Kennisgeving van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 24 maart 2016 nr. ELVV/16043244 ingevolge artikel 2.19, tweede lid, Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

De Staatssecretaris van Economische Zaken maakt bekend:

De gelijkwaardige praktijken, bedoeld in artikel 43, derde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, waaraan landbouwers kunnen deelnemen zijn de volgende certificeringsregelingen:

  • het akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker,

  • het Veldleeuwerik-pakket, en

  • Vezelhennep.

In deze bekendmaking wordt verstaan onder:

deelnemer:

de landbouwer die deelneemt aan een certificeringsregeling, zich daarvoor inschrijft bij de instantie die het certificaat beheert en in de Gecombineerde Opgave aangeeft dat hij de vergroeningsverplichtingen invult door middel van het betreffende certificaat.

Het akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker

1. Algemene voorwaarden

1.1.

Een landbouwer die gebruik maakt van dit certificaat vult zijn verplichtingen met betrekking tot het ecologisch aandachtsgebied (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven verplichte maatregelen en zo nodig aangevuld met de facultatieve maatregelen.

1.2.

De deelnemer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen ‘gewasdiversificatie’ en ‘blijvend grasland’ aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte maatregelen

De voor iedere deelnemer verplichte maatregel bestaat uit het beheren van randen of stroken op de velden voor in het wild levende diersoorten of specifieke fauna. Deze randen of stroken liggen op of grenzen aan bouwland en:

  • a. maken ten minste 30 procent uit van de gewogen oppervlakte van de EA verplichting van de deelnemer;

  • b. zijn voor 15 mei van het aanvraagjaar ingezaaid met een mengsel van met name kruidachtigen, eventueel aangevuld met granen of gras, ter bevordering van de biodiversiteit;

  • c. zijn ten minste 3 meter breed en maximaal 20 meter breed;

  • d. worden niet bemest en er worden geen gewasbeschermingsmiddelen toegepast;

  • e. blijven in de winterperiode voor ten minste 50 procent van de oppervlakte in stand. Dit betekent dat op ten minste 50 procent van de randen of stroken vegetatie van het ingezaaide mengsel aanwezig is gedurende de periode 1 oktober van het aanvraagjaar tot ten minste 1 februari van het jaar volgend op het aanvraagjaar, en

  • f. tellen mee voor de EA-verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

3. Facultatieve maatregelen

3.1.1.

De beheerde randen of stroken kunnen uitsluitend worden aangevuld met, naar keuze van de landbouwer, één of meer van de volgende elementen of maatregelen:

  • a. landschapselementen niet zijnde sloten of traditionele stenen muren;

  • b. aan de randen of stroken grenzende natuurvriendelijke oevers;

  • c. aan de randen, stroken of natuurvriendelijke oevers grenzende sloten;

  • d. vanggewassen als bedoeld in bijlage 2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, of

  • e. stikstofbindende gewassen als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.

3.1.2.

  • 1. Als in 3.1.1, onderdeel c, bedoelde sloten worden aangemerkt:

    een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water van minimaal 1 meter breed en maximaal 6 meter breed, gemeten van insteek tot insteek, alsmede de bijbehorende bodem en oevers.

  • 2. Deze sloten hebben een minimale lengte van 10 meter.

3.1.3.

  • 1. De in 3.1.1, onderdeel b, bedoelde natuurvriendelijke oever bestaat uit een aaneengesloten oever langs een bestaande waterloop, in de vorm van een plas- of drasberm of flauw talud (minimaal 1:3) met een begroeiing van inheemse planten.

  • 2. De natuurvriendelijke oever heeft een breedte van tenminste 3 meter en maximaal 10 meter en heeft een minimale lengte van 25 meter.

  • 3. De natuurvriendelijke oever wordt het gehele jaar in stand gehouden.

3.2.

  • 1. Op de elementen uit 3.1.1. zijn de wegingsfactoren genoemd in bijlage II van Verordening (EU) nr. 639/2014 van toepassing, evenals de afmetingseisen uit artikel 45, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 639/2104 voor de verschillende landschapselementen.

  • 2. De natuurvriendelijke oevers tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

3.3.1.

  • 1. In de teelt van de stikstofbindende gewassen luzerne, rode klaver, wikke, rolklaver en esparcette is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan.

  • 2. Het gebruik van meststoffen is in de teelt van deze gewassen toegestaan.

3.3.2.

  • 1. In de teelt van de stikstofbindende gewassen lupine en veldbonen is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegestaan.

  • 2. Het gebruik van meststoffen is in de teelt van deze gewassen niet toegestaan.

3.3.3.

Voor alle stikstofbindende gewassen geldt dat:

  • a. irrigatie niet is toegestaan, en

  • b. eenzelfde gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats wordt ingezaaid.

3.4.

Voor vanggewassen gelden, onverminderd artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en irrigatie is niet is toegestaan, en

  • b. eenzelfde gewas wordt niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats ingezaaid.

4. Aanvraag certificaat

Het certificaat akkerbouw-strokenpakket, inclusief Vogelakker kan worden aangevraagd bij de Minister.

Veldleeuwerik pakket

1. Algemene voorwaarden

1.1.

Een landbouwer die gebruik maakt van dit certificaat vult zijn verplichtingen met betrekking tot het ecologisch aandachtsgebied (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven maatregelen.

1.2.

De deelnemer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen ‘gewasdiversificatie’ en ‘blijvend grasland’ aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte voorwaarden

Een deelnemer aan deze certificeringsregeling:

  • a. beschikt jaarlijks over een extern goedgekeurd duurzaamheidsplan;

  • b. woont jaarlijks 8 regionale groepsbijeenkomsten van de stichting Veldleeuwerik bij;

  • c. draagt zorg voor een duurzame bedrijfsvoering en neemt daartoe jaarlijks minimaal 4 acties op in het duurzaamheidsplan. Iedere actie valt onder één van de 10 door de Stichting Veldleeuwerik gehanteerde duurzaamheidsindicatoren. Wanneer een teler voor langere tijd meedoet aan het certificaat geldt dat voor iedere duurzaamheidsindicator minimaal één keer in de vier jaar een actie in het duurzaamheidsplan benoemd moet zijn;

  • d. toont continue verbetering van zijn bedrijfsvoering door het jaarlijks bijwerken van het duurzaamheidsprofiel.

3. Maatregelen

3.1.1.

De landbouwer vult zijn EA in met één of meerdere van de volgende maatregelen:

  • a. beheerde randen of stroken;

  • b. landschapselementen niet zijnde sloten of traditionele stenen muren;

  • c. aan randen of stroken grenzende natuurvriendelijke oevers;

  • d. aan randen, stroken of natuurvriendelijke oevers grenzende sloten;

  • e. vanggewassen als bedoeld in bijlage 2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, of

  • f. stikstofbindende gewassen als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.

3.1.2.

De in 3.1.1, onderdeel a, bedoelde beheerde akkerranden of bufferstroken liggen op of grenzen aan bouwland en:

  • a. zijn tenminste 1 meter breed en maximaal 20 meter breed;

  • b. zijn voor 15 mei van het aanvraagjaar ingezaaid met een mengsel van met name kruid- en/of bloemachtige soorten, eventueel aangevuld met granen of gras, ter bevordering van de biodiversiteit;

  • c. worden niet bemest;

  • d. er worden geen gewasbeschermingsmiddelen op toegepast, met uitzondering van pleksgewijze, mechanische, onkruidbestrijding of lokale gewasbescherming middels een rugspuit;

  • e. worden tenminste een keer per jaar gemaaid, voor 1 oktober, en tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

3.1.3.

  • 1. De in 3.1.1, onderdeel c, bedoelde natuurvriendelijke oever bestaat uit een aaneengesloten oever langs een bestaande waterloop, in de vorm van een plas- of drasberm of flauw talud (minimaal 1:3) met een begroeiing van inheemse planten.

  • 2. De natuurvriendelijke oever heeft een breedte van tenminste 3 meter en maximaal 10 meter en heeft een minimale lengte van 25 meter.

  • 3. De natuurvriendelijke oever wordt het gehele jaar in stand gehouden.

3.1.4.

  • 1. Als in 3.1.1, onderdeel d, bedoelde sloten worden aangemerkt: een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water van minimaal 1 meter breed en maximaal 6 meter breed, gemeten van insteek tot insteek, alsmede de bijbehorende bodem en oevers.

  • 2. Deze sloten hebben een minimale lengte van 10 meter.

3.2.1.

  • 1. In de teelt van de stikstofbindende gewassen luzerne, rode klaver, wikke, rolklaver en esparcette is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan.

  • 2. Het gebruik van meststoffen is in de teelt van deze gewassen toegestaan.

3.2.2.

  • 1. In de teelt van de stikstofbindende gewassen lupine en veldbonen is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegestaan.

  • 2. Het gebruik van meststoffen is in de teelt van deze gewassen niet toegestaan.

3.2.3.

Voor alle stikstofbindende gewassen geldt dat:

  • a. irrigatie niet is toegestaan, en

  • b. eenzelfde gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats wordt ingezaaid.

3.3.1.

In afwijking van de voorwaarden in bijlage 2, behorend bij de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan als het vanggewas bemest wordt en is het gebruik van meststoffen niet toegestaan als er gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt.

3.3.2.

  • 1. In afwijking van de voorwaarden in bijlage 2, behorend bij de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, bedraagt de minimale teeltperiode voor de vanggewassen 8 weken op voorwaarde dat:

    • het vanggewas wordt ingezaaid op kleigrond, en

    • de landbouwer een aanvullende EA realiseert die overeenkomt met 20% van het areaal vanggewas dat hij inzet in het kader van de 5% EA-verplichting. Voor deze aanvullende EA-verplichting kiest de landbouwer één of meer van de in 3.1.1 onder a, e en f genoemde maatregelen.

  • 2. Wanneer een vanggewas tenminste 10 weken op het perceel aanwezig is, zijn de aanvullende voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing.

3.3.3.

Voor vanggewassen gelden, onverminderd artikel 2.17, eerste lid, onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. irrigatie is niet toegestaan, en

  • b. eenzelfde gewas wordt niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats ingezaaid.

3.4.

Voor de elementen onder 3.1.1. zijn de wegingsfactoren genoemd in bijlage II van Verordening (EU) nr. 639/2014 van toepassing, evenals de voorwaarden uit artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2104 voor de verschillende landschapselementen. De natuurvriendelijke oevers tellen mee voor de EA verplichting met een wegingsfactor van 1,5.

4. Aanvraag certificaat

4.1.

Het certificaat Veldleeuwerik pakket kan worden aangevraagd bij de Stichting Veldleeuwerik.

Vezelhennep

1. Algemene Voorwaarden

1.1.

De landbouwer die gebruik maakt van het certificaat, vult zijn verplichtingen met betrekking tot het ecologisch aandachtsgebied (EA) volledig in met de in dit certificaat voorgeschreven maatregelen.

1.2.

De landbouwer voldoet voor wat betreft de vergroeningseisen “gewasdiversificatie” en “blijvend grasland” aan de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2. Verplichte maatregelen

2.1.

  • 1. Voorafgaand aan de teelt sluit de deelnemer voor de productie en levering van de betreffende oppervlakte hennep een overeenkomst met een verwerker van vezelhennep die is aangesloten bij Vlas en Hennep.NL.

  • 2. De overeenkomst is uiterlijk op de uiterste dag voor de indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, door beide partijen ondertekend.

2.2.

  • 1. In de overeenkomst ligt vast dat de teelt plaatsvindt binnen het kader van het Duurzaamheidscertificaat Vezelhennep met het oog op de winning van hernieuwbare grondstoffen.

  • 2. De landbouwer bewaart de schriftelijke overeenkomst gedurende 5 jaar in zijn administratie.

2.3.

De landbouwer verleent RVO.nl en/of Vlas en Hennep.NL toestemming om bij de verwerker de gegevens van de overeenkomst op te vragen voor de controle op de naleving van de voorwaarden.

2.4.

Op de percelen waarop de hennep wordt geteeld, worden tussen het moment van zaaien en het moment van oogsten geen gewasbeschermingsmiddelen toegepast.

2.5.

In de in 2.4 genoemde periode:

  • a. worden op het betreffende perceel geen teeltwerkzaamheden verricht, en

  • b. vindt geen irrigatie plaats.

2.6.

De hennep wordt geteeld op percelen waarop in het voorgaande jaar geen hennep is geteeld.

2.7.

De hennep voldoet aan de voorwaarden van artikel 17, zevende lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, en artikel 32, zesde lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2.8.

De hennep telt mee voor de EA-verplichting met een wegingsfactor van 0,3.

3. Aanvraag certificaat

Het duurzaamheidscertificaat vezelhennep kan worden aangevraagd bij Vlas en Hennep.NL of bij een door Vlas en Hennep.NL aangewezen instantie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

TOELICHTING

In plaats van te voldoen aan de generieke vereisten van gewasdiversificatie, instandhouding blijvend grasland en aanwezigheid van ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in artikel 43, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, kunnen landbouwers ook gelijkwaardige praktijken in acht nemen. Dit zijn milieucertificeringsregelingen waarin gelijkwaardige, en voor een deel gelijke, praktijken zijn opgenomen.

Zoals bepaald in artikel 2.19 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB maakt de Minister van Economische Zaken de certificeringsregelingen bekend die in overeenstemming zijn met artikel 43, derde lid, aanhef en onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 alsmede beantwoorden aan artikel 43, zevende lid, tweede volzin, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

Middels deze kennisgeving maakt de Staatssecretaris van Economische Zaken bekend welke certificeringsregelingen in Nederland vanaf aanvraagjaar 2016 gebruikt kunnen worden als bovengenoemde gelijkwaardige prakijken. Het betreft:

  • het akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker;

  • het Veldleeuwerik pakket, en

  • het duurzaamheidscertificaat Vezelhennep

Het duurzaamheidscertificaat Vezelhennep wordt dit jaar voor het eerst opengesteld. Het akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker en het Veldleeuwerikpakket zijn bestaande certificeringsregelingen en zijn op een aantal punten aangepast.

In deze kennisgeving staan de voorwaarden vermeld waaraan de deelnemers van de drie certificeringsregelingen moeten voldoen. In de volgende onderdelen van de toelichting wordt nader ingegaan op de belangrijkste onderdelen van de bekendmaking van de certificeringsvoorwaarden en de wijzigingen ten opzichte van 2015.

Het akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker

Dit certificaat biedt landbouwers de mogelijkheid om de verplichting tot de instandhouding van ecologische aandachtsgebieden op een andere wijze in te vullen. Ook bij deze andere invulling geldt dat moet worden voldaan aan de algemene eis dat 5 procent van het bouwland, met in achtneming van de verschillende wegingsfactoren, moet zijn ingericht als ecologisch aandachtsgebied. Ten aanzien van de twee andere onderdelen van de vergroening, namelijk instandhouding blijvend grasland en gewasdiversificatie, bevat dit certificaat geen afwijkende praktijken. Voor deze twee onderdelen zijn de reguliere eisen zoals omschreven in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB en Verordening (EU) nr. 1307/2013 onverminderd van kracht.

Dit certificaat kent als kernelement de beheerde akkerrand of – strook. Dit is een verplicht onderdeel. De voorwaarden die daarvoor gelden staan vermeld in paragraaf 2. Tenminste 30 procent van de EA-verplichting moet worden ingevuld met behulp van deze randen en stroken. Ten opzichte van 2015 is de uiterste inzaaidatum gewijzigd. In 2015 dienden deze voor 15 april te zijn ingezaaid. Met ingang van 2016 moeten de stroken voor 15 mei zijn ingezaaid.

De stroken worden ingezaaid met een mengsel van kruidachtigen, eventueel aangevuld met granen of gras, dienen tenminste 3 meter breed te zijn en mogen niet breder zijn dan 20 meter. Op deze stroken mag niet worden bemest en mogen geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Om fauna ook in de winter beschutting te geven, moet in de winterperiode ten minste 50 procent van de akkerranden en stroken in stand worden gehouden. Na 1 oktober mag maximaal de helft van de akkerranden/stroken worden verwijderd. De overige 50 procent moet tenminste tot 1 februari in het daaropvolgende kalenderjaar in stand blijven.

Binnen het certificaat tellen, in aanvulling op de akkerranden en stroken, de volgende elementen of maatregelen mee voor het voldoen aan de EA-verplichting: vanggewassen, stikstofbindende gewassen en landschapselementen.

In afwijking van het generieke pakket kunnen ook sloten worden opgegeven als EA, met dien verstande dat de sloten alleen meetellen in combinatie met een beheerde akkerrand. Daarnaast kunnen tussen de sloten en akkerranden liggende natuurvriendelijke oevers als EA worden aangemeld. Voor deze facultatieve onderdelen zijn de voorwaarden van toepassing die staan vermeld in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Voor wat betreft de wegingsfactoren en de voorschriften over de afmetingen, gelden de eisen die staan vermeld in Verordening (EU) nr. 639/2014.

In 2015 mochten landschapselementen en natuurvriendelijke oevers alleen meetellen voor de vergroening als hiervoor onderhoudscontracten waren afgesloten in het kader van het Europese plattelandsontwikkelingsprogramma. Vanaf 2016 is deze eis komen te vervallen. Aangezien de koppeling met onderhoudscontracten is vervallen, zijn de eisen waaraan de natuurvriendelijke oevers moeten voldoen nu opgenomen in het certificaat.

Voor vanggewassen geldt dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in alle gevallen, dus ook bij vanggewassen na de teelt van vlas en hennep en bij aaltjesbestrijding, niet is toegestaan. Evenmin is irrigatie toegestaan en mag een vanggewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op een vaste plaats worden ingezaaid.

Ook voor stikstofbindende gewassen geldt dat irrigatie niet is toegestaan en dat het gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op een vaste plaats mag worden ingezaaid.

Bij de teelt van luzerne, rode klaver, wikke, rolklaver en esparcette is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan, maar bemesting wel. Bij de teelt van lupine en veldbonen is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegestaan, maar het gebruik van meststoffen niet.

Het certificaat akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, kan worden aangevraagd bij de Minister van Economische Zaken, middels de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.

Het Veldleeuwerik pakket

Ook voor dit certificaat geldt dat de vergroeningseisen rond de instandhouding van blijvend grasland en gewasdiversificatie via de reguliere voorschriften, zoals vastgelegd in de Verordening (EU) 1307/2013, en de Nederlandse invulling daarvan, moeten worden ingevuld. Evenals bij het akkerbouwstrokenpakket, hebben de van de reguliere invulling afwijkende gelijkwaardige praktijken uitsluitend betrekking op het onderdeel ‘instandhouding van ecologische aandachtsgebieden’.

Een deelnemer is verplicht jaarlijks een goedgekeurd duurzaamheidsplan te hebben. Daarnaast moet de deelnemer minimaal 8 bijeenkomsten van de Stichting Veldleeuwerik bijwonen en jaarlijks tenminste 4 acties nemen op één van de 10 indicatoren die door de Stichting Veldleeuwerik worden gehanteerd.

Met de 10 indicatoren voor duurzaamheid (productwaarde, bodemvruchtbaarheid, bodemverlies, voedingsstoffen, gewasbescherming, water, energie, biodiversiteit, menselijk kapitaal, lokale economie) dragen de landbouwers zorg voor een duurzame productie. Voor elke indicator moet de landbouwer minimaal 1 keer in de 4 jaar een maatregel treffen. De deelnemer is verplicht het duurzaamheidsprofiel van zijn bedrijfsvoering jaarlijks bij te werken. Nadere informatie over de indicatoren, het duurzaamheidsprofiel en de eisen die daaraan worden gesteld, zijn op te vragen bij de Stichting Veldleeuwerik.

De verplichting om 5 procent van het bouwland in te richten als EA, zoals bepaald in artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013, kan de landbouwer met één of meerdere van de volgende maatregelen invullen: beheer van akkerranden of bufferstroken, teelt van stikstofbindende gewassen, teelt van vanggewassen en instandhouding van landschapselementen.

Voor wat betreft de wegingsfactoren en de voorschriften over de afmetingen, gelden de eisen die staan vermeld in Verordening (EU) nr. 639/2014.

Voor dit certificaat geldt dat de akkerranden en stroken minimaal 1 meter en maximaal 20 meter mogen zijn. Ten opzichte van 2015 is de uiterste inzaaidatum gewijzigd. Met ingang van 2016 moeten de stroken voor 15 mei (in plaats van 15 april) zijn ingezaaid. De akkerranden en stroken moeten worden ingezaaid met een mengsel van kruidachtigen, eventueel aangevuld met granen of gras. Ze mogen niet worden bemest. Voor wat betreft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is alleen pleksgewijze onkruidbestrijding met een rugspuit toegestaan. De akkerranden en stroken moeten tenminste 1 keer per jaar worden gemaaid, voor 1 oktober.

Ook bij dit certificaat tellen, in aanvulling op de akkerranden en stroken, de volgende elementen of maatregelen mee voor het voldoen aan de EA-verplichting: vanggewassen, stikstofbindende gewassen en landschapselementen. In afwijking van het generieke pakket kunnen ook sloten worden opgegeven als EA, met dien verstande dat ze alleen mogen meetellen in combinatie met een beheerde akkerrand. Daarnaast kunnen ook tussen de sloten en akkerranden liggende natuurvriendelijke oevers als EA worden aangemeld.

Voor vanggewassen gelden eveneens de voorwaarden die daaraan zijn gesteld in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. In afwijking daarvan geldt binnen het kader van deze certificeringsregeling dat vanggewassen tenminste 8 weken op het perceel aanwezig dienen te zijn. Vanaf aanvraagjaar 2016 gelden hiervoor een tweetal aanvullende voorwaarden:

  • de teelt van vanggewassen dient plaatst te vinden op kleigrond, en

  • de landbouwer realiseert een aanvullende EA die correspondeert met 20% van het areaal vanggewassen dat hij inzet voor het behalen van de 5% EA-doelstelling. Hij mag deze aanvullende EA-verplichting invullen middels vanggewassen en/of eiwithoudende gewassen en/of beheerde akkerranden of stroken.

Deze aanvullende voorwaarden gelden niet als het vanggewas 10 weken of langer op het perceel aanwezig is.

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet toegestaan als het vanggewas bemest wordt. Als de landbouwer ervoor opteert wel gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, dient hij af te zien van bemesting van het vanggewas. Irrigatie is niet toegestaan bij de teelt van vanggewassen en voorts geldt dat eenzelfde gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op dezelfde plaats mag worden ingezaaid.

Voor stikstofbindende gewassen geldt dat irrigatie niet is toegestaan en dat het gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op een vaste plaats mag worden ingezaaid. Bij de teelt van luzerne, rode klaver, wikke, rolklaver en esparcette is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan, maar bemesting wel. Bij de teelt van lupine en veldbonen is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegestaan, maar het gebruik van meststoffen niet.

Ook bij dit certificaat komt vanaf 2016 de eis dat landschapselementen en stroken met oevervegetatie alleen mee tellen voor de vergroening als hiervoor onderhoudscontracten zijn afgesloten in het kader van het Europese plattelandsontwikkelingsprogramma, te vervallen. Voor de landschapselementen gelden de Europese afmetingseisen, zoals deze staan vermeld in artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013. Aangezien de koppeling met onderhoudscontracten is komen te vervallen, zijn de eisen waaraan de natuurvriendelijke oevers moeten voldoen nu opgenomen in het certificaat.

Het certificaat Veldleeuwerik pakket kan worden aangevraagd door aanmelding bij de Stichting Veldleeuwerik. Daarnaast dient in de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, kenbaar te worden gemaakt dat de EA-verplichting wordt ingevuld middels de voorwaarden van dit certificaat.

Duurzaamheidscertificaat Vezelhennep

Ook voor dit certificaat geldt dat de vergroeningseisen rond de instandhouding van blijvend grasland en gewasdiversificatie via de reguliere voorschriften, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1307/2013, en de Nederlandse invulling daarvan moeten worden ingevuld. De van de reguliere invulling afwijkende gelijkwaardige praktijk heeft uitsluitend betrekking op het onderdeel instandhouding van ecologische aandachtsgebieden.

Telers die gebruik maken van dit certificaat dienen hun EA-verplichting volledig in te vullen met de teelt van vezelhennep. Voor dit gewas geldt een wegingsfactor van 0,3. In het certificaat staat omschreven aan welke voorwaarden men daarbij moet voldoen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Naar boven