weten € 100.000,–. De regering heeft op deze wijze invulling gegeven aan de wens van de Tweede Kamer om grote(re) bedrijven hogere en afschrikwekkende boetes op te leggen. Tegelijkertijd acht de regering een percentage van één procent van de jaaromzet proportioneel ten opzichte van de gevolgen voor de onderneming. Het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten bevat immers de mogelijkheid om bij recidive het boetebedrag te verhogen (tot maximaal de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht).

Na drie jaar wordt beoordeeld of de omzetgerelateerde boete een effectief handhavingsinstrument is gebleken. Hierbij zal de regering expliciet aandacht besteden aan de grens van € 10 miljoen jaaromzet en de boete van één procent van die jaaromzet.

Overgangsrecht

In dit besluit is niet voorzien in overgangsrecht. Derhalve geldt ingevolge artikel 5:46, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat bij verandering van wetgeving nadat de overtreding is begaan de voor de overtreder meest gunstige bepalingen toegepast worden. Nu de omzetgerelateerde boete die met deze wijziging van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten geïntroduceerd wordt altijd hoger zal zijn dan de hoogste boete die nu ingevolge dat besluit opgelegd kan worden, geldt voor overtredingen begaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit dat uitsluitend de boetebedragen uit de kolommen I en II opgelegd kunnen worden. Bovendien laat het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten geen ruimte om rekening te houden met gebleken gewijzigde opvattingen over de mate van kwalijkheid van overtreding van voorschriften op grond van de Warenwet door grote ondernemingen. Dit zou immers ten hoogste tot gevolg kunnen hebben dat de ten tijde van de overtreding geldende maximale bestuurlijke boete opgelegd wordt. Nu de gefixeerde boetebedragen in de kolommen I en II van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten per definitie ook beschouwd moeten worden als maximale boetes, geldt voor overtredingen die zijn begaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit dat de ter zake van die overtreding opgelegde bestuurlijke boete niet de bedragen, genoemd in de kolommen I en II van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, kunnen overstijgen.

Handhavingaspecten

De NVWA acht de wijzigingen als gevolg van het onderhavige besluit uitvoerbaar.

Het opleggen van een omzetgerelateerde boete vergt extra handelingen van de NVWA. Van de omzetgerelateerde boete gaat echter tevens een afschrikwekkende werking uit, waardoor naar de verwachting van de regering het opleggen van een omzetgerelateerde boete door de NVWA minder vaak nodig zal zijn, omdat de desbetreffende overtredingen minder vaak zullen worden gepleegd. Het is dan ook niet de verwachting dat de NVWA extra capaciteit nodig heeft als gevolg van het introduceren van de omzetgerelateerde bestuurlijke boete. Bij de beoordeling van de effectiviteit van de omzetgerelateerde boete zal de regering aandacht besteden aan de benodigde capaciteit van de NVWA.

Consultatie

Het ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)4. De Consumentenbond (verder: CB) heeft gereageerd op het ontwerpbesluit. De CB is van mening dat ook bij opzettelijke overtredingen met een gevaar voor de volksgezondheid een omzetgerelateerde boete opgelegd moet worden. Naar aanleiding van de voorhangprocedure heeft de regering ook overtredingen van de voedsel- en productveiligheid, die met opzet dan wel grove schuld zijn begaan, met een omzetgerelateerde boete bedreigd, zodat aan deze wens van de CB tegemoet is gekomen.

Voorts is de CB van mening dat de vaste boetebedragen in het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten verhoogd moeten worden en is zij geen voorstander van de grens van € 10 miljoen jaaromzet. Deze laatste opmerkingen van de CB hebben niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbesluit. De huidige, relatief lage, vaste boetebedragen staan in redelijke verhouding tot de aard en de ernst van de overtreding en hoeven dan ook niet verhoogd te worden. Met de grens van € 10 miljoen jaaromzet sluit de regering aan bij de Europese definitie van grote(re) bedrijven.

Voorhang Staten-Generaal

In overeenstemming met artikel 32b, tweede lid, van de Warenwet, is een ontwerp van deze algemene maatregel van bestuur op 10 december 2015 aan beide kamers der Staten-Generaal gezonden (Kamerstukken 2015/16, 33 775, nr. 20). Naar aanleiding van de voorhangprocedure is het ontwerpbesluit aangepast. Overtredingen van de voedsel- en productveiligheid, die met opzet dan wel grove schuld zijn begaan, kunnen eveneens met een omzetgerelateerde boete worden gesanctioneerd.

Gevolgen voor regeldruk en overige bedrijfseffecten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor het bedrijfsleven en de burger en heeft ook geen overige bedrijfseffecten.

Artikelsgewijs

Artikel I
Onderdeel A

Met dit onderdeel wordt aan het eerste lid (nieuw) van artikel 2 een zinsnede toegevoegd die verband houdt met het opnemen van een derde kolom in de bijlage bij het besluit. Indien de aanduiding ‘x’ in deze derde kolom is opgenomen, kan wegens het overtreden van het voorschrift genoemd in de kolom ‘Omschrijving van de overtreding’ een bestuurlijke boete opgelegd worden waarvan de hoogte gerelateerd is aan de omzet van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de overtreding heeft begaan. De hoogte van de omzetgerelateerde boete is gelijk aan één procent van de jaaromzet van de onderneming in het boekjaar voorafgaande aan de overtreding, met dien verstande dat de omzetgerelateerde boete nooit hoger kan zijn dan het bedrag van een geldboete van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De jaaromzet van de onderneming wordt ingevolge het tweede lid berekend op voet van het bepaalde in artikel 377, zesde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Onderdeel B

Het nieuwe derde lid van artikel 3 regelt dat als uit de tabel in de bijlage de mogelijkheid volgt tot het opleggen van een omzetgerelateerde boete, deze boete kan worden opgelegd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het boekjaar voorafgaand aan de door hem begane overtreding een omzet had van ten minste tien miljoen euro. Voor natuurlijke personen of rechtspersonen met een dergelijke omzet wordt niet meer gekeken naar het aantal werknemers op de dag waarop de overtreding is begaan. In beginsel zal bij een opzettelijke overtreding, dan wel in het geval van grove schuld, een omzetgerelateerde boete worden opgelegd bij de in kolom III aangegeven overtredingen. De regering heeft echter gekozen voor een discretionaire bevoegdheid om de mogelijkheid te houden om af te zien van een omzetgerelateerde boete indien dit tot zeer ongewenste effecten leidt.

Door in het tweede wijzigingsonderdeel aan het vierde lid een verwijzing naar de nieuwe kolom III op te nemen, wordt bewerkstelligd dat ook de omzetgerelateerde boete onder omstandigheden kan worden verhoogd als sprake is van een herhaalde overtreding binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de eerder opgelegde bestuurlijke boete. Ook in dat geval geldt dat de op te leggen boete nooit hoger kan zijn dan het bedrag van een geldboete van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Onderdeel C

Met het eerste wijzigingsonderdeel wordt aan de tabel in de bijlage bij het besluit na de kolommen I en II een kolom III toegevoegd voor de omzetgerelateerde bestuurlijke boete.

De wijzigingsonderdelen 2 tot en met 7 regelen voor welke overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Warenwet een omzetgerelateerde bestuurlijke boete opgelegd kan worden, door het opnemen van de aanduiding ‘x’ in de met het eerste wijzigingsonderdeel toegevoegde kolom III.

Voor de omschrijvingen A-6.1, D-26.2.1 en D-84.2.1.1 wordt geen omzetgerelateerde boete geïntroduceerd, aangezien het hier niet gaat om overtredingen op het terrein van de eerlijkheid in de handel, goede voorlichting omtrent waren, of voedsel- en productveiligheid.

Daarnaast worden er enkele kleine (technische) aanpassingen verricht: met wijzigingsonderdeel 2 wordt door het laten vervallen van omschrijving A-5.1 overtreding van artikel 27, derde lid, van de Warenwet uit de tabel met bestuurlijke boeten gehaald omdat dit reeds een misdrijf is.

In wijzigingsonderdeel 4, onder b, vervalt de omschrijving D-26.4.3 omdat deze gelijk is aan de omschrijving D-26.4.2. In onderdeel 4, onder a, b en c, worden de omschrijvingen D-26.9.2 tot en met D-26.9.6 vervangen door één omschrijving D-26.9.2 waarmee de niet meer bestaande artikelen 5a tot en met 5e uit de tabel worden gehaald en vervangen worden door het wel bestaande artikel 5 van de Warenwetregeling Babyvoeding.

Met ingang van 20 juli 2016 wordt een nieuwe rubriek D-31 in het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten ingevoegd als gevolg van de inwerkingtreding van het Warenwetbesluit bijzondere voeding 2016. In wijzigingsonderdeel 5 wordt voor overtredingen die vallen onder deze nieuwe rubriek een omzetgerelateerde boete geïntroduceerd.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het besluit. Ten aanzien van de datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten voor zover dit ziet op de minimumtermijn tussen bekendmaking van het besluit en de inwerkingtreding, vanwege het belang om spoedig gebruik te kunnen maken van een omzetgerelateerde boete.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,


X Noot
1

Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State aan de Minister van Veiligheid en Justitie inzake sanctiestelsels, Advies W03.15.0138/II, 13 juli 2015, Stcrt. 2015, 30280.

X Noot
2

Kamerstukken II 2014/15, 33 775, nr. 17.

X Noot
1

Kamerstukken II 2013/14, 33 775, nr. 2. Deze verhoging is destijds ingegeven door het feit dat sommige overtredingen van de Warenwet door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen worden beboet en andere overtredingen door de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport. De eerstgenoemde kon op grond van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving veel hogere boetes opleggen dan laatstgenoemde minister. De Afdeling merkte hierover in haar advies van 13 juni 2013 overigens op dat de noodzaak van de verhoging van het boetemaximum nadere toelichting behoeft nu voor een groot aantal overtredingen waarvoor de verhoogde boete opgelegd kan worden de relatie met SZW-wetgeving onduidelijk is (advies van de Afdeling van 13 juni 2013 inzake het wetsvoorstel verhoging van het maximumbedrag van de bestuurlijke boete in de Warenwet en enkele andere wijzigingen (W13.13.0109/III)).

X Noot
2

Kamerstukken II 2014/15, 33 775, nr. 7.

X Noot
3

Kamerstukken II 2014/15, 33 775, nr. 17.

X Noot
4

De maximumboete die op basis van de WED kan worden opgelegd voor het overtreden van de Warenwet is € 82.000 (vijfde boetecategorie uit het Wetboek van Strafrecht), artikel 1, onder 4° jo. artikel 6, eerste lid, van de WED.

X Noot
5

De uitwerking van het verhoogde boetemaximum voor overtredingen van voorschriften in de Warenwet waar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verantwoordelijk voor is, zal plaatsvinden in een apart wijzigingsbesluit, zie nota van toelichting, onder ‘Algemeen’.

X Noot
6

Artikel I, onderdeel A, onder 2, van het ontwerpbesluit.

X Noot
7

Nota van toelichting, onder ‘Algemeen’.

X Noot
8

Ongevraagd advies sanctiestelsels, Analyse van enige verschillen in rechtsbescherming en rechtspositie van de justitiabele in het strafrecht en in het bestuursrecht, advies van de Afdeling van 13 juli 2015 (W03.15.0138/II).

X Noot
9

Dit betreft o.a. de hoorplicht (bij de strafbeschikking vanaf € 2.000, in het punitieve bestuursrecht vanaf € 340), beroeps-/verzettermijnen, verjaringstermijnen, al dan niet schorsende werking van rechtsmiddelen, verschuldigdheid van griffierechten. Straffen kunnen tot een aantekening in de justitiële documentatie, terwijl de bestuurlijke boete, ongeacht hoe hoog deze is, niet tot een dergelijke registratie leidt.

X Noot
10

Artikel 6, eerste lid, van de WED.

X Noot
11

Ter hoogte van de zesde boetecategorie uit het Wetboek van Strafrecht.

X Noot
12

Artikel I, onderdeel B, onder 1, van het ontwerpbesluit.

X Noot
13

Artikel I, onderdeel B, onder 1, van het ontwerpbesluit.

X Noot
14

Kamerstukken II 2015/16, 33 775, nr. 21, blz. 6.

X Noot
15

Nota van toelichting, onder ‘Algemeen’.

X Noot
16

Artikel I, onderdeel A, onder 2, jo. artikel I, onderdeel B, onder 1, van het ontwerpbesluit.

X Noot
17

Nota van toelichting, artikelsgewijs, onderdeel B.

X Noot
18

Uit het wetsvoorstel tot wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete, waar het ontwerpbesluit bij aansluit wat betreft de begrippen opzet en grove schuld, vloeit wel voort dat de hoogte van de bestuurlijke boete afhankelijk wordt van de mate van verwijtbaarheid, Kamerstukken II 2015/16, 34 396, nr. 2. Dit in aansluiting op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2014, ECLI:NLCRVB:20214:3754, rechtsoverweging 7.7.

X Noot
19

Besluit van 8 februari 2016, tot wijziging van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren in verband met het toevoegen van een nieuwe boetenorm, Stb. 2016, 62.

X Noot
20

Artikel 8.8, tweede lid, van de Wet dieren.

X Noot
1

Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State aan de Minister van Veiligheid en Justitie inzake sanctiestelsels, Advies W03.15.0138/II, 13 juli 2015, Stcrt. 2015, 30280.

X Noot
2

Kamerstukken II,2014/15, 33 775, nr. 17

X Noot
3

Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU 2003, L 124).

X Noot
4

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Economische Zaken), en van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Naar boven