Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 12 maart 2015, nr. IENM/BSK-2015/49493, houdende goedkeuring van de besluiten van de Provinciale Staten van de provincies Utrecht en Zuid-Holland van respectievelijk 8 december 2014 en 9 februari 2015, en 28 januari 2015 tot wijziging van het Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008 en de Waterverordening provincie Utrecht 2009 vanwege de wijziging van de taakomschrijving van het waterschap voor wat betreft het vaarwegbeheer

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 5 van de Waterschapswet en de in het opschrift genoemde besluiten;

BESLUIT:

Goed te keuren de besluiten van Provinciale Staten van respectievelijk de provincies Utrecht en Zuid-Holland van respectievelijk 8 december 2014 en 9 februari 2015, en 28 januari 2015 tot wijziging van het Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008 en de Waterverordening provincie Utrecht 2009 vanwege het overhevelen van de taakomschrijving van het waterschap inzake het vaarwegbeheer uit het Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008 naar de Waterverordening provincie Utrecht 2009 en een op te stellen vaarwegenverordening Zuid-Holland onder gelijktijdige wijziging van die taakomschrijving.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Beroep

Tegen een beslissing inzake de goedkeuring van een besluit van Provinciale Staten tot het opheffen of instellen van een waterschap dan wel tot vaststelling of wijziging van de taak of het gebied van een waterschap kunnen belanghebbenden binnen een termijn van zes weken beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het beroepschrift dient ondertekend te worden en ten minste te bevatten:

  • a. de naam en het adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; en

  • d. de gronden van het beroep.

TOELICHTING

Bij besluiten van Provinciale Staten van de provincies Utrecht en Zuid-Holland van respectievelijk 9 februari 2015 en 28 januari 2015 is het reglement voor het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden gewijzigd. Daarbij is sprake van wijziging van de taak van het Hoogheemraadschap in verband met het vaarwegbeheer. De taak wordt overgeheveld naar de Waterverordening provincie Utrecht 2009 voor wat betreft het Utrechtse deel van het Hoogheemraadschap. De Waterverordening is bij besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 8 december 2014 gewijzigd. Naast het feit dat het vaarwegbeheer elders wordt geregeld, komen andere vaarwegen onder het beheer van het Hoogheemraadschap te vallen. In de waterverordeningen wordt dus ook het beheersterritoir van het Hoogheemraadschap gewijzigd. Op grond van artikel 5 van de Waterschapswet behoeven de besluiten om die reden goedkeuring van de minister voor zover de taak van het Hoogheemraadschap is gewijzigd.

Door de provincie Zuid-Holland wordt een nieuwe vaarwegenverordening opgesteld. De wijziging van het Reglement treedt voor de Zuid-Hollandse vaarwegen in beheer van het Hoogheemraadschap om die reden pas in werking op het moment dat de vaarwegenverordening in werking treedt. Indien daardoor andere vaarwegen onder het beheer van het Hoogheemraadschap worden gebracht dan voor de wijziging van het Reglement, is op grond van artikel 5 van de Waterschapswet goedkeuring van de Minister van Infrastructuur en Milieu vereist ten aanzien van de nieuwe vaarwegenverordening.

Bovengenoemde wijzigingen zijn nodig in verband met de invoering van de Waterwet. Op basis van artikel 3.2, eerste lid, van de Waterwet dienen bij provinciale verordening overheidslichamen aangewezen te worden die worden belast met het beheer van regionale wateren. Voor vaarwegbeheer is in artikel 2.8, eerste lid, van de Invoeringswet Waterwet geregeld dat de aanwijzing uiterlijk zes jaar na inwerkingtreding van de Waterwet, dus uiterlijk op 22 december 2015, plaatsvindt.

De voorbereidingsprocedures van de door Provinciale Staten genomen besluiten hebben blijkens de toelichtingen bij het Reglement en de waterverordeningen geen bijzonderheden opgeleverd.

Goedkeuring kan op grond van artikel 5, tweede volzin, van de Waterschapswet slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Hiervan is niet gebleken, zodat goedkeuring wordt verleend.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven