Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, derde wijziging

Logo Zuid-Holland

 

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

gelet op

artikel 51 en 53 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

artikel 38 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid en

gelezen

het voorstel van het algemeen bestuur van 10 juli 2015;

gezien

de besluiten van

 

de raad van de gemeente Alblasserdam op 15 december 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 24 november 2015;

de raad van de gemeente Binnenmaas op 10 november 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 6 oktober 2015;

de raad van de gemeente Cromstrijen op 10 november 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 22 september 2015;

de raad van de gemeente Dordrecht op 15 december 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 27 oktober 2015;

de raad van de gemeente Giessenlanden op 12 november 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 13 oktober 2015;

de raad van de gemeente Gorinchem op 26 november 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 3 november 2015;

de raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam op 24 september 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 1 september 2015;

de raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht op 7 december 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 22 september 2015;

de raad van de gemeente Korendijk op 13 oktober 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 22 september 2015;

de raad van de gemeente Leerdam op 24 september 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 25 augustus 2015;

de raad van de gemeente Molenwaard en het college van burgemeester en wethouders op 17 november 2015;

de raad van de gemeente Oud-Beijerland op 24 november 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 13 oktober 2015;

de raad van de gemeente Papendrecht op 12 november 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 8 september 2015;

de raad van de gemeente Sliedrecht op 8 december 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 3 november 2015;

de raad van de gemeente Strijen op 24 november 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 3 november 2015;

de raad van de gemeente Zederik op 26 oktober 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 25 augustus 2015;

de raad van de gemeente Zwijndrecht op 8 september 2015 en het college van burgemeester en wethouders op 18 augustus 2015;

Provinciale Staten van Zuid-Holland van 11 november 2015 en Gedeputeerde Staten van 13 oktober 2015;

waarbij de besluiten van de raden en Provinciale Staten de toestemming behelzen voor de besluiten van de onderscheidenlijke colleges van burgemeester en wethouders en Gedeputeerde Staten;

 

constateren

dat daarmee op 15 december 2015 met de vereiste meerderheid is besloten

de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid als volgt te wijzigen:

 

Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

(derde wijziging)

Gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alblasserdam, Binnenmaas, Cromstrijen, Dordrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Leerdam, Molenwaard, Oud-Beijerland, Papendrecht, Sliedrecht, Strijen, Zederik en Zwijndrecht, ieder voor zover bevoegd,

 

Overwegende dat:

Deze derde wijziging van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid bepalingen beoogt op te nemen naar aanleiding van de op 1 januari 2015 in werking getreden wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, en voorts enige verbeteringen van juridische en redactionele aard bevat;

 

Het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid op 10 juli 2015 het voorstel tot derde wijziging van de gemeenschappelijke regeling heeft vastgesteld;

 

Gelet op:

De Wet gemeenschappelijke regelingen, de Provinciewet en de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluiten:

Vast te stellen de navolgende wijzigingen in de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (derde wijziging):

ARTIKEL I
  • A.

    In de aanhef van de regeling vervallen “Graafstroom”, “Liesveld” en “Nieuw-Lekkerland” en wordt na Leerdam toegevoegd “Molenwaard”.

     

  • B.

    In de overwegingen van de regeling vervallen de volgende paragrafen:

Deze tweede wijziging van de gemeenschappelijke regeling beoogt bepalingen op te nemen inzake het instellen van een auditcommissie en de bevoegdheid tot het verlenen van een uitsluitend recht (voorzover vereist), alsmede enige verbeteringen bevat van juridische en redactionele aard;

 

Het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid op 8 oktober 2012 het voorstel tot 2e wijziging van de gemeenschappelijke regeling heeft vastgesteld;

 

Voorts vervallen onder ‘Gelet op’: ‘de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht’ en ‘de Gemeenschappelijke Regeling Regio Zuid-Holland Zuid’.

 

  • C.

    In artikel 1, onder e (deelnemers) vervallen de namen ‘Graafstroom’, ‘Liesveld’ en ‘Nieuw-Lekkerland’ en wordt na Leerdam toegevoegd ‘Molenwaard’.

     

  • D.

    Artikel 4 komt te luiden:

    • 1.

      De Omgevingsdienst kan adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten op het gebied van de zorg voor het milieu en de leefomgeving en programma’s en projecten uitvoeren op het gebied van milieu en de leefomgeving.

    • 2.

      De Omgevingsdienst voert voor de colleges van de gemeenten in elk geval de volgende taken en bevoegdheden uit, met inachtneming van het door de deelnemers vastgestelde beleid:

      • a.

        de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de in artikel 5.1 van die wet genoemde wetten;

      • b.

        de milieutaken op grond van andere wet- en regelgeving dan genoemd onder a, voor zover een of meer gemeenten besluiten tot mandatering van deze taken en bevoegdheden aan de Omgevingsdienst;

      • c.

        de Algemene wet bestuursrecht en andere relevante regelgeving betreffende de procedures in samenhang met de taken genoemd onder a en b, met inbegrip van het adviseren, ondersteunen en vertegenwoordigen van de colleges in bezwaar- en beroepsprocedures;

      • d.

        de Wet op de economische delicten en het coördineren van (opsporings) overlegverbanden met alle handhavingspartners.

    • 3.

      De Omgevingsdienst voert voor gedeputeerde staten in elk geval de volgende taken en bevoegdheden uit, met inachtneming van het door gedeputeerde staten vastgestelde beleid:

      • a.

        De in het tweede lid, onder a tot en met d genoemde wet- en regelgeving, voor zover gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn;

      • b.

        De provinciale milieuverordening;

      • c.

        Taken en bevoegdheden bij of krachtens de Natuurbeschermingswet, de Boswet, de Flora- en faunawet en de Ontgrondingenwet.

    • 4.

      Met betrekking tot de reikwijdte, uitvoering en nadere invulling van de in de vorige leden genoemde taken worden door of namens het dagelijks bestuur schriftelijk werkafspraken gemaakt met het college.

    • 5.

      De Omgevingsdienst kan op verzoek van bestuursorganen, niet zijnde deelnemers aan deze regeling, adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten op het gebied van milieu en de leefomgeving en programma’s en projecten op het gebied van milieu en de leefomgeving uitvoeren.

    • 6.

      Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, uitvoerende werkzaamheden als bedoeld in dit artikel gaan strekken ter uitvoering van andere wet- en regelgeving dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die overeenkomstig dit artikel aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

  • E.

    Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      In het eerste lid wordt na ‘artikel 4’ ingevoegd ‘van deze regeling’ en ‘deelnemers’ wordt vervangen door ‘colleges’.

      • 2.

        Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      De colleges en bestuursorganen, niet zijnde deelnemers aan deze regeling, kunnen bevoegdheden, als bedoeld in artikel 4 van deze regeling, in mandaat opdragen aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de directeur.

      • 3.

        Het derde tot en met vijfde lid vervalt.

      • 4.

        Het zesde lid wordt vernummerd tot het derde lid.

  • F.

    Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Artikel 5a wordt vernummerd tot artikel 6.

    • 2.

      Het tweede lid komt te luiden:

      2. De Omgevingsdienst is bevoegd tot verlening van een uitsluitend recht in de zin van artikel 2.24 van de Aanbestedingswet 2012 met betrekking tot de dienstverlening op het gebied van personeelsaangelegenheden, informatisering en automatisering en telefonie.

  • G.

    Het opschrift ‘§1. Algemene bepaling’ vervalt.

     

  • H.

    Artikel 6 wordt vernummerd tot artikel 7.

     

  • I.

    Het opschrift ‘§2. Algemeen bestuur’ vervalt.

     

  • J.

    Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Artikel 7 wordt vernummerd tot artikel 8.

    • 2.

      De kop naast artikel 8 komt te luiden: Samenstelling algemeen bestuur

    • 3.

      In het derde lid wordt na ‘colleges’ ingevoegd ‘van de gemeenten’ en wordt ‘benoemen’ gewijzigd in ‘wijzen [uit hun midden ieder één lid] aan’.

    • 4.

      Na het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

    • 4.

      Gedeputeerde staten wijzen uit hun midden twee leden van het algemeen bestuur aan.

    • 5.

      Het vierde tot en met het zevende lid worden vernummerd tot vijfde tot en met het achtste lid.

    • 6.

      In het vijfde lid wordt ‘benoemde’ gewijzigd in ‘aangewezen’.

    • 7.

      In het zesde lid wordt na ‘algemeen bestuur,’ ingevoegd ‘als bedoeld in het derde en vierde lid, geschiedt voor dezelfde periode als waarvoor de colleges worden benoemd en’.

    • 8.

      In het achtste lid wordt de tweede volzin geschrapt.

    • 9.

      Na het achtste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

      • 9.

        De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen.

    • 10.

      Na het negende lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

      • 10.

        Behoudens het geval dat een lid van het algemeen bestuur onmiddellijk ontslag neemt, gaat het ontslag in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen.

         

  • K.

    Artikel 8 wordt vernummerd tot artikel 9.

     

  • L.

    De artikelen 9 tot en met 14 vervallen.

     

  • M.

    Na artikel 9 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 10 Vergaderingen algemeen bestuur

Op het houden en de orde van vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 52, eerste lid, onder f, van de wet van toepassing.

 

  • N.

    Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Artikel 15 wordt vernummerd tot artikel 11.

    • 2.

      De kop naast artikel 11 komt te luiden: Stemverhoudingen algemeen bestuur

    • 3.

      Het eerste lid komt te luiden:

  • 1.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft een gewogen stemrecht. De stemverhouding is gebaseerd op de jaaromzet. Bij het vaststellen van de jaarrekening, als bedoeld in artikel 19, derde lid, onder a,van deze regeling, wordt de stemverhouding vastgesteld. De aldus vastgestelde stemverhouding is per direct van toepassing.

    4 .Na het derde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 4.

    Indien een deelnemer meerdere leden heeft aangewezen als lid van het algemeen bestuur en niet alle leden aan de stemming deelnemen, beschikt het/de wel aanwezige lid/leden naar rato over de stemmen van de/het afwezige lid/leden. Indien deze situatie zich voordoet, wordt hiervan bij het openen van de vergadering melding gemaakt.

    5. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot het vijfde en zesde lid.

     

  • O.

    Artikel 16 wordt vernummerd tot artikel 12.

     

  • P.

    Artikel 17 vervalt.

     

  • Q.

    Het opschrift ‘§3. Dagelijks bestuur’ vervalt.

     

  • R.

    Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Artikel 18 wordt vernummerd tot artikel 13.

    • 2.

      De kop naast artikel 13 komt te luiden: Samenstelling dagelijks bestuur

    • 3.

      In het vierde lid vervallen de namen ‘Graafstroom’, ‘Liesveld’ en ‘Nieuw-Lekkerland’ en wordt na Leerdam toegevoegd ‘Molenwaard’.

    • 4.

      Het zesde lid komt te luiden:

  • 6.

    Elk lid van het dagelijks bestuur heeft een gewogen stemrecht. De stemverhouding is gebaseerd op de jaaromzet. Bij het vaststellen van de jaarrekening, als bedoeld in artikel 19, derde lid, onder a, van deze regeling, wordt de stemverhouding vastgesteld. De aldus vastgestelde stemverhouding is per direct van toepassing. Het gewogen stemrecht is - voor zover het betreft de leden afkomstig uit de subregio’s Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Drechtsteden en Hoeksche Waard, zoals gedefinieerd in het derde, vierde en vijfde lid van deze regeling - gebaseerd op de som van de jaaromzet van de deelnemende gemeenten in die subregio’s.

     

  • S.

    Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Artikel 19 wordt vernummerd tot artikel 14.

    • 2.

      De kop naast artikel 13 komt te luiden: Ontslag dagelijks bestuur

    • 3.

      Het tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    Behoudens het geval dat een lid van het dagelijks bestuur onmiddellijk ontslag neemt, gaat het ontslag in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen.

    4. In het derde lid wordt de laatste volzin vervangen door: ‘Het bepaalde in artikel 19a van de wet is van toepassing.’

     

  • T.

    Het opschrift ‘§4. Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter’ vervalt.

     

  • U.

    Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Artikel 20 wordt vernummerd tot artikel 15.

    • 2.

      Het tweede lid komt te luiden:

Het lid van het algemeen bestuur afkomstig uit het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht wordt door het algemeen bestuur aangewezen als plaatsvervanger.

3. Het derde lid komt te luiden:

Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur aanwijzen als tweede plaatsvervanger in geval van verhindering of ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter.

 

  • V.

    Het opschrift ‘§5. Commissies’ vervalt.

     

  • W.

    Na artikel 15 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 16 Bestuurs- en adviescommissies

    • 1.

      Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

    • 2.

      Op de instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid alsmede op de instelling van commissies van advies, de regeling van bevoegdheden en samenstelling van de commissies, alsmede de vaststelling van andere regelingen met betrekking tot het functioneren van de commissies, is het bepaalde in artikel 52, eerste lid, onder g, h, i, en j, van de wet en artikel 22 van de Provinciewet van toepassing.

       

  • X.

    Artikel 21 vervalt.

     

  • Y.

    Artikel 21a wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Artikel 21a wordt vernummerd tot artikel 17.

    • 2.

      De kop naast artikel 17 komt te luiden: Auditcommissie

    • 3.

      In het eerste lid vervalt ‘in elk geval’.

    • 4.

      In het tweede lid worden de woorden ‘verder wordt’ gewijzigd in ‘worden’.

       

  • Z.

    Artikel 22 vervalt.

     

  • AA.

    Het opschrift ‘§1. Algemeen’ vervalt.

     

AB. Artikel 23 wordt vernummerd tot artikel 18.

 

AC. Het opschrift ‘§2. Bevoegdheden algemeen bestuur’ vervalt.

 

AD. Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Artikel 24 wordt vernummerd tot artikel 19.

  • 2.

    Artikel 19 komt te luiden:

    • 1.

      Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de Omgevingsdienst.

    • 2.

      Overeenkomstig artikel 57 van de wet berusten de bevoegdheden, die bij deze regeling worden overgedragen, bij het algemeen bestuur, tenzij bij wet of in deze regeling anders is bepaald.

    • 3.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 57 van de wet is het algemeen bestuur in ieder geval bevoegd tot:

      • a.

        Het vaststellen van de begroting en jaarrekening;

      • b.

        Het vaststellen van een verordening omtrent de ambtelijke organisatie van de Omgevingsdienst;

      • c.

        Het vaststellen van beleidsregels waarmee de andere organen van de Omgevingsdienst rekening houden bij de uitoefening van hun bevoegdheden.

    • 4.

      Het algemeen bestuur besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, voor zover dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

    • 5.

      Het besluit als bedoeld in het vierde lid wordt niet genomen dan nadat aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers een ontwerpbesluit is toegezonden en deze in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

       

AE. Artikel 25 vervalt.

 

AF. Het opschrift ‘§3. Bevoegdheden dagelijks bestuur’ vervalt.

 

AG. Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Artikel 26 wordt vernummerd tot artikel 20.

  • 2.

    Artikel 20 komt te luiden:

Ten aanzien van de bevoegdheid van het dagelijks bestuur is het bepaalde in de artikelen 57b en 57c van de wet van toepassing.

 

AH. Artikel 27 vervalt.

 

AI. Het opschrift ‘§4. Bevoegdheden voorzitter’ vervalt.

 

AJ. Artikel 28 wordt vernummerd tot artikel 21.

 

AK. Artikel 29 vervalt.

 

AL. Na artikel 29 worden een nieuw hoofdstuk en artikel toegevoegd, luidende:

Hoofdstuk 5: Verantwoording en informatie

Artikel 22 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    Ten aanzien van de verantwoordings- en informatieplicht van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter geldt het bepaalde in artikel 52, eerste lid, van de wet.

  • 2.

    De reglementen van orde van het algemeen bestuur respectievelijk van het dagelijks bestuur regelen de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste lid.

  • 3.

    De colleges en de vertegenwoordigende organen bepalen op welke wijze de leden van het algemeen bestuur, tezamen en ieder afzonderlijk, respectievelijk het dagelijks bestuur en de voorzitter aan hun plichten als bedoeld in het eerste lid moeten voldoen.

     

AM. Het opschrift ‘Hoofdstuk 5: Ambtelijke organisatie’ wordt vernummerd tot hoofdstuk 6.

 

AN. Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Artikel 30 wordt vernummerd tot artikel 23.

  • 2.

    In het derde lid worden in de tweede volzin de woorden ‘Zij doen’ gewijzigd in ‘Het doet’.

     

AO. Artikel 31 wordt vernummerd tot artikel 24.

 

AP. Het opschrift ‘Hoofdstuk 6: Financiën en beheer van de Omgevingsdienst’ wordt vernummerd tot hoofdstuk 7.

 

AQ. Het opschrift ‘§1. Begroting’ vervalt.

 

AR. Na ‘Hoofdstuk 7: Financiën en beheer van de Omgevingsdienst’ wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 25 Financiën

  • 1.

    Op het voorbereiden en vaststellen van de begroting, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de jaarrekening is het bepaalde in de artikelen 58, 58b, 59 van de wet van toepassing. In afwijking van artikel 11, tweede lid, van deze regeling, wordt de begroting vastgesteld wanneer een drie vierde meerderheid in het algemeen bestuur is bereikt.

  • 2.

    In de begroting wordt vastgelegd welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is aan de Omgevingsdienst.

  • 3.

    Het totaal van de begroting vormt het autorisatieniveau voor begrotingswijzigingen. Indien noodzakelijk vinden begrotingswijzigingen plaats bij voorjaarsnota en/of najaarsnota. Het dagelijks bestuur biedt voorgenomen begrotingswijzigingen voor een zienswijze aan aan de deelnemers. Het dagelijks bestuur kan hiervan afzien als:

    • a.

      Het totaal aan (budget)mutaties minder dan 5% van de totale begrotingsomvang (baten) bedraagt, en;

    • a.

      De wijziging(en) het totaal van de begrote lasten niet te boven gaan of waar deze de begrote laste wel te boven gaan er in financiële dekking is voorzien door:

  • i.

    extra opdracht(en) van een individuele deelnemer en bijbehorende financiële dekking en/of;

  • ii.

    overige taken, zoals wettelijke taken waar extra bijdragen van derden/deelnemers tegenover staan en/of;

  • iii.

    additionele baten en/of;

  • iv.

    een onttrekking aan de daarvoor gevormde reserves.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast omtrent de verschuldigde vergoedingen voor de instandhouding van de Omgevingsdienst en de te leveren diensten aan de deelnemers. In afwijking van artikel 11, tweede lid, van deze regeling, is voor het vaststellen van deze verordening een drie vierde meerderheid vereist.

     

AS. Artikel 32 en 33 vervallen.

 

AT. Het opschrift ‘§2. Jaarrekening’ vervalt.

 

AU. Artikel 34 vervalt.

 

AV. Het opschrift ‘§3. Beheer en garantstelling’ vervalt.

 

AW. Na artikel 25 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 26 Verdeling exploitatiesaldo

Het exploitatiesaldo van een vastgestelde jaarrekening in jaar X komt ten bate / laste van de deelnemers en / of de gemeenschappelijke regeling. De verdeling is gebaseerd op de jaaromzet in jaar X, tenzij het algemeen bestuur een andere verdeelsleutel in jaar X is overeengekomen.

 

AX. Artikel 35 wordt vernummerd tot artikel 27.

 

AY. Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Artikel 36 wordt vernummerd tot artikel 28.

  • 2.

    In het eerste lid worden de woorden ‘februari’, ‘mei’, ‘augustus’ en ‘november’ gewijzigd in respectievelijk ‘december’, ‘maart’, ‘juni’ en ‘september’.

     

AZ. Artikel 37 wordt vernummerd tot artikel 29.

 

BA. Na artikel 29 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 30 Leges

Het algemeen bestuur kan een regeling vaststellen met betrekking tot de heffing van leges voor het op aanvraag leveren van diensten.

 

BB. Het opschrift ‘Hoofdstuk 7: Wijziging, toetreding en opheffing’ wordt vernummerd tot hoofdstuk 8.

 

BC. Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Artikel 38 wordt vernummerd tot artikel 31.

  • 2.

    Het vierde lid vervalt.

  • 3.

    Het vijfde lid wordt vernummerd tot het vierde lid.

     

BD. Artikel 39 wordt vernummerd tot artikel 32.

 

BE. Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Artikel 40 wordt vernummerd tot artikel 33.

  • 2.

    In het tweede lid wordt in de tweede volzin ‘15’ gewijzigd in ‘11’ en hieraan toegevoegd ‘van deze regeling’.

     

BF. Artikel 40A wordt vernummerd tot artikel 34.

 

BG. Na artikel 34 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 35 Bekendmaking

Gedeputeerde Staten maken een besluit tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing, als bedoeld in artikel 31 tot en met 34 van deze regeling, bekend. Hiertoe is het bepaalde in artikel 53, vierde lid jo. tweede lid, van de wet van toepassing.

 

BH. Het opschrift ‘Hoofdstuk 8: Slotbepalingen’ komt te luiden: ‘Hoofdstuk 9: Archiefbescheiden’.

 

BI. Artikel 41 wordt vernummerd tot artikel 36.

 

BJ. Het opschrift ‘Hoofdstuk 9: Geschillen, klachten en aansprakelijkheid‘ wordt vernummerd tot hoofdstuk 10.

 

BK. Na hoofdstuk 10 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 37 Geschillen

  • 1.

    Voordat over geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling tussen besturen van de deelnemers of tussen besturen van een of meer deelnemers en het bestuur van de Omgevingsdienst, de beslissing van de bevoegde rechter wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan de Commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland.

  • 2.

    De commissaris hoort de bij het geschil betrokken partijen.

  • 3.

    De commissaris brengt binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 4.

    Indien de aard van het geschil daartoe aanleiding geeft, dan wel indien een bestuursorgaan van de provincie partij is in het geschil, laat de commissaris zich bij de voorbereiding van het in het derde lid bedoelde advies bijstaan door twee door de commissaris aan te wijzen burgemeesters van deelnemende, niet als partij bij het geschil betrokken, gemeenten. Indien dit niet mogelijk is, zoeken de betrokken partijen onderling naar een oplossing.

     

BL. Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Artikel 42 wordt vernummerd tot artikel 38.

  • 2.

    De kop naast artikel 38 komt te luiden: Klachtenverordening

  • 3.

    In het eerste lid wordt ‘interne klachtregeling’ vervangen door ‘klachtenverordening’.

     

BM. Na artikel 38 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 39 Aansprakelijkheid

  • 1.

    De Omgevingsdienst verzekert zich tegen:

    • a.

      Burgerrechtelijke aansprakelijkheid (wettelijke en contractuele aansprakelijkheid) voor schade aan personen en goederen;

    • b.

      Wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.

  • 2.

    Indien en voor zover de verzekering een voor rekening van de Omgevingsdienst komende schade niet dekt, komt deze voor rekening van de desbetreffende deelnemer of het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, binnen wiens aan de Omgevingsdienst opgedragen takenpakket de schadeveroorzakende gebeurtenis is voorgevallen.

     

BN. Het opschrift ‘Hoofdstuk 10: Slotbepaling’ wordt vernummerd tot hoofdstuk 11.

 

BO. Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Artikel 43 wordt vernummerd tot artikel 40.

  • 2.

    De kop naast artikel 40 komt te luiden: Slotbepaling

  • 3.

    Het tweede lid vervalt.

  • 4.

    In het derde lid vervalt de tweede volzin.

  • 5.

    Het derde tot en met vijfde lid worden vernummerd tot het tweede tot en met vierde lid.

Artikel II

Dit besluit wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 53, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen en treedt in werking met ingang van de dag volgend op de dag van de bekendmaking.

Artikel III

Dit besluit wordt aangehaald als: ‘Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, derde wijziging’.

 

 

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

 

secretaris a.i., drs. J.H. de Baas

 

voorzitter, drs. J. Smit

 

 

Nota van Toelichting

 

behorend bij de ‘Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, derde wijziging’

 

1. Inleiding

Het voorliggende voorstel tot derde wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid omvat in hoofdzaak wijzigingen naar aanleiding van de op 1 januari 2015 in werking getreden wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Daarnaast zijn enige verbeteringen van juridische en redactionele aard opgenomen, waaronder ook het schrappen van een aantal artikelen. De belangrijkste wijzigingen worden hierna artikelsgewijs toegelicht.

 

De voornaamste wijzigingen in de Wgr zien op het volgende:

 

Versterking invloed raden/staten op begroting en jaarrekening

Het traject van vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen en de jaarrekening wordt aangepast om de deelnemers meer sturing en invloed te geven op de gemeenschappelijke regeling. De begrotingscycli van de gemeenschappelijke regeling en van deelnemers sluiten dan beter op elkaar aan. Concreet betekent dit onder meer dat het dagelijks bestuur nu uiterlijk voor 15 april van het jaar de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor de begroting van het jaar daarop, de ontwerpbegroting èn de voorlopige jaarrekening, inclusief het accountantsrapport, aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan Provinciale Staten van Zuid-Holland toestuurt zodat deze informatie beschikbaar is voor de voorjaarsnota van de deelnemers. Verder wordt onder andere de termijn voor het geven van zienswijzen op de ontwerpbegroting verlengd van zes naar acht weken.

 

Versterking positie algemeen bestuur

De positie van het algemeen bestuur wordt onder meer versterkt door de verplichting van het dagelijks bestuur om actief inlichtingen te verstrekken aan het algemeen bestuur. Voorts krijgt bijvoorbeeld het algemeen bestuur de wettelijke bevoegdheid om één of meer leden, de voorzitter inbegrepen, van het dagelijks bestuur te ontslaan indien deze niet meer het vertrouwen bezitten van het algemeen bestuur.

 

Verankering intergemeentelijk bestuursmodel van voor de dualisering in de Wgr

Aan de Wgr ligt de gedachte van verlengd lokaal bestuur ten grondslag. Het bestuursmodel van de Wgr is evenwel geënt op het intergemeentelijke bestuursmodel van vóór de dualisering, het monistisch systeem. Dualisering verhoudt zich niet goed met verlengd bestuur. De Gemeente- en Provinciewet van vóór dualisering waren daarom van toepassing verklaard op gemeenschappelijke regelingen. Tot op heden was dit geregeld via schakelbepalingen, maar deze methode was onpraktisch en leverde onduidelijkheden op. Daarom zijn de schakelbepalingen nu verwijderd en is een aantal voorzieningen in de Wgr zelf opgenomen. Zo wordt onder andere een aantal bevoegdheden rechtstreeks toegekend aan het dagelijks bestuur, waaronder besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen, het voeren van rechtsgedingen en het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie. Voorts bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid dat de gemeenschappelijke regeling een eigen publicatieblad instelt, vergelijkbaar met het Gemeenteblad of Provinciaal Blad. Naast algemeen verbindende voorschriften kunnen ook andere besluiten van de gemeenschappelijke regeling, zoals besluiten van algemene strekking, mededelingen en kennisgevingen, in het publicatieblad van de gemeenschappelijke regeling worden gepubliceerd, mits daaraan een verordening van het algemeen bestuur ten grondslag ligt.

 

Redactioneel gezien wordt in zijn algemeenheid opgemerkt dat ernaar is gestreefd de gemeenschappelijke regeling compacter te maken en zoveel mogelijk de letterlijk uit de Wgr overgenomen bepalingen te schrappen. Naast compactheid is het van belang dat de gemeenschappelijke regeling een evenwichtig en overzichtelijk geheel aan alle gangbare onderwerpen bevat. Om deze reden is ervoor gekozen om in de gemeenschappelijke regeling, waar van belang, wel verwijzingen op te nemen naar het van toepassing zijnde artikel in de Wgr.

 

2. Artikelsgewijze toelichting

ARTIKEL I

Onderdelen A, B en C

In 2013 zijn de gemeenten Graafstroom, Liesveld en Nieuw-Lekkerland opgegaan in de nieuwe gemeente Molenwaard. Hierdoor dient de aanhef van de regeling en de definitie van de deelnemers te worden aangepast. Daarnaast is een thans overbodige passage geschrapt.

 

Onderdeel D

In dit artikel zijn de taken en bevoegdheden opgenomen die de Omgevingsdienst in elk geval uitvoert voor de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten en voor gedeputeerde staten van Zuid-Holland. De daadwerkelijk opdracht van de bevoegdheden geschiedt bij de afzonderlijke mandaatbesluiten. Uit de woorden ‘in elk geval’ is op te maken dat het hier niet gaat om een limitatieve opsomming. Ook andere taken en bevoegdheden kunnen aan de Omgevingsdienst worden opgedragen. Het vierde lid van dit artikel maakt duidelijk dat tussen de gemeente respectievelijk de provincie Zuid-Holland en de Omgevingsdienst afspraken worden gemaakt over reikwijdte, uitvoering en nadere invulling van de uit te voeren taken. Deze worden onder andere vastgelegd in het jaarprogramma van de gemeente en provincie Zuid-Holland.

 

In het vijfde lid is de bestaande praktijk gecodificeerd dat de Omgevingsdienst op verzoek van bestuursorganen, niet zijnde deelnemers aan deze regeling, werkzaamheden op het gebied van milieu en leefomgeving kan verrichten. Gedacht kan worden aan onder meer taken en bevoegdheden op het gebied van de APV en bijzondere wetten zoals de Drank- en horecawet. In genoemde voorbeelden betreft het veelal taken en bevoegdheden van de burgemeester. Burgemeesters zijn echter geen deelnemer in de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, daar het een collegeregeling betreft.

 

In het zesde lid is een voorziening getroffen voor het geval wet- en regelgeving partieel wijzigt zonder dat de taken en bevoegdheden die er aan ontleend kunnen worden wezenlijk veranderen. Zo wordt voorkomen dat telkens de regeling moet worden gewijzigd.

 

Onderdeel E

De wijziging in het eerste lid van artikel 5 is redactioneel van aard. In het tweede lid is thans expliciet opgenomen dat ook niet-deelnemers in de gemeenschappelijke regeling mandaat kunnen geven aan de bestuursorganen en directeur van de Omgevingsdienst. Dit sluit aan bij het vijfde lid van artikel 4.

 

Onderdeel F

De aanbestedingswetgeving is gewijzigd. De tekst van de gemeenschappelijke regeling verwees nog naar de betreffende regelgeving van voor de inwerkingtreding van de nieuwe Aanbestedingswet 2012. Met een verwijzing naar de nieuwe Aanbestedingswet 2012 is de tekst geactualiseerd.

 

Onderdeel J

In het vierde lid van artikel 8 is redactioneel verduidelijkt dat gedeputeerde staten van Zuid-Holland uit hun midden twee leden van het algemeen bestuur aanwijzen. In het zesde lid is verduidelijkt dat de zittingsperiode van de AB-leden voor dezelfde periode geschiedt als waarvoor de colleges worden benoemd. In de nieuwe leden 9 en 10 is de mogelijkheid opgenomen dat AB-leden vrijwillig ontslag nemen en dat het ontslag van het AB-lid ingaat met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen. Dit volgt uit het gewijzigde artikel 42, tweede lid, van de Provinciewet en artikel 43, tweede lid, van de Gemeentewet. Door de wijziging is het nu mogelijk dat een gedeputeerde of een wethouder met onmiddellijke ingang ontslag neemt, ook indien het geen gedwongen ontslag betreft. Een gedeputeerde of wethouder die van mening is dat hij niet meer voldoende politieke steun heeft, moet kunnen besluiten zijn functie per direct te beëindigen. Dit bekent dat ook het AB-lidmaatschap per direct wordt beëindigd. Hoofdregel blijft dat vrijwillig ontslag ingaat na een maand of zoveel eerder als een opvolger zijn benoeming heeft aangenomen.

 

Onderdeel L

De artikelen 9 tot en met 14 vervallen omdat de inhoud ervan al in de Wgr zelf is geregeld.

 

Onderdeel M

Het nieuwe artikel 10 vervangt als het ware de geschrapte artikelen 9 tot en met 14. De bepalingen omtrent de vergaderingen van het algemeen bestuur staan letterlijk in de Wgr. Het betreft bepalingen omtrent het houden van AB-vergaderingen (waaronder het opstellen van een reglement van orde), de immuniteit van AB-leden en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging, de openbaarheid van de vergaderingen, besloten vergaderingen, stemmen en ordehandhaving. In de huidige regeling waren deze bepalingen letterlijk uit de Wgr overgenomen. Zoals in de inleiding is aangegeven, staat compactheid van de regeling voorop, maar tegelijkertijd is ook de leesbaarheid en overzichtelijkheid van de gemeenschappelijke regeling als geheel van belang. Daarom is een verwijzing opgenomen naar het van toepassing zijnde artikel 52, eerste lid, onder f, van de Wgr.

 

Onderdeel N

Voorheen werden de stemverhoudingen over enig jaar (X 2) vastgesteld aan de hand van de vastgestelde jaarrekening over het jaar X. Met ingang van deze wijziging van de gemeenschappelijke regeling is in het eerste lid bepaald dat de aldus vastgestelde stemverhoudingen direct na vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur in de juli-vergadering gaan gelden. Na inwerkingtreding van deze wijziging van de gemeenschappelijke regeling is het artikel direct van toepassing. De stemverhoudingen 2016 zullen daarom het eerste half jaar zijn gebaseerd op de al vastgestelde jaarrekening 2014, en vanaf de juli-vergadering van het algemeen bestuur op de in die vergadering vast te stellen jaarrekening 2015.

 

Op dit moment is het zo geregeld dat de voorzitter geen stemrecht heeft in het algemeen bestuur. Alleen het tweede lid van het algemeen bestuur, afkomstig uit gedeputeerde staten, heeft stemrecht. In de praktijk blijkt het wenselijk te zijn om een oplossing te vinden in het geval de tweede gedeputeerde de AB-vergadering niet kan bijwonen, en ook zijn formele plaatsvervanger (niet zijnde de voorzitter) niet bij de vergadering aanwezig kan zijn. Daarom is een constructie opgenomen die het mogelijk maakt om in geval van afwezigheid van (een) AB-lid / leden naar rato stemmen over te dragen, indien een deelnemer over meerdere AB-leden beschikt. Vooralsnog is hier enkel bij de provincie Zuid-Holland sprake van. De voorgestelde formulering sluit aan bij de gewenste uniformering van de teksten van de gemeenschappelijke regelingen in Zuid-Holland. Indien deze situatie zich voordoet, wordt hiervan bij het openen van de vergadering melding gemaakt.

 

Onderdeel R

In 2013 zijn de gemeenten Graafstroom, Liesveld en Nieuw-Lekkerland opgegaan in de nieuwe gemeente Molenwaard. Daarom is de tekst in het vierde lid van artikel 13 geactualiseerd.

 

Uit de huidige formulering van het zesde lid blijkt nu niet duidelijk genoeg dat de stemverhoudingen van het algemeen bestuur ook doorwerken naar het dagelijks bestuur, waarbij de stemmen van de gemeenten per subregio bij elkaar worden geteld. Daarom is de tekst in het zesde lid verduidelijkt. In artikel 9 van het Reglement van Orde van het dagelijks bestuur is deze verduidelijking overigens al wel opgenomen. Nieuw is ook hier (zie onderdeel N) dat de bij het vaststellen van de jaarrekening vastgestelde stemverhoudingen per direct ingaan.

 

Onderdeel S

Het tweede lid van artikel 14 volgt eveneens uit het gewijzigde artikel 42, tweede lid, van de Provinciewet en artikel 43, tweede lid, van de Gemeentewet. Door de wijziging is het nu mogelijk dat een gedeputeerde respectievelijk een wethouder met onmiddellijke ingang ontslag neemt, ook indien het geen gedwongen ontslag betreft. Een gedeputeerde of wethouder die van mening is dat hij niet meer voldoende politieke steun heeft, moet kunnen besluiten zijn functie per direct te beëindigen. In combinatie met het vierde lid van artikel 14 van deze regeling dat dit bekent dat het lidmaatschap van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur per direct wordt beëindigd. Hoofdregel blijft dat het ontslag ingaat na een maand of zoveel eerder als een opvolger zijn benoeming heeft aangenomen.

Ten aanzien van het ontslagbesluit is in het derde lid een verwijzing opgenomen naar het bepaalde in artikel 19a Wgr. Hierin staat dat art. 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (het horen van geadresseerde en van derden-belanghebbenden) niet van toepassing wordt verklaard op het ontslagbesluit.

 

Onderdeel U

In het tweede lid van artikel 15 is redactioneel verduidelijkt dat het aanwijzen van de plaatsvervangend voorzitter een bevoegdheid van het algemeen bestuur is, en niet van de deelnemers van de gemeenschappelijke regeling.

 

Onderdelen W, X en Z

De onderdelen X en Z regelen respectievelijk dat de artikelen 21 en 22 over het instellen van bestuurscommissies en adviescommissies worden geschrapt. Deze schrapping is louter van redactionele aard, daar de tekst van deze artikelen letterlijk uit de Wgr was overgenomen. In het nieuwe artikel 16 (onderdeel W) zijn de bevoegdheden van het algemeen bestuur tot het instellen van bestuurscommissies en vaste adviescommissies en van het dagelijks bestuur en de voorzitter tot het instellen van tijdelijke adviescommissies nu in gecomprimeerde vorm opgenomen.

 

Onderdeel AD

Dit artikel 19 handelt over de bevoegdheden van het algemeen bestuur. Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen de gehele tekst van het artikel in het wijzigingsvoorstel op te nemen. Het tweede lid is redactioneel in overeenstemming gebracht met het nieuwe artikel 57 van de Wgr. Belangrijk om te noemen is ook dat de bevoegdheid om te beslissen over privaatrechtelijke rechtshandelingen niet meer aan het algemeen bestuur toekomt, maar aan het dagelijks bestuur. Dit volgt uit het nieuwe artikel 57b van de Wgr. Het nieuwe vijfde lid van artikel 19 volgt uit het nieuwe artikel 55a van de Wgr. Ter versterking van de betrokkenheid van de vertegenwoordigende organen van de deelnemers regelt dit artikel dat het besluit tot oprichting van en deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen niet wordt genomen dan nadat aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers een ontwerpbesluit is toegezonden en zij in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen kenbaar te maken aan het algemeen bestuur. Een besluit tot oprichting van en deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen behoeft overigens geen goedkeuring meer van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit is komen te vervallen doordat de ‘oude’ Provinciewet van voor de dualisering niet meer van toepassing is.

 

Onderdeel AE

Het artikel 25 is overbodig aangezien deze bepaling al in de Wgr zelf is opgenomen. In artikel 57a, eerste lid, van de Wgr staat dat het algemeen bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur kan overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

 

Onderdeel AG

Dit betreft een redactionele wijziging van artikel 20. De bepalingen omtrent de bevoegdheid van het dagelijks bestuur staan letterlijk in de Wgr. Aangezien zowel compactheid als overzichtelijkheid van de gemeenschappelijke regeling als geheel van belang zijn, is gekozen om een verwijzing op te nemen naar de van toepassing zijnde artikelen 57b en 57c van de Wgr.

Uit artikel 57b, eerste lid, van de Wgr volgt dat het dagelijks bestuur in ieder geval bevoegd is:

  • -

    het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of regeling het algemeen bestuur hiermee belast is;

  • -

    beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

  • -

    regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

  • -

    ambtenaren te benoemen, te schoren en te ontslaan;

  • -

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in art. 55a Wgr;

  • -

    te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

     

Uit artikel 57b, tweede lid, van de Wgr volgt dat het dagelijks bestuur, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen neemt en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

 

In artikel 57c van de Wgr is bepaald dat het dagelijks bestuur een of meer leden van het dagelijks bestuur kan machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt, zich daartegen verzet.

 

Onderdeel AL

Er is een nieuw hoofdstuk toegevoegd over de verantwoordings- en informatieplicht van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en van de voorzitter. De huidige regeling omvatte reeds bepalingen over de verantwoordings- en informatieplicht. Alle van toepassing zijnde plichten van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter zijn nu samengevoegd in het eerste lid van het nieuwe artikel 22. Hiertoe wordt verwezen naar artikel 52, eerste lid, van de Wgr.

Artikel 52, eerste lid jo. artikelen 16 tot en met 19b van de Wgr ziet op de verantwoordings- en informatieplicht en omvat de volgende plichten:

  • -

    een AB-lid legt verantwoording af over het gevoerde beleid aan het college die dit AB-lid heeft aangewezen. Voorts legt het AB-lid verantwoording af aan hun ‘eigen‘ raad, danwel aan provinciale staten;

  • -

    een AB-lid verstrekt de gevraagde inlichtingen aan het college die dit AB-lid heeft aangewezen. Dit geldt ook indien inlichtingen worden gevraagd door een of meer leden van de ‘eigen’ raad, danwel door provinciale staten;

  • -

    het bestuur van de Omgevingsdienst verstrekt aan de raden en provinciale staten van de deelnemers de door een of meer leden van die raden en staten gevraagde inlichtingen;

  • -

    het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn afzonderlijk verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur;

  • -

    het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft;

  • -

    over al hetgeen de Omgevingsdienst betreft moet het dagelijks bestuur desgevraagd de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van bericht en raad voorzien. Het dagelijks bestuur doet mededeling van het verzoek en de inhoud daarvan aan de deelnemers.

In het tweede en derde lid is geregeld op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de plichten van het bestuur, als bedoeld in het eerste lid. In het tweede lid is bepaald dat in de reglementen van orde van het algemeen bestuur respectievelijk van het dagelijks bestuur wordt vastgelegd op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de verantwoordings- en informatieplicht. Het betreft hier de ‘interne’ relatie; het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter versus het algemeen bestuur. In het derde lid gaat het om de ‘externe’ relatie: het bestuur van de Omgevingsdienst versus de deelnemers respectievelijk de vertegenwoordigende organen van de deelnemers. Het derde lid bepaalt dat de colleges, de raden en provinciale staten bepalen op welke wijze de leden van het algemeen bestuur, tezamen en ieder afzonderlijk, respectievelijk het dagelijks bestuur en de voorzitter aan hun plichten als bedoeld in het eerste lid moeten voldoen. Veelal is de wijze waarop aan de verantwoordings- en informatieplicht moet worden voldaan, al vastgelegd in de reglementen van orde van de deelnemers.

 

Onderdeel AR, AS en AU

Het nieuwe artikel 25 ziet op de financiën en omvat het voorbereiden en vaststellen van de begroting, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de jaarrekening. Deze onderwerpen waren voorheen in de artikelen 32 tot en met 34 van de gemeenschappelijke regeling opgenomen, welke ingevolge de onderdelen AS tot en met AU komen te vervallen. In deze artikelen waren de letterlijke bepalingen uit de Wgr overgenomen. Gekozen is voor een compact en overkoepelend nieuw artikel met verwijzingen naar de relevante artikelen uit de Wgr. Naast redactionele zijn ook inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd welke voortvloeien uit de wijziging van de Wgr per 1 januari 2015.

Het traject van vaststelling van begroting, begrotingswijzigingen en jaarrekening is met de gewijzigde Wgr aangepast om de deelnemers meer sturing en invloed te geven op de gemeenschappelijke regeling. De begrotingscycli van de gemeenschappelijke regeling en de deelnemers sluiten dan beter op elkaar aan. Dit betekent concreet:

  • -

    Het dagelijks bestuur stuurt uiterlijk op 15 april van het jaar de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor de begroting van het jaar daarop, de ontwerpbegroting èn de voorlopige jaarrekening, inclusief het accountantsrapport toe aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan provinciale staten van Zuid-Holland. Doel hiervan is dat deze informatie beschikbaar is ten behoeve van de voorjaarsnota van de deelnemers. In vergelijking met de huidige situatie betekent dit voor de jaarrekening een versnelling van het totstandkomings- en controleproces van ongeveer 2,5 maand.

  • -

    De termijn voor het geven van een zienswijze op de ontwerpbegroting (alvorens deze wordt voorgelegd aan het algemeen bestuur) is verlengd van zes naar acht weken. In de context van de Zuid-Holland Zuid hielden de gemeenschappelijke regelingen van de Omgevingsdienst, de Veiligheidsregio en de Dienst Gezondheid en Jeugd deze planning overigens al aan en verandert er feitelijk niets.

  • -

    Het dagelijks bestuur moet voor 1 augustus (voorheen 15 juli) de vastgestelde begroting aan de Minister van BZK toesturen. Voor de inzending van de vastgestelde jaarrekening van het openbaar lichaam blijft de huidige datum van 15 juli van het lopende jaar gehandhaafd vanwege de samenhang met het systeem van SiSa (Single informatie, Single audit).

     

Net als in de huidige gemeenschappelijke regeling is in artikel 25 opgenomen dat voor vaststelling van de begroting een drie vierde meerderheid in het algemeen bestuur is vereist. De bijdragen van de deelnemers worden geregeld in de begroting conform het tweede lid.

 

Het derde lid van dit artikel geeft invulling aan artikel 59, vijfde lid, van de Wgr, waarin is bepaald dat in de gemeenschappelijke regeling kan worden afgeweken van de zienswijzeprocedure bij bepaalde categorieën begrotingswijzigingen. Vanwege gewenste uniformering in de teksten van de gemeenschappelijke regelingen van de omgevingsdiensten in Zuid-Holland is artikel 25, derde lid, van de gemeenschappelijke regeling aangepast. In dit lid wordt geregeld dat het dagelijks bestuur kan afzien van de voorhangprocedure indien het totaal aan (budget)mutaties minder dan 5% van de totale begrotingsomvang (baten) bedraagt en de wijziging(en) het totaal van de begrote lasten niet te boven gaan of waar deze begrote last wel te boven gaan in de financiële dekking is voorzien, zoals aangegeven in artikel 25, derde lid, onder b, sub I t/m IV van de gemeenschappelijke regeling.

 

De deelnemers zijn gebonden aan de begroting en verordeningen van de Omgevingsdienst. Het vierde lid biedt de grondslag voor de bijdrageverordening waarin de verschuldigde vergoedingen voor de instandhouding van de Omgevingsdienst en de te leveren diensten aan de deelnemers zijn vastgelegd. Ook de bijdrageverordening wordt vastgesteld met een drie vierde meerderheid van stemmen in het algemeen bestuur.

 

Onderdeel AW

Gelet op gewenste uniformering in de teksten van de gemeenschappelijke regelingen van de omgevingsdiensten in Zuid-Holland is de wijze van verdeling van het exploitatiesaldo als nieuwe bepaling in de gemeenschappelijke regeling opgenomen.

 

Onderdeel AY

De genoemde maanden in dit artikel worden nu in overeenstemming gebracht met de reeds bestaande praktijk en het betalingsregime in de bijdrageverordening.

 

Onderdeel BA

Dit nieuwe artikel 30 ziet op de mogelijkheid van het algemeen bestuur om een regeling vast te stellen voor het heffen van leges voor het op aanvraag leveren van diensten. De bevoegdheid tot het vaststellen van een legesverordening wordt ontleend aan de eigen bedrijfsvoering van het openbaar lichaam. De huidige regeling kent op dit moment niet de bevoegdheid om leges te kunnen heffen voor bijvoorbeeld de afhandeling van Wob- en andere verzoeken. Wob-verzoeken handelt de Omgevingsdienst eigenstandig (namens het dagelijks bestuur) af en derhalve niet in mandaat namens de deelnemers. Het ligt dan ook in de rede dat de Omgevingsdienst als openbaar lichaam daarvoor kosten in rekening kan brengen.

 

Onderdeel BG

Met dit nieuwe artikel wordt een eenduidige regeling inzake bekendmaking toegevoegd en geldt voor besluiten tot wijziging, opheffing, toe- en uittreding. Dit volgt uit het gewijzigde artikel 53 van de Wgr. Uit artikel 53, vierde lid, van de Wgr volgt dat in casu gedeputeerde staten van Zuid-Holland de besluiten tot wijziging, opheffing, toe- en uittreding van de gemeenschappelijke regeling bekend moeten maken door kennis te geven van de inhoud van het besluit in de Staatscourant. Met deze bekendmaking in de Staatscourant is voor iedereen duidelijk op welk moment de regeling, of een wijziging daarvan, in werking treedt.

 

Onderdeel BK

Dit nieuwe artikel 37 beschrijft de procedure in geval van geschillen tussen besturen van deelnemers of tussen besturen van een of meer deelnemers en het bestuur van de Omgevingsdienst. In de huidige regeling ontbrak een dergelijke bepaling. Voordat een geschil wordt voorgelegd aan de bevoegde rechter, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan de Commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland. De commissaris hoort de bij het geschil betrokken partijen en brengt binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen. Wanneer een bestuursorgaan van de provincie partij is in het geschil, of indien de aard van het geschil hiertoe aanleiding geeft, laat de commissaris zich bijstaan door twee door de commissaris aan te wijzen burgemeesters van deelnemende, niet als partij bij het geschil betrokken gemeenten. Indien dit niet mogelijk is, zoeken de betrokken partijen onderling naar een oplossing.

 

Onderdeel BM

Strekking van het nieuwe artikel 39 is dat de Omgevingsdienst, in geval van aansprakelijkstelling in rechte, aansprakelijk is tot ten hoogste het maximaal verzekerde bedrag. Het overige dient te worden gedragen door de opdrachtgever in wiens opdracht de Omgevingsdienst taken heeft uitgevoerd. Achtergrond hiervan is dat het collectief aan overige opdrachtgevers niet mag meedelen in een aansprakelijkstelling vanwege werkzaamheden die de Omgevingsdienst, feitelijk als verlengde ambtelijke organisatie, uitvoert voor één opdrachtgever en op een specifiek provinciaal of gemeentelijk dossier. Van belang hierbij is ook dat de Omgevingsdienst voor een beperkt aantal opdrachtgevers ook additionele taken uitvoert op het gebied van (onder andere) bouwen, APV en bijzondere wetten.

ARTIKEL II

Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Uit artikel 53, vierde lid, van de Wgr volgt dat bekendmaking geschiedt door gedeputeerde staten van Zuid-Holland door kennis te geven van de inhoud van het wijzigingsbesluit in de Staatscourant. Met deze bekendmaking in de Staatscourant is voor iedereen duidelijk op welk moment een wijziging van de regeling in werking treedt.

ARTIKEL III

De citeertitel van het wijzigingsbesluit luidt: ‘Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, derde wijziging’.

Naar boven