Regeling van de Minister van Economische Zaken van 10 maart 2016, nr. WJZ/16019228, houdende wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016 in verband met het verstrekken van subsidies in 2016 voor MKB innovatiestimulering topsectoren, Eurostarsprojecten, ITEA-3-innvatieprojecten, PENTA-innovatieprojecten, en de groeifaciliteit

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, aanhef en onderdeel e, 5, 16, 19 en 25 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

a. het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De minister verstrekt op grond van deze titel op aanvraag subsidie voor activiteiten die passen binnen de volgende programma’s of plannen, die bij het Ministerie van Economische Zaken ter inzage liggen en op de website van RVO.nl zijn te raadplegen:

    • a. MKB-Innovatiestimuleringsplan 2016 voor de topsector HTSM (en ICT);

    • b. MIT-programma Tuinbouw & Uitgangsmaterialen (T&U) 2016;

    • c. MIT MKB versterkingsplan topsector Logistiek 2016;

    • d. MIT-programma topsector Life Sciences and Health 2016;

    • e. MIT-programma Water 2016;

    • f. MKB-Innovatiestimuleringsplan (MIT) 2016 voor Chemie en Energie (inclusief Biobased Economy);

    • g. MIT-MKB-plan Creatieve Industrie 2016;

    • h. MIT-programma Agri&Food 2016.

b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien een aanvraag voor een subsidie voor een MIT-innovatie-adviesproject, een MIT-haalbaarheidsproject of een MIT-R&D-samenwerkingsproject is ingediend bij een provinciebestuur en indien dat bestuur de aanvraag niet in behandeling kan nemen, neemt de minister de aanvraag in behandeling waarbij als datum van indiening de datum van indiening bij het provinciebestuur wordt gehanteerd.

B

Artikel 3.4.3 komt te luiden:

Artikel 3.4.3 Afwijzingsgronden

  • 1. Een aanvraag van een MKB-ondernemer voor een MIT-innovatie-adviesproject of een MIT-haalbaarheidsproject wordt afgewezen indien aan hem in hetzelfde kalenderjaar al subsidie is verstrekt op grond van deze titel voor een MIT-innovatie-adviesproject of een MIT-haalbaarheidsproject.

  • 2. Een aanvraag van een MKB-ondernemer voor een MIT-R&D-samenwerkingsproject wordt afgewezen indien aan hem in hetzelfde kalenderjaar al subsidie is verstrekt op grond van deze titel voor een MIT-R&D-samenwerkingsproject.

  • 3. Een aanvraag voor een subsidie op grond van deze titel voor een MIT-innovatie-adviesproject, een MIT-haalbaarheidsproject of een MIT-R&D-samenwerkingsproject wordt afgewezen indien in hetzelfde kalenderjaar door een provincie of een samenwerkingsverband van provincies een subsidie voor een van de genoemde soorten projecten, waarop de aanvraag betrekking heeft, kan worden verstrekt of is verstrekt voor respectievelijk een MIT-innovatie-adviesproject, een MIT-haalbaarheidsproject of een MIT-R&D-samenwerkingsproject.

C

De artikelen 3.4.9 en 3.4.10 komen te luiden:

Artikel 3.4.9. Kennisvraag

  • 1. De MKB-ondernemer vermeldt bij de aanvraag de kennisvraag die hij in het kader van het MIT-kennisoverdrachtsproject wil stellen.

  • 2. In de aanvraag wordt één kennisinstelling opgenomen.

  • 3. De MKB-ondernemer legt binnen vier maanden na de dagtekening van de toekenning van een MIT-kennisvoucher een offerte of een ondertekende opdrachtbevestiging van de kennisinstelling over.

Artikel 3.4.10. Besteding MIT-kennisvoucher

De MKB-ondernemer draagt de MIT-kennisvoucher over aan de in de aanvraag opgenomen kennisinstelling.

D

De artikelen 3.4.11 en 3.4.12a vervallen.

E

Aan artikel 3.4.15 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Indien de aanvraag niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, of indien de offerte of een ondertekende opdrachtbevestiging van de kennisinstelling niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.4.9, derde lid, door de minister is ontvangen, vervalt de MIT-kennisvoucher van rechtswege.

F

In artikel 3.8.1 wordt ‘Catrene-innovatieproject’ vervangen door ‘PENTA-innovatieproject’, en wordt ‘cluster CATRENE’ vervangen door ‘cluster PENTA’.

G

In de artikelen 3.8.2, 3.8.4, vierde lid, en 3.8.5 wordt ‘Catrene-innovatieproject’ telkens vervangen door: PENTA-innovatieproject.

ARTIKEL II

De tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016 wordt als volgt gewijzigd:

a. Na de rij met betrekking tot artikel 3.2, TKI-toeslag, artikel 3.2.2, onderdeel b, worden de volgende rijen ingevoegd:

Titel 3.3:

TKI MKB-versterking

3.3.4 en 3.3.6

 

HTSM/ICT

10-5-2016 t/m

30-6-2016

€ 400.000, waarvan ten hoogste

€ 200.000 voor netwerkactiviteiten

Titel 3.3:

TKI MKB-versterking

3.3.4 en 3.3.6

 

Tuinbouw & Uitgangsmaterialen

10-5-2016 t/m

30-6-2016

€ 200.000, waarvan ten hoogste

€ 100.000 voor netwerkactiviteiten

Titel 3.3:

TKI MKB-versterking

3.3.4 en 3.3.6

 

Logistiek

10-5-2016 t/m

30-6-2016

€ 200.000, waarvan ten hoogste

€ 100.000 voor netwerkactiviteiten

Titel 3.3:

TKI MKB-versterking

3.3.4 en 3.3.6

 

Life Sciences and Health

10-5-2016 t/m

30-6-2016

€ 200.000, waarvan ten hoogste

€ 100.000 voor netwerkactiviteiten

Titel 3.3:

TKI MKB-versterking

3.3.4 en 3.3.6

 

Water

10-5-2016 t/m

30-6-2016

€ 200.000, waarvan ten hoogste

€ 100.000 voor netwerkactiviteiten

Titel 3.3:

TKI MKB-versterking

3.3.4 en 3.3.6

 

Chemie/Biobased economy en Energie

10-5-2016 t/m

30-6-2016

€ 400.000, waarvan ten hoogste

€ 200.000 voor netwerkactiviteiten

Titel 3.3:

TKI MKB-versterking

3.3.4 en 3.3.6

 

Creatieve Industrie

10-5-2016 t/m

30-6-2016

€ 200.000, waarvan ten hoogste

€ 100.000 voor netwerkactiviteiten

Titel 3.3:

TKI MKB-versterking

3.3.4 en 3.3.6

 

Agri&Food

10-5-2016 t/m

30-6-2016

€ 200.000, waarvan ten hoogste

€ 100.000 voor netwerkactiviteiten

Titel 3.3:

TKI MKB-versterking

3.3.4 en 3.3.6

 

Energie

10-5-2016 t/m

30-6-2016

€ 200.000, waarvan ten hoogste

€ 100.000 voor netwerkactiviteiten

Titel 3.4

MKB-innovatie-stimulering topsectoren

3.4.4 en 3.4.15a

   

10-5-2016 t/m

1-9-2016

€ 3.200.000

Titel 3.4

MKB-innovatie-stimulering topsectoren

3.4.8

   

10-5-2016 t/m

1-9-2016

€ 2.000.000

Titel 3.4

MKB-innovatie-stimulering topsectoren

3.4.20

   

5-7-2016 t/m

1-9-2016

€ 7.600.000

b. Na de rij met betrekking tot titel 3.7, Eurostarsprojecten, wordt de volgende rij ingevoegd:

Titel 3.7: Eurostarsprojecten

3.7.2

26-05-2016 t/m 07-06-2016

€ 9.162.500

c. In de rij met betrekking tot titel 3.8, Internationaal innoveren, wordt in kolom 6 ‘€ 10.000.000’ vervangen door: € 14.256.000.

d. Na de rij met betrekking tot titel 3.8, Internationaal innoveren, wordt de volgende rij ingevoegd:

Titel 3.8: Internationaal innoveren

3.8.2

PENTA-innovatieprojecten

18-08-2016 t/m 08-09-2016

€ 10.000.000

e. In de rij met betrekking tot titel 3.12, Groeifaciliteit, wordt in kolom 6 ‘€ 50.000.000’ vervangen door: € 85.000.000.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de programma’s en plannen, bedoeld in artikel 3.4.2, eerste lid, die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Economische Zaken, Bezuidenhoutseweg 73, 2594 AC Den Haag.

's-Gravenhage, 10 maart 2016

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

In titel 3.4 van de Regeling nationale EZ-subsidies zijn bepalingen opgenomen over de subsidieverlening van projecten in het kader van de MKB Innovatiestimulering topsectoren (verder ook: MIT). Het gaat om de subsidieverlening van projecten die worden uitgevoerd door ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf en die passen binnen de MIT-programma’s en -plannen van de topsectoren. De programma’s en plannen worden jaarlijks bijgesteld op voorstel van de topsectoren, die zijn ingesteld om sturing te geven aan de ontwikkeling binnen de onderscheiden topsectoren: High Tech Systems en Materialen (inclusief het algemene thema ICT), Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Logistiek, Life Sciences and Health, Water, Chemie (inclusief het algemene thema Biobased economy), Energie, Creatieve industrie, en Agri&Food.

Op grond hiervan zijn ook in 2013, 2014 en 2015 subsidies verleend.

Het kabinet zet met het topsectorenbeleid in op het versterken van de concurrentiekracht van die sectoren waarin Nederland wereldwijd uitblinkt, zodat het groeivermogen van de Nederlandse economie duurzaam wordt versterkt. De innovatiekracht van het midden- en kleinbedrijf (verder ook: MKB) speelt daarbij een belangrijke rol. De MIT bevordert innovatie bij het MKB en stelt het MKB in staat om zich aan te sluiten bij de door de topsectoren opgestelde innovatieagenda's.

In 2016 wordt de subsidieverlening voor MIT-projecten voor het vierde achtereenvolgende jaar opengesteld. Daarbij wordt voortgebouwd op de afspraken die onder de Samenwerkingsagenda ‘Een gezamenlijke aanpak MKB innovatieondersteuning’ uit 2014 zijn ontwikkeld.

Onder deze Samenwerkingsagenda is in 2015 met de provincies een bundeling van subsidiebudgetten gerealiseerd en een gezamenlijke instrumentenkoffer ontwikkeld voor de MIT met instrumenten voor de ondersteuning van haalbaarheidsprojecten, innovatieadviesprojecten, R&D-samenwerkingsprojecten en kennisoverdrachtsprojecten.

Het in 2015 gezamenlijk ontwikkelde MIT pakket wordt primair beschikbaar gesteld via de provinciale verordeningen en is bedoeld voor aanvragen die passen in de desbetreffende Regionale Innovatie Strategie (RIS) én de MIT-programma’s of MIT-plannen van de topsectoren.

Daarnaast kunnen onder bepaalde voorwaarden subsidies voor MIT-projecten worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, op grond van titel 3.4 van de Regeling nationale EZ-subsidies, verder ook te noemen: de landelijke module.

De landelijke module staat open voor MKB-ondernemingen die subsidie aanvragen voor MIT-projecten die niet in de regio worden gesubsidieerd, omdat het project valt onder een topsector die in de provincie geen prioriteit heeft, of omdat de aanvraag een bovenregionaal samenwerkingsproject betreft. Ook wordt op grond van de landelijke module ondersteuning geboden aan het MKB voor de uitvoering van kennisoverdrachtsprojecten door kennisinstellingen, door het verstrekken van MIT-kennisvouchers die door de kennisinstelling die het project uitvoert kan worden verzilverd. MIT-kennisvouchers voor kennisoverdrachtsprojecten worden niet door de provincies verstrekt.

De resultaten tot nu toe laten zien dat de gezamenlijke MIT-aanpak goed aansluit op de ondernemersbehoefte. De aanpak, waarin het Ministerie van Economische Zaken, de topsectoren en provincies samenwerken, heeft geleid tot een beschikbaarheid voor subsidies van meer financiële middelen, het uniformeren van gelijksoortige instrumenten en een betere samenwerking over de provinciegrenzen heen. Dat maakt het voor MKB-ondernemers gemakkelijker om innovaties tot stand te brengen en het biedt ondernemers de mogelijkheid om een sprong te maken naar bovenregionale of internationale netwerken.

De gezamenlijke MIT-aanpak wordt in 2016 gecontinueerd. Het bedrag dat de provincies in 2016 zullen inzetten voor de MIT is € 20 miljoen. Het Ministerie van Economische Zaken stelt hiervoor € 20 miljoen cofinanciering ter beschikking. De overige voor 2016 voor de MIT beschikbare middelen van het ministerie (€ 15 miljoen) worden ingezet in de landelijke module. Hierdoor bedraagt het totaal in 2016 beschikbare bedrag voor de MIT van Rijk en provincies € 55 miljoen.

2016 is het eerste jaar waarin alle provincies participeren in de MIT. In aanvulling op de in 2015 ontwikkelde instrumentenkoffer bestaat er in 2016 in het kader van de MIT voor de provincies de mogelijkheid om ook grotere R&D samenwerkingsprojecten (max. € 350.000) te subsidiëren. Deze mogelijkheid bestaat in de landelijke module niet.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (verder ook RVO.nl) voert de landelijke module uit. Als een aanvraag die bij de provincie wordt ingediend, door de provincie zou moeten worden afgewezen omdat het project valt onder een MIT-programma of -plan, dat in die provincie geen prioriteit heeft, of omdat het een bovenregionaal MIT R&D samenwerkingsproject betreft, wordt de aanvraag naar het goede bestuursorgaan doorgestuurd (de Minister van Economische Zaken) die de aanvraag in behandeling neemt.

RVO.nl zorgt, net als in 2015, voor de beschikbaarheid van een gezamenlijke subsidiewijzer, zodat ondernemers weten waar ze hun aanvragen moeten indienen. Om het aanvraagproces voor de MKB-ondernemer verder te versimpelen zijn in 2016 tussen het Ministerie van Economische Zaken en de provincies praktische afspraken gemaakt over onderlinge doorverwijzing. Daarnaast wordt er een optimalisering doorgevoerd in de aanvraagprocedure voor kennisvouchers. In paragraaf 2 wordt hierop ingegaan.

Naast de wijzigingen ten behoeve van de subsidiëring van MIT-projecten voor 2016, worden enige andere wijzigingen in de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016 doorgevoerd. Het betreft, behalve een wijziging in de aanduiding van internationale innovatieprogramma’s, met name wijzigingen van subsidieplafonds en de openstelling van subsidies in 2016. Op deze wijzigingen wordt hieronder in paragraaf 3 ingegaan.

2. Wijzigingen voor MIT

2.1 Nieuwe plannen

De topsectoren hebben hun plannen en programma’s aangepast, waardoor de prioriteiten en belangrijke thema’s voor 2016 zijn bepaald. Deze plannen en programma's worden door de Minister van Economische Zaken vastgesteld en op het Ministerie van Economische Zaken ter inzage gelegd. De documenten worden digitaal beschikbaar gesteld op de website van RVO.nl.

2.2 Datum van indiening bij doorsturen.

De openstelling van de subsidies voor MIT-projecten op grond van titel 3.4 heeft als belangrijke functie: het in behandeling nemen van de projecten die door de provinciale bestuursorganen worden afgewezen of daar niet in behandeling kunnen worden genomen, met name indien in de provinciale subsidieverordeningen bepaalde thema’s of topsectoren niet zijn opgenomen, of als het gaat om een project waarvan het zwaartepunt van de activiteiten niet in een bepaalde provincie ligt.

Als de aanvraag door de provincie om voorgaande redenen is afgewezen of daar niet in behandeling kan worden genomen, kan de aanvraag door de Minister van Economische Zaken in behandeling worden genomen. De toekenningscriteria van provincies en deze regeling zijn in verband hiermee zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Bij sommige instrumenten, zoals de MIT-haalbaarheidsprojecten en de MIT-innovatieadviesprojecten is de volgorde van binnenkomst beslissend voor de volgorde van behandeling van de aanvraag. Voor de gevallen waarin de aanvraag om de genoemde reden door het provinciale bestuursorgaan moet worden afgewezen, en daarom wordt doorgestuurd, is er aanleiding om de datum waarop de aanvraag oorspronkelijk was ingediend bij de provincie, als indieningsdatum te hanteren voor de aanvraag bij het ministerie. De aanvraag wordt dan alsnog behandeld in de volgorde waarin alle aanvragen voor dit subsidieinstrument bij het ministerie zijn ingediend.

Projecten waarvoor de subsidieaanvraag op andere gronden wordt afgewezen, bijvoorbeeld omdat zij onvoldoende scoren op formele of kwalitatieve criteria, worden niet doorgestuurd.

De hiervoor gegeven redenering is niet van toepassing op aanvragen die direct bij het ministerie worden ingediend, als die aanvragen projecten betreffen waarvoor de subsidie in een provincie wel is opengesteld. Deze aanvragen worden doorgestuurd naar het desbetreffende provinciale bestuursorgaan; de datum van ontvangst aldaar is de datum van indiening van de aanvraag bij de provincie. Deze handelwijze volgt de hoofdregel van bestuursrecht en behoeft daarom geen afzonderlijke regeling.

Om het indienen van aanvragen bij het juiste bestuursorgaan te bevorderen, kunnen aanvragers hun aanvraag toetsen bij de elektronische loketwijzer. Op basis van de antwoorden op de gestelde vragen wordt de aanvrager geadviseerd om zijn aanvraag bij een bepaald regio-loket of het landelijke RVO.nl-loket in te dienen.

2.3 Gewijzigde afwijzingsgrond

De samenwerking en afstemming tussen de provincies en het Ministerie van Economische Zaken betekent dat een subsidieaanvraag door de minister wordt afgewezen, als voor het project in 2016 in een provincie een subsidieregeling of -verordening openstaat. Dit is al geregeld in artikel 3.4.3, tweede lid.

Om de aanvragers zoveel mogelijk kans te geven om projecten uit te voeren die passen binnen het kader van de MKB-innovatiestimulering topsectoren is besloten dat een MKB-ondernemer in 2016:

  • a. altijd een kennisvoucher kan aanvragen naast een subsidie voor een ander MIT-project, en

  • b. een aanvraag kan indienen en subsidie ontvangen voor één project van elk van de instrumenten binnen een subsidieplafond.

In 2016 kan daardoor bijvoorbeeld wél subsidie voor een kennisvoucher én een haalbaarheidsproject én een R&D samenwerkingsproject worden aangevraagd en ontvangen, maar niet subsidie voor een innovatieadviesproject en een haalbaarheidsproject.

Dit was anders in 2015, toen een aanvrager slechts één subsidieaanvraag kon doen voor één MIT-subsidie-instrument naast een kennisvoucher.

Dat geldt voor de aanvragen die bij de provinciale besturen worden ingediend, maar ook voor de aanvragen die worden ingediend in het kader van de landelijke module. Als de aanvrager voor een project dat onder een bepaald MIT-subsidieinstrument valt in de provincie een subsidie heeft ontvangen of kan ontvangen, wordt een door de minister ontvangen of naar de minister doorgezonden aanvraag van dezelfde aanvrager voor een soortgelijk project afgewezen. Als de aanvrager voor die soort projecten geen subsidie in de provincie kan ontvangen en de aanvraag wordt door de minister in behandeling genomen, dan wordt onderzocht of de aanvrager in 2016 al binnen de landelijke module voor deze soort projecten een subsidie heeft ontvangen. Indien dat het geval is, wordt de subsidieaanvraag afgewezen.

2.4 Kennisvouchers

De aanvrager die een kennisoverdrachtsproject wil laten uitvoeren door een kennisinstelling, kan een MIT-kennisvoucher aanvragen. Hij moet vervolgens een contract sluiten met een kennisinstelling. Als die de gevraagde kennis heeft geleverd, draagt de MKB-ondernemer de MIT-kennisvoucher over aan de kennisinstelling. De kennisinstelling kan vervolgens de MIT-kennisvoucher inwisselen (verzilveren) bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Deze aanvraagprocedure is gewijzigd en verbeterd. De aanvrager moet nu in de aanvraag de naam van één kennisinstelling noemen, waarmee hij het MIT-kennisoverdrachtsproject wil gaan uitvoeren ter beantwoording van de in de aanvraag omschreven kennisvraag. Na de verstrekking van de MIT-kennisvoucher moet de aanvrager binnen vier maanden een op het kennisoverdrachtsproject toegesneden offerte bijvoegen van deze kennisinstelling. In verband met artikel 3.4.21, aanhef en onderdeel a, mogen de aanvrager en de kennisinstelling nog geen verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan met betrekking tot het MIT-kennisoverdrachtsproject. Indien de aanvrager niet binnen vier maanden na de verstrekking van de MIT-kennisvoucher een op het kennisoverdrachtsproject toegesneden offerte van of een getekende overeenkomst met een kennisinstelling heeft overgelegd of indien een MIT-kennisvoucher niet overeenkomstig de termijnen van artikel 3.4.15 wordt verzilverd, vervalt de voucher van rechtswege, en kan het door de voucher vertegenwoordigde bedrag (opnieuw) worden gebruikt voor een ander kennisoverdrachtsproject.

De kennisvoucher vertegenwoordigt zowel een waarde voor de MKB-ondernemer die de voucher aanvraagt, als voor de kennisinstelling die het kennisoverdrachtsproject uitvoert. De kennisinstelling verzilvert immers de kennisvoucher en krijgt de subsidie uitgekeerd, waardoor de factuur die de kennisinstelling aan de aanvrager stuurt voor het kennisoverdrachtsproject lager kan worden vastgesteld. Het is echter niet nodig om zowel voor de aanvrager als voor de kennisinstelling te bepalen welke subsidiewaarde de kennisvoucher vertegenwoordigt, omdat de kennisinstelling de kennisvoucher verzilvert op basis van de subsidiabele kosten van het desbetreffende kennisoverdrachtsproject. Het is voldoende om in artikel 3.4.14 van de Regeling nationale EZ-subsidies, ten behoeve van de verzilvering, de subsidiewaarde te regelen. Artikel 3.4.9 van die regeling kan vervallen, omdat dat artikel naast genoemd artikel 3.4.14 geen zelfstandige betekenis heeft.

Teneinde te voorkomen dat de aanvragen van een MIT-kennisvoucher in 2016, die in behandeling worden genomen op volgorde van binnenkomst, moeten worden afgewezen omdat het plafondbedrag al snel is bereikt, en gelet op de belangstelling in de vorige jaren, is het subsidieplafond verhoogd tot € 2 miljoen.

2.5 Subsidieplafondbedragen

Het in paragraaf 1 van deze toelichting genoemde budget voor het landelijke deel van de MIT-subsidies wordt als volgt verdeeld;

  • MIT-innovatieadviesprojecten & MIT haalbaarheidsprojecten: totaal € 3.200.000;

  • MIT R&D-samenwerkingsprojecten € 7.600.000;

  • MIT-kennisvouchers, € 2.000.000.

In het kader van de TKI-MKB-versterking worden onder artikel 3.3 de subsidies voor netwerkactiviteiten en voor innovatieadviseurs, net als in 2015, opengesteld voor € 2.200.000.

Van de € 35 miljoen EZ middelen die voor de MIT in 2016 beschikbaar zijn wordt 20 miljoen ingezet voor cofinanciering van het totaalbedrag dat de provincies ter beschikking hebben (€ 5 miljoen meer dan in 2015). De overige EZ-middelen, € 15 miljoen, worden ingezet in de landelijke module. Dit is naar verwachting voldoende, omdat de provincies tezamen meer budget ter beschikking stellen voor MIT-projecten.

Voor kennisvouchers is het bedrag, zoals is aangegeven in paragraaf 2.4, verhoogd ten opzichte van 2015.

Bij de budgetten voor MIT-innovatieadviesprojecten en MIT-haalbaarheids-projecten en MIT-R&D-samenwerkingsprojecten wordt dezelfde verhouding aangehouden voor het totaal budget dat voor deze drie instrumenten beschikbaar is als in 2015 (30/70).

2.6 Tijdstip indiening aanvragen MIT-R&D-samenwerkingsprojecten

Om het uiterste tijdstip waarop aanvragen voor MIT-R&D-samenwerkingsprojecten kunnen worden ingediend bij het landelijke loket, zoveel mogelijk af te stemmen op het tijdstip waarop aanvragen voor deze soort projecten in de provincies kunnen worden ingediend, is in de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016, in de rij met artikel 3.20, opgenomen dat de openstelling loopt tot en met 1 september 2016. Dit betekent in dit geval: om 24.00 uur. Gedurende 1 september kan de aanvraag nog worden ingediend. Dit wijkt af van de normaal toegepaste eindtijd, 17.00 uur.

3. Overige wijzigingen

Eurostars

Eurostars is een internationaal programma dat zich richt op het ondersteunen van internationale R&D-samenwerkingsprojecten door met name ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf. Eurostars is een generiek instrument dat open staat voor R&D-samenwerkingsprojecten uit alle sectoren. Projectvoorstellen worden twee keer per jaar door een internationale jury beoordeeld en gerangschikt op basis van technische inventiviteit en op de perspectieven om de ontwikkelde kennis te kunnen vermarkten.

Op het moment dat Nederlandse bedrijven of kennisinstellingen deelnemen aan een project dat een gunstige rangschikking heeft, kunnen zij een subsidieaanvraag indienen bij RVO.nl. De openstelling is de nationale afronding van het internationale beoordelingsproces.

Deelnemende partijen ontvangen subsidie van de nationale overheid en de nationale overheden ontvangen op hun beurt van de EU een bijdrage van een derde van het bedrag dat de nationale overheden bijdragen. Nederland heeft voor 2016 een bedrag van € 18,325 mln. begroot, inclusief de 33% EU-bijdrage. Verdeeld over 2 tenders, komt dat uit op een bedrag van € 9,162 mln. per openstelling.

ITEA3 en PENTA

Een belangrijk onderdeel van de internationale agenda van het Innovatiecontract High Tech Systems en Materialen – onderdeel van het topsectorenbeleid – betreft de participatie van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in de internationale Eureka clusterprogramma’s PENTA (nano-elektronica) en ITEA3 (Embedded systems).

Het programma Catrene, dat zich richt op nano-electronica, was aan het einde van de looptijd gekomen. Dit programma heeft een opvolger gekregen met de naam PENTA. Qua juridische structuur die in Nederland nodig is om dit programma te ondersteunen verandert er niets. Het gaat hier om een naamswijziging die in de regeling doorgevoerd moet worden.

Voor het programma ITEA3 wordt een verhoging van het subsidieplafond voor de lopende tender gerealiseerd om de beschikbare budgetten voor nano-elektronica-projecten en voor embedded software en systemen-projecten op elkaar af te stemmen.

Groeifaciliteit

De garantie gericht op financiering met risicokapitaal voor ondernemers (Groeifaciliteit) is opgenomen in titel 3.12 van de Regeling nationale EZ-subsidies. Het gebruik van de garantiemodule Groeifaciliteit is begin 2016 sterk toegenomen. Eind 2015 is een budget voor de Groeifaciliteit beschikbaar gesteld van € 50 miljoen. Gelet op de toegenomen vraag is de verwachting dat dit plafond voor het jaar 2016 niet toereikend is. Om die reden wordt voor het kalenderjaar 2016 het subsidieplafond voor het verstrekken van subsidies onder de regeling verhoogd tot € 85 miljoen. De openstelling past binnen het beschikbare garantiebudget en leidt niet tot wijziging van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken. De budgettaire ruimte voor de openstelling is derhalve beschikbaar.

4. Openstelling

MIT

De MIT-instrumenten, die in behandeling worden genomen op grond van de volgorde van binnenkomst van de aanvraag, de MIT-haalbaarheidsprojecten en de MIT-innovatieadvies-projecten, worden in 2016 in de periode van 10 mei tot en met 1 september, tot 17 uur, opengesteld.

De aanvragen voor de MIT-R&D-samenwerkingsprojecten kunnen in 2016 in de periode 5 juli tot en met 1 september, en afwijkend van het normale sluitingstijdstip, tot 24.00 uur, worden ingediend.

TKI-MKB-versterking

Tezamen met de openstelling van de MIT-subsidies worden, net als in 2015, in het kader van de TKI-MKB-versterking, de subsidies voor netwerkactiviteiten en voor innovatieadviseurs opengesteld, voor de periode van 10 mei 2016 tot en met 30 juni 2016.

Eurostars

In januari 2016 is de eerste openstelling voor Eurostarsprojecten geweest. De tweede, met een gelijk subsidieplafond als bij de eerste tranche, wordt in de periode van 26 mei 2016 tot en met 7 juni 2016 (17.00u) opengesteld.

ITEA3- projecten

De subsidie voor ITEA3-projecten was al opengesteld voor de periode 14 maart 2016 tot en met 8 april 2016.

PENTA-projecten

De subsidie voor PENTA-projecten is opengesteld voor de periode 18 augustus 2016 tot en met 8 september 2016.

5. Regeldruk

MIT

De totale administratieve lasten voor de landelijke module bedragen € 214.500. Dat is 1.7% van het totaal beschikbare subsidiebedrag. De lasten verschillen per subsidieonderdeel. Op basis van de realisatie voor de instrumenten vorig jaar is onze inschatting van de administratieve lasten voor de MIT-haalbaarheidsprojecten en MIT-innovatieadviesprojecten tezamen € 20.700 (0,7%), de MIT-R&D- samenwerkingsprojecten op € 162.000 (2,1%) en de MIT-kennisvouchers op € 31.800 (1.6%).

TKI-MKB versterking

Er worden geen informatieverplichtingen gewijzigd voor de netwerkactiviteiten en innovatiemakelaars uit titel 3.3, die worden aangevraagd door de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (verder ook TKI’s). Bij een verwacht aantal van 11 aanvragen bedragen de administratieve lasten € 67.210 (3,06%).

Eurostars

De openstelling van Eurostars leidt niet tot het wijzigen van informatieverplichtingen en derhalve ook niet tot een toename van de administratieve lasten bij de gebruikers onder de regeling. Het percentage administratieve lasten blijft derhalve ongewijzigd op 3,38%.

PENTA-projecten

Voor de PENTA-innovatieprojecten zijn geen informatieverplichtingen gewijzigd, maar wordt een nieuwe tender opengesteld. Bij een verwacht aantal van 10 aanvragen bedragen de administratieve lasten € 85.750 bij een budget van € 10 miljoen, dit komt dit neer op ca. 0,86%.

ITEA3 projecten

Met de onderhavige regeling worden geen informatieverplichtingen voor ITEA3-innovatieprojecten gewijzigd, maar wordt slechts een ophoging van een openstaande subsidieplafond doorgevoerd. Het percentage administratieve lasten blijft derhalve ongewijzigd op 0,82%.

Het verruimen van het beschikbare budget voor de garantiemodule Groeifaciliteit leidt niet tot inhoudelijke aanpassingen in de regeling zelf en derhalve ook niet tot een toename van de administratieve lasten bij de gebruikers van de regeling. De omvang van de administratieve lasten blijft 0,02%.

6. Staatssteun

MIT

De openstelling van de subsidies voor de MIT-instrumenten en de wijzigingen die zijn aangebracht in de aanvraagprocedure voor MIT-kennisvouchers brengen geen wijziging in de staatssteunaspecten voor deze instrumenten.

De subsidie die voor de MIT-projecten wordt verleend bevat staatssteun en wordt, behoudens voor de MIT-kennisvouchers, gerechtvaardigd door de artikelen 25 en 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. De subsidie die voor de MIT-kennisvouchers wordt verleend, en subsidie voor een MIT-innovatie-adviesproject dat niet onder artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening valt, bevatten staatssteun en worden gerechtvaardigd door de de-minimis verordening.

TKI-netwerkactiviteiten en innovatiemakelaars

De voor 2016 opengestelde subsidie voor TKI-netwerkactiviteiten wordt verstrekt aan een Topconsortium voor Kennis en Innovatie, voor het door derden laten uitvoeren van netwerkactiviteiten ten behoeve van MKB-ondernemers, en bevat geen staatssteun.

De voor 2016 opengestelde subsidie voor innovatiemakelaars wordt verstrekt aan een TKI voor het door innovatiemakelaars laten leveren van innovatieadviesdiensten, uitgezonderd opleiding, aan MKB-ondernemers. Deze subsidie bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Eurostarsprojecten

De voor 2016 opengestelde subsidie voor Eurostarsprojecten bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Internationale innovatieprojecten

De voor 2016 opengestelde subsidie voor ITEA3- en PENTA-projecten bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Groeifaciliteit

De voor 2016 reeds opengestelde subsidie voor de groeifaciliteit bevat geen staatssteun.

7. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten.

Mede in verband met de besluitvorming in de provincies over de subsidieverordeningen die subsidies voor de subsidiabele, ‘gezamenlijke’ MIT-activiteiten mogelijk maken, en de eventuele landelijk af te stemmen publiciteit, is gestreefd naar vaststelling en bekendmaking van zowel de provinciale subsidieverordeningen als de onderhavige wijzigingsregeling omstreeks 15 maart 2016. Het tijdstip van inwerkingtreding wijkt af van het beleid inzake de vaste verandermomenten. Indien het tijdstip van inwerkingtreding in overeenstemming met het volgende vaste verandermoment zou zijn vastgesteld, zou dat de uitvoering van de subsidieverlening in 2016, ook voor de andere, in deze regeling opgenomen subsidies, ernstig belemmeren, en zouden de voordelen voor de aanvragers niet volledig kunnen worden gerealiseerd.

II. ARTIKELEN

Artikel I, onderdeel A

In dit artikel zijn de wijzigingen van artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZ-subsidies opgenomen. Op de wijzigingen is in de paragrafen 2.1 en 2.2 van het algemeen deel van de toelichting ingegaan.

Artikel I, onderdeel B

De in bestaande afwijzingsgrond, voor de gevallen waarin subsidie openstaat in de provincie, is aangevuld en gepreciseerd. Hierop is in paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de toelichting ingegaan.

Artikel I, onderdelen C, D en E

In de artikelen zijn de wijzigingen aangebracht die nodig zijn voor de goede aanvraagprocedure van kennisvouchers voor kennisoverdrachtsprojecten, waarop in paragraaf 2.4 van het algemeen deel van de toelichting is ingegaan.

Artikel II

In de Regeling openstelling EZ-subsidies 2016 zijn de nieuwe en gewijzigde subsidieplafonds opgenomen, alsmede de openstellingsdata.

Artikel III

Voor een uiteenzetting over de inwerkingtreding van deze regeling wordt verwezen naar paragraaf 7 van het algemeen deel van de toelichting.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven