Regeling van de Minister van Economische Zaken van 23 juni 2016, nr. WJZ/16087848, tot wijziging van de Regeling modellen eigen verklaring

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 2, tweede lid, van het Aanbestedingsbesluit en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2016/7 van de Commissie van 5 januari 2016 houdende een standaardformulier voor het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (PbEU 2016, L 3);

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling modellen eigen verklaring wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

Als model voor de eigen verklaring, bedoeld in artikel 2.84 van de Aanbestedingswet 2012, wordt aangewezen het standaardformulier, bedoeld in bijlage 2, van de Uitvoeringsverordening (EU), nr. 2016/7 van de Commissie van 5 januari 2016 houdende een standaardformulier voor het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (PbEU 2016, L3), met uitzondering van deel IV, onderdelen A tot en met D, van dat formulier.

B

De bijlagen 1 en 2 vervallen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit wijziging Aanbestedingsbesluit inzake aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 juni 2016

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Inleiding

Artikel 2, tweede lid, van het Aanbestedingsbesluit bepaalt dat het model of de modellen van de eigen verklaring, bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, bij ministeriële regeling worden vastgesteld. De huidige in de Regeling modellen eigen verklaring vastgestelde modellen worden door middel van deze wijziging vervangen. Dit is het gevolg van verordening (EG) nr. 2016/7 van de Commissie van 5 januari 2016 houdende een standaardformulier voor het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (PbEU 2016, L 3) (hierna verder: de uitvoeringsverordening). Op grond van die verordening dient voor het opstellen van het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA) een in die verordening vastgesteld standaardformulier te worden gebruikt. Het gebruik van dat standaardformulier voor het opstellen van het UEA binnen de Europese Unie is voor overheidsopdrachten en speciale-sectoropdrachten boven de Europese drempelwaarden verplicht. Hierdoor kan een ondernemer ook bij aanbestedingen in andere lidstaten van dat formulier gebruik maken. In een UEA verklaart een ondernemer dat hij voldoet aan de gevraagde uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen en selectie-eisen (criteria tot beperking van het aantal gekwalificeerde gegadigden). Door de verordening zijn de in de Regeling modellen eigen verklaring vastgestelde modellen niet langer geschikt om te gebruiken voor een eigen verklaring die moet voldoen aan de uitvoeringsverordening. De aanwijzing van het formulier voor het UEA als model voor de eigen verklaring heeft tevens betrekking op overheidsopdrachten, concessieopdrachten en speciale-sectoropdrachten onder de toepasselijke Europese drempelwaarden. Hier is voor gekozen omdat, evenals onder de huidige situatie, met een uniforme verklaring boven en onder de Europese drempels kan worden gewerkt. Dat biedt duidelijkheid aan aanbestedende diensten, speciale-sectorbedrijven en ondernemers. Bij het invullen van dit aangewezen formulier, dient de gebruiksaanwijzing die onderdeel is van de uitvoeringsverordening (bijlage 1) te worden aangehouden.

2. Model eigen verklaring en uitsluitingsgronden

Voor opdrachten boven de Europese aanbestedingsdrempels gelden er verplichte uitsluitingsgronden die moeten worden toegepast en die in het aangewezen standaardformulier als model voor de eigen verklaring aan bod komen (deel III A en B van het model). De verplichting deze uitsluitingsgronden toe te passen geldt niet enkel voor aanbestedende diensten, maar ook voor een deel van de speciale-sectorbedrijven, namelijk die niet tot de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een publiekrechtelijke instelling of een samenwerkingsverband van deze overheden of publiekrechtelijke instellingen worden gerekend. Ten aanzien van de in het model genoemde verplichte uitsluitingsgronden die verband houden met strafrechtelijke veroordelingen is voor uitsluiting het bepaalde in artikel 2.86, eerste tot en met derde, zesde en zevende lid, van de Aanbestedingswet 2012, bepalend. Ten aanzien van de in het model genoemde verplichte uitsluitingsgronden die verband houden met de betaling van belastingen of sociale premies is voor uitsluiting artikel 2.86, vierde en vijfde lid, bepalend. Indien eenmaal is vastgesteld dat een gegadigde of inschrijver onder een verplichte uitsluitingsgrond valt, hoeft de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf in bepaalde gevallen of onder bepaalde voorwaarden niet verplicht tot uitsluiting over te gaan (zie artikelen 2.86a, 2.88 en 3.65, derde lid, van de wet). Te onderscheiden van de in het model voor de eigen verklaring opgenomen verplichte uitsluitingsgronden, zijn de daarin aan bod komende facultatieve uitsluitingsgronden (deel III C en D van het model). Een gegadigde of inschrijver zal alleen over een facultatieve uitsluitingsgrond hoeven te verklaren, indien die door de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf is gesteld. Dit laat onverlet dat facultatieve uitsluitingsgronden onderdeel zijn van het aangewezen formulier voor het geval die worden gesteld.

3. Model eigen verklaring en geschiktheidseisen

Te onderscheiden van uitsluitingsgronden zijn de geschiktheidseisen die in het aangewezen standaardformulier voor het UEA selectie-eisen worden genoemd. De selectie-eisen kunnen zien op de beroepsbevoegdheid, de financiële en economische draagkracht, de technische en beroepsbekwaamheid van een gegadigde of inschrijver, alsook op de kwaliteitsborgingsregelingen en normen inzake milieubeheer (zie artikelen 2.90 tot en met 2.98, van de Aanbestedingswet 2012). Inschrijvers en gegadigden kunnen zich beperken tot de algemene verklaring in het formulier dat aan alle selectie-eisen is voldaan (deel IV, onderdeel α, van het formulier) doordat de afzonderlijke selectie-eisen (deel IV, onderdelen A tot en met D) zijn uitgezonderd van het formulier dat in de ministeriële regeling is aangewezen. Dit is conform de huidige Nederlandse situatie, die heeft geleid tot een beperking van de administratieve lasten. Het kunnen volstaan met deze algemene verklaring als onderdeel van het model geldt zowel voor overheidsopdrachten als voor concessieopdrachten en speciale-sectoropdrachten, en ongeacht of die boven of onder de Europese drempelwaarden liggen.

4. Model eigen verklaring en aanbestedingen onder de Europese drempelwaarden

Het in deze regeling aangewezen model voor de eigen verklaring maakt geen onderscheid naar de geraamde waarde van een overheidsopdracht, een concessieopdracht of een speciale-sectoropdracht. Het formulier van het UEA is derhalve ook als model van toepassing opdrachten onder de Europese drempelwaarden. Reden daarvoor is dat dit leidt tot uniformiteit en duidelijkheid bij ondernemers, aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven. Het gebruik van de eigen verklaring en daarmee van dit model onder de Europese drempelwaarden is enkel verplicht, indien er uitsluitingsgronden en/of geschiktheidseisen worden gesteld (artikel 1.19 van de Aanbestedingswet 2012). Het is onder de Europese drempelwaarden aan een aanbestedende dienst of speciale-sectorbedrijf of, en zo ja welke uitsluitingsgronden of geschiktheidseisen hij wil stellen. Op basis van de Gids Proportionaliteit betekent dit dat die gronden en/of eisen in redelijke verhouding dienen te staan met de aard en omvang van de opdracht.

5. Regeldruk

De regeldrukeffecten als gevolg van de invoering van het UEA zijn, na de eerste berekening in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 in verband met de implementatie van aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU (Kamerstukken II 2015/16, 34 329, nr. 3), na de definitieve vaststelling van het UEA opnieuw berekend en reeds meegenomen in de Nota van toelichting bij het Besluit wijziging Aanbestedingsbesluit inzake aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU.

6. Inwerkingtreding

Deze ministeriële regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit wijziging Aanbestedingsbesluit inzake aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU in werking treedt. Ten tijde van de publicatie van deze regeling is nog niet bekend of het tijdstip van inwerkingtreding overeen zal stemmen met het beleid inzake de Vaste verandermomenten voor ministeriële regelingen. Zeker is wel dat afwijking van dit beleid de bekendmaking van deze regeling niet uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding geschiedt. Deze regeling is onlosmakelijk verbonden met de implementatie van het UEA die in de vernieuwde aanbestedingsrichtlijnen wordt geregeld en waarvoor deze regeling gelet op de uitvoeringsverordening een model vaststelt. Op basis van het beleid omtrent vaste verandermomenten, is dan afwijking van de vaste inwerkingtredingsdata en de periode tussen publicatie en inwerkingtreding toegestaan.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven