Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 juli 2016, nr. MBO/913346, houdende wijziging van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo in verband met de toekenning van een resultaatafhankelijk budget ter verdere verbetering van de beroepspraktijkvorming in het mbo

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2.2.3, tweede lid, en 2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling kwaliteitsafspraken mbo wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De in het derde lid bedoelde instantie is tevens belast met het beoordelen van de verbeterplannen bpv en de resultatenrapportages bpv, bedoeld in hoofdstuk 4.

B

In artikel 1.7 wordt ‘artikel 13, tweede lid, onder c, van de Regeling OCW-subsidies’ vervangen door: artikel 9.1, derde lid, onder c, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

C

Na hoofdstuk 2 wordt de aanduiding van hoofdstuk 3 vervangen door: HOOFDSTUK 3. RESULTAATAFHANKELIJK BUDGET STUDIEWAARDE

D

Na hoofdstuk 3 wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4. RESULTAATAFHANKELIJK BUDGET BEROEPSPRAKTIJKVORMING

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. behaald resultaat:

resultaat dat de instelling in 2017 en 2018 heeft bereikt met het uitvoeren van het verbeterplan bpv;

b. beoogd resultaat:

resultaat dat de instelling ten aanzien van de verbeterpunten wil bereiken in 2017 of 2018;

c. bpv:

beroepspraktijkvorming, bedoeld in artikel 7.2.8, van de wet;

d. indicator:

instrument ten behoeve van het meten van een resultaat;

e. resultatenrapportage bpv:

rapportage waarin de instelling de behaalde resultaten van de uitvoering van het verbeterplan bpv beschrijft ten opzichte van de beoogde resultaten;

f. verbeterplan bpv:

plan waarin de instelling onderbouwd de beoogde resultaten en de maatregelen beschrijft die nodig zijn voor verbetering van de bpv.

Artikel 4.2 Budget beroepspraktijkvorming

De minister kan in 2017 en 2018 een resultaatafhankelijk budget bpv verstrekken aan instellingen die de resultaten ten aanzien van de kwaliteit van de bpv hebben verbeterd ten opzichte van de uitgangssituatie in 2016.

Artikel 4.3 Verdeling
  • 1. Het resultaatafhankelijk budget bpv wordt verdeeld over de instellingen die tenminste voldoende verbetering hebben gerealiseerd.

  • 2. Het resultaatafhankelijk budget bpv wordt verdeeld op grond van de verdeelsleutel:

    Hierin staat:

    S voor het aantal deelnemers dat op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor het resultaatafhankelijk budget bpv wordt verstrekt, bij de instelling is ingeschreven en voor bekostiging in aanmerking komt;

    F voor de wegingsfactor met de waarde 1 bij de classificatie ‘voldoende’ of met de waarde 1,5 bij de classificatie ‘goed’;

    LT S x F voor het gewogen landelijk totaal voor alle instellingen;

    LBbpv voor het vastgestelde subsidieplafond.

Artikel 4.4 Verbeterplan bpv
  • 1. Om in aanmerking te kunnen komen het resultaatafhankelijk budget bpv stellen de instellingen een verbeterplan bpv op dat voldoet aan de voorschriften, opgenomen in de artikelen 4.5 tot en met 4.9.

  • 2. De instelling draagt er zorg voor dat het verbeterplan bpv uiterlijk op 31 augustus 2016 door de minister is ontvangen.

  • 3. Indien de instelling naar aanleiding van het voorlopige oordeel van de instantie, bedoeld in artikel 1.5, derde lid, aanleiding ziet het verbeterplan bpv aan te passen, draagt de instelling er zorg voor dat het aangepaste verbeterplan bpv uiterlijk op 30 november 2016 door de minister is ontvangen. De instelling zendt een afschrift van het aangepaste verbeterplan bpv aan de instantie.

  • 4. De instelling die toepassing geeft aan artikel 4.7, vijfde lid, draagt er zorg voor dat het aangevulde verbeterplan bpv uiterlijk op 31 augustus 2017 door de minister is ontvangen.

  • 5. Indien het verbeterplan bpv na de in het tweede, derde of vierde lid genoemde termijn door de minister is ontvangen, komt de instelling niet in aanmerking voor het resultaatafhankelijk budget bpv.

Artikel 4.5 Inhoud verbeterplan bpv

Het verbeterplan bpv bevat tenminste de volgende onderdelen:

  • a. een analyse van de uitgangssituatie van de kwaliteit van de bpv van de instelling in 2016 gebaseerd op de meest actuele gegevens, leidend tot een gemotiveerde keuze van de verbeterpunten;

  • b. een overzicht van de beoogde resultaten per aspect als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, voor juli 2017 of 2018 met een motivering van de keuze van de verbeterpunten;

  • c. een overzicht van de maatregelen waarmee de beoogde resultaten kunnen worden gerealiseerd.

Artikel 4.6 Analyse uitgangssituatie
  • 1. De analyse, bedoeld artikel 4.5, onder a, heeft in elk geval betrekking op de volgende aspecten van de bpv:

    • a. de aansluiting van het programma van de beroepsopleiding op het programma van de bpv;

    • b. het begeleiden van de deelnemer bij en het zorgdragen voor het vinden van een passende bpv-plek; en

    • c. de begeleiding van de deelnemer door de instelling tijdens de periode van de bpv.

  • 2. Indien dat uit de analyse, bedoeld in artikel 4.5, onder a, volgt, kan de instelling naast de aspecten, bedoeld in het eerste lid, ook gemotiveerd verbeterpunten formuleren op andere aspecten die leiden tot verbetering van de kwaliteit van de bpv.

  • 3. Indien uit de analyse, bedoeld in artikel 4.5, onder a, blijkt dat een aspect, bedoeld in het eerste, geen verbetering behoeft, kan de instelling gemotiveerd dat aspect buiten beschouwing laten.

Artikel 4.7 Overzicht beoogde resultaten en indicatoren
  • 1. De instelling formuleert de beoogde resultaten in het verbeterplan bpv ambitieus en haalbaar.

  • 2. Bij het formuleren van de beoogde resultaten betrekt de instelling in ieder geval de grootte van de verbetering en het bereik, zijnde het aandeel van de bekostigde deelnemers dat baat heeft bij de verbetering.

  • 3. De instelling kan in het verbeterplan bpv aangeven dat een aspect of een beoogd resultaat zwaarder weegt voor de verbetering van de kwaliteit van de bpv dan de andere aspecten of beoogde resultaten.

  • 4. Voor het meten van de beoogde resultaten kiest de instelling in het verbeterplan bpv passende indicatoren, waarmee de kwaliteit van de bpv op eenduidige en betrouwbare wijze kan worden gemeten, dan wel andere instrumenten waarmee eenduidig en betrouwbaar kan worden vastgesteld of het beoogde resultaat is bereikt.

  • 5. De instelling kan bij de resultatenrapportage bpv over 2017 het verbeterplan bpv aanvullen met een of meer beoogde resultaten voor 2018, indien de uitkomsten en de methodologische onderbouwing van de enquête leerbedrijven over 2016 daartoe aanleiding geven. Het eerste tot en met vierde lid, artikel 4.5 onderdelen b en c, artikel 4.6 en artikel 4.8 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.8 Draagvlak verbeterplan bpv

De instelling stemt het verbeterplan bpv af met vertegenwoordigers van de bpv-begeleiders, de leerbedrijven en de deelnemers.

Artikel 4.9 Collegiale consultatie verbeterplan bpv
  • 1. De instelling verklaart in het verbeterplan bpv dat de instelling bereid is deel te nemen aan een collegiale consultatie.

  • 2. De collegiale consultatie vindt periodiek plaats en is gericht op verbetering van de kwaliteit van de bpv.

  • 3. De instelling neemt de opbrengsten van de collegiale consultatie voor zover beschikbaar op in de resultatenrapportage bpv over 2017 en 2018.

Artikel 4.10 Beoordeling verbeterplan bpv
  • 1. De instantie beoordeelt of het verbeterplan bpv voldoet aan de voorschriften, bedoeld in de artikelen 4.5 tot en met 4.9.

  • 2. De instantie beoordeelt het verbeterplan bpv op grond van het beoordelingskader verbeterplan bpv dat als bijlage 6 bij deze regeling is gevoegd.

  • 3. De instantie informeert de instelling uiterlijk op 31 oktober 2016 over haar voorlopig oordeel over het verbeterplan bpv.

  • 4. De instantie adviseert uiterlijk op 31 december 2016 de minister over het verbeterplan bpv van de instelling.

  • 5. In geval toepassing is gegeven aan artikel 4.7, vijfde lid, adviseert de instantie de minister uiterlijk op 31 oktober 2017.

Artikel 4.11 Besluit minister; afwijzingsgrond
  • 1. De minister besluit uiterlijk op 31 januari 2017 op basis van het advies van de instantie of het verbeterplan bpv van de instelling voldoet aan de voorschriften, bedoeld in de artikelen 4.5 tot en met 4.9.

  • 2. Indien het verbeterplan bpv niet voldoet aan de voorschriften, genoemd in het eerste lid, komt de instelling niet in aanmerking voor het resultaatafhankelijke budget bpv.

  • 3. De minister besluit uiterlijk op 30 november 2017 op het aangevulde verbeterplan bpv, bedoeld in artikel 4.7, vijfde lid. Indien de minister de aanvulling niet goedkeurt, maakt dit beoogde resultaat geen deel uit van de beoordeling van de resultatenrapportage bpv over 2018.

Artikel 4.12 Resultatenrapportage bpv

De instelling draagt er zorg voor dat de minister uiterlijk op 15 augustus van de betreffende jaren de resultatenrapportage bpv heeft ontvangen. De instelling zendt een afschrift van de resultatenrapportage bpv aan de instantie.

Artikel 4.13 Beoordeling resultaten bpv door de instantie
  • 1. De instantie geeft een oordeel over de behaalde resultaten per aspect, bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van het verbeterplan bpv en een oordeel over het geheel van de behaalde resultaten voor het betreffende jaar door de instelling.

  • 2. De instantie kan aan de instelling nadere informatie en toelichting vragen. De instelling reageert binnen tien werkdagen op het verzoek van de instantie.

  • 3. De resultatenrapportage bpv van de instelling wordt beoordeeld op grond van het beoordelingskader resultatenrapportage bpv dat als bijlage 7 bij deze regeling is gevoegd.

  • 4. Het oordeel in het eerste lid heeft betrekking op het bereik van de resultaten en de grootte van de gerealiseerde verbetering, zoals omschreven in artikel 4.7, eerste en tweede lid. Bij de beoordeling houdt de instantie rekening met het belang dat de instelling in het verbeterplan heeft toegekend aan de verschillende aspecten en beoogde resultaten.

Artikel 4.14 Classificatie beoordeling resultaten bpv
  • 1. De instantie drukt het resultaat van de beoordeling per aspect en het oordeel over het geheel van de behaalde resultaten uit in de classificatie ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’.

  • 2. De instantie classificeert de behaalde resultaten voor het betreffende aspect als ‘goed’, indien het geheel van de beoogde resultaten voor een aspect is behaald.

  • 3. De instantie classificeert de behaalde resultaten voor het betreffende aspect als ‘voldoende’, indien het geheel van de beoogde resultaten voor een aspect grotendeels is behaald.

  • 4. De instantie classificeert de behaalde resultaten voor het betreffende aspect als ‘onvoldoende’, indien voor het geheel van de beoogde resultaten voor een aspect niet de classificatie ‘goed’ of ‘voldoende’ kan worden gegeven.

  • 5. Ten aanzien van het oordeel over het geheel van de behaalde resultaten voor de instelling zijn het tweede tot en met het vierde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De instantie adviseert de minister uiterlijk op 30 september van het desbetreffende jaar over zijn oordelen bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 4.15 Besluit minister; afwijzingsgronden
  • 1. De minister besluit uiterlijk op 31 oktober van het desbetreffende jaar over de toekenning aan een instelling van het aandeel in het resultaatafhankelijke budget op basis van de behaalde resultaten.

  • 2. Het resultaatafhankelijke budget bpv wordt geweigerd indien de door de instelling behaalde resultaten in relatie tot de beoogde resultaten onvoldoende zijn of indien de resultatenrapportage bpv na de in artikel 4.12 genoemde datum wordt ontvangen.

Artikel 4.16 Betaling van het resultaatafhankelijk budget bpv

De betaling van het resultaatafhankelijk budget bpv vindt in 2017 en 2018 in december plaats.

Artikel 4.17 Onvoorziene omstandigheden

Indien in een jaar meer dan de helft van de bekostigde deelnemers, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onder S, zijn ingeschreven op instellingen die niet in aanmerking komen voor het resultaatafhankelijk budget bpv op grond van artikel 4.14, tweede lid, dan kan de minister met inachtneming van het subsidieplafond besluiten om de normen voor de classificatie, bedoeld in artikel 4.12 of de waarde, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onder F, voor de verdeling in 2017 of 2018 te herzien.

E

Na Bijlage 5 worden twee nieuwe bijlagen toegevoegd, luidende:

BIJLAGE 6 BIJ ARTIKEL 4.10, TWEEDE LID

Beoordelingskader verbeterplan bpv

De instantie vormt een integraal oordeel over het verbeterplan bpv van de mbo-instelling. Dit integrale oordeel is gebaseerd op een toets van het verbeterplan bpv (zijn de voorgeschreven stappen op een goede manier uitgevoerd) en een toets van het ambitieniveau (liggen de beoogde resultaten op het juiste niveau). Deze laatste toets is van een andere orde dan de meer technische toets van het verbeterplan bpv. Met de toets van het ambitieniveau wordt beoordeeld of de beoogde resultaten, als ze worden bereikt, een beloning van een zware categorie ‘goed’ rechtvaardigen. De instelling dient de beoogde resultaten in het verbeterplan bpv zodanig ambitieus te formuleren dat als deze resultaten worden bereikt, de instantie deze bij de beoordeling, bedoeld in artikel 4.14, de classificatie ‘goed’ kan geven.

Onderstaand beoordelingskader geeft in de eerste kolom de criteria waarop de beoordeling wordt gebaseerd. De kolom met de minimale vereisten geeft aan wat er onder het criterium valt; de kolom met de beoordeling beschrijft hoe wordt getoetst of daaraan voldaan wordt. De aspecten worden beoordeeld op de variabelen grootte en bereik. De instantie houdt rekening met het belang dat de instelling in het verbeterplan heeft toegekend aan de verschillende aspecten en resultaten.

De beoogde resultaten voor de instelling worden in onderlinge samenhang beoordeeld.

Criterium

Minimale vereisten

Beoordeling

Analyse beginsituatie

1) De instelling beschrijft in het verbeterplan bpv de analyse van de uitgangssituatie van de bpv in 2016.

2) De instelling gebruikt hiervoor de relevante informatie en geeft aan welke informatie is gebruikt1.

3) Bij de analyse besteedt de instelling in ieder geval aandacht aan de aspecten bedoeld in artikel 4.6, eerste lid.

4) De instelling kiest gemotiveerd de verbeterpunten voor de kalenderjaren 2017 en 2018.

De verbeterpunten vloeien voort uit de analyse van de uitgangssituatie van de bpv in 2016.

De keuze voor de verbeterpunten is gemotiveerd.

Indien is gekozen voor bepaalde aspecten geen verbeterpunten te kiezen of voor andere aspecten juist wel verbeterpunten te kiezen, vloeit dit voort uit de analyse.

Uit de analyse vloeit een juiste weging van het belang van de aspecten voort.

Beoogde resultaten

1) De instelling omschrijft de beoogde resultaten per aspect voor 2017 en 2018.

2) De beoogde resultaten zijn SMART2 geformuleerd.

3) De beoogde resultaten hebben ten minste betrekking op de aspecten bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, tenzij hiervan op grond van de analyse gemotiveerd wordt afgeweken.

4) Een eventueel zwaarder wegend belang van bepaalde beoogde resultaten wordt omschreven.

Heeft de instelling om te bepalen of de beoogde resultaten voor de bpv zijn bereikt, passende indicatoren dan wel andere instrumenten gekozen, waarmee op betrouwbare wijze en eenduidig kan worden vastgesteld of het beoogde resultaat is bereikt.

De beoogde resultaten voor 2017 en 2018 vloeien voort uit de analyse van de uitgangssituatie.

Van de beoogde resultaten zijn de grootte en het bereik beschreven.

Uit de analyse vloeit een gemotiveerde weging van het belang van de beoogde resultaten voort.

Waardering beoogde resultaten

Toets van het ambitieniveau:

De beoogde resultaten zijn ambitieus en haalbaar geformuleerd.

1. a. Grootte: Het beoogde resultaat is ambitieuzer naarmate de beoogde verbeteringen groter zijn.

b. Bereik: Het beoogde resultaat is ambitieuzer naarmate het aandeel van de deelnemers dat baat heeft bij de beoogde verbeteringen groter is.

2. De beoogde resultaten zijn realistisch, in die zin dat ze niet te ambitieus zijn geformuleerd en haalbaar zijn (in de tijd) met de voorgenomen maatregelen.

Maatregelen

De instelling geeft een overzicht van de maatregelen waarmee de beoogde resultaten kunnen worden gerealiseerd en de wijze waarop de implementatie van de maatregelen wordt georganiseerd.

De maatregelen zijn voldoende concreet uitgewerkt in termen van betrokkenen en verantwoordelijkheden, monitoring, borging en communicatie met in- en externe betrokkenen.

De maatregelen kunnen worden uitgevoerd, gelet op de structuren en processen van de instelling.

Draagvlak

De beoogde resultaten en de te treffen maatregelen zijn gedragen door de interne en externe betrokkenen.

De beoogde resultaten en maatregelen zijn afgestemd met vertegenwoordigers van de leerbedrijven, deelnemers en bpv-begeleiders.

Collegiale consultatie

De instelling committeert zich te participeren aan de collegiale consultatie voor de bpv. De instelling geeft zelf vorm aan deze consultatie.

In het verbeterplan bpv is de deelname aan de collegiale consultatie van het verbeterplan bpv opgenomen.

X Noot
1

Indien de instelling informatie gebruikt uit onderzoek dat in opdracht van de instelling is uitgevoerd, wordt de onderbouwende informatie (bijv. het onderzoeksrapport) bij het verbeterplan verstrekt.

X Noot
2

Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden of anderszins meetbaar, aantoonbaar en verifieerbaar.

BIJLAGE 7 BIJ ARTIKEL 4.13, DERDE LID

Beoordelingskader resultatenrapportage bpv

Voor de resultatenrapportage worden de behaalde resultaten afgezet tegen de beoogde resultaten en vergeleken met de uitgangssituatie zoals vastgelegd in het verbeterplan bpv.

De instelling kan een toelichting geven over de behaalde resultaten.

 

Programma

Matching

Begeleiding

Eventueel ander aspect

Uitgangssituatie van de bpv in 2016

1. Resultaat A

2. Resultaat B

3. ….

1.

2.

3.

1.

2.

3.

1.

2.

3.

Beoogde resultaten voor 2017

1.

2.

3.

1.

2.

3.

1.

2.

3.

1.

2.

3.

Behaalde resultaten in 2017

1.

2.

3.

1.

2.

3.

1.

2.

3.

1.

2.

3.

De instantie vormt een integraal oordeel over de verbetering van de bpv bij de instelling. Dit oordeel is opgebouwd uit de oordelen per aspect. Voor deze oordelen per aspect zet de instantie de behaalde resultaten af tegen de beoogde resultaten en de uitgangssituatie zoals die in het verbeterplan bpv zijn opgenomen. De instantie betrekt de door de instelling gegeven toelichting bij de beoordeling. Bij dit integraal oordeel worden de drie variabelen grootte, bereik en belang van de gerealiseerde verbetering voor de resultaten per aspect gewogen. Het is niet mogelijk voor deze kwalitatieve beoordeling een kwantitatieve beslisregel te formuleren. Daarom vormt de instantie een integraal oordeel over de verbetering van de bpv zoals die blijkt uit de bereikte resultaten, voor de instelling als geheel en voor de diverse aspecten. Dit oordeel wordt onderbouwd en gemotiveerd.

De resultaten worden beoordeeld als behaald als ze ten minste op het niveau van de beoogde resultaten liggen.

In Artikel 4.14 staat in het tweede lid, dat indien het geheel van de beoogde resultaten van een aspect is bereikt, de instantie de behaalde resultaten voor het betreffende aspect classificeert als ‘goed’.

In Artikel 4.14 staat in het derde lid, dat indien het geheel van de beoogde resultaten grotendeels is gerealiseerd, de instantie de behaalde resultaten voor het betreffende aspect classificeert als ‘voldoende’.

De instantie beoordeelt het geheel van de gerealiseerde resultaten voor een aspect als ‘voldoende’ als alle beoogde resultaten grotendeels zijn bereikt of als een groot deel van de resultaten geheel is bereikt.

In Artikel 4.14 staat in het vierde lid, dat indien voor de beoogde resultaten niet de classificatie ‘goed’ of ‘voldoende’ kan worden gegeven, de instantie de behaalde resultaten voor dit aspect classificeert als ‘onvoldoende’.

In Artikel 4.14 staat in het vijfde lid, dat bij de beoordeling van de gerealiseerde resultaten voor de instelling als geheel het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing zijn.

Dit geldt ook voor de hierboven vermelde normen voor de beoordeling ‘goed’ en ‘voldoende’.

Voor 2018 wordt eenzelfde tabel gebruikt als voor 2017. Er is geen verband tussen het oordeel in 2017 en het oordeel in 2018. Het kan voorkomen dat de resultaten van een instelling in 2017 als ‘goed’ worden beoordeeld, terwijl de resultaten in 2018 als ‘onvoldoende’ worden beoordeeld en omgekeerd.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2015 is de Regeling kwaliteitsafspraken mbo (Stcrt. 2014, 35959) in werking getreden. In deze regeling werd het investeringsbudget voor de kwaliteitsafspraken in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) geregeld. Met de wijziging van 6 maart 2016 (Stcrt. 2016, 13647) werd daar per 2016 het resultaatafhankelijk budget voor studiewaarde aan toegevoegd. Met deze wijziging wordt per 2017 het resultaatafhankelijk budget voor de beloning van instellingen3 voor de verdere verbetering van de beroepspraktijkvorming (bpv) toegevoegd. Het investeringsbudget en het resultaatafhankelijk budget vormen beide een aanvulling op de reguliere bekostiging waarmee wordt beoogd de kwaliteit van het mbo te verhogen.

De kwaliteitsafspraken zijn een vervolg op het actieprogramma Focus op vakmanschap. Alle instellingen hebben een kwaliteitsplan ingediend. Op een na hebben alle instellingen een plan voor het stimuleren van excellent vakmanschap opgesteld dat is goedgekeurd door de instantie.

Achtergrond

Deze wijzigingsregeling voegt een vierde hoofdstuk toe aan de regeling. Dit vierde hoofdstuk gaat over de resultaatafhankelijke beloning voor de verdere verbetering van de bpv. De bpv is een cruciaal onderdeel van de beroepsopleiding. De deelnemer maakt tijdens de bpv kennis met de beroepspraktijk, brengt de theoretische kennis die hij heeft opgedaan in de praktijk en maakt zich werknemersvaardigheden eigen. Een goede bpv helpt studenten zich goed voor te bereiden op de arbeidsmarkt.

Via het investeringsbudget (€ 200 miljoen) voor de kwaliteitsafspraken hebben de instellingen met hun kwaliteitsplannen al gericht kunnen investeren om de in het kwaliteitsplan beoogde verbeteringen, waaronder ook de bpv, tot stand te brengen. In de Startrapportage Kwaliteit van het mbo constateert MBO in Bedrijf dat de aandacht voor de bpv in de kwaliteitsplannen tegenvalt. Ook de tevredenheid van studenten over de kwaliteit van de bpv is voor verbetering vatbaar, zo blijkt onder meer uit de JOB-monitor 2014. Het is noodzakelijk dat de instellingen de komende jaren maatregelen nemen om te investeren in de kwaliteit van de bpv. Daarbij is de verbetering van de bpv in het bijzonder gericht op drie aspecten: de aansluiting tussen het programma tijdens de bpv en het opleidingsprogramma binnen de mbo-instelling, de matching tussen de individuele student en de bpv-plek en de begeleiding door de mbo-instelling tijdens de bpv-periode (zie artikel 4.6, eerste lid). Landelijk is gebleken dat deze aspecten van de bpv voor verbetering vatbaar zijn. Daarom wordt van instellingen gevraagd om in ieder geval naar deze drie aspecten te kijken.

Voor een duurzame verbetering van de kwaliteit van de bpv is een meerjarige inspanning nodig, die de eerste jaren extra gestimuleerd zal worden in het kader van de kwaliteitsafspraken mbo. Het verbeteren van de kwaliteit van de bpv is een politieke prioriteit waarvoor bij de invulling van het Regeerakkoord vanaf 2017 structureel € 58 miljoen per jaar is gereserveerd. Eén van de vereisten is dat deze beloning wordt verbonden aan betere resultaten.

In het Bestuursakkoord kwaliteitsafspraken mbo 2014 is afgesproken dat vanaf 2017 betere resultaten voor de kwaliteit van de bpv worden beloond indien daarvoor een valide indicator kon worden ontwikkeld die een rechtmatige beloning mogelijk maakt. In het najaar van 2015 is gebleken dat het ontwikkelen van een dergelijke indicator op de vereiste termijn niet mogelijk is.

De noodzaak de bpv verder te verbeteren is echter onverkort aanwezig. In december 2015 heb ik met de MBO Raad als vertegenwoordiger van de mbo-instellingen aanvullende bestuurlijke afspraken gemaakt over de resultaatafhankelijke beloning van de bpv. Afgesproken is dat instellingen vanaf 2017 in aanmerking komen voor de resultaatafhankelijke beloning voor de bpv als zij voldoen aan drie voorwaarden:

  • 1. Een door de instantie positief beoordeeld verbeterplan bpv met daarin de door de instelling ‘SMART’4-geformuleerde ambities voor die aspecten van de bpv die naar het oordeel van de instelling verbetering behoeven;

  • 2. De instelling heeft naar het integraal oordeel van de instantie in 2017 en 2018 voldoende verbetering gerealiseerd, en

  • 3. De instelling heeft in het verbeterplan bpv aangegeven te zullen participeren in een collegiale consultatie (peer review) voor de bpv.

Voor de aanpak van de resultaatafhankelijke beloning van de bpv bestaat een breed draagvlak. VNO/NCW en MKB Nederland, de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) en de Beroepsvereniging docenten MBO (BVMBO) dragen de hoofdlijnen van de invulling van de resultaatafhankelijke beloning van de kwaliteit van de bpv.

Verbeterplan bpv

Het verbeterplan bpv van een mbo-instelling vormt een nadere uitwerking en/of verdieping van het hoofdstuk over de bpv in het eerder ingediende kwaliteitsplan.

Aan het verbeterplan bpv wordt de procesmatige eis gesteld dat het moet zijn afgestemd met de belanghebbenden. Daarnaast dient de instelling zich te committeren aan de collegiale consultatie.

De kwaliteit van de bpv wordt bepaald in de driehoek student – praktijkbegeleider van het leerbedrijf – bpv begeleider van de mbo-instelling. Het is belangrijk dat naast de leerbedrijven, de docenten (onderwijsteams) en studenten worden betrokken bij het opstellen van het verbeterplan bpv, omdat draagvlak noodzakelijk is om tot verbetering van de onderwijskwaliteit te komen. Een gedragen plan is beter uitvoerbaar. Van de mbo-instellingen wordt gevraagd de beoogde resultaten en maatregelen die in het verbeterplan bpv zijn opgenomen, af te stemmen met de belanghebbenden: vertegenwoordigers van studenten, bpv-begeleiders en leerbedrijven.

In het verbeterplan bpv dient de instelling te verklaren deel te nemen aan de collegiale consultatie. Met de collegiale consultatie wordt beoogd de leercultuur binnen en tussen de instellingen te stimuleren doordat ervaringen worden gedeeld zodat goede praktijken worden verspreid. De vormgeving van de consultatie is vrij, zodat het zich kan ontwikkelen tot een instrument van en voor onderwijsteams.

Het verbeterplan bpv bestaat uit drie onderdelen. De mbo-instellingen maken in hun verbeterplan bpv een analyse van de huidige situatie van (de resultaten van) het instellingsbeleid voor de bpv. Op basis van deze analyse kiezen zij verbeterpunten. Voor deze verbeterpunten formuleren zij hun ambities in de vorm van SMART-geformuleerde beoogde resultaten en daarop aansluitende maatregelen die het bereiken van de beoogde verbeteringen ondersteunen.

Het eerste onderdeel is een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de huidige situatie van (de resultaten van) het instellingsbeleid voor de bpv, die resulteert in een lijst verbeterpunten. Bij de analyse richt de instelling zich onder andere op de volgende aspecten: de aansluiting tussen het programma tijdens de bpv en het opleidingsprogramma binnen de instelling, de matching en de begeleiding door de instelling (zie artikel 4.6, eerste lid, van de regeling). De instelling kan er voor kiezen, mits gemotiveerd, voor een van deze aspecten geen verbeterpunten op te nemen (pas toe of leg uit) (zie artikel 4.6, derde lid). Ook kan de instelling andere aspecten toevoegen aan de lijst verbeterpunten. Het resultaat van de analyse van de huidige situatie is een aantal punten waar de instelling zich voor de verdere verbetering van de bpv op gaat richten.

Als tweede onderdeel van het verbeterplan kiezen de instellingen voor de verbeterpunten ambities in de vorm van SMART-geformuleerde beoogde resultaten die bij de eigen context en beginsituatie passen. Het verbeterplan bpv moet duidelijk maken welke resultaten bereikt worden en wat en hoe er gemeten wordt om in juli 2017 respectievelijk 2018 vast te stellen of de beoogde resultaten daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Daarom is het van belang om de beoogde resultaten in het verbeterplan bpv zo concreet mogelijk te formuleren. Voor het meten van de beoogde resultaten kiest de instelling passende en betrouwbare indicatoren dan wel andere instrumenten, waarmee op betrouwbare wijze en eenduidig kan worden vastgesteld of het beoogde resultaat is bereikt. De beperkingen van het werken met indicatoren worden onderkend: niet alles wat waardevol is, is meetbaar. Daarom nodig ik de instellingen uit om concrete resultaten en indicatoren in te bedden in een kwalitatieve beschrijving van de beoogde resultaten. Indicatoren kunnen bijvoorbeeld worden afgeleid van bpv-onderzoek door de mbo-instelling onder studenten en leerbedrijven. Het gaat erom dat uit de resultaten in juli 2017 en 2018 blijkt of de kwaliteit van de bpv is verbeterd zoals in het verbeterplan is beoogd. Zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.5. Van belang is dat beoogde resultaten geen maatregelen zijn.

De beoogde resultaten moeten ambitieus en haalbaar zijn; enerzijds dienen de beoogde resultaten ambitieus te zijn, anderzijds dienen de beoogde resultaten bereikt te kunnen worden met de voorgenomen maatregelen, ook in de tijd. De instelling beschrijft in het verbeterplan van de beoogde resultaten: de grootte van de beoogde verbetering, de grootte van het bereik en het belang dat de instelling eraan hecht. Deze factoren weegt de instantie mee bij de beoordeling of de beoogde resultaten in het verbeterplan in samenhang een goede en haalbare ambitie zijn.

Als derde onderdeel van het verbeterplan bpv, formuleert de instelling de maatregelen waarmee de beoogde resultaten gerealiseerd kunnen worden. De instelling vermeldt hoe de implementatie van de maatregelen wordt georganiseerd.

Daarbij is van belang dat maatregelen die leiden tot de situatie dat voldaan wordt aan de wettelijke vereisten niet in aanmerking komen voor de resultaatafhankelijke beloning.

Bij het opstellen van het verbeterplan bpv kan de instelling gebruik maken van (eigen, landelijke en/of openbare) referenties, zoals die van vergelijkbare instellingen. Zo kunnen de instellingen bij het maken van hun verbeterplan bpv de informatie uit de landelijke registraties benutten die door het Ministerie van OCW op een samenhangende wijze beschikbaar is gesteld via de instellingsrapportage en de mboscanner. De instantie gebruikt deze informatie ook als referentie bij de beoordeling van de verbeterplannen. Deze informatie is geplaatst op de website www.kwaliteitsafsprakenmbo.nl. Op deze website staan ook de brief waarmee de Tweede Kamer is geïnformeerd, de brief die naar de instellingen is gegaan, een handreiking met meer praktische informatie over het opstellen van een verbeterplan bpv en resultatenrapportage bpv en een tijdspad met de data van het traject van de resultaatafhankelijke beloning van de bpv.

De verbeterplannen bpv en de rapportages van de resultaten zijn openbaar.

Daarnaast heeft het ministerie in samenwerking met de MBO Raad, MBO in Bedrijf en de MBO Academie een achttal voorlichtingsdagen georganiseerd in de weken van 11 en 18 april 2016.

Beoordeling van het verbeterplan bpv

De minister laat zich voor de beoordeling van de verbeterplannen bpv en de resultaten adviseren door een instantie met onafhankelijke deskundigen. MBO in Bedrijf (e-mail: gerda@kmpersonal.nl), die ook de beoordeling van de kwaliteitsplannen heeft uitgevoerd, is de door de minister aangewezen instantie die deze beoordeling en advisering zal uitvoeren.

De instantie beoordeelt de verbeterplannen bpv op vier punten. Allereerst wordt de (technische en inhoudelijke) kwaliteit van het verbeterplan beoordeeld: is de analyse juist uitgevoerd, vloeien de verbeterpunten voort uit de analyse en kunnen de maatregelen leiden tot het behalen van de resultaten. Ten tweede geeft de instantie een beoordeling van het ambitieniveau: zijn de beoogde resultaten ambitieus en haalbaar genoeg en zijn de beoogde resultaten te realiseren met de beoogde maatregelen? Ten derde kijkt de instantie naar de afstemming van de beoogde plannen met de belanghebbenden (studenten, bpv-begeleiders en leerbedrijven). Tenslotte wordt getoetst of het vereiste commitment aan het proces van collegiale consultatie in het verbeterplan bpv is opgenomen.

Voor deze vier punten geldt dat een negatief oordeel van de instantie op één van deze punten leidt tot een negatief oordeel over het verbeterplan bpv als geheel. De beoordelende instantie koppelt haar oordeel in eerste instantie terug aan de instelling. Daarbij kan de instantie aan de instelling nadere informatie en toelichting vragen, bijvoorbeeld als de instantie in haar ogen relevante informatie uit de landelijke registraties niet aantreft in de analyse van de instelling. De mbo-instelling heeft de gelegenheid om verbeteringen in het verbeterplan bpv aan te brengen en uiterlijk 30 november een aangepast verbeterplan bpv bij de minister in te dienen. Het aangepaste verbeterplan bpv wordt opnieuw beoordeeld.

De instantie brengt haar gemotiveerde oordeel over het (aangepaste) verbeterplan bpv in de vorm van een advies uit aan de minister, die beslist of het (aangepaste) verbeterplan bpv van de instelling voldoet aan de gestelde voorwaarden.

Rapportage van de resultaten in 2017 en 2018

In augustus 2017 en 2018 dienen de instellingen een resultatenrapportage bpv in. Deze rapportages bevatten de stand van zaken van de verbeteringen zoals die in het verbeterplan bpv zijn beoogd en geeft het antwoord op de vraag of de beoogde resultaten zijn bereikt. Bij de resultatenrapportage van 2017 is het eveneens mogelijk om naar aanleiding van de uitkomsten van de SBB-enquête het verbeterplan bpv voor het jaar 2018 aan te vullen met een beoogd resultaat dat gebaseerd is op de enquête onder leerbedrijven.

Bijlage 1 van de Handreiking geeft een kader voor de resultatenrapportage bpv.

Beoordeling van de resultaten

De instantie beoordeelt in 2017 en 2018 de gerealiseerde resultaten voor de verbetering van de bpv aan de hand van de resultatenrapportage bpv van de instelling. De instantie kan aan de instelling nadere informatie en toelichting vragen.

De instantie weegt af of en in welke mate de beoogde resultaten zijn behaald. Hierbij vormt de instantie eerst afzonderlijke oordelen over de verschillende aspecten, waarna een integraal oordeel over de resultaten van de instelling wordt gevormd. Hierbij weegt de instantie naast de grootte van de gerealiseerde verbeteringen ook het bereik en houdt rekening met het belang dat de instelling in het verbeterplan bpv aan de verschillende beoogde resultaten en aspecten heeft toegekend.

De instantie beoordeelt integraal of het geheel van de bereikte resultaten van de instelling voor verbetering van de bpv ‘goed’, ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ zijn.

De gemotiveerde beoordelingen brengt de instantie als advies uit aan de Minister van OCW. Deze beslist op het advies over verdeling van het resultaatafhankelijk budget voor de bpv.

Verdeling van het resultaatafhankelijk budget voor de beroepspraktijkvorming.

Het budget dat voor de resultaatafhankelijke beloning voor de bpv beschikbaar is, wordt verdeeld over de instellingen die over de bpv-resultaten het besluit ‘voldoende’ of ‘goed’ hebben ontvangen. Hiervoor is een verdeelsleutel geformuleerd: de instellingen met het besluit ‘voldoende verbetering’ tellen met een gewicht 1 mee in de verdeling. De instellingen met het besluit ‘goede verbetering’ tellen met een gewicht 1,5 mee. Een instelling met het oordeel ‘goede verbetering’ wordt daardoor met de helft meer beloond dan een instelling met het oordeel ‘voldoende verbetering’. De grootte van de instelling wordt bij de verdeling van de resultaatafhankelijke beloning voor de bpv meegewogen: het aantal ingeschreven bekostigde studenten op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de resultaatafhankelijke beloning wordt verdeeld.

Overzicht van belangrijke data

Wat

Wanneer

Door

Maken en indienen van het verbeterplan bpv

Uiterlijk op 31 augustus 2016

Mbo-instellingen

Informeren van de mbo instelling of het verbeterplan bpv met de beoogde resultaten voldoet aan de voorschriften van artikel 4.5 t/m 4.7

Uiterlijk 31 op oktober 2016

MBO in Bedrijf

Evt. verbeteringen/aanvullingen verwerken en indienen van een aangepast verbeterplan bpv

Uiterlijk op 30 november 2016

Mbo-instellingen

Beoordelen (aangepast) verbeterplan bpv in een advies aan M OCW

Uiterlijk op 31 december 2016

MBO in Bedrijf

Besluiten op het advies en terugkoppelen aan de mbo-instelling

Uiterlijk op 31 januari 2017

Minister van OCW

Resultatenrapportage bpv met overzicht van de resultaten

Uiterlijk op 15 augustus 2017 (2018)

Mbo-instellingen

Beoordelen en classificeren van de resultaten en advies aan minister

Uiterlijk op 30 september 2017 (2018)

MBO in Bedrijf

Besluiten op het advies en verdelen van de resultaatafhankelijke beloning over de mbo-instellingen die daarvoor in aanmerking komen en terugkoppelen aan de mbo-instellingen

Uiterlijk op 31 oktober 2017 (2018)

Minister van OCW

Betaling resultaatafhankelijke beloning aan mbo-instellingen

Uiterlijk op 31 december 2017 (2018)

Minister van OCW

De instellingen sturen hun verbeterplannen en de resultatenrapportages in pdf-format naar e-mailadres ico@duo.nl. Het format voor de bestandsnaam is brinnummer-verbeterplanbpv resp. brinnummer-rapportagebpv.

Financiële aspecten

Het subsidieplafond voor 2017 en 2018 wordt jaarlijks vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant. Hierbij geldt het voorbehoud dat bij de vaststelling van de rijksbegroting voldoende gelden beschikbaar worden gesteld (artikel 1.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS).

Administratieve lasten

Administratieve lasten zijn de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. De administratieve lasten die gemoeid zijn met de uitvoering van de regeling zijn beperkt. Het gaat om de volgende administratieve lasten: het opstellen van het verbeterplan bpv, het indienen van een resultatenrapportage bpv in 2017 en in 2018 en de eventuele kosten voor bezwaar en beroep.

De incidentele administratieve lasten betreffen het opstellen van het verbeterplan bpv in 2016 en de eventuele kosten voor bezwaar en beroep. Deze worden geraamd op circa € 477.000,– voor de gehele mbo-sector. Dit is gemiddeld € 7.220,– per instelling.

De vaste administratieve lasten bestaan uit het opstellen van een jaarlijkse resultatenrapportage bpv en de eventuele kosten voor bezwaar en beroep. Zowel in 2017 als in 2018 worden deze kosten gemaakt. De vaste administratieve lasten worden geraamd op circa € 239.000,– per jaar voor de gehele mbo-sector. Dit komt neer op gemiddeld € 3.620,– per jaar per instelling.

Slotopmerking

Deze regeling treedt niet in werking op een vast verandermoment. De inhoud ervan is op hoofdlijnen al in een vroeg stadium aan de instellingen bekendgemaakt.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 4.1

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in dit hoofdstuk worden gebruikt. Een aantal begrippen in de regeling is al gedefinieerd in artikel 1.1.1. van de WEB en in artikel 1.1 van deze regeling.

Artikel 4.2

Met de wijzigingsregeling wordt beoogd om de kwaliteit van de bpv verder te verbeteren. De instellingen kunnen in aanmerking komen voor een resultaatafhankelijke beloning indien zij voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in dit hoofdstuk. De resultaten van de jaren 2017 en 2018 worden onafhankelijk van elkaar beoordeeld, waarbij de bereikte resultaten worden vergeleken met de voor dat jaar beoogde resultaten.

Artikel 4.3

De wijzigingsregeling ziet op de jaren 2016, 2017 en 2018. De instellingen kunnen zowel in 2017 als in 2018 in aanmerking komen voor de resultaatafhankelijke beloning. De hoogte van het subsidieplafond van 2017 en 2018 wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Het resultaatafhankelijke budget wordt verdeeld over de instellingen waarvan de behaalde resultaten als ‘voldoende’ of een ‘goed’ zijn beoordeeld. Het verschil tussen de ‘voldoende’ en ‘goed’ beoordeelde resultaten is de factor 1: 1,5. Dat wil zeggen dat een instelling waarvan de resultaten als ‘goed’ zijn beoordeeld, bij de verdeling van het resultaatafhankelijk budget met een gewicht 1,5 meetellen t.o.v. een instelling waarvan de resultaten als ‘voldoende’ zijn beoordeeld.

De resultaatafhankelijke beloning wordt evenredig verdeeld naar de grootte van de instellingen, gebaseerd op het aantal bekostigde studenten op 1 oktober in het voorafgaande jaar.

Artikel 4.4

Er zijn subsidievoorwaarden aan de resultaatafhankelijke beloning verbonden: de instellingen dienen in 2016 een verbeterplan bpv in dat voldoet aan artikel 4.5 t/m 4.9 en in 2017 en 2018 dienen de instellingen een rapportage van de resultaten in. De resultaatafhankelijke beloning in 2017 respectievelijk 2018 wordt verdeeld over de instellingen die aan de voorwaarden hebben voldaan: die een verbeterplan hebben ingediend dat aan de voorwaarden voldoet en die in het desbetreffende jaar tenminste voldoende verbetering van de resultaten hebben gerealiseerd.

Het is niet mogelijk om voor de resultaatafhankelijke beloning in aanmerking te komen indien het verbeterplan bpv niet is goedgekeurd door de minister. De instantie adviseert de minister hierin.

De instelling zorgt ervoor dat zijn verbeterplan bpv uiterlijk op 31 augustus 2016 door de minister is ontvangen. Indien de beoordeling van de instantie daartoe aanleiding geeft, past de instelling het verbeterplan bpv aan zodat dit uiterlijk 30 november 2016 door de minister is ontvangen. De instelling stuurt een afschrift van het aangepaste verbeterplan aan de instantie. Van deze herkansing kan geen gebruik worden gemaakt als het verbeterplan niet vóór 1 september 2016 is ingediend. Indien de minister op 30 november geen aangepaste verbeterplan bpv heeft ontvangen, wordt het voor 1 september ingediende verbeterplan bpv beoordeeld.

De instellingen kunnen naar aanleiding van de SBB-enquêtes onder leerbedrijven de vastgestelde beoogde resultaten voor 2018 aanvullen met een beoogd resultaat dat gebaseerd is op deze enquête onder leerbedrijven. Daartoe dient deze instelling het aangevulde verbeterplan bpv uiterlijk op 31 augustus 2017 in. De aanvullingen van het verbeterplan bpv mogen echter alleen betrekking hebben op de enquête onder leerbedrijven; de goedgekeurde beoogde resultaten staan vast.

Als de minister het (aangepaste) verbeterplan bpv na de gestelde termijn ontvangt, komt de desbetreffende instelling niet in aanmerking voor de resultaatafhankelijke beloning van de bpv.

Artikel 4.5

Het verbeterplan bpv bevat drie onderdelen:

  • een analyse van de uitgangssituatie van de bpv, uitmondend in een overzicht van de verbeterpunten;

  • een overzicht van de beoogde resultaten die de instelling in 2017 of 2018 wil bereiken, en

  • een overzicht van de voorgenomen maatregelen om de beoogde resultaten te bereiken.

De instellingen die zowel in 2017 als 2018 in aanmerking willen komen voor het resultaatafhankelijk budget voor de bpv, dienen in het verbeterplan bpv voor beide jaren beoogde resultaten op te nemen die door de instantie worden beoordeeld.

De instelling kan er voor kiezen bijvoorbeeld voor 2017 geen beoogde resultaten op te nemen, in welk geval de instelling voor 2017 geen aanspraak maakt op het resultaatafhankelijk budget voor de bpv.

Artikel 4.6

In de analyse van de uitgangssituatie beschrijft de instelling de situatie van de bpv zoals die is op dat moment is. De uitgangssituatie, ook wel ‘nul-situatie’, is de toestand waarin de instelling zich bevindt op het moment dat de instelling het verbeterplan bpv opstelt. De instelling onderbouwt de uitgangssituatie met de meest recente bronnen. De instelling neemt bij zijn analyse in ieder geval de volgende aspecten mee, die zijn afgeleid van het bpv-protocol:

  • de aansluiting van het programma van de bpv op het programma van de beroepsopleiding;

  • de matching van de leerbehoefte en -mogelijkheden van de student met de leer- en begeleidingsmogelijkheden van de bpv-plek, en

  • de begeleiding van de student door de mbo-instelling (frequentie en wijze van begeleiding, structureel contact met het leerbedrijf) tijdens de bpv-periode.

Naast de genoemde aspecten kan de instelling andere aspecten toevoegen die verbetering behoeven. Ook kan de instelling er gemotiveerd voor kiezen om een van deze aspecten buiten beschouwing te laten, indien dit uit de analyse van de uitgangssituatie volgt.

Op grond van de analyse van de uitgangssituatie kiest de instelling de verbeterpunten waarvoor beoogde resultaten worden geformuleerd.

Artikel 4.7

De instelling formuleert in het verbeterplan bpv voor de verbeterpunten beoogde resultaten voor het jaar 2017 en/of het jaar 2018.

Het is aan de instelling om de verbeteringen meetbaar en transparant te maken. Een goed verbeterplan maakt duidelijk wat en hoe er in 2017 en 2018 gemeten gaat worden om vast te stellen of de beoogde resultaten ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Daarom is het van belang de beoogde resultaten in het verbeterplan bpv zo concreet mogelijk te formuleren. Voor het meten van de beoogde resultaten kiest de instelling passende en betrouwbare indicatoren. De instelling maakt duidelijk hoe de integriteit van de indicatoren en meetmethodes geborgd wordt. Daarbij kan de instelling gebruik maken van de auditmethodieken die de instelling al hanteert.

De instelling formuleert de beoogde resultaten in het verbeterplan bpv zodanig ambitieus dat de instantie bij de beoordeling van de behaalde resultaten in de resultatenrapportage bpv, bedoeld in artikel 4.13 en 4.14, de classificatie ‘goed’ kan geven. Bij het ambitieus formuleren van de beoogde resultaten betrekt de instelling in ieder geval de grootte van de verbetering en het aandeel van de bekostigde studenten dat baat heeft bij de verbetering (bereik).

Als voor een bepaald verbeterpunt het door de instelling gewenste kwaliteitsniveau bij enkele domeinen al is bereikt, maar bij andere domeinen nog niet, kan voor de laatste groep domeinen een beoogd resultaat worden geformuleerd (om het gewenste kwaliteitsniveau te bereiken). De studenten bij de domeinen waar het gewenste kwaliteitsniveau al is bereikt, hebben geen extra profijt van deze verbetering. Van deze verbetering hebben alleen de studenten profijt als ze een opleiding bij de domeinen volgen waar de verbetering nog moet worden gerealiseerd: het bereik van dit beoogde resultaat is dus niet alle studenten, maar een (beperkt) aandeel van de studenten.

Indien gewenst, kan de instelling in het verbeterplan bpv op grond van de analyse gemotiveerd een verschillend belang toekennen aan verschillende beoogde resultaten en aspecten, zie ook artikel 4.13, vierde lid. De instantie betrekt deze gemotiveerde weging bij haar beoordeling, zie ook artikel 4.10, eerste en tweede lid en het beoordelingskader.

In juni 2016 komen de eerste resultaten van de enquête leerbedrijven beschikbaar. Indien de resultaten van deze enquête voldoende betrouwbaar zijn om (ook op een lager niveau) door de instellingen te worden gebruikt en de uitkomsten daartoe aanleiding geven, kan de instelling bij de resultatenrapportage van medio 2017 het verbeterplan bpv aanvullen met een beoogd resultaat voor 2018 dat is gebaseerd op deze enquête onder leerbedrijven. Het (ambitieniveau van dit) aanvullende beoogde resultaat wordt beoordeeld door de instantie (zie ook artikel 4.10).

Met de goedkeuring van het verbeterplan bpv in 2016 staan de beoogde resultaten voor 2017 en 2018 vast. De beoogde resultaten in het goedgekeurde verbeterplan bpv kunnen niet naar beneden worden bijgesteld.

Artikel 4.8

De instelling moet ervoor zorgen dat voor het verbeterplan bpv draagvlak bestaat bij de vertegenwoordigers van de interne en externe belanghebbenden: de studenten, de leerbedrijven en de bpv-begeleiders. Daartoe zorgt de instelling dat het verbeterplan bpv tijdig is afgestemd met de belanghebbenden, zodat hun reacties kunnen worden verwerkt in (de definitieve versie van) het verbeterplan bpv dat uiterlijk op 30 november 2016 is ingediend bij de minister.

Artikel 4.9

De instelling dient zich te committeren aan de deelname aan een periodieke collegiale consultatie. De wijze waarop de instelling deze consultatie vormgeeft, is vrij. Wel dient hierbij informatie uit de driehoek student-leerbedrijf-instelling te worden gebruikt. De resultaten uit de collegiale consultatie moeten worden opgenomen in de resultatenrapportages 2017 en 2018.

Voor veel instellingen zal gelden dat de collegiale consultaties voor de zomer van 2017 nog niet zijn uitgevoerd. Die instellingen nemen in hun resultatenrapportage in dat geval de voortgang over de collegiale consultatie op en vullen dat in 2018 aan met de opbrengsten ervan.

Artikel 4.10

Over het verbeterplan bpv geeft de beoordelende instantie een integraal oordeel dat is gebaseerd op het beoordelingskader verbeterplan bpv dat in bijlage 6 is opgenomen. De instantie kan aan de instelling nadere informatie en toelichting vragen. De instantie informeert de instellingen uiterlijk op 31 oktober 2016 over haar voorlopig oordeel. De instantie geeft haar definitief oordeel over het evt. gewijzigde verbeterplan bpv dat uiterlijk op 30 november moet zijn ontvangen uiterlijk op 31 december 2016. Dat oordeel wordt als advies aan de minister uitgebracht en in afschrift aan de instelling gezonden.

Voor die instellingen die in 2017 een aanvulling op het verbeterplan indienen (zie artikel 4.7 vijfde lid) geldt dat de instantie het ambitieniveau van het aanvullende beoogde resultaat voor 2018 beoordeelt en uiterlijk 31 oktober 2017 hierover adviseert aan de minister.

Artikel 4.11

De minister besluit uiterlijk op 31 januari 2017 op het advies over het verbeterplan bpv.

Een negatief besluit over het verbeterplan bpv heeft als rechtsgevolg dat de instelling geen aanspraak maakt op de resultaatafhankelijke beloning voor de bpv in 2017 en 2018.

De minister besluit uiterlijk op 30 november 2017 op de aanvulling van het verbeterplan bpv die gerelateerd is aan de enquête onder leerbedrijven. Een negatief besluit over deze aanvulling betekent dat (de realisatie van) het voorgestelde beoogde resultaat voor 2018 niet wordt betrokken bij de beoordeling van de in 2018 gerealiseerde resultaten.

Artikel 4.12

In 2017 en 2018 dient de instelling uiterlijk op 15 augustus een resultatenrapportage bpv in.

De instelling kan bij de resultaten een toelichting geven. De resultatenrapportage 2017 bevat een overzicht van de in 2016 geformuleerde beoogde resultaten voor 2017 en de tot dat moment (juli 2017) behaalde resultaten.

De resultatenrapportage 2018 bevat een overzicht van de in 2016 geformuleerde beoogde resultaten voor 2018 en de tot op dat moment (juli 2018) behaalde resultaten. De mbo-instelling is verantwoordelijk voor de betrouwbaarheid van de informatie over de bereikte resultaten.

De resultaten van de jaren 2017 en 2018 worden onafhankelijk van elkaar beoordeeld. Het is mogelijk om in het ene jaar wel en in het andere jaar niet in aanmerking te komen voor de resultaatafhankelijke beloning.

Artikel 4.13

Op grond van het beoordelingskader resultatenrapportage bpv dat in bijlage 7 is opgenomen, beoordeelt de instantie de bereikte resultaten. De instantie kan aan de instelling nadere informatie en toelichting vragen. De instelling heeft 10 werkdagen de tijd om de instantie van de gevraagde informatie te voorzien.

Voor de beoordeling van de bereikte resultaten wordt het beoordelingskader gebruikt dat als bijlage 7 bij de regeling is gevoegd. De instantie motiveert haar oordeel over de bereikte resultaten en de classificatie van de resultaten van de instelling als ‘goed’, ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’.

Dat gemotiveerde oordeel wordt met de classificatie als advies aan de minister uitgebracht.

Artikel 4.14

In dit artikel worden de classificaties beschreven waarmee de beoordelende instantie zijn oordeel uitdrukt over de verbetering van de bpv bij de instelling. Het gaat hier om een inhoudelijke beoordeling van het geheel van de behaalde resultaten. De instantie kan bijvoorbeeld een resultaat beschouwen als gerealiseerd, indien het beoogde resultaat (nagenoeg) geheel is behaald. De instantie kan bijvoorbeeld bij de beoordeling van het geheel van de resultaten de classificatie ‘goed’ toekennen indien een instelling een groot aantal beoogde resultaten heeft geformuleerd die op één na allemaal (ruimschoots) zijn gerealiseerd.

Artikel 4.15

De minister besluit uiterlijk op 31 oktober van het desbetreffende jaar op de resultatenrapportage 2017 respectievelijk 2018.

In geval van een negatief besluit over de bereikte resultaten van de instelling, maakt deze in het desbetreffende jaar geen aanspraak op de resultaatafhankelijke beloning voor de bpv. De resultaatafhankelijke beloning voor dat jaar wordt verdeeld over de instellingen waarvan de resultaten tenminste als voldoende zijn beoordeeld. Het is mogelijk dat een instelling wel in 2017 en niet in 2018 en omgekeerd, niet in 2017 en wel in 2018 in aanmerking komt voor de resultaatafhankelijke beloning.

Artikel 4.16

De betaling van de resultaatafhankelijke beloning aan de instellingen die daarvoor in aanmerking komen, vindt plaats in december 2017 en 2018.

Artikel 4.17

In dit artikel is een voorbehoud opgenomen voor het geval dat in een jaar meer dan de helft van de bekostigde deelnemers ingeschreven is bij instellingen die niet in aanmerking komen voor de resultaatafhankelijke beloning op grond van dit hoofdstuk. Dan is sprake van een onvoorziene situatie op stelselniveau. Indien uit de voorlopige beoordeling van de bereikte resultaten van het resultaatafhankelijk budget volgt dat deze situatie zich dreigt voor te doen, dan maakt de minister een beoordeling van de oorzaak daarvan. In dat geval kan de minister besluiten om de normen voor voldoende en of goede resultaten en/of de wegingsfactor (artikel 4.11) voor de verdeling in 2017 of 2018 te herzien.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
3

De bekostigde roc’s, aoc’s en vakinstellingen

X Noot
4

Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden of anderszins meetbaar, aantoonbaar en verifieerbaar.

Naar boven