Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende vaststelling van de verhoging van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget

Nader Rapport

30 november 2015

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende vaststelling van de verhoging van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 13 oktober 2015, nr. 2015001785, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 29 oktober 2015, nr. W12.15.0354/III, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: afdeling) aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De afdeling adviseert het besluit vast te stellen, maar acht een dragende motivering van de koopkrachtmaatregel aangewezen nu die niet gelijkelijk over alle gezinnen met een laag inkomen wordt verdeeld. Voorts adviseert zij de tijdelijkheid van de verhoging van het kindgebonden budget met € 33,00 in het besluit zelf te regelen.

1. Motivering

De afdeling merkt in haar advies op dat uit de toelichting niet duidelijk wordt waarom gezinnen met drie of meer kinderen structureel worden ondersteund en gezinnen met één of twee kinderen niet. Daarnaast geeft zij aan dat niet duidelijk wordt waarom het niet nodig wordt geacht de koopkracht van gezinnen met één kind te ondersteunen. Een dergelijke motivering acht de afdeling gewenst.

De nota van toelichting is op basis hiervan aangepast. In de toelichting wordt nader gemotiveerd dat het kabinet de bedragen van het kindgebonden budget verhoogt vanuit de wens om grotere gezinnen meer ondersteuning te geven. Het bedrag aan kindgebonden budget is voor het eerste kind hoger dan dat voor volgende kinderen. Het eerste kindbedrag wordt daarom niet verhoogd. Omdat het bedrag aan kindgebonden budget voor het derde en volgende kind lager is dan het bedrag aan kindgebonden budget voor één of twee kind(eren), worden de bedragen voor de ouder die aanspraak heeft voor drie of meer kinderen met ingang van 1 januari 2016 structureel opgehoogd. Op deze manier acht het kabinet de bedragen onderling meer met elkaar in evenwicht. Om in 2016 ook gezinnen met twee kinderen extra te ondersteunen wordt het bedrag voor de ouder die aanspraak heeft voor twee kinderen met ingang van 1 januari 2016 eenmalig opgehoogd.

2. Tijdelijke verhoging met € 33,00

De afdeling merkt in haar advies eveneens op dat in het ontwerpbesluit ook kan worden bepaald dat de tijdelijke verhoging van het kindgebonden budget en de doorwerking daarvan slechts voor het jaar 2016 geldt. Conform het advies van de afdeling is artikel I van het ontwerpbesluit zodanig gewijzigd dat dit thans voorziet in de tijdelijke verhoging van de betreffende bedragen van het kindgebonden budget.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting wederom doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Advies Raad van State

No. W12.15.0354/III

’s-Gravenhage, 29 oktober 2015

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2015, no.2015001785, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van de verhoging van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit verhoogt het bedrag van het kindgebonden budget voor het tweede kind met € 33,00 uitsluitend voor het jaar 2016. Het bedrag van het kindgebonden budget voor het derde of navolgende kind wordt structureel verhoogd met € 100,00.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar acht een dragende motivering van de koopkrachtmaatregel aangewezen nu die niet gelijkelijk over alle gezinnen met een laag inkomen wordt verdeeld. Voorts adviseert zij de tijdelijkheid van de verhoging van het kindgebonden budget met € 33,00 in het besluit zelf te regelen.

1. Motivering

Blijkens de toelichting is de motivering voor de verhoging van het kindgebonden budget gelegen in het creëren van een evenwichtig koopkrachtbeeld in 2016 en heeft de verhoging specifiek oog voor gezinnen met een laag inkomen. In de toelichting wordt gesteld dat voornamelijk gezinnen met lage inkomens profijt hebben van het intensiveren van het kindgebonden budget.1

De Afdeling merkt op dat uit de toelichting niet duidelijk wordt waarom gezinnen met drie of meer kinderen structureel worden ondersteund en gezinnen met een of twee kinderen niet. De structurele verhoging voor het derde of navolgende kind met € 100,00 heeft een vrij groot positief effect op de koopkracht van gezinnen met drie of meer kinderen. De verhoging voor het tweede kind met € 33,00 uitsluitend voor het jaar 2016 heeft daarentegen een tijdelijk gering positief effect op de koopkracht van gezinnen met twee kinderen. Daarmee is de verhoging van het kindgebonden budget niet voor alle gezinnen met een laag inkomen gelijk.

Voorts wordt niet duidelijk waarom het niet nodig wordt geacht de koopkracht van gezinnen met één kind te ondersteunen. Ook deze gezinnen kunnen immers een laag inkomen hebben. Het enkele verwijzen naar gewenste koopkrachtmaatregelen vormt onvoldoende motivering voor de voorgestelde intensivering.

De Afdeling adviseert de toelichting naar aanleiding van het voorgaande aan te vullen.

2. Tijdelijke verhoging met € 33,00

Het ontwerpbesluit verhoogt het bedrag van het kindgebonden budget voor de ouder die aanspraak heeft voor twee kinderen met € 33,00. Dit werkt door naar de aanspraken van ouders met drie of meer kinderen. Blijkens de toelichting is dit een eenmalige verhoging die alleen voor het jaar 2016 geldt. Voorts wordt toegelicht dat de regering volgend jaar een wetsvoorstel in procedure zal brengen waarmee de verhoging van het tweede kindbedrag (van € 33,00) en tevens de doorwerking van die verhoging met ingang van 1 januari 2017 weer ongedaan zal worden gemaakt.2

Ziet de Afdeling het goed dan kiest de regering voor deze constructie omdat artikel 3, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget slechts grondslag biedt voor een verhoging van het kindgebonden budget en niet voor een verlaging daarvan. De Afdeling is evenwel van oordeel dat genoemd artikel een tijdelijke verhoging niet uitsluit. Derhalve kan in het ontwerpbesluit ook worden bepaald dat de hier bedoelde verhoging en de doorwerking daarvan slechts geldt voor het jaar 2016.

De Afdeling adviseert het ontwerpbesluit aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Ontwerpbesluit van .......... houdende vaststelling van de verhoging van enige bedragen, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 oktober 2015, nr. 2015-00002631112;

Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van .........., no. ..........);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van .........., nr. ..........;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. VERHOGING BEDRAGEN KINDGEBONDEN BUDGET

Artikel 2, tweede lid, van de Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘€ 1.833,–’ vervangen door ‘€ 1.866,–’.

2. In onderdeel c wordt ‘€ 2.017,–’ vervangen door ‘€ 2.150,–’.

3. In onderdeel d wordt ‘€ 2.017,–’ vervangen door ‘€ 2.150,–’ en wordt ‘€ 107,–’ vervangen door ‘€ 284,–’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

NOTA VAN TOELICHTING

Het kabinet heeft besloten de inkomenspositie van gezinnen met twee kinderen en grotere gezinnen met drie of meer kinderen te ondersteunen middels een verhoging van de bedragen van het kindgebonden budget per 1 januari 2016. Het bedrag van het kindgebonden budget voor de ouder die aanspraak heeft voor twee kinderen wordt met ingang van 1 januari 2016 eenmalig met € 33,– opgehoogd. Daar bovenop wordt het bedrag van het kindgebonden budget voor de ouder die aanspraak heeft voor drie of meer kinderen met ingang van 1 januari 2016 structureel met € 100,– opgehoogd.

Het vierde en volgende kindbedrag wordt gelijkgesteld aan het derde kindbedrag. Om dit te bewerkstelligen worden de laatst genoemde kindbedragen verhoogd met € 177,–. De algehele verhoging van de kindbedragen vindt plaats nadat de bedragen zijn geïndexeerd. De regering zal een wetsvoorstel in procedure brengen waarmee de eenmalige verhoging van het tweede kindbedrag (van € 33,–) en tevens de doorwerking van die verhoging met ingang van 1 januari 2017 weer zal worden verlaagd. Onderstaande tabellen lichten het een en ander toe. De bedragen van het kindgebonden budget uit 2015 worden eerst met de tabelcorrectiefactor (hierna: tcf) voor 2016 geïndexeerd (kolom 2, tabel 1) en daarna verhoogd met de in kolom 3 van tabel 1 genoemde bedragen.

Tabel 1. Maximum bedragen kindgebonden budget per kind (euro per jaar)

Kind

Bedrag 2015

Na indexatie met tcf 2016

Intensivering

Bedrag 2016

 

(1)

(2)

(3)

(4) = (2) + (3)

1

1.032

1.038

0

1.038

2

791

795

33

828

3

183

184

100

284

4 en meer

106

107

177

284

Voor ouders met een aanspraak op het kindgebonden budget levert dit dan de volgende totaalbedragen op:

Tabel 2. Maximum bedragen kindgebonden budget cumulatief (euro per jaar)

Aantal kinderen

Bedrag 2015

Bedrag 2016

1

1.032

1.038

2

1.823

1.866

3

2.006

2.150

4 en meer

2.006 + 106 per kind voor 4e en verdere kind(eren)

2.150 + 284 per kind voor 4e en verdere kind(eren)

Financiële effecten

Gezinnen met meer dan één kind ervaren een positief inkomenseffect door deze maatregel. De effecten van deze verhoging van het kindgebonden budget zijn zichtbaar in tabel 3. Daarin is af te leiden dat het inkomen van gezinnen met twee of meer kinderen verbetert.

Tabel 3. Inkomenseffecten verhoging kindgebonden budget vanaf 2de kind
 

Geen effect

0 tot 2%

2 tot 5%

Totaal

Mediaan

Aantal

(x1.000)

Inkomenshoogte

           

Minimum

1%

97%

2%

100%

0,2

69

Minimum-modaal

2%

98%

0%

100%

0,1

102

1x–1,5x modaal

9%

91%

0%

100%

0,1

202

1,5x–2x modaal

69%

31%

0%

100%

0,0

260

2x–3x modaal

93%

7%

0%

100%

0,0

257

>3x modaal

98%

2%

0%

100%

0,0

152

             

Huishoudtype

           

Alleenstaande ouders

4%

95%

0%

100%

0,1

122

Alleenverdieners mk

46%

53%

1%

100%

0,1

129

Tweeverdieners mk

66%

34%

0%

100%

0,0

790

             

Aantal thuiswonende kinderen

           

2 kinderen

60%

40%

0%

100%

0,0

748

3 kinderen

52%

48%

0%

100%

0,0

231

>3 kinderen

35%

61%

4%

100%

0,7

63

             

Totaal

57%

43%

0%

100%

0,0

1.042

Betreft alleen huishoudens met 2 of meer kinderen in de leeftijd van 0–18 jaar.

mk: staat voor ‘met kinderen’.

De kosten van het verhogen van het kindgebonden budget voor de ouder die aanspraak heeft voor twee of meer kinderen bedragen in 2016 ongeveer € 45 miljoen. In totaal telt Nederland circa 1.042 duizend gezinnen met twee of meer kinderen, daarvan hebben circa 812 duizend gezinnen recht op kindgebonden budget en profiteren circa 453 duizend huishoudens van de verhoging van het kindgebonden budget.

De verhoging van het kindgebonden budget maakt onderdeel uit van een aantal koopkrachtmaatregelen. Deze koopkrachtmaatregelen zijn genomen om in 2016 een evenwichtig koopkrachtbeeld te realiseren. Deze maatregel heeft specifiek oog voor gezinnen met een laag inkomen. Door het inkomensafhankelijke karakter van het kindgebonden budget profiteren voornamelijk gezinnen met lage inkomens van het intensiveren van het kindgebonden budget. Het kindgebonden budget bouwt boven een toetsingsinkomen af met een vast percentage. Door de verhoging van de maximumbedragen van het kindgebonden budget wordt dit afbouwtraject langer en hebben meer ouders aanspraak op kindgebonden budget.

Regeldruk

Er worden geen extra administratieve lasten voorzien als gevolg van de wijzigingen.

Wettelijk kader

De aanspraak op en de hoogte van het kindgebonden budget zijn geregeld in artikel 2 van de Wet op het kindgebonden budget (hierna: de wet). In het tweede lid van dit artikel zijn de bedragen van het kindgebonden budget vastgesteld. Het maximale bedrag van de aanspraak op kindgebonden budget is afhankelijk van het aantal kinderen waarvoor de ouder aanspraak heeft op kindgebonden budget.

In artikel 3, eerste lid, van de wet is bepaald dat de bedragen van het kindgebonden budget met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar moeten worden geïndexeerd en dat de gewijzigde bedragen door of namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de Staatscourant moeten worden gepubliceerd. Voor het jaar 2016 zijn de gewijzigde bedragen in verband met de indexering in de Staatscourant gepubliceerd.1

In artikel 3, tweede lid, van de wet is bepaald dat als er aanleiding is om de bedragen van het kindgebonden budget te verhogen anders dan bij wijze van indexatie dit bij algemene maatregel van bestuur mogelijk is. In het onderhavige besluit is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De verhoging van het kindgebonden budget valt samen met een verhoging van het bedrag van de aanspraak vanwege de indexering van de aanspraken per 1 januari 2016. Hierbij geldt dat in artikel 3, vierde lid, van de wet is bepaald dat de verhoging van het kindgebonden budget in verband met de indexering eerst dient plaats te vinden, waarna verhoging van het kindgebonden budget als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet wordt toegepast. Het bedrag dat betrekking heeft op de aanspraak voor twee kinderen en dat is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de wet, wordt eenmalig voor het jaar 2016 verhoogd en wordt in het onderhavige besluit vastgesteld op € 1.866,–. Het oorspronkelijke bedrag van de aanspraak van € 1.833,– wordt verhoogd met een bedrag van € 33,–. Nu deze verhoging alleen voor het jaar 2016 geldt, zal dit bedrag met ingang van 1 januari 2017 weer met hetzelfde bedrag van € 33,– worden verlaagd. Het bedrag dat betrekking heeft op de aanspraak voor drie of meer kinderen en dat is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdelen c en d, van de wet, wordt vastgesteld op € 2.150,–. Het oorspronkelijke bedrag van de aanspraak van € 2.017,– wordt structureel verhoogd met een bedrag van € 100,– Daar bovenop werkt de verhoging van het kindgebonden budget als genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, met € 33,– door in dit bedrag van € 2.017,–. De verhoging met een bedrag van € 33,– geldt alleen voor het jaar 2016. Dit betekent dat dit bedrag van € 2.150,– eveneens met ingang van 1 januari 2017 weer met hetzelfde bedrag van € 33,– zal worden verlaagd. Het extra bedrag van de aanspraak per kind, indien de ouder aanspraak heeft voor meer dan drie kinderen, bovenop het bedrag van € 2.150,– dat is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, wordt vastgesteld op € 284,–. Dit bedrag van € 284,– is het verschil tussen het bedrag dat betrekking heeft op de aanspraak voor drie of meer kinderen (€ 2.017,–) en het bedrag dat betrekking heeft op de aanspraak voor twee kinderen (€ 1.833,–) en is opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, verhoogd met € 100,–. De overige bedragen, genoemd in artikel 2 van de wet, zijn niet gewijzigd.

De datum van de inwerkingtreding van dit besluit is 1 januari 2016. Aangezien deze maatregel pas tijdens Prinsjesdag werd aangekondigd, is afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten wat betreft de termijn van twee maanden tussen de publicatiedatum van het besluit en het tijdstip van inwerkingtreding. Nu het gaat om een wijziging die leidt tot een voordeel voor ouders die aanspraak hebben op kindgebonden budget voor twee kinderen (voor het jaar 2016) en voor ouders die aanspraak hebben op kindgebonden budget voor drie of meer kinderen, brengt deze afwijking van de invoeringstermijn geen nadelen met zich mee voor de betrokken doelgroep.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Toelichting, onder ‘financiële effecten’.

X Noot
2

Toelichting, eerste alinea.

X Noot
1

Vindplaats in de Staatscourant PM.

Naar boven