Loonheffingen. Fictieve dienstbetrekking, commissaris

14 maart 2016

nr. BLKB2016/265M

Belastingdienst/ Directie Vaktechniek Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat een goedkeuring om de arbeidsverhouding van een commissaris niet aan te merken als fictieve dienstbetrekking. Het loopt vooruit op het voorgenomen vervallen van artikel 3, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 en een bijbehorende aanpassing van artikel 7 van die wet.

1. Inleiding

Het kabinet heeft een wetsvoorstel aangekondigd om de zogenoemde fictieve dienstbetrekking van een commissaris per 1 januari 2017 af te schaffen (zie Handelingen I 2015/16, nr. 17, item 7, blz. 44). Dit hangt samen met het afschaffen van de Verklaring arbeidsrelatie (hierna: VAR) en de inwerkingtreding per 1 mei 2016 van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties.

Het wijzigen van de wettelijke regeling vergt enige tijd. Ik acht het doelmatig en wenselijk dat de praktijk desgewenst de voorgenomen wijziging al met ingang van 1 mei 2016 kan toepassen. Hierom bevat dit besluit een goedkeuring daartoe.

2. Fictieve dienstbetrekking commissaris

De arbeidsverhouding van een commissaris is een zogenoemde fictieve dienstbetrekking (zie artikel 3, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964; hierna: Wet LB). Dit brengt in beginsel inhoudingsplicht mee (zie de in artikel 7, onderdeel 1o, van de Wet LB opgenomen verwijzing naar het in artikel 3, eerste lid, onderdeel g, van de Wet LB bedoelde lichaam) en de plicht om de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet te voldoen (zie artikel 42 van de Zorgverzekeringswet). Uitzonderingen daarop zijn in bepaalde gevallen mogelijk, via de doorbetaaldloonregeling (zie artikel 32d van de Wet LB) of – tot 1 mei 2016 – via een VAR (zie het tot die datum geldende artikel 6a van de Wet LB).

3. Goedkeuring

Ik acht het doelmatig en wenselijk dat de praktijk desgewenst de voorgenomen wijziging al met ingang van 1 mei 2016 kan toepassen. Daarom keur ik het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de toepassing van artikel 3, eerste lid, onderdeel g, van de Wet LB en van de bijbehorende verwijzing in artikel 7, onderdeel 1o, van de Wet LB achterwege blijft.

Deze goedkeuring geldt tot 1 januari 2017, aangezien een wetsvoorstel is aangekondigd waarin per die datum de zogenoemde fictieve dienstbetrekking van een commissaris wordt afgeschaft.

Toelichting

Het gebruik van de goedkeuring is uiteraard optioneel en alleen mogelijk als het betrokken lichaam en de commissaris dat allebei willen. Anders blijft de inhoudingsplicht ongewijzigd, evenals de verplichting om de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet te betalen.

Voortzetting van het regime van de fictieve dienstbetrekkingen is in de meeste gevallen ook mogelijk nadat het genoemde wetsvoorstel tot wet is verheven en die wetswijziging in werking is getreden, maar dan volgens de zogenoemde opting-inregeling (zie artikel 4, onderdeel f, van de Wet LB en artikel 2g van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965). Beide mogelijkheden bieden een basis om bijvoorbeeld gebruik te (blijven) maken van de zogenoemde 30%-regeling, mits ook aan de overige voorwaarden voor het in aanmerking komen van deze regeling is voldaan (zie artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, van de Wet LB en het arrest van 12 oktober 2007, nr. 42969, ECLI:NL:HR:2007:BA2622). Bij gebruikmaking van de opting-inregeling is de commissaris echter wel zelf de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet verschuldigd.

4. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2016.

Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2017.

Den Haag, 14 maart 2016

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck Lid van het managementteam Belastingdienst

Naar boven