Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 maart 2015, nr. PO/FenV/732423, houdende vaststelling van de bedragen personele bekostiging primair onderwijs voor het schooljaar 2015–2016 en het vaststellen van de bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs schooljaar 2015–2016 (Regeling bekostiging personeel PO 2015–2016 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2015–2016)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 116, 120, vijfde en zesde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, eerste en derde lid, 137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117, vierde, vijfde en achtste lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 85b, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19, eerste lid, 22, 26 en 28a, tweede lid, en 31 van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 3a, 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 35 en 58a, van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs;

basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

speciale school voor basisonderwijs:

speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, niet zijnde een instelling;

school:

bekostigde school als bedoeld in de WPO of een bekostigde school of instelling als bedoeld in de WEC;

schoolgewicht:

schoolgewicht als bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO;

cumi-leerling:

leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC;

instelling:

instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede en derde volzin, van de WEC;

formatiebasisbedrag:

formatiebasisbedrag als bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WEC;

formatieleeftijdsbedrag:

formatieleeftijdsbedrag als bedoeld in artikel 22, onderdeel b, van het Besluit Bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC;

vestiging:

hoofd- of nevenvestiging van een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;

samenwerkingsverband PO:

een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de WPO of een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, vijftiende lid, van de WPO tenzij het tegendeel blijkt;

samenwerkingsverband VO:

een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de WVO of een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, zestiende lid, van de WVO tenzij het tegendeel blijkt.

HOOFDSTUK 2. VASTSTELLING BEDRAGEN EN LANDELIJK GEWOGEN GEMIDDELDE LEEFTIJD

Paragraaf 1. Basisscholen

Artikel 2. Vaststelling gemiddelde leeftijd en bedragen
  • 1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2014 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van basisscholen, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:

    • a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 40,58 jaar;

    • b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 58.829,87;

    • c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 75.052,67.

  • 2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor basisscholen:

    • a. formatiebasisbedrag: € 28.080,44;

    • b. formatieleeftijdsbedrag: € 757,75.

  • 3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO bedraagt voor:

     

    Bedrag per leerling

    Verhogingsbedrag

    a. leerlingen van 4 t/m 7 jaar

    € 1.670,79

    € 45,09

    b. leerlingen vanaf 8 jaar

    € 1.162,53

    € 31,37

  • 4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 0,636%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 0,0%.

  • 5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten, bedoeld in het eerste lid, is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, van de WPO.

Artikel 3. Vaststelling aanvullende bekostiging (zeer) kleine scholen en bestrijding onderwijsachterstanden

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

Basisbedrag

Leeftijdsbedrag

23, eerste lid, (zeer kleine scholen)

€ 94.403,00

€ 2.040,39

24, tweede lid, onderdeel a, (kleine scholen voet)

€ 60.395,41

€ 1.629,77

24, tweede lid, onderdeel b,(kleine scholen verminderingsbedrag)

€ 418,40

€ 11,29

28, eerste lid, (schoolgewicht boa)

€ 1.412,45

€ 38,11

28a, tweede lid, (gewichtleerlingen in impulsgebied)

€ 1.718,00

 
Artikel 4. Vaststelling aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en groei

Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:

Artikel

Bedrag

3a, vierde lid, (aanvang bekostiging)

€ 12.508,78

29, vierde lid, (groei)

€ 2.865,02

Artikel 5. Vaststelling aanvullende bekostiging schoolleiding

Het bedrag, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 97 leerlingen € 18.790,80 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 97 leerlingen € 35.013,60.

Artikel 6. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, bestaat voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen, uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:

    basisbedrag =

    € 15.813,31

    A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met

    € 438,91

    B = het schoolgewicht, vermenigvuldigd met

    € 270,73

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 11.510,78 minus (het aantal leerlingen vermenigvuldigd met € 79,39).

  • 3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor basisscholen met minder dan 195 leerlingen verhoogd met € 5.100.

  • 4. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a van de WPO, bedraagt € 50,92 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.

  • 5. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO.

Artikel 7. Vaststelling bedragen voor scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden
  • 1. Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B 16b, en artikel C 11, eerste en tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO is € 58.829,87.

  • 2. De aanvullende bekostiging voor schoolleiding, bedoeld in artikel B 16g van het Besluit trekkende bevolking bedraagt € 18.790,80 per school.

  • 3. Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel B 16l van het Besluit trekkende bevolking bedraagt € 34.450,28 per school.

Artikel 8. Bekostiging voor internationaal georiënteerd basisonderwijs
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs is verbonden, ontvangt op aanvraag bekostiging voor personeel en voor materiële instandhouding.

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 11 ingeschreven leerlingen op de afdeling, bedoeld in het eerste lid, de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen.

    aantal leerlingen

    Bedrag personeel

    Bedrag materiële instandhouding

    11 t/m 20

    € 12.719,21

    € 428,41

    21 t/m 30

    € 19.078,62

    € 642,62

    31 t/m 40

    € 25.438,02

    € 856,83

    41 t/m 50

    € 31.803,48

    € 1.071,23

    51 t/m 60

    € 38.162,88

    € 1.285,44

    61 t/m 70

    € 44.522,69

    € 1.499,64

    71 t/m 80

    € 50.882,09

    € 1.713,85

    81 t/m 90

    € 57.241,50

    € 1.928,06

    91 t/m 100

    € 63.600,90

    € 2.142,26

    101 t/m 110

    € 69.960,71

    € 2.356,47

    111 t/m 120

    € 76.320,11

    € 2.570,68

    121 t/m 130

    € 82.679,52

    € 2.784,88

    131 t/m 140

    € 89.038,92

    € 2.999,09

    141 t/m 150

    € 95.404,38

    € 3.213,50

    151 t/m 165

    € 101.764,19

    € 3.427,70

    166 t/m 180

    € 108.123,59

    € 3.641,91

    181 t/m 195

    € 114.483,00

    € 3.856,12

    196 t/m 210

    € 120.842,39

    € 4.070,32

    vervolgens per 15 leerlingen verhogen met

    € 6.359,41

    € 214,21

  • 3. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, moet bij DUO zijn ontvangen voor 1 juli 2015. Aanvragen die op of na 1 juli 2015 bij DUO worden ontvangen worden in ieder geval afgewezen.

  • 4. Voor de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, dient gebruik gemaakt te worden van het formulier 69099, dit formulier is te downloaden via www.duo.nl of van het elektronisch formulier dat beschikbaar is na inloggen op het zakelijk portaal, onder instellingsinformatie.

Paragraaf 2. Speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel 9. Vaststelling gemiddelde leeftijd en bedragen
  • 1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2014 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:

    • a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,69 jaar;

    • b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 63.960,56;

    • c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 80.920,39.

  • 2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor speciale scholen voor basisonderwijs:

    • a. formatiebasisbedrag: € 27.218,37;

    • b. formatieleeftijdsbedrag: € 881,32.

  • 3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO is:

    • a. bedrag per leerling: € 1.230,27;

    • b. verhogingsbedrag: € 39,84.

  • 4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 0,636%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 0,0%.

  • 5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten, bedoeld in het eerste lid, is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, van de WPO.

Artikel 10. Vaststelling bedragen ondersteuningsvoorzieningen

Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van die school, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de WPO, is:

  • a. bedrag per leerling € 1.758,31;

  • b. verhogingsbedrag: € 56,93.

Artikel 11. Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 28, derde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is:

  • a. basisbedrag: € 1.091,46;

  • b. leeftijdsbedrag: € 35,34.

Artikel 12. Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en voor de schoolleiding
  • 1. Het basisbedrag verhoogd met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van speciale scholen voor basisonderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a, vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is € 13.486,73.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 99 leerlingen € 19.344,83 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 99 leerlingen € 36.304,66.

Artikel 13. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, voor speciale scholen voor basisonderwijs bestaat uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:

    basisbedrag =

    € 11.727,52

    A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met

    € 648,65

    B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met

    € 164,33

  • 2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a van de WPO, bedraagt € 50,92 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.

  • 3. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO.

Paragraaf 3. Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in cluster 3 en 4

Artikel 14. Vaststelling gemiddelde leeftijd en basisbedragen
  • 1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2014 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel, respectievelijk van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 117, twaalfde lid, van de WEC, bedragen:

    • a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,54 jaar;

    • b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar:€ 61.889,29;

    • c. genormeerde gemiddelde personeelslasten oop: € 36.902,89;

    • d. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding:m € 80.909,12.

  • 2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 31, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC, is voor de scholen, bedoeld in het eerste lid:

    • a. formatiebasisbedrag: € 21.476,63;

    • b. formatieleeftijdsbedrag: € 972,86.

  • 3. Het bedrag per school respectievelijk het bedrag per leerling respectievelijk het vermenigvuldigingsbedrag, bedoeld in respectievelijk artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC en artikel 117, eerste lid, van de WEC, is, onderverdeeld naar onderwijstype en leeftijd van leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel.

     

    Basisbedrag

    Leeftijdsbedrag

    vast bedrag per school

    € 25.200,68

    € 1.141,56

    per leerling SO jonger dan 8

    € 1.213,43

    € 54,97

    per leerling SO 8 jaar en ouder

    € 844,03

    € 38,23

    per leerling VSO

    € 1.642,96

    € 74,42

  • 4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 0,636%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van het onderwijsondersteunend personeel van deze scholen ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 0,364% en bedraagt de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van deze scholen ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 0,0%.

  • 5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten, bedoeld in het eerste lid, is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 131, vierde lid, van de WEC.

Artikel 15. Vaststelling bedragen voor personele bekostiging voor ondersteuning

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 117, vierde lid, van de WEC, is per categorie onderverdeeld naar onderwijstype en leeftijd van de leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel.

categorie 1/laag

categorie 2/midden

categorie 3/hoog

per leerling SO jonger dan 8

€ 8.770,09

€ 12.856,61

€ 19.581,21

per leerling SO 8 jaar en ouder

€ 7.958,38

€ 13.921,11

€ 20.645,71

per leerling VSO

€ 8.852,67

€ 15.710,24

€ 19.540,53

Artikel 16. Aanvullende bekostiging voor bestrijding onderwijsachterstanden

Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Besluit bekostiging WEC, is:

  • a. basisbedrag: € 826,85;

  • b. leeftijdsbedrag: € 37,46.

Artikel 17. Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en voor de schoolleiding
  • 1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a van het Besluit bekostiging WEC, is € 13.484,85.

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC, onderverdeeld in speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs alsmede naar onderwijssoort en aantal leerlingen, is weergegeven in onderstaande tabel.

    aantal leerlingen

    SO of VSO

    SOVSO

    MG SO of VSO

    MG SOVSO

    1 tot en met 49

    € 21.506,83

    € 21.506,83

    € 40.526,66

    € 40.526,66

    50 of meer

    € 40.526,66

    € 59.546,49

    € 40.526,66

    € 59.546,49

Artikel 18. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van de WEC, bestaat voor de scholen in deze paragraaf uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘A+B’, waarin:

    A = het aantal SO-leerlingen en VSO-leerlingen, vermenigvuldigd met € 438,91;

    B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met € 128,57.

  • 2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a van de WEC, bedraagt € 50,92 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.

HOOFDSTUK 3. BEKOSTIGING SAMENWERKINGSVERBANDEN

Paragraaf 1. Lichte ondersteuning en schoolmaatschappelijk werk

Artikel 19. Vaststelling bedragen lichte ondersteuning PO

Het bedrag per leerling verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde bedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel.

Artikel

Bedrag

31, eerste lid, (ondersteuningsvoorzieningen)

€ 151,59

32, eerste lid, (overdracht bij toename)

€ 2.891,02

32, tweede lid, en 33, eerste volzin (overdracht en overgang naar ander swv)

€ 4.131,85

33, tweede volzin (overgang naar ander swv na 1 oktober)

€ 7.022,87

Artikel 20. Schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader van veiligheid en opvang risicoleerlingen

Aan het samenwerkingsverband PO, waarvan de som der schoolgewichten van de scholen binnen het samenwerkingsverband 1 of meer is, wordt een bedrag van € 108,30 per schoolgewicht toegekend.

Paragraaf 2. Zware ondersteuning

Artikel 21. Vaststelling bedrag personele bekostiging zware ondersteuning Primair Onderwijs

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 132, derde lid, van de WPO, is € 310,59.

Artikel 22. Vaststelling bedrag personele bekostiging zware ondersteuning Voortgezet Onderwijs

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 85b, tweede lid, van de WVO, is € 498,48.

Paragraaf 3 Verevening

Artikel 23. Vaststelling normbekostiging personeel ten behoeve van de verevening primair onderwijs

Het bedrag per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XIII van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), is € 276,93.

Artikel 24. Vaststelling normbekostiging personeel ten behoeve van de verevening voortgezet onderwijs

Het bedrag per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), is € 466,01.

Artikel 25 Vaststelling vereveningsbedragen basisonderwijs en speciaal basisonderwijs
  • 1. De bedragen per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XIII van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), zijn onderverdeeld naar onderwijssoort en weergegeven in onderstaande tabel.

    Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van:

    basisonderwijs

    speciaal basisonderwijs

    cluster 4

    € 10.810,17

    € 6.680,31

    Lichamelijk gehandicapte kinderen

    € 10.810,17

    € 6.680,31

    Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend

    € 17.387,35

    € 13.257,49

    Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

    € 10.810,17

    € 6.680,31

    Zeer moeilijk lerende kinderen

    € 10.810,17

    € 6.680,31

  • 2. Voor zeer moeilijk lerende kinderen in groep 3 of hoger van een basisschool wordt de bekostiging verhoogd met € 6.571,30 per leerling.

Artikel 26 Vaststelling vereveningsbedragen voortgezet onderwijs

De bedragen per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), zijn onderverdeeld naar onderwijssoort en weergegeven in onderstaande tabel.

Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van:

overig VO

LWOO/PRO

cluster 4

€ 6.471,70

€ 4.817,99

Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 8.117,95

€ 6.494,32

Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend

€ 6.471,70

€ 4.817,99

Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 6.471,70

€ 4.817,99

Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 6.471,70

€ 4.817,99

Zeer moeilijk lerende kinderen met syndroom van Down

€ 8.380,37

€ 8.380,37

Artikel 27 Vaststelling vereveningsbedragen voor preventieve ambulante begeleiding

De bedragen per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XIII en XV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), zijn onderverdeeld naar schooltype en onderwijssoort en weergegeven in onderstaande tabel.

Ingeschreven bij een school voor:

speciaal onderwijs

voortgezet speciaal onderwijs

Cluster 4 (ZMOK, LZ/P en PI)

€ 185,67

€ 315,64

Lichamelijk gehandicapte kinderen

€ 3.057,33

€ 662,22

Meervoudig gehandicapte kinderen (lg en zmlk)

€ 0,00

€ 0,00

Landurig zieke kinderen met lichamelijke handicap

€ 30,94

€ 0,00

Zeer moeilijk lerende kinderen

€ 74,27

€ 0,00

Artikel 28. Vaststelling vereveningsbedragen voor zware ondersteuning

De bedragen per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XIII en XV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), zijn onderverdeeld naar schooltype en onderwijssoort en weergegeven in onderstaande tabel.

 

categorie 1/laag

categorie 2/midden

categorie 3/hoog

per leerling SO jonger dan 8

€ 8.770,09

€ 12.856,61

€ 19.581,21

per leerling SO 8 jaar en ouder

€ 7.958,38

€ 13.921,11

€ 20.645,71

per leerling VSO

€ 8.852,67

€ 15.710,24

€ 19.540,53

HOOFDSTUK 4. BEKOSTIGING INSTELLINGEN

Artikel 29. Vaststelling basisbedragen

De basisbedragen respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld artikel 42 van het Besluit bekostiging WEC, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom in onderstaande tabel.

 

bedrag

verhogingsbedrag

per leerling SO jonger dan 8

€ 1.213,43

€ 54,97

per leerling SO 8 jaar en ouder

€ 844,03

€ 38,23

per leerling VSO

€ 1.642,96

€ 74,42

Artikel 30. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid

  • 1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van de WEC, is voor de instellingen € 438,91 per leerling.

  • 2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a van de WEC, bedraagt € 50,92 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid.

Artikel 31. Vaststelling bedragen voor personele bekostiging voor ondersteuning instellingen

De bedragen, bedoeld in artikel 117, vijfde lid, van de WEC, worden in onderstaande tabel per instelling weergegeven.

Brinnr

Naam instelling

 

25GP

Visio Onderwijsinstelling Noord

€ 2.867.567,54

25GR

Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen

€ 9.228.715,86

25HD

Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtziende en Blinden

€ 5.221.091,23

25HE

Onderwijsinstelling Sensis

€ 10.937.591,87

01JO

Koninklijke Auris Groep

€ 59.012.331,33

08ZP

Vitus Zuid

€ 20.567.479,42

17GW

Koninklijke Kentalis

€ 88.865.057,69

20WR

VierTaal

€ 22.879.832,00

HOOFDSTUK 5. BIJZONDERE BEKOSTIGING SCHOOLJAAR 2015–2016

Paragraaf 1

Artikel 32. Aanwezigheid schipperskinderen
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2016 wordt bezocht door 3 of meer kinderen in de eerste 4 verblijfsjaren op een reguliere basisschool en die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 3 ingeschreven schipperskinderen de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.

    Aantal schipperskinderen

    Bedrag personeel

    Bedrag MI

    3 tot en met 6

    € 12.819,03

    € 398,49

    7 tot en met 10

    € 19.060,88

    € 597,84

    11 tot en met 14

    € 25.308,61

    € 796,98

    15 tot en met 18

    € 31.550,46

    € 996,33

    En vervolgens telkens in een bandbreedte van 4 leerlingen, te beginnen vanaf 19 leerlingen, te verhogen met

    € 6.241,85

    € 199,34

  • 3. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;

    • c. het totaal aantal schipperskinderen dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;

    • d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;

    • e. de school of scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de betreffende schoolsoort met vermelding van het aantal verblijfsjaren.

  • 4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen 4 maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 6. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2016.

Artikel 33. Aanwezigheid zigeunerkinderen
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool, die voor 1 april 2016 wordt bezocht door 4 of meer leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 2. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en de Sinti en hun leerlinggewicht(en) dat op 1 oktober 2014 voor bekostiging is meegeteld;

    • c. het totaal aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd.

    • d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd,

  • 3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen 4 maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 5. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2016.

Artikel 34. Aanwezigheid van leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool waar:

    • a. leerlingen zijn ingeschreven die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend of leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden als bedoeld in het Besluit trekkende bevolking WPO, waarvoor als gevolg van de wijziging van de gewichtenregeling een lager gewicht is vastgesteld dan het geval zou zijn geweest indien de gewichtenregeling was toegepast, zoals deze luidde voor 1 augustus 2006, en

    • b. het schoolgewicht daardoor lager is vastgesteld, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging, indien de aanvraag voor 1 oktober 2015 is ontvangen.

  • 2. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal leerlingen op 1 oktober 2014 waarvoor het gewicht 0,4 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld;

    • c. het aantal leerlingen op 1 oktober 2014 waarvoor het gewicht 0,7 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld.

  • 3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen 4 maanden na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 35. Leerlingen afkomstig uit ‘Blijf van mijn lijf huizen’
  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste 10 leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’ zijn ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. een overzicht van het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht met de data van in- en uitschrijving;

    • c. de ingangsdatum en de einddatum van de door het bevoegd gezag gekozen periode van maximaal 12 maanden, bedoeld in onderdeel b.

  • 3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen 4 maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 36. Toename aantal asielzoekerskinderen
  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoekerskind: vreemdeling die in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, onderscheidenlijk een vreemdeling van wie tenminste één van de ouders of voogden in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, en die ingeschreven staat op een school en deze geregeld bezoekt.

  • 2. Het bevoegd gezag van een basisschool waarbij vóór 1 juli 2016 sprake is van een toename met minimaal 10 ingeschreven asielzoekerskinderen ten opzichte van het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de laatste toekenning op basis van dit artikel in het schooljaar 2015–2016, dan wel bij gebreke daarvan, op 1 oktober 2014, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 3. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op 1 oktober 2014;

    • c. de datum waarop het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen met minimaal 10 is toegenomen, zoals bedoeld in het tweede lid. Indien deze toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2015–2016, dan dient dit tevens te worden vermeld;

    • d. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de toename.

  • 4. Een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, die wordt ontvangen op of na 1 juli 2016, wordt afgewezen.

  • 5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen 4 maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 6. Indien de toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2015–2016 en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2015. Indien de toename op een later tijdstip plaatsvindt en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop de toename heeft plaatsgevonden.

  • 7. De bekostiging bedraagt per extra ingeschreven asielzoekerskind € 1.311,91 voor personeel en € 40,87 voor materiële instandhouding, welke bedragen worden gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.

Artikel 37. Eerste opvang vreemdelingen
  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder vreemdeling: een leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en die door de Minister van Veiligheid en Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door de Minister van Veiligheid en Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan: leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en van wie uit het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat hij zelf of één van zijn ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, en die op grond van het EG-verdrag in Nederland verblijft en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

  • 3. Het bevoegd gezag van een school waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor tenminste 4 vreemdelingen die korter dan 1 jaar in Nederland verblijven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 4. De bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, heeft betrekking op een periode van vier maanden, met als peildata:

    • a. 1 oktober voor de periode augustus tot en met november;

    • b. 1 februari voor de periode december tot en met maart;

    • c. 1 juni voor de periode april tot en met juli.

    Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en aanvullende bekostiging een aanvraag in die binnen vier weken na de peildatum door DUO moet zijn ontvangen.

  • 5. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de bijzondere bekostiging van € 10.366.

  • 6. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal vreemdelingen op de peildatum, die korter dan 1 jaar in Nederland zijn;

    • c. de periode waarvoor de bekostiging wordt gevraagd;

    • d. in geval van toepassing van het vijfde lid, een verklaring dat de school niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen heeft verzorgd.

  • 7. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen 4 maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 8. De in het derde lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 2.623,82 voor personeel en € 81,74 voor materiële instandhouding welke bedragen worden vermenigvuldigd met 4/12.

Artikel 38. Opvang asielzoekerskinderen in procesopvanglocaties en gezinslocaties
  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoekerskind: een leerling die verblijft in een procesopvanglocatie, zijnde de verblijfplaats van vreemdelingen tijdens de rust- en voorbereidingstermijn voorafgaand aan de algemene asielprocedure en gedurende de algemene asielprocedure door de Immigratie- en Naturalisatiedienst dan wel leerling die verblijft in een gezinslocatie voor gezinnen met minderjarige kinderen die geen recht meer hebben op verstrekkingen conform de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen.

  • 2. Het bevoegd gezag van de basisschool waar op 1 oktober 2014 asielzoekerskinderen worden opgevangen, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde bekostiging bedraagt per asielzoekerskind € 787.

  • 4. De in het tweede lid bedoelde aanvraag wordt ingediend door middel van een brief waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a. het brin-nummer van de school waar de asielzoekerskinderen worden opgevangen;

    • b. het aantal asielzoekerskinderen op 1 oktober 2014 onder het brin-nummer zoals opgenomen in de aanvraag;

    • c. een verklaring van het bevoegd gezag dat voor het aantal asielzoekerskinderen zoals opgenomen in de aanvraag, tevens in de leerlingenadministratie documenten zijn opgenomen, waarin het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers de school noemt als opvang school voor deze kinderen.

  • 5. De aanvraag moet door DUO zijn ontvangen voor 1 juli 2015. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft welke is ontvangen na deze datum.

  • 6. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk in september 2015.

  • 7. Het bevoegd gezag van een basisschool waarbij vóór 1 juli 2016 sprake is van een toename met minimaal 10 ingeschreven asielzoekerskinderen ten opzichte van het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de laatste toekenning op basis van dit artikel in het schooljaar 2015–2016, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.

  • 8. De in het zevende lid bedoelde aanvraag wordt ingediend door middel van een brief waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op 1 oktober 2014;

    • c. de datum waarop het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen met minimaal 10 is toegenomen, zoals bedoeld in het zevende lid. Indien deze toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2015–2016 dient dit tevens te worden vermeld;

    • d. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de toename.

    • e. een verklaring van het bevoegd gezag dat voor het aantal asielzoekerskinderen zoals opgenomen in de aanvraag, tevens in de leerlingenadministratie documenten zijn opgenomen, waarin het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers de school noemt als opvang school voor deze kinderen.

  • 9. Een aanvraag als bedoeld in het zevende lid, die wordt ontvangen op of na 1 juli 2016, wordt afgewezen.

  • 10. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 11. Indien de toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2015–2016 en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2015. Indien de toename op een later tijdstip plaatsvindt en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop de toename heeft plaatsgevonden.

  • 12. De bekostiging, bedoeld in het zevende lid, bedraagt per extra ingeschreven asielzoekerskind € 787. Dit bedrag wordt gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.

Artikel 39. Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdhulp verbonden aan scholen voor Cluster 4
  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als gesloten justitiële inrichting waarbinnen het onderwijs georganiseerd moet worden, dan wel is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdhulp, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel.

  • 2. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per vestiging € 31.736,83 en € 3.463,68 per leerling van de vestiging. Het aantal leerlingen van de vestiging is gelijk aan de door de Minister van Veiligheid en Justitie toegekende capaciteit als het een justitiële jeugdinrichting betreft, en is gelijk aan de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten richtinggevend berekende capaciteit als het een instelling voor gesloten jeugdhulp betreft.

  • 3. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding, indien er op de eerste van de maand door de Minister van Veiligheid en Justitie, indien het een justitiële jeugdinrichting betreft, respectievelijk de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten richtinggevend berekende capaciteit als het een instelling voor gesloten jeugdhulp betreft, meer capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, aan de vestiging is toegekend dan het aantal leerlingen van de vestiging op grond waarvan de personele bekostiging voor het schooljaar is bepaald. Onder personele bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, wordt mede verstaan, indien dit artikel reeds eerder is toegepast, de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.

  • 4. De bijzondere bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, bedraagt het verschil tussen de capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, en het aantal leerlingen waarvoor personele bekostiging is toegekend, vermenigvuldigd met € 13.587,20 voor personeel en € 1.348,47 voor materiële instandhouding, gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.

Artikel 40. Vaststelling bedrag prestatiebox primair onderwijs.

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling prestatiebox primair onderwijs, is voor het schooljaar 2015–2016 € 78,44.

HOOFDSTUK 6. GEWOGEN GEMIDDELDE LEEFTIJD EN BETAALRITME

Artikel 41. Nadere regels gewogen gemiddelde leeftijd

  • 1. De gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, is de betrekkingsomvang aan de desbetreffende school van elke leraar op de school, vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren op de school. Voor leraren ouder dan 50 jaar wordt voor de toepassing van de eerste volzin de leeftijd op 50 jaar vastgesteld. Indien de uitkomst van de berekening van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan 30 wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op 30. De in de eerste volzin bedoelde gewogen gemiddelde leeftijd wordt afgerond op 2 decimalen.

  • 2. Onder leraar als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: elk personeelslid dat is aangesteld in een onderwijsgevende functie als bedoeld in artikel 151 van Rechtspositiebesluit WPO/WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2005, met uitzondering van leraren in opleiding als bedoeld in artikel 191, onderdeel a, van dat besluit en personeelsleden die in dienst zijn of van wie de betrekkingsomvang is uitgebreid in verband met vervanging, voor zover de kosten van deze dienstbetrekking of uitbreiding van de betrekkingsomvang ten laste komen van de in artikel 183 van de WPO of artikel 169 van de WEC bedoelde rechtspersoon.

  • 3. In geval van een samenvoeging is de gewogen gemiddelde leeftijd de som van de betrekkingsomvang van elke leraar van alle bij de samenvoeging betrokken scholen vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren van alle bij de samenvoeging betrokken scholen. De tweede tot en met de laatste volzin van het eerste lid is van toepassing.

  • 4. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd wordt vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde leeftijd van de scholen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.

  • 5. Indien voor de mededeling van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, gebruik wordt gemaakt van een geautomatiseerd systeem voor de salarisverwerking, wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op basis van de gegevens die in november voorafgaande aan die mededeling door dat systeem zijn verwerkt.

Artikel 42. Betaalritme

  • 1. Tenzij in deze regeling anders is bepaald worden de bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.

  • 2. De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten bedoeld in de artikelen 2, 3, 5, 7, eerste en tweede lid, 9, 10, 11, 12, tweede lid, 14, 15, 16, 17, tweede lid, 29 en 31 vindt plaats op grond van de volgende percentages:

    Augustus

    6,91%

    September

    6,91%

    Oktober

    6,91%

    November

    6,91%

    December

    6,91%

    Januari

    10,25%

    Februari

    9,20%

    Maart

    9,20%

    April

    9,20%

    Mei

    9,20%

    Juni

    9,20%

    Juli

    9,20%

  • 3. Het bekostigingsbedrag bedoeld in artikel 40 wordt uitbetaald in twee termijnen, te weten voor 28,2% in november 2015 en 71,8% in maart 2016.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 43. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2015.

  • 2. Deze regeling heeft betrekking op het schooljaar 2015–2016 en vervalt met ingang van 1 augustus 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor het tijdvak waarvoor zij gelding had.

Artikel 44. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging personeel PO 2015–2016 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2015–2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

I. Algemeen

De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar toegekend. In deze regeling over het schooljaar 2015–2016 worden de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.

1.1 Wijzigingen ten opzichte van de regeling voor schooljaar 2014–2015.

De inhoudelijke wijzigingen in deze regeling voor schooljaar 2015–2016 ten opzichte van de regeling voor het voorgaande schooljaar, betreffen de volgende onderwerpen.

  • In artikel 8, bekostiging voor IGBO, is het vijfde lid vervallen. Inmiddels is in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014 geregeld dat de instellingsaccountant vaststelt dat het aantal leerlingen in de aanvraag IGBO met teldatum 1 oktober 2014 overeenkomt met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2014 staat ingeschreven als leerling van de afdeling IGBO van de school.

  • De bekostiging van de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs is aangepast aan de systematiek die binnen passend onderwijs is gekozen. In artikel 14 is de personele basisbekostiging geregeld en in artikel 15 de personele bekostiging voor ondersteuning. De bekostiging voor preventieve ambulante begeleiding en de bekostiging voor terugplaatsingsbegeleiding zijn vervallen en zijn opgenomen in de bekostiging van het samenwerkingsverband.

  • De bedragen ten behoeve van de vereveningsregeling personeel in het kader van passend onderwijs zijn in de regeling opgenomen en vastgesteld (artikel 23 tot en met 28).

  • De middelen prestatiebox (artikel 40) worden met ingang van schooljaar 2015–2016 toegekend in de vorm van één totaalbedrag per leerling.

  • In de regeling is niet langer de bijzondere bekostiging wegens samenvoeging (voormalig artikel 48, 49 en 50) opgenomen, aangezien deze in een eigenstandige regeling wordt ondergebracht.

  • De overgangsbekostiging personeel en materieel die in het kader van passend onderwijs was toegekend (voormalig artikel 20, 21 en 28 tot en met 30) is in de regeling vervallen. Deze overgangsbekostiging is in het schooljaar 2015–2016 niet langer van toepassing.

Verder zijn de in de regeling opgenomen bedragen aangepast. Samen met de eerdere prijsaanpassing voor het schooljaar 2014–2015, zijn met deze verhoging de voor het primair onderwijs voor het kalenderjaarjaar 2015 beschikbaar komende investeringen, zoals opgenomen in de onderwijsagenda van het Regeerakkoord en de begrotingsafspraken 2014, en zoals uitgewerkt in het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) en het sectorakkoord primair onderwijs, volledig aan de lumpsum van de scholen toegevoegd. Omdat het kabinet pas in het kader van de voorjaarsnota over de loonbijstelling 2015 beslist, kan een verwerking in de prijzen van een eventuele loonbijstelling 2015 niet eerder dan aan het begin van het komende schooljaar plaatsvinden.

2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen

2.1 Beperking van wijzigingen

De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna kan in het begin van het schooljaar vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld worden. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling tegen het einde van het schooljaar.

2.2 Clustering van regelingen

Om het aantal regelingen beperkt te houden, is besloten om tot een clustering van alle bekostigingsregelingen over te gaan. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsumbedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld. Ook de bekostigingsbedragen die in het kader van de vereveningssystematiek ‘passend onderwijs’ een rol spelen, worden in deze regeling vastgesteld.

Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging kan worden aangevraagd. Enige uitzondering hierop betreft de bijzondere bekostiging in verband met samenvoeging. Omdat de regeling hiervoor fors is uitgebreid, en nu een meerjarig karakter heeft gekregen, is er voor gekozen om deze apart te publiceren.

3. Bijzondere omstandigheden

3.1. Algemeen

Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in aanmerking gebracht zullen worden.

Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:

  • Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.

  • Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.

  • Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het schooljaar 2015–2016.

  • Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld, worden buiten behandeling gelaten.

  • Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.

  • Aanvragen ontvangen na 1 juli 2016 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop de regeling van toepassing is.

Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.

3.2. Basisscholen

Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:

  • Aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze al worden bekostigd op grond van de WPO;

  • Bijzondere geaardheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht ten overvloede wijs ik er op dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.

3.3. Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:

  • Groei van het aantal leerlingen; wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat de groeitelling op grond van artikel 37 en 38 van het Besluit bekostiging WEC is vervallen.

  • Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120, tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.

  • Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.

3.4. Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding

Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode van 1 augustus 2015 tot 1 augustus 2016 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel 116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling, wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1981,56 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling en de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van de berekende fte’s.

3.5. Procedure

Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden vermeld:

  • het brinnummer van de school;

  • waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;

  • voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;

  • bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking;

  • bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband met de privacygevoeligheid.

Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102. Dit formulier is te downloaden via www.duo.nl. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend.

4. Opbouw en werking van de regeling

Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel én materieel voor zware ondersteuning. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk de bedragen vastgesteld op basis waarvan de zogenaamde verevening wordt berekend. In hoofdstuk 4 staan de bedragen voor de instellingen cluster 1, en de instellingen cluster 2. Hoofdstuk 5 bevat de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging en in hoofdstuk 6 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen. Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.

5. Administratieve lasten

De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten in vergelijking met de Regeling bekostiging personeel PO 2014–2015 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2014–2015.

6. Prijsaanpassingen

De opgenomen prijsaanpassingen betreffen de verwerking van de investeringsafspraken uit het NOA en uit het begrotingsakkoord 2014 dat eind 2013 overeen is gekomen tussen het kabinet en de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP, voor zover deze nog niet in de prijzen 2014–2015 waren verwerkt.

Ten gevolge van bedoelde investeringsafspraken, wordt de totale lumpsum voor 2015 verhoogd met € 248 mln. Het investeringsbedrag voor de eerste 7 maanden van 2015 is verwerkt in de prijzen 2014–2015, die zijn vastgesteld in de Regeling bekostiging personeel PO 2014–2015 en aanpassing bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2014–2015 van 25 januari 2015. Het investeringsbedrag voor de laatste 5 maanden van 2015 wordt in deze regeling verwerkt.

De prijsaanpassingen betreffen daarnaast de bijstellingen die volgen uit het Actieplan Leerkracht. Meer specifiek gaat het om het resterende deel van het functiemixbudget voor 2015 en om het functiemixbudget voor de eerste zeven maanden van 2016. Bovendien is het budget dat was gemoeid met de per 01-08-2015 geëxpireerde Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen toegevoegd aan het basisbedrag van de bekostiging van het personeels- en arbeidsmarktbeleid voor basisscholen.

Ten opzichte van de vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2014–2015 komt hiermee de aanpassing per 1 augustus 2015 voor het onderwijzend personeel op 0,636%, het onderwijsondersteunend personeel op 0,364% en de schoolleiding is ongewijzigd gebleven.

Zoals te doen gebruikelijk is de loonbijstelling 2015 nog niet in de prijzen verwerkt. Omdat het kabinet hierover pas in het kader van de voorjaarsnota beslist, kan een verwerking in de prijzen van een eventuele loonbijstelling 2015 pas aan het begin van het komende schooljaar plaatsvinden.

De opslag voor het Vervangingsfonds is per 1 augustus 2015 ongewijzigd vastgesteld op 4,026% van de loonkosten en ook de opslag voor het Participatiefonds is ongewijzigd vastgesteld op 1,00% van de loonkosten. De opslagen en percentages in de bekostiging worden normatief vastgesteld en komen daarom niet altijd overeen met de exacte kosten die individuele schoolbesturen op onderdelen moeten maken. Hiermee dient rekening gehouden te worden in de bedrijfsvoering.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

In de begripsbepalingen is ‘instelling in oprichting’ vervallen. Alle instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan auditief of communicatief gehandicapte kinderen zijn inmiddels opgericht, en zijn nu onder het begrip ‘instelling’ gebracht.

Artikel 5

Opgeteld bij de gemiddelde personeelslasten (GPL) leraar, vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL schoolleiding. Omdat de GPL schoolleiding gelijk is gebleven en de GPL leraar is gestegen, zijn de toeslagbedragen lager geworden.

Artikel 6

Ten opzichte van de actuele bedragen voor het schooljaar 2014–2015 zijn alle P&A-bedragen verhoogd met 1,551% in verband met de doorwerking van eerder genoemde GPL-ontwikkeling én het terugdraaien van de resterende korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden. Daarnaast is het basisbedrag verhoogd in verband met de verwerking van de afspraken over werkdrukvermindering door conciërges en in verband met het aan de lumpsum van alle basisscholen toevoegen van het budget dat was gemoeid met de per 01-08-2015 geëxpireerde Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen. Het bedrag per leerling is verder met verhoogd in verband met de verwerking van de afspraken over begeleiding startende leraren en verminderen zittenblijven. In deze verhoging zit ook het resterende bedrag waarmee de eind 2013 éénmalig toegekende middelen voor het jaar 2014 een structureel karakter krijgen.

Artikel 8

In artikel 8, bekostiging voor IGBO, is het vijfde lid vervallen. Inmiddels is in het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014 geregeld dat de instellingsaccountant vaststelt dat het aantal leerlingen in de aanvraag IGBO met teldatum 1 oktober 2014 overeenkomt met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2014 staat ingeschreven als leerling van de afdeling IGBO van de school.

Artikel 12

Opgeteld bij de GPL leraar vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL schoolleiding. Omdat de GPL schoolleiding gelijk is gebleven en de GPL leraar is gestegen, zijn de toeslagbedragen lager geworden.

Artikel 13

Ten opzichte van de actuele bedragen voor het schooljaar 2014–2015 zijn alle P&A-bedragen verhoogd met 1,551% in verband met de doorwerking van bovengenoemde GPL-ontwikkeling én het terugdraaien van de resterende korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden. Daarnaast is het bedrag per leerling met verhoogd in verband met de verwerking van de afspraken over begeleiding startende leraren en verminderen zittenblijven. In deze verhoging zit ook het resterende bedrag waarmee de eind 2013 éénmalig toegekende middelen voor het jaar 2014 een structureel karakter krijgen.

Artikel 14

De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd (GGL) van leraren (v)so kent een opmerkelijke stijging ten opzichte van die van 2014–2015. Deze was 41,12 jaar en bedraagt nu 41,54 jaar. Deze toename is mede veroorzaakt door de invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek in het kader van passend onderwijs, waardoor de GGL van een school bij de bepaling van het landelijk gemiddelde niet langer is gebaseerd op de totale leraar bekostiging van die school, maar alleen op de basisbekostiging.

Omdat de procentuele stijging van de landelijke GGL hoger is dan de procentuele stijging van de GPL leraren, daalt zowel het formatiebasisbedrag als het formatieleeftijdsbedrag ten opzichte van 2014–2015.

Artikel 15

In dit artikel worden de bedragen per leerling vastgesteld die de school naast de basisbekostiging ontvangt (artikel 117, derde lid, WEC zoals dat per 1 augustus 2015 zal luiden). De hoogte van het bedrag is daarbij afhankelijk van de in de toelaatbaarheidsverklaring opgenomen ondersteuningsbehoefte.

Artikel 17

Opgeteld bij de GPL leraar vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL schoolleiding. Omdat de GPL schoolleiding gelijk is gebleven en de GPL leraar is gestegen, zijn de toeslagbedragen lager geworden.

Artikel 18

Door de nieuwe bekostigingssystematiek in het kader van passend onderwijs zijn de specifieke leerlingbedragen per onderwijssoort vervallen en geldt per leerling hetzelfde bedrag als voor de scholen voor basisonderwijs. De vrijvallende P&A-middelen zijn toegevoegd aan de bekostigingsbedragen voor ondersteuning. Ten opzichte van de actuele bedragen voor het schooljaar 2014–2015 is het bedrag per cumi-leerling verhoogd met 1,551% in verband met de doorwerking van eerder genoemde GPL-ontwikkeling én het terugdraaien van de resterende korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden.

Artikel 21 en 22

In deze artikelen wordt het bedrag personele bekostiging zware ondersteuning PO respectievelijk VO vastgesteld. In de voor 2015–2016 vastgestelde bedragen is € 7,70 meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen. Dit bedrag zal oplopen tot € 11,63 in 2018-2019, waarmee het volledige budget van € 29 miljoen zal zijn ingezet.

Artikel 23 tot en met 28

In deze artikelen worden de bedragen ter berekening van de correctie bedoeld in de artikelen XIII en XV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), vastgesteld. De bedragen die zijn opgenomen in artikel 25 betreffen de oude LGF bedragen PO en in artikel 26 voor het VO, inclusief het bedrag voor ambulante begeleiding én het P&A-bedrag dat per ambulant begeleide leerling werd toegekend.

Artikel 29

De in dit artikel opgenomen bedragen kennen dezelfde hoogte als de bedragen per leerling in artikel 14, derde lid. Ook hier leidt de relatief grote stijging van de landelijke GGL tot een daling van het bedrag en het verhogingsbedrag in vergelijking met de bedragen voor het schooljaar 2014–2015.

Artikel 30

Voor een toelichting op de in dit artikel opgenomen bedragen verwijs ik naar de toelichting bij artikel 6.

Artikel 31

De opgenomen bedragen zijn berekend door de voor 2014–2015 toegekende bedragen te verhogen met de gewogen GPL-ontwikkeling in het (voortgezet) speciaal onderwijs.

Artikel 38

Door de toevoeging van lid zeven tot en met twaalf is de bijzondere bekostiging voor opvang asielzoekerskinderen in procesopvanglocaties en gezinslocaties aangevuld met een regeling voor tussentijdse groei. Deze is qua uitwerking vergelijkbaar met de in artikel 36 opgenomen regeling voor toename aantal asielzoekerskinderen met dien verstande dat de aanvraag niet via het gebruikelijke formulier kan worden ingediend, maar door middel van een brief.

Artikel 39

De in dit artikel opgenomen bedragen zijn bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde personele lasten respectievelijk de prijsbijstelling programma’s van eisen.

Daarnaast is de in het tweede lid opgenomen bijzondere bekostiging per leerling extra verhoogd. Deze verhoging is bedoeld om gedurende het jaar een doorlopend integraal dagprogramma van onderwijs en ontwikkelingsgerichte activiteiten van 48 weken te realiseren. Het onderwijs in de instelling bedraagt nu 40 weken per jaar. Met dit extra budget kan het onderwijs in de gesloten setting gedurende 48 weken worden aangeboden. Hierdoor kunnen ook jongeren die in de vakantieperiode worden opgenomen direct naar school en/of andere onderwijsactiviteiten volgen. Daarnaast hebben jongeren die zijn geplaatst in een JJI of in een instelling voor jeugdzorgplus vaak een onderwijsachterstand en/of een lange geschiedenis van verzuim in het onderwijs. Door hen in de instelling een integraal en continu onderwijs- en begeleidingsaanbod aan te bieden, wordt die achterstand minder en is de aansluiting met het onderwijs na het verblijf in de instelling beter. In de verhoging zijn zowel de personele vergoeding als de materiële vergoeding hiervoor opgenomen.

In dit artikel is voorts een wijziging opgenomen bij de bepaling van het aantal leerlingen van een vestiging die is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdzorg. Tot aan de invoering van het nieuwe jeugdstelsel werd de capaciteit van de vestigingen voor gesloten jeugdzorg jaarlijks door de Minister van VWS toegekend. Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet is het aan de gemeenten om te voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van de benodigde gesloten jeugdhulp. In de voorbereiding op het jaar 2015 heeft de minister van VWS in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de capaciteit richtinggevend berekend.

Artikel 40

In het kader van de vereenvoudiging van de bekostigingsregels worden de middelen prestatiebox met ingang van schooljaar 2015–2016 toegekend in de vorm van één totaalbedrag per leerling. Dat bedrag per leerling is gelijk voor alle (speciale) scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Met het opgenomen bedrag voor 2015–2016, en het in artikel 42, derde lid opgenomen betaalritme, bedraagt het voor het kalenderjaar 2015 verstrekte bedrag aan prestatiebox middelen in totaal € 128 mln. Dat is conform de afspraak, die daarover gemaakt is in het Bestuursakkoord PO 2014-2020. Het vastgestelde bedrag per leerling omvat tevens € 11,50 voor cultuur educatie.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven