Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA

Nader Rapport

6 juni 2016

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 1 april 2016, nr. 2016000596, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 4 mei 2016, nr. W12.16.0068/III, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om nog enkele redactionele verbeteringen in het ontwerpbesluit en de nota van toelichting aan te brengen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Advies Raad van State

No. W12.16.0068/III

’s-Gravenhage, 4 mei 2016

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 1 april 2016, no.2016000596, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De Afdeling geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, is de Afdeling van oordeel dat openbaarmaking van dit advies achterwege kan blijven.

De waarnemend vice-president van de Raad van State, J.G.C. Wiebenga.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Ontwerpbesluit van ..... tot wijziging van het Besluit Wfsv en het Besluit SUWI in verband met de gewijzigde premie-opbouw ten behoeve van de Werkhervattingskas en verbetering van de hybride markt WGA

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 maart 2016 nr. 2016-0000091406;

Gelet op de artikelen 133#, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 38, zesde lid, 104, vijfde en zesde lid, 108, derde lid, en 117b, derde lid, onderdeel h, en zesde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, en 30a, tiende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [niet invullen], nr.,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. BESLUIT WFSV

Het Besluit Wfsv wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.1, onderdeel h, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na ‘een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv’ wordt ingevoegd: die uiterlijk op 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden.

2. ‘die dag’ wordt vervangen door: die eerste dag.

B

In artikel 2.1b, tweede lid, vervalt ‘, op grond van artikel 84, eerste lid, van die wet’.

C

Artikel 2.1c wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: In afwijking van artikel 2.1b komen de volgende lasten ten laste van het staartlastenvermogen van de Werkhervattingskas:.

2. De komma aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door een punt.

3. De zinsnede beginnend met ‘met dien verstande’ en eindigend met ‘het Uitvoeringsfonds voor de overheid’ vervalt.

D

Artikel 2.3, zesde lid, vervalt, onder vernummering van het zevende tot het zesde lid.

E

In artikel 2.5, eerste lid, komen de onderdelen g en h te luiden:

g. WGA-lasten:

de lasten van uitkeringen als bedoeld in artikel 117b, eerste lid, onderdeel a, van de Wfsv voor zover deze uitkeringen ten laste komen van de Werkhervattingskas en uit een dienstbetrekking met een werkgever worden verstrekt of zijn toegekend aan werknemers, die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan recht hadden op een uitkering op grond van de Ziektewet en de kosten, bedoeld in artikel 117b, vijfde lid, onderdeel c, van de Wfsv in verband met deze uitkeringen, met dien verstande dat de WGA-staartlastuitkeringen en de uitvoeringskosten en andere kosten in verband met deze uitkeringen buiten beschouwing worden gelaten;

h. WGA-totaallasten:

de lasten van uitkeringen als bedoeld in artikel 117b, eerste lid, onderdeel a, van de Wfsv, voor zover deze uitkeringen ten laste komen van de Werkhervattingskas, een sectorfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid of ten laste komen van een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv, en uit een dienstbetrekking met een werkgever worden verstrekt of zijn toegekend aan werknemers, die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan recht hadden op een uitkering op grond van de Ziektewet en de kosten, bedoeld in artikel 117b, vijfde lid, onderdeel c, van de Wfsv in verband met deze uitkeringen;.

F

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘drie’ vervangen door: twee.

2. In het eerste, derde, vierde en achtste lid wordt ‘de WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen, de WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen’ vervangen door: de WGA-lasten.

G

In artikel 2.7, tweede lid, vervalt ‘vaste dienstbetrekkingen’.

H

Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt telkens ‘vaste dienstbetrekkingen’ en vervalt in de tweede zin ‘voor zover deze uitkeringen uit een dienstbetrekking met een werkgever worden verstrekt’.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid.

I

Artikel 2.9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede ‘artikel 2.8, eerste, tweede en derde lid’ wordt vervangen door: artikel 2.8, eerste en tweede lid.

2. De zinsnede ‘artikel 2.8, eerste, tweede onderscheidenlijk derde lid’ wordt vervangen door: artikel 2.8, eerste en tweede lid.

3. Onderdeel b, alsmede de dubbele punt en de aanduiding ‘a.’ voor onderdeel a, vervallen.

4. De puntkomma aan het slot wordt vervangen door een punt.

J

Artikel 2.10, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De sectorale premiecomponenten worden vastgesteld met toepassing van artikel 2.8 waarbij voor de WGA-lasten en ZW-lasten wordt uitgegaan van de desbetreffende uitkeringen, die worden toegekend aan werknemers van werkgevers in die sector, bedoeld in artikel 95 van de Wfsv, en van het totaalbedrag van het premieplichtige loon van alle werkgevers, die tot die sector behoren. Voor de bepaling van de premiecomponent WGA-lasten wordt daarbij buiten aanmerking gelaten het premieplichtige loon van de werkgevers, die eigenrisicodrager zijn als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv en de desbetreffende uitkeringen van de werknemers van deze werkgevers. Voor de bepaling van de premiecomponent ZW-lasten wordt daarbij buiten aanmerking gelaten het premieplichtig loon van de werkgevers, die eigenrisicodrager zijn als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Wfsv en de desbetreffende uitkeringen toegekend aan de werknemers van deze werkgevers.

K

Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift en het eerste lid vervalt ‘vaste dienstbetrekkingen’.

2. In het eerste lid wordt na ‘het individuele werkgeversrisicopercentage’ ingevoegd ‘, bedoeld in het tweede lid,’ en wordt ‘het gemiddelde risicopercentage’ vervangen door ‘het gemiddelde werkgeversrisicopercentage, bedoeld in het derde lid,’.

3. In het tweede lid wordt ‘WGA-lasten vaste arbeidskrachten’ vervangen door: WGA-totaallasten.

4. In het derde lid wordt ‘WGA-lasten vaste arbeidskrachten’ vervangen door ‘WGA-lasten’.

5. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt na ‘tot de werkgever in dienstbetrekking stonden’ ingevoegd ‘dan wel arbeidsongeschikt zijn geworden nadat de dienstbetrekking met de werkgever is beëindigd en artikel 46 van de Ziektewet van toepassing is’ en wordt ‘terzake’ vervangen door: ter zake.

6. Aan het slot van het zevende lid wordt toegevoegd: Indien de berekening op grond van de vorige zin leidt tot een uitkomst groter dan twee wordt deze breuk vastgesteld op twee.

L

Artikel 2.12 vervalt.

M

Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘het individuele werkgeversrisicopercentage’ ingevoegd ‘, bedoeld in het tweede lid,’ en wordt ‘het gemiddelde risicopercentage’ vervangen door ‘het gemiddelde werkgeversrisicopercentage, bedoeld in het derde lid,’.

2. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het vierde en vijfde lid.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘artikel 2.8, derde lid’ telkens vervangen door: artikel 2.8, tweede lid.

N

In artikel 2.14 vervalt ‘artikel 2.12, tweede lid,’.

O

Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. worden bij de toepassing van de artikelen 2.11 en 2.13 de WGA-uitkeringen, bedoeld in artikel 2.11, tweede en derde lid, en de ZW-uitkeringen, bedoeld in artikel 2.13, tweede en derde lid, die zijn of worden toegekend aan de werknemer die op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid in dienstbetrekking stond tot de werkgever die de onderneming heeft overgedragen dan wel arbeidsongeschikt is geworden nadat de dienstbetrekking met de werkgever is beëindigd en artikel 46 van Ziektewet van toepassing is, toegerekend aan de werkgever die de onderneming verkrijgt;

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘artikel 2.11, 2.12 en 2.13’ vervangen door: de artikelen 2.11 en 2.13.

P

In artikel 2.16 wordt ‘artikel 2.11, tweede lid, 2.12, tweede lid en 2.13, tweede lid’ vervangen door ‘de artikelen 2.11, tweede lid, en 2.13, tweede lid’, wordt ‘artikel 2.11, tweede lid, 2.12, tweede lid, en 2.13, tweede lid’ telkens vervangen door ‘de artikelen 2.11, tweede lid, en 2.13, tweede lid’ en wordt ‘artikel 2.11, derde lid, 2.12, derde lid, en 2.13, derde lid’ vervangen door ‘de artikelen 2.11, derde lid, en 2.13, derde lid’.

Q

Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen, de WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen’ vervangen door: de WGA-lasten.

2. In het tweede lid wordt ‘de WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen’ vervangen door: de WGA-lasten.

R

Het opschrift van artikel 2.17a komt te luiden:

Artikel 2.17a. Premiepercentage terugkerende werkgever ZW

S

Na artikel 2.17a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.17b. Premieberekening WGA voor werkgevers die uiterlijk 1 juli 2015 publiek verzekerd waren

In afwijking van artikel 2.11, tweede lid, wordt voor een grote of middelgrote werkgever die uiterlijk op 1 juli 2015 publiek verzekerd was tot het moment dat aan hem op grond van artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b, toestemming is verleend om zelf het risico te dragen van betaling van het daarvoor in aanmerking komende deel van de WGA-uitkering het individuele werkgeversrisicopercentage verkregen door de uitkeringen van de aan de werkgever toe te rekenen WGA-lasten, die in het tweede kalenderjaar vóór het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld zijn betaald, te vermenigvuldigen met honderd en de uitkomst van deze berekening te delen door het ten laste van die werkgever komende gemiddelde premieplichtige loon per jaar, berekend over het tijdvak van vijf kalenderjaren, eindigend één jaar voor aanvang van het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld.

T

Artikel 2.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien blijkt dat een WGA-uitkering als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, of een uitkering op grond van de Ziektewet geheel of ten dele ten onrechte is toegekend, worden bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage, bedoeld in de artikelen 2.11, tweede lid, en 2.13, tweede lid, in het kalenderjaar waarin het besluit tot toekenning van de WGA-uitkering of de uitkering op grond van de Ziektewet wordt ingetrokken of herzien, de aan de werkgever toe te rekenen WGA-totaallasten, bedoeld in de artikelen 2.11, tweede lid, onderscheidenlijk de aan de werkgever toe te rekenen ZW-lasten, bedoeld in artikel 2.13, tweede lid, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de te veel betaalde WGA-uitkering of uitkering op grond van de Ziektewet.

2. In het tweede lid wordt ‘WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen’ vervangen door: WGA-totaallasten.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Indien het UWV op grond van artikel 52a van de Ziektewet verhaal heeft, worden bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage, bedoeld in de artikelen 2.11, tweede lid, en 2.13, tweede lid, de aan de werkgever toe te rekenen WGA-totaallasten, bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, of de ZW-lasten, bedoeld in artikel 2.13, tweede lid, verminderd met een bedrag gerelateerd aan het bedrag van de schadevergoeding, bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Ziektewet.

U

Hoofdstuk 2, paragraaf 3, vervalt.

ARTIKEL II. BESLUIT SUWI

Artikel 4.1a van het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt na ‘indien die eigenrisicodrager een kleine of middelgrote werkgever is als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onderdelen b en c, van het Besluit Wfsv’ ingevoegd: of een grote werkgever is als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit Wfsv, die na 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2017.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017, met uitzondering van:

  • a. artikel I, onderdeel D, dat in werking treedt met ingang van 1 juli 2016;

  • b. artikel I, onderdeel U, dat in werking treedt op het tijdstip dat artikel 5.1 van de Wet tegemoetkomingen loondomein in werking treedt;

  • c. artikel II dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 januari 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Algemeen

Dit besluit is onderdeel van wijzigingen in de publieke verzekering voor de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Doel van deze wijziging is verbetering van het speelveld tussen private verzekeraars en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) als publieke uitvoerder in het hybride stelsel voor de WGA.

Wijzigingen in het kader van de Wet verbetering hybride markt WGA

De maatregelen in dit besluit hebben betrekking op de premieberekening bij UWV voor publiek verzekerde grote en middelgrote werkgevers. Door de premieberekening te baseren op alle historische WGA-lasten – dat wil zeggen de WGA-lasten die zijn ontstaan tijdens publieke verzekering én tijdens eigenrisicodragerschap – wordt de premiestelling bij UWV beter vergelijkbaar met de premiestelling bij private verzekeraars.1 De inwerkingtredingsdatum van de nieuwe wijze van premieberekening is 1 januari 2017.

Wijzigingen met betrekking tot de samenvoeging van de WGA-vast en -flex in het kader van de Wet BEZAVA

Bij de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (Wet BEZAVA) is de samenvoeging van de premiestelling voor de WGA-flex met de WGA-vast geregeld. In dit besluit wordt geregeld dat het onderscheid tussen de WGA-vast en -flex in de premieberekening vervalt. Onder WGA-flex valt in dit verband onder andere tijdelijk personeel: de werknemers van wie de dienstbetrekking eindigt tijdens de eerste twee jaar ziekte en die dan recht krijgen op ziekengeld op grond van de Ziektewet. Onder WGA-vast valt vast personeel: werknemers die recht hebben op twee jaar loondoorbetaling tijdens ziekte. Werkgevers kunnen vanaf inwerkingtreding van dit onderdeel van de wet kiezen voor publieke verzekering voor hun totale WGA-lasten van vast en tijdelijk personeel of voor eigenrisicodragen. De premiecomponent WGA wordt vastgesteld op basis van het gehele WGA-risico van de werkgever. Dit wijzigingsbesluit regelt dat het technische onderscheid dat voorheen werd gemaakt tussen de premie voor de WGA-vast en de WGA-flex vervalt. De inwerkingtreding is gelijk aan de datum van inwerkingtreding van de bepalingen in de wet met betrekking tot de samenvoeging WGA-vast en WGA-flex zoals die in de Wet BEZAVA zijn geregeld, namelijk 1 januari 2017.

2. Afname gelijk speelveld UWV en private verzekeraars en oplossing

Recente bewegingen op de verzekeringsmarkt voor de WGA duiden mogelijk op een afname van het gelijke speelveld tussen het UWV en private verzekeraars. Van diverse kanten wordt ook aandacht gevraagd voor de concurrentieverhoudingen op de hybride markt. Zo geeft het Koninklijk Actuarieel Genootschap onder andere aan dat de huidige invulling van het hybride stelsel en met name de huidige verschillen in premiestelling voor grote en middelgrote werkgevers tot onzekerheid leidt en dat dit er mogelijk toe zal leiden dat meer private verzekeraars zich terugtrekken van de private markt.2 Ook de Commissie Verzekeraars3 komt in het rapport ‘Nieuw leven voor verzekeraars’ tot het oordeel dat er sprake is van ongelijkheid in het speelveld tussen UWV en private verzekeraars en signaleert dat het wenselijk is dat het speelveld meer gelijk getrokken wordt. Aangezien de overheid in het hybride stelsel de verantwoordelijkheid draagt voor het borgen van eerlijke concurrentieverhoudingen tussen het UWV en private verzekeraars wordt voorgesteld om de wijze waarop de WGA-lasten bij het UWV worden gefinancierd aan te passen.

Private verzekeraars moeten bij de financiering van WGA-lasten gebruik maken van een kapitaaldekkingsstelsel, UWV moet de WGA-lasten middels een omslagstelsel financieren. Door dit verschil in systematiek betalen (middel)grote werkgevers in de eerste jaren na terugkeer naar UWV over het algemeen een minimumpremie. Werkgevers lijken zich bij de keuze voor verzekering voor het WGA-risico met name te baseren op financieel voordeel voor de kortere termijn dat bij het UWV behaald kan worden en wegen de wijze waarop schadelastbeheersing is vormgegeven niet of bijna niet mee in de keuze.

In dit besluit wordt geregeld dat de publieke gedifferentieerde premie voor grote en middelgrote werkgevers bij UWV na terugkeer na een periode van eigenrisicodragerschap meer vergelijkbaar wordt met de premie op de private markt. De premie zal worden gebaseerd op de totale gerealiseerde schade van de werkgever. Dit gebeurt door bij het vaststellen van de premie van werkgevers die na 1 juli 2015 zijn teruggekeerd naar de publieke verzekering bij UWV, vanaf de inwerkingtreding niet alleen rekening te houden met de publieke WGA-lasten voor (ex-) werknemers, maar ook met de private WGA-lasten. Door deze wijziging ontstaat er een meer gelijk speelveld tussen het UWV en private verzekeraars.

Naast dit besluit is door de eerdergenoemde wijzigingen in de Wet WIA en de Wfsv de afbakening van het eigenrisico van publiek verzekerde werkgevers aangepast, zodat hier geen staartlasten meer onder vallen. Alle werkgevers zullen vanaf het moment van inwerkingtreden op 1 januari 2017 niet meer individueel verantwoordelijk zijn voor de financiering van hun publieke staartlasten en de bijbehorende re-integratieverantwoordelijkheid, indien zij op enig moment kiezen voor eigenrisicodragerschap. In de Wfsv is geregeld dat deze staartlasten ten laste komen van een reserve in de Werkhervattingskas, het staartlastenvermogen. UWV behoudt vanaf 1 januari 2017 ook de re-integratieverantwoordelijkheid voor (ex-)werknemers die ziek zijn geworden toen hun werkgever publiek verzekerd was. Dit gaat gelden voor alle werkgevers die na 1 juli 2015 eigenrisicodrager zijn geworden. Hierdoor kan de situatie ontstaan dat een zieke (ex-)werknemer in 2016 onder de re-integratieverantwoordelijkheid van zijn (voormalig) werkgever valt en vanaf 2017 onder de re-integratieverantwoordelijkheid van UWV komt te vallen. Een dergelijke knip in de verantwoordelijkheid is ongewenst. De werkgever voelt in 2016 geen prikkel om werk te maken van re-integratie, vanaf 2017 is hij immers toch van deze verantwoordelijkheid af. Voor de werknemer en voor UWV geldt dat een dergelijke knip in de re-integratieverantwoordelijkheid lopende trajecten doorkruist waardoor de effectiviteit van trajecten vermindert. Om die reden wordt in dit besluit geregeld dat de re-integratieverantwoordelijkheid voor (ex-)werknemers van werkgevers die na 1 juli 2015 eigenrisicodrager zijn geworden vanaf 1 januari 2016 bij UWV blijft.

In de volgende paragraaf wordt de gewijzigde premiesystematiek in meer detail uitgewerkt.

3. Technische uitwerking premiesystematiek

Voor de premiesystematiek van de WGA worden werkgevers onderscheiden in drie grootteklassen.

  • 1. Kleine werkgevers, met een loonsom tot en met tien maal de gemiddelde loonsom per werknemer per jaar;

  • 2. Middelgrote werkgevers, met een loonsom groter dan 10 maal de gemiddelde loonsom per werknemer per jaar tot en met 100 maal de gemiddelde loonsom per jaar;

  • 3. Grote werkgevers, met een loonsom groter dan 100 maal de gemiddelde loonsom per werknemer per jaar.

De indeling wordt gemaakt op basis van de loonsom van de werkgever twee jaar eerder (t-2), en is bepalend voor de wijze waarop de gedifferentieerde premie wordt berekend. Bij de berekeningswijze van de gedifferentieerde premies voor een individuele werkgever is dus in eerste instantie de loonsom leidend. Voor kleine werkgevers is de gedifferentieerde WGA-premie gelijk aan de sectoraal bepaalde premie. Voor grote werkgevers wordt een individuele premie bepaald. Voor middelgrote werkgevers wordt een gewogen gemiddelde bepaald van de sectoraal bepaalde premie en de individuele premie.

De sectoraal bepaalde premie is gelijk aan de verwachte lasten van alle bij UWV verzekerde werkgevers in de sector, gedeeld door hun verwachte loonsom.

De individuele gedifferentieerde premie voor (middel)grote werkgevers wordt bepaald door een individuele opslag (of korting) bij een rekenpercentage op te tellen. Omdat de hoogte van de individuele opslag (of korting) afhankelijk is van de publieke WGA-uitkeringslasten van de werkgever, betalen (middel)grote werkgevers die zich publiek verzekeren na een periode van eigenrisicodragerschap veelal gedurende vier jaar de minimumpremie. Zij hebben immers in de jaren waarover de premie wordt berekend veelal geen publieke WGA-uitkeringslasten.

Omdat de premie van kleine werkgevers sectoraal bepaald wordt, betalen zij direct een premie op een structureel niveau. Hierdoor hebben zij de eerste jaren na overstap niet te maken met een lage minimumpremie. Het probleem van een lage premie na overstap van eigenrisicodragerschap naar de publieke verzekering bij UWV doet zich bij de sectoraal bepaalde premie dus niet voor. De wijziging die hieronder is uitgewerkt heeft daarom alleen betrekking op de individueel gedifferentieerde premie van (middel)grote werkgevers.

Individuele premie voor uiterlijk op 1 juli 2015 naar UWV overgestapte werkgevers

Voor werkgevers die uiterlijk op 1 juli 2015 publiek verzekerd zijn bij UWV wordt de individuele premie berekend volgens de reeds geldende systematiek.

Individuele premie vanaf 2017 voor na 1 juli 2015 naar UWV overgestapte werkgevers

Voor werkgevers die na 1 juli 2015 vanuit eigenrisicodragerschap overstappen naar UWV wordt de berekening van de individuele premie aangepast. Zoals toegelicht is het gevolg van de bestaande premiesystematiek dat werkgevers die na een periode van eigenrisicodragerschap (al dan niet met een private verzekering) terugkeren bij UWV over het algemeen de eerste jaren na terugkeer de minimumpremie betalen. Zij hebben in de jaren waarover de premie wordt berekend veelal geen uitkeringslasten van (ex-)werknemers die ten laste zijn gekomen van de Werkhervattingskas. Hierdoor wordt een lage premie in rekening gebracht, die over het algemeen gelijk is aan de minimumpremie.

Vanaf 1 januari 2017 wordt de premie van naar UWV terugkerende werkgevers, en van werkgevers die reeds na 1 juli 2015 zijn teruggekeerd, berekend door gebruik te maken van hun totale WGA-uitkeringslasten van (ex-)werknemers (dus zowel publiek als privaat gefinancierde uitkeringslasten). Net als in de huidige systematiek wordt de individuele premie bepaald middels een rekenpercentage en een opslag of korting. Aan de berekening van het rekenpercentage verandert niets. Voor de berekening van de opslag of korting is het individuele werkgeversrisicopercentage van belang. Dit percentage wordt volgens de huidige systematiek bepaald door de publieke WGA-uitkeringslasten af te zetten tegen de premieplichtige loonsom van de individuele werkgever. Deze berekening wordt met deze besluitwijziging zo aangepast dat niet alleen de publieke WGA-uitkeringslasten worden betrokken bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage, maar dat ook de WGA-uitkeringslasten die tijdens de periode van eigenrisicodragen zijn ontstaan bij de vaststelling van de opslag (of korting) worden meegenomen. Aan de overige componenten die bij de berekening van de individuele premie worden gebruikt verandert niets. Omdat WGA-uitkeringen maximaal tien jaar lopen zullen voor werkgevers die de publieke verzekering instromen de historische private WGA-lasten geleidelijk afbouwen, terwijl de historische publieke WGA-lasten juist opbouwen. Hierdoor is er na verloop van tijd materieel geen verschil meer in de premieberekening voor werkgevers die reeds uiterlijk op 1 juli 2015 de publieke verzekering zijn ingestroomd en werkgevers die na die datum de publieke verzekering instromen.

Het uitgangspunt bij deze premieberekening is dat de totale (dus de publieke en de private) WGA-lasten ten opzichte van de loonsom van individuele werkgevers een goede voorspeller zijn voor de toekomstige WGA-lasten van de betreffende werkgever. In de private markt wordt de premie gebaseerd op het risico van het ontstaan van uitkeringslasten bij de werkgever. De nieuwe manier van premieberekenen op basis van totale WGA-lasten sluit beter aan bij de premiestelling in de private markt. De nieuwe premie is, de eerste jaren na terugkeer, hoger dan nodig is om de uitkeringslasten in het zelfde jaar van die werkgever (conform het omslagstelsel) te financieren. Deze hogere premie maakt het daardoor mogelijk om de staartlasten van werkgevers die uittreden vanuit de publieke verzekering te financieren. Jaarlijks zal UWV bepalen welk deel van de premieopbrengsten nodig is om de jaarlijkse WGA-lasten te dekken, en het overschot toevoegen aan het staartlastenvermogen in de Whk.4 Uit het staartlastenvermogen worden de toekomstige staartlasten van werkgevers (die op enig moment weer kiezen voor eigenrisicodragerschap) gefinancierd. Het staartlastenvermogen bestaat onder meer ook uit de opbrengst van de zogenaamde rentehobbelsopslag uit de jaren 2007–2012.

In een kamerbrief van 7 juni 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 32 716, nr. 16) is toegezegd dat werkgevers die eigenrisicodrager voor de WGA zijn of worden, de WGA-lasten van flexwerkers die vóór de samenvoeging van de WGA-vast en -flex ziek zijn geworden, niet individueel hoeven te betalen. Bij wijziging van het Besluit Wfsv van 6 december 2013 (Stb. 2013, 555) is geregeld dat deze staartlasten van flexwerkers door UWV vanuit de sectorfondsen worden gefinancierd. Met deze besluitwijziging wordt de financiering van staartlasten meer gelijk getrokken en wordt de uitvoering vereenvoudigd door te regelen dat deze staartlasten ten laste komen van het staartlastenvermogen in de Werkhervattingskas in plaats van de sectorfondsen.

Inwerkingtreding en overgangsrecht

Met ingang van 1 januari 2017 gelden twee regimes bij het vaststellen van de gedifferentieerde premie voor de Whk:

  • 1. Werkgevers die uiterlijk op 1 juli 2015 publiek verzekerd waren;

  • 2. Werkgevers die na 1 juli 2015 publiek verzekerd zijn.

Voor (middel)grote werkgevers die uiterlijk op 1 juli 2015 reeds publiek verzekerd waren bij UWV blijft onverkort de oude premiesystematiek gelden. Zij krijgen dus niet na invoering te maken met een andere premieberekening. Zoals ook in de Wet Verbetering hybride markt WGA is opgenomen gaat voor deze werkgevers wel gelden dat, bij overstap naar eigenrisicodragerschap, na 1 januari 2017 hun staartlasten door UWV worden afgefinancierd.

Voor (middel)grote werkgevers van wie het eigenrisicodragerschap eindigt of is geëindigd en die na 1 juli 2015 bij UWV publiek verzekerd zijn, gaat vanaf 1 januari 2017 de nieuwe premiesystematiek voor de individuele premie gelden. Voor deze werkgevers geldt tevens dat, als zij vanuit de publieke verzekering bij UWV weer eigenrisicodrager worden, hun publieke staartlasten vanaf 1 januari 2017 door UWV gefinancierd worden.

De (middel)grote werkgever die na 1 juli 2015 en voor inwerkingtredingsdatum van de nieuwe financieringsstructuur ervoor kiest om van publieke verzekering over te stappen naar eigenrisicodragen zal gedurende deze periode de WGA-uitkeringslasten van werknemers die tijdens de periode van publieke verzekering zijn ontstaan zelf moeten financieren. Deze uitkeringslasten komen vanaf inwerkingtredingsdatum van de nieuwe financiering ten laste van het staartlastenvermogen van de Werkhervattingskas (Whk) bij het UWV.

4. Ontvangen commentaren en adviezen

Een concept van dit besluit is voor een uitvoeringstoets gezonden aan UWV en aan de Belastingdienst. De Inspectie SZW heeft een toezichtbaarheidstoets uitgevoerd.

Uitvoeringstoets UWV

UWV concludeert in zijn uitvoeringstoets dat de voorgestelde wijzigingen uitvoerbaar zijn. UWV geeft aan dat de beoogde invoeringsdatum van 1 januari 2017 haalbaar is onder de voorwaarde dat de tekst van het besluit niet meer inhoudelijk wordt gewijzigd en dat UWV uiterlijk 1 januari 2016 de opdracht krijgt om te starten met de implementatie. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft per brief van 8 december 2015 reeds een verzoek aan UWV gestuurd om de uitvoering van deze maatregelen per 1 januari 2017 voor te bereiden en om anticiperend op deze wijzigingen de re-integratieverantwoordelijkheid voor (ex-)werknemers van werkgevers die na 1 juli 2015 eigenrisicodrager zijn geworden vanaf 1 januari 2016 ter hand te nemen.5

Aan de uitvoering van deze maatregelen zijn uitvoeringskosten verbonden. UWV raamt de incidentele kosten voor implementatie op € 1,95 miljoen en de structurele kosten op € 0,04 miljoen. De incidentele kosten zijn met name bestemd voor ontwikkelcapaciteit om systemen aan te passen. UWV zal nog een onderzoek uitvoeren om structureel een robuuste digitale oplossing voor de uitvoering te implementeren. De kosten voor dit onderzoek maken ook onderdeel uit van de incidentele kosten voor implementatie.

De structurele kosten hebben vooral betrekking op extra werk van UWV ten behoeve van de onderbouwing van premiebesluiten bij bezwaar en beroep.

Ten slotte wijst UWV erop dat een klein deel van de eigenrisicodragers zelf de WGA-uitkeringen betaalt. UWV zal voor deze groep werkgevers het oude risico afleiden uit de uitkeringsinformatie waarover UWV beschikt. De toelichting van dit besluit is op dit punt aangevuld.

Uitvoeringstoets Belastingdienst

De Belastingdienst geeft aan dat de maatregelen per 1 januari 2017 uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Wel geeft de Belastingdienst aan dat de wijzigingen in de premieberekeningen tot extra complexiteit leidt waardoor extra vragen en bezwaarprocedures van werkgevers verwacht worden. Ook zal de verwerking van garantieverklaringen door werkgevers meer capaciteit van de Belastingdienst vragen.

Ten slotte heeft de Belastingdienst enkele technische en redactionele suggesties gedaan die in het besluit zijn verwerkt.

Toezichtbaarheidstoets Inspectie SZW

Het concept besluit geeft de Inspectie SZW geen aanleiding tot het maken van opmerkingen over de toezichtbaarheid. Wel heeft de Inspectie SZW enkele technische suggesties gedaan die in het voorstel zijn verwerkt.

5. Gevolgen voor werkgevers
Effecten voor werkgevers

Als gevolg van deze besluitwijziging in samenhang met de wijzigingen die zijn opgenomen in de Wet verbetering hybride markt WGA zullen (middel)grote werkgevers bij terugkeer naar UWV gemiddeld genomen een hogere premie gaan betalen dan tot nu toe. De premie is gebaseerd op hun totale historische WGA-lasten en zal daardoor meer vergelijkbaar zijn met de premie die op de private markt gevraagd wordt. Daarnaast hoeven publiek verzekerde (middel)grote werkgevers bij een overstap naar eigenrisicodragerschap hun eventuele publieke staartlasten niet meer zelf te financieren. De financieringsverschillen tussen UWV en eigenrisicodragerschap in combinatie met een private verzekering nemen af en de verwachting is dat de focus hierdoor meer komt te liggen op re-integratie en schadelastbeheersing. Werkgevers zullen een meer bestendige keuze kunnen maken voor UWV of een private verzekeraar. Voor werkgevers die niet overstappen verandert er niets.

De effecten van de wijzigingen met betrekking tot de samenvoeging van de WGA-vast en -flex in het kader van de Wet BEZAVA (Stb. 2012, 464), zijn in de toelichting van dat wetsvoorstel opgenomen. Publiek verzekerde werkgevers betalen vanaf 1 januari 2017 één premie voor de gehele WGA. Werkgevers die al eigenrisicodrager zijn voor de WGA-vast en dat met ingang van 1 januari 2017 willen blijven voor de gehele WGA moeten een nieuwe schriftelijke garantie aan de Belastingdienst overleggen die het gehele WGA-risico dekt.

Effecten voor verzekeraars

De concurrentieverhouding tussen UWV en particuliere verzekeraars verbetert. Dit biedt verzekeraars de kans om een concurrerend aanbod in de markt te zetten. De verwachting is dat verzekeraars zich zullen onderscheiden door een goede en gerichte inzet op re-integratie en verzuimbegeleiding, bijvoorbeeld door koppeling van verzuim- en WGA-verzekeringen. Verzekeraars krijgen een verbeterde marktpositie.

Administratieve lasten en effecten regeldruk

Er zijn geen extra administratieve lasten gemoeid met deze besluitwijziging. De Belastingdienst blijft via individuele beschikkingen de premie mededelen aan (middel)grote werkgevers, net als nu het geval is. Werkgevers krijgen geen andere informatieverplichtingen of nalevingskosten dan zij nu reeds hebben. De eenmalige kennisnemingskosten van deze besluitwijziging voor werkgevers worden op nihil geschat aangezien werkgevers zoveel mogelijk via de reguliere en voor hen bekende uitingen van het Ministerie van SZW, UWV en de Belastingdienst worden geïnformeerd.

Artikelsgewijs

Artikel I. Besluit Wfsv
Onderdelen A, B en C (artikelen 2.1, 2.1b en 2.1c)
Artikelen 2.1 en 2.1b

In artikel 2.1b is een regeling gegeven over de toerekening van de WGA-staartlasten, bedoeld in artikel 2.1, onderdeel h. Deze defintie van WGA-staartlasten wordt gewijzigd, zodat deze betrekking hebben op werkgevers die op grond van artikel 133# van de Wet WIA nog onder de oude afbakening van het eigen risico vallen (uiterlijk 1 juli 2015 eigenrisicodrager geworden tot het moment dat dit eigenrisicodragen is beëindigd of geëindigd). Dat de WGA-staartlasten betrekking hebben op deze werkgevers volgt reeds uit de verwijzing naar artikel 117b, derde lid, onderdeel h, van de Wfsv, maar wordt voor de duidelijkheid tevens geëxpliciteerd in artikel 2.1, onderdeel h.

Op grond van artikel 2.1b blijven met ingang van 1 januari 2017 de WGA-staartlasten geheel of gedeeltelijk ten laste komen van een sectorfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) al naar gelang het een kleine of een middelgrote werkgever betreft. Voor kleine of middelgrote werkgevers vallen deze WGA-staartlasten niet of niet volledig onder het eigen risico. Het Besluit Wfsv berust in verband met het voorgaande met ingang van 1 januari 2017 tevens op artikel 133#, tweede lid, van de Wet WIA. Artikel 2.1b wordt verder technisch aangepast in verband met de gewijzigde vormgeving van de artikelen 82 tot en met 84 van de Wet WIA.

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat de WGA-staartlasten dienen te worden onderscheiden van de WGA-staartlastuitkeringen, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Wfsv. De WGA-staartlastuitkeringen hebben betrekking op werkgevers die na 1 juli 2015 eigenrisicodrager worden en komen met ingang van 1 januari 2017 op grond van artikel 117b van de Wfsv ten laste van het staartlastenvermogen van de Werkhervattingskas.

Artikel 2.1c

Artikel 2.1c bevat overgangsrecht voor WGA-staartlasten flexibele dienstbetrekkingen.

De WGA-staartlasten flexibele dienstbetrekkingen betreffen de WGA-staartlasten van WGA-uitkeringen (en overlijdensuitkeringen) die voortvloeien uit een eerder recht op een ZW-uitkering (flexibele diensbetrekkingen), waarbij dat eerdere recht op een ZW-uitkering is ontstaan voor 1 januari 2017.

De desbetreffende uitkeringen vallen, ongeacht de grootte van de werkgever, niet onder het eigen risico van de werkgever die uiterlijk 1 juli 2015 eigenrisicodrager (WGA-vast) is geworden en met ingang van 1 januari 2017 met de koppeling van WGA-vast en WGA-flex eigenrisicodrager blijft. De bedoeling was eerst dat deze uitkeringen volledig ten laste zouden komen van een sectorfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Stb. 2013, 555). Er is nu voor gekozen dat deze uitkeringen ten laste komen van het staartlastenvermogen van de Werkhervattingskas. Deze WGA-staartlasten komen derhalve, in afwijking van artikel 2.1b, niet ten laste van de sectorfondsen of het Uitvoeringsfonds voor de overheid. Zie hiervoor ook paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel D (artikel 2.3)

Dit betreft een technische wijziging. Artikel 2.3, zesde lid, bevat een overgangsrechtelijke bepaling met betrekking tot het sectorpremiepercentage over het jaar 2006. Deze bepaling is inmiddels uitgewerkt en kan derhalve vervallen.

Onderdelen E en K (artikelen 2.5 en 2.11)

Met de aanpassingen in de artikelen 2.5 en 2.11 wordt de nieuwe premiesystematiek in het kader van de Wet verbetering hybride markt WGA uitgewerkt. Dit houdt een aanpassing in van de wijze waarop de opslag of korting wordt vastgesteld. De opslag of korting is gelijk aan het individuele werkgeversrisicopercentage verminderd met het gemiddelde werkgeversrisicopercentage (artikel 2.11, eerste lid). Bij het vaststellen van het individuele werkgeversrisicopercentage (artikel 2.11, tweede lid) wordt in de huidige systematiek bij het toerekenen van uitkeringen alleen rekening gehouden met de WGA-uitkeringen en overlijdensuitkeringen die zijn betaald door het UWV en ten laste zijn gekomen van de Werkhervattingskas. In de nieuwe systematiek worden met de WGA-totaallasten, zoals gedefinieerd in artikel 2.5, onderdeel h, tevens uitkeringen betrokken waarvan het risico van betaling is gedragen door een eigenrisicodrager. Er wordt voorts ook verwezen naar WGA-uitkeringen waarvan het risico van betaling niet is gedragen door een eigenrisicodrager, maar die ten laste komen van een sectorfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid. Dit betreft de WGA-staartlasten van werkgevers die uiterlijk 1 juli 2015 eigenrisicodrager zijn geworden. Deze komen geheel of gedeeltelijk ten laste van een sectorfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid. Indien deze werkgevers na 1 juli 2015 publiek verzekerd worden, worden ook de lasten van deze WGA-uitkeringen betrokken bij het bepalen van de opslag of korting. Verder behoren tot deze lasten ook de kosten in verband met de re-integratietaak van het UWV op grond van artikel 30a van de Wet SUWI (conform artikel 117b, vijfde lid, onderdeel c, van de Wfsv).

Bij het voorgaande wordt verder opgemerkt dat de uitkeringen waarvan het risico van betaling is gedragen door een eigenrisicodrager ofwel door de eigenrisicodrager zelf zijn betaald (zelfbetalers) of door het UWV zijn betaald en vervolgens verhaald op de eigenrisicodrager. Het UWV kan op basis van informatie over de (betaling van) deze uitkeringen de lasten van werkgevers die betrekking hebben op een periode van eigenrisicodragerschap bepalen.

Voor de volledigheid wordt vermeld dat de premiesystematiek verder niet wijzigt. Bij het berekenen van de premie in de nieuwe systematiek blijft de vaststelling van het gemiddelde percentage (artikel 2.8) en in het verlengde hiervan het rekenpercentage (artikel 2.9) op dezelfde wijze plaatsvinden, waarbij rekening wordt gehouden met de WGA-lasten. Bij de WGA-lasten worden in de nieuwe systematiek de WGA-staartlastuitkeringen buiten beschouwing gelaten, zodat deze uitkeringen niet worden betrokken bij het bepalen van het gemiddelde percentage in artikel 2.8.

De overige wijzigingen van de artikelen 2.5 en 2.11 hebben betrekking op de Wet BEZAVA. Omdat bij de gedifferentieerde premie voor de Werkhervattingskas geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen de premiecomponenten WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen en WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen, zijn in artikel 2.5, eerste lid, de onderdelen g en h (oud) samengevoegd in onderdeel g (WGA-lasten), dat nu betrekking heeft op de WGA-lasten met betrekking tot zowel vaste als flexibele dienstbetrekkingen. Deze andere definitie van ‘WGA-lasten’ werkt door in de artikelen waarin dit begrip een functie heeft, zoals artikel 2.8 met betrekking tot het vaststellen van het gemiddelde percentage. De nieuwe definitie van WGA-totaallasten heeft eveneens betrekking op WGA-lasten met betrekking tot vaste en flexibele dienstbetrekkingen.

in artikel 2.11 worden verder in het eerste, derde lid, en het opschrift de premiecomponenten WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen en WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen vervangen door de samengevoegde premiecomponent ‘WGA-lasten’. In het eerste en vijfde lid worden voorts enkele technisch-redactionele wijzigingen opgenomen. In het eerste lid wordt ter verduidelijking aangegeven in welke leden van artikel 2.11 het individuele werkgeversrisicopercentage en het gemiddelde werkgeversrisicopercentage staan.

Onderdelen F, G, J en Q (artikelen 2.6, 2.7, 2.10, 2.17)

In artikel 2.6, eerste, derde, vierde en achtste lid, artikel 2.7, tweede lid, artikel 2.10, eerste lid, en artikel 2.17, eerste en tweede lid, vervalt voorts het onderscheid tussen de premiecomponenten WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen en WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen. De premiecomponenten worden vervangen door de samengevoegde premiecomponent ‘WGA-lasten’. In artikel 2.10 wordt daarnaast nader bepaald dat voor de premievaststelling bij de sectorale lasten alleen in aanmerking worden genomen de lasten van uitkeringen aan werknemers van werkgevers die geen eigenrisicodrager zijn. Bij de bepaling van de loonsom voor de premievaststelling worden immers ook alleen de loonsommen van werkgevers meegenomen die geen eigenrisicodrager zijn.

Onderdelen H, I en M (artikelen 2.8, 2.9 en 2.13)

De samenvoeging van de premiecomponenten WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen en WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen tot de nieuwe premiecomponent WGA-lasten heeft tot gevolg dat in artikel 2.8 het eerste en tweede lid zijn samengevoegd in het nieuwe eerste lid. In het eerste lid werd de berekening van een gemiddeld percentage vastgesteld voor de premiecomponent WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen en in het tweede lid voor flexibele dienstbetrekkingen.

Artikel 2.13, vierde lid, vervalt omdat dat lid vanaf 1 januari 2017 niet langer relevant is. In artikel 2.9, eerste lid, en artikel 2.13, vijfde lid (nieuw), worden naar aanleiding van het vervallen van artikel 2.8, tweede lid, enkele verwijzingen aangepast. Ook vervalt artikel 2.9, eerste lid, onderdeel b, over een percentage in verband met de vorming van een reserve als bedoeld in artikel 113a van de Wfsv. Het aanhouden van een liquiditeitsreserve wordt in verband met het geïntegreerd middelenbeheer bij het Rijk niet langer genoemd in artikel 113a van de Wfsv. Artikel 113a van de Wfsv is met ingang van 1 januari 2016 aangepast in de Verzamelwet SZW 2015.

In artikel 2.13, eerste lid, wordt verder ter verduidelijking aangegeven in welke leden van artikel 2.13 het individuele wergeversrisicopercentage en het gemiddelde werkgeversrisicopercentage staan.

Onderdelen L, N, O en P (artikelen 2.12, 2.14, 2.15 en 2.16)

Nu artikel 2.11 betrekking heeft op opslag of korting van alle WGA-lasten, kan artikel 2.12, dat betrekking had op de opslag of korting van WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen, vervallen. Als gevolg van het vervallen van artikel 2.12 vervallen in de artikelen 2.14, 2.15 en 2.16 enkele verwijzingen naar dat artikel.

Onderdelen R en S (artikelen 2.17a en 2.17b)

Er wordt een nieuw artikel 2.17b ingevoegd dat met ingang van 1 januari 2017 overgangsrecht biedt voor werkgevers die uiterlijk 1 juli 2015 publiek verzekerd waren.

Op deze werkgevers blijven de regels voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie, zoals die tot 1 januari 2017 waren opgenomen in artikel 2.11, onverkort van toepassing. Deze regels blijven gelden tot het moment dat aan de werkgever op grond van artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b, toestemming is verleend om zelf het risico te dragen van betaling van het daarvoor in aanmerking komende deel van de WGA-uitkering. Indien voor deze werkgever het eigenrisicodragerschap op een later moment eindigt en hij weer publiek verzekerd is, wordt de premie voor hem vastgesteld op grond van het aangepaste artikel 2.11.

Het voorgaande betekent dat er bij het vaststellen van de opslag of korting bij de component van het individuele werkgeversrisicopercentage geen rekening wordt gehouden met de WGA-totaallasten (zowel de publieke uitkeringen als uitkeringen waarvan het risico van betaling is gedragen door de eigenrisicodrager), maar alleen met de publieke uitkeringen.

Voorts wordt het opschrift van artikel 2.17a in verband met de toevoeging van het nieuwe artikel 2.17b aangepast om te verduidelijken dat dit artikel betrekking heeft op terugkerende eigenrisicodragers in het kader van de Ziektewet.

Onderdeel T (artikel 2.18)

Artikel 2.18 betreft de vaststelling van de opslag en de korting in geval van te veel betaalde uitkeringen in verband met herziening of intrekking van uitkeringen (eerste lid) en in geval van regres (tweede tot en met vijfde lid). Het gaat er om dat in die omstandigheden de WGA-uitkeringen en ZW-uitkeringen die voor de berekening worden meegenomen worden aangepast. In verband met de samenvoeging van WGA-vast en WGA-flex en de invoering van het begrip ‘WGA-totaallasten’ in het kader van de berekening van de opslag of korting op grond van artikel 2.11 worden de verwijzingen naar het vervallen artikel 2.12 geschrapt en worden de premiecomponenten ‘WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen’ en ‘WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen’ vervangen door de samengevoegde premiecomponent ‘WGA-totaallasten’. Vanwege de koppeling worden verhaalde lasten, ongeacht of deze zijn verhaald door de werkgever (tweede lid) of door het UWV (vierde lid) verrekend in de berekening voor de opslag of korting, bedoeld in artikel 2.11, tweede lid. Van de gelegenheid is verder gebruik gemaakt om de redactie van het tweede en vierde lid te uniformeren.

Onderdeel U (hoofdstuk 2, paragraaf 3)

Deze paragraaf vervalt. Artikel 47, tweede lid, van de Wfsv, waarin de grondslag is opgenomen van het in deze paragraaf opgenomen artikel 2.19, vervalt met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 5.1 van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). De inwerkingtredingsdatum is voorzien op 1 januari 2018.

Artikel II. Besluit SUWI

Artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) bepaalt dat het UWV de verantwoordelijkheid draagt voor de re-integratie van ontvangers van een WGA-uitkering. Op grond van het derde lid van dit artikel heeft het UWV die verantwoordelijkheid niet in geval van eigenrisicodragen voor de WGA. Dan berust die verantwoordelijkheid bij de eigenrisicodrager. Op grond van artikel 84, achtste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), en artikel 2.1b, tweede lid, van het Besluit Wfsv, dragen kleine en middelgrote werkgever voor WGA-uitkeringen die onder de WGA-staartlasten vallen niet of niet geheel het risico van betaling. Dit betreft de WGA-uitkeringen aan werknemers, die al ziek of arbeidsongeschikt waren op het moment van de aanvang van het eigenrisicodragen. Deze uitkeringen worden door het UWV betaald en komen geheel of gedeeltelijk ten laste van een sectorfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid. In artikel 4.1a van het Besluit SUWI is in verband hiermee geregeld dat het UWV voor deze WGA-gerechtigden de re-integratieverantwoordelijkheid behoudt, wanneer een kleine of middelgrote werkgever eigenrisicodrager wordt.

Met deze wijziging van artikel 4.1a wordt de re-integratieverantwoordelijkheid van het UWV verder uitgebreid ten aanzien van werknemers die onder de WGA-staartlasten vallen van een grote werkgever die na 1 juli 2015 eigenrisicodrager wordt. Deze werkgever draagt weliswaar het risico van betaling van de desbetreffende uitkeringen tot 1 januari 2017, maar als gevolg van de Wet verbetering hybride markt WGA worden deze uitkeringen met ingang van 1 januari 2017 betaald door het UWV en komen deze ten laste van het staartlastenvermogen van de Werkhervattingskas. Voorkomen moet worden dat de re-integratie niet opgepakt wordt door een werkgever, die slechts tijdelijk de financiële verantwoordelijkheid draagt. Met het oog op de continuïteit van de re-integratie van de WGA-gerechtigde is het onwenselijk dat de re-integratieverantwoordelijkheid voor een korte periode naar de eigenrisicodrager overgaat. Met de wijziging blijft de re-integratieverantwoordelijkheid bij het UWV liggen.

Onder 3 wordt een lid toegevoegd, waarin wordt bepaald dat artikel 4.1a vervalt op 1 januari 2017. Met de wijziging van de afbakening van het eigenrisico in artikel 82, eerste lid, van de Wet WIA, vallen de WGA-staartlasten niet meer onder het eigenrisicodragerschap. Dit betekent dat het UWV op grond van artikel 30a, eerste lid, van de Wet SUWI verantwoordelijk is voor de re-integratie van de werknemers van wie de uitkeringen eerder onder de WGA-staartlasten vielen. Artikel 4.1a van het Besluit SUWI kan hiermee vervallen. Voor de volledigheid wordt vermeld dat grote werkgevers die uiterlijk 1 juli 2015 eigenrisicodrager zijn geworden verantwoordelijk blijven voor de re-integratie van hun werknemers. Deze werkgevers dragen immers ook het risico van betaling van de uitkeringen van de desbetreffende werknemers.

Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2016. Er is bij dit onderdeel voor terugwerkende kracht gekozen gezien de onwenselijkheid van een tijdelijke knip in de re-integratieverantwoordelijkheid. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting. De Minister van SZW heeft het UWV verzocht om te anticiperen op deze wijziging.

Artikel III. Inwerkingtreding

De onderdelen van dit besluit die samenhangen met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters en de Wet verbetering hybride markt WGA treden in werking met ingang van 1 januari 2017. Artikel I, onderdeel D, treedt in werking met ingang van 1 juli 2016. Artikel I, onderdeel U, treedt in werking met ingang van het tijdstip dat artikel 5.1 van de Wet tegemoetkomingen loondomein in werking treedt. De beoogde inwerkingtredingsdatum van dit artikel is 1 januari 2018. Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2016 (zie hiervoor ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel II).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 34 336, nr. 3.

X Noot
2

Koninklijk Actuarieel Genootschap, Position paper WGA-ERD. Is er wel een level playing field, 16 januari 2015.

X Noot
3

Commissie Verzekeraars, Nieuw leven voor verzekeraars, 5 maart 2015.

X Noot
4

UWV kan op basis van de betalingen van WGA-uitkeringen die UWV doet voor het merendeel van de eigenrisicodragers de private uitkeringslasten bepalen. Een klein deel van de werkgevers zijn zogenoemde zelfbetalers. Zij betalen zelf de WGA-uitkeringen aan de WGA-uitkeringsgerechtigde en declareren het wettelijk te verhalen deel bij UWV. UWV zal het oude risico voor deze werkgevers afleiden uit de uitkeringsinformatie waarover UWV beschikt.

X Noot
5

Via de nota naar aanleiding van het verslag bij de ‘Wet verbetering hybride markt WGA’ van 19 januari 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat UWV is verzocht om te starten met de voorbereiding van de uitvoering van de maatregelen van het wetsvoorstel per 1 januari 2017 (Kamerstukken II 2015/16, 34 336, nr. 6).

Naar boven