Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 2 mei 2016, nr. WJZ/16068109, betreffende invoervergunningen voor jachttrofeeën

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 4 van Verordening (EG) nr. 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61);

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

Aanvragen van invoervergunningen als bedoeld in artikel 4 van verordening (EG) nr. 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61) voor na 28 april 2016 verkregen jachttrofeeën afkomstig van de soorten, genoemd in bijlage A bij verordening (EG) nr. 338/97, van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61), en de soorten, genoemd in bijlage XIII bij verordening (EG) nr. 865/2006, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 166), worden afgewezen.

Artikel 2

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze, overeenkomstig het door de staatssecretaris genomen besluit: J.P. Hoogeveen Directeur-Generaal Agro en Natuur

TOELICHTING

Op 28 mei 2015 is een motie aangenomen van de leden Thieme en Rudmer Heerema waarin de regering wordt verzocht om met een plan van aanpak te komen om de import van de jachttrofeeën, bijvoorbeeld ivoor en tijgerhuiden, in nationaal dan wel Europees verband aan te pakken en de Kamer daarover te informeren.1 In zijn brief aan de Tweede Kamer van 28 april 2016, kenmerk DGAN-NB /16043084, heeft de Staatssecretaris van Economische zaken de Tweede Kamer geïnformeerd dat er thans geen perspectief is op een verbod op mondiaal of Europees niveau, maar dat hij wel op nationaal niveau de invoer van jachttrofeeën zal verhinderen door per direct geen invoervergunningen voor jachttrofeeën af te geven. Met de onderhavige beleidsregel wordt uitvoering gegeven aan dit besluit.

Het besluit heeft betrekking op jachttrofeeën die afkomstig zijn van de soorten, genoemd in bijlage A bij verordening (EG) nr. 338/97, en de soorten, genoemd in bijlage XIII van verordening (EG) nr. 865/2006, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 166). Op bijlage XIII van verordening (EG) nr. 865/2006 staan momenteel zes diersoorten (breedlipneushoorn of witte neushoorn, nijlpaard, Afrikaanse olifant, moeflon, leeuw en ijsbeer), waarvoor binnen de Europese Unie strengere maatregelen gelden vanwege de twijfels ten aanzien van de duurzaamheid van de jacht op deze diersoorten.

Door voor jachttrofeeën afkomstig van de betrokken soorten geen invoervergunningen meer te verlenen, wordt een drijfveer weggenomen voor het bemachtigen van jachttrofeeën buiten de Europese Unie met het oog op het genot of gebruik daarvan in Nederland. Dat is van belang voor het tegengaan van de illegale handel in jachttrofeeën, welke handel een bedreiging vormt voor de instandhouding van de betrokken soorten, en sluit aan bij artikel 4 van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61). Dat artikel bepaalt dat invoervergunningen voor het in de Europese Unie binnenbrengen van jachttrofeeën van de soorten, genoemd in bijlage A bij verordening (EG) nr. 338/97, en de soorten, genoemd in bijlage B bij verordening (EG) nr. 338/97, geweigerd dienen te worden, indien er argumenten in verband met de instandhouding van de soort pleiten tegen afgifte van de invoervergunning. Met het besluit om geen invoervergunningen meer af te geven wordt tevens tegemoet gekomen aan de brede maatschappelijke weerstand die in Nederland bestaat tegen de import van jachttrofeeën van de betrokken diersoorten.

Een beleidsregel kan overeenkomstig de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht worden vastgesteld omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of uitleg van wettelijke voorschriften.

In het onderhavige geval beoogt de beleidsregel duidelijk te maken welke afweging wordt gemaakt bij een verzoek om een invoervergunning te verlenen. Dit betekent dat daarover overeenkomstig de beleidsregel wordt besloten. Bij de afwijzing van een vergunning voor de invoer van jachttrofeeën afkomstig van de soorten, genoemd in bijlage A bij verordening (EG) nr. 338/97, en de soorten, genoemd in bijlage XIII bij verordening (EG) nr. 865/2006, kan voortaan dan ook worden verwezen naar deze beleidsregel.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze, overeenkomstig het door de staatssecretaris genomen besluit: J.P. Hoogeveen Directeur-Generaal Agro en Natuur


X Noot
1

Kamerstukken II, 33 348, nr. 140

Naar boven