GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING INZAKE WERKVOORZIENINGSCHAP ZAANSTREEK-WATERLAND

Logo Zaanstad

 

WERKVOORZIENINGSCHAP ZAANSTREEK-WATERLAND

 

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING INZAKE WERKVOORZIENINGSCHAP ZAANSTREEK-WATERLAND

Aangegaan door de Gemeenteraden en Colleges van Burgemeesters en Wethouders van de gemeenten: Beemster

Edam-Volendam

Landsmeer

Oostzaan

Purmerend

Waterland

Wormerland

Zaanstad en

Zeevang

 

Hoofdstuk I

I ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel I

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a.

Het lichaam

het openbaar lichaam genoemd in artikel 2 van deze regeling;

b.

De gemeenten

de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

c.

De gemeentebesturen

de gemeenteraden, respectievelijk de colleges van burgemeesters en wethouders van de aan deze regeling deelnemende gemeenten, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

d.

Het algemeen bestuur

het bestuur van het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2 van deze regeling;

e.

Het dagelijks bestuur

het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2 van deze regeling;

f.

Gedeputeerde staten

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland;

g.

Wsw

de Wet van 11 september 1997, houdende nieuwe regeling inzake sociale werkvoorziening (Wet sociale werkvoorziening);

h.

Wgr

Wet gemeenschappelijke regelingen

i.

De algemeen directeur

de door het dagelijks bestuur benoemde functionaris, die is belast met de dagelijkse leiding van het openbaar lichaam;

j.

Werkplaatsen

de regionale sociale werkplaatsen, gelegen binnen het rechtsgebied van de aan deze regeling deelnemende gemeenten en beheerd door het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2 van deze regeling;

k.

Werknemers

de krachtens artikel 2 van de Wsw in dienst genomen personen;

l.

SW-FTE’s

het totaal aan full equivalente arbeidsplaatsen in SW-verband;

m.

Andere personen

zij die in een werkverband werkzaam zijn, maar geen werknemer zijn, indien zulks naar het oordeel van het dagelijks bestuur, de commissie, genoemd in artikel 23 van deze regeling gehoord, wenselijk is voor het behoud, het herstel of de bevordering van hun arbeidsgeschiktheid;

n.

Personeel

de bij het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2 dezer regeling aangestelde ambtenaren;

o.

Het exploitatiesaldo

het saldo dat overblijft na aftrek van de door de

gemeenten overgedragen middelen uit de integratie-uitkering Sociaal domein bedoeld voor de Wsw en na aftrek van de op basis van artikel 37, a tot en met b, berekende gemeentevergoedingen;

p.

Het onderhandelingsakkoord

het op 13 maart 1998 vastgestelde akkoord tussen het bestuur van het Werkvoorzieningschap Waterland Bedrijven en het bestuur van het Werkvoorzieningschap Zaanstreek inzake de onderlinge financiële verhouding met betrekking tot exploitatieresultaten;

q.

De commissie

de commissie, genoemd in artikel 23;

r.

Administrateur

de functionaris die verantwoordelijk is voor de financiële administratie en kasbeheer;

s.

Personele BV

de besloten vennootschap die ter aanvulling op “n” personeel in dienst neemt naar gebruikelijk burgerlijk recht en detacheert bij de Wgr.

 

Artikel 2

Er is een openbaar lichaam genaamd: het Werkvoorzieningschap Zaanstreek-Waterland. Dit openbaar lichaam is gevestigd te Zaanstad.

 

Artikel 3

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 lid 2 van de Wsw dragen de gemeentebesturen aan het openbaar lichaam hun bevoegdheden over ter zake van de in artikel 4 van deze regeling genoemde taken.

 

II DOELOMSCHRIJVING

Artikel 4

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft tot doel door middel van de uitvoering van de Wsw te voorzien in arbeid al dan niet onder aangepaste omstandigheden, die zoveel mogelijk gericht is op behoud, herstel dan wel bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van die personen, die tot het verrichten van arbeid in staat zijn, doch voor wie in belangrijke mate ten gevolge van bij hen gelegen factoren, gelegenheid om onder normale omstandigheden arbeid te verrichten niet of voorshands niet aanwezig is, een en ander mede met het oog op het kunnen verrichten van arbeid onder normale omstandigheden.

  • 2.

    Het openbaar lichaam neemt deel in, dan wel richt eigen organisaties in, die andere personen, niet zijnde in het kader van de nWsw, op commerciële wijze reïntegreren dan wel detacheren of begeleiden met het oog op plaatsing op de reguliere arbeidsmarkt.

     

    Hoofdstuk II ORGANEN

     

Artikel 5

Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit:

  • a.

    Een algemeen bestuur;

  • b.

    Een dagelijks bestuur;

  • c.

    Een voorzitter;

     

Artikel 6

  • 1.

    Aan het hoofd van het lichaam staat een algemeen bestuur.

  • 2.

    De raden der gemeenten wijzen uit de colleges van burgemeester en wethouders één lid en een plaatsvervanger aan voor het algemeen bestuur. Van elke wijziging wordt terstond mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 3.

    Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter met dien verstande dat deze telkens voor een periode van twee jaren wordt benoemd en de keuze van de voorzitter zich beperkt tot het door de gemeente Zaanstad of Purmerend aangewezen lid. In het eerste jaar van het lichaam is de keuze van de voorzitter beperkt tot het door Purmerend aangewezen lid en in het derde jaar tot die van Zaanstad. In de daarop volgende jaren vindt de vervulling van het voorzitterschap plaats in dezelfde volgorde.

  • 4.

    Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden tevens een vice-voorzitter waarvan de keuze is beperkt uit het lid van Zaanstad voor het eerste jaar en uit het lid van Purmerend voor het derde jaar. In de daaropvolgende jaren vindt de vervulling plaats in dezelfde volgorde.

     

Artikel 7

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad.

  • 2.

    De aanwijzing van het lid van het algemeen bestuur geschiedt telkens in de vergadering waarin de laatste wethouder wordt benoemd.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling voor de eerste maal bijeenkomt.

     

Artikel 8

1.Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt, behalve door het verstrijken van de termijn genoemd in artikel 7 van de regeling, eveneens wanneer:

  • a.

    Het betrokken lid ontslag neemst;

  • b.

    Een gemeente, welke het lid heeft benoemd, uittreedt;

  • c.

    Een raad een ander lid in de plaats van het door hem benoemde lid benoemt;

  • d.

    Het betrokken lid geen deel meer uitmaakt van het gemeentebestuur dat hij vertegenwoordigt.

2 Indien een lid van het algemeen bestuur het vertrouwen van de raad, die hem als zodanig heeft aangewezen, niet meer bezit, heeft die raad de bevoegdheid dit lid ontslag te verlenen. In dit geval is het bepaalde in de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

3 Een bestuurslid dat ontslag heeft aangevraagd, blijft zijn functie vervullen totdat in zijn opvolging is voorzien. Een bestuurslid dat ter vervulling van een tussentijdse opengevallen plaats is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden.

 

Artikel 9

  • 1.

    Indien tussentijds een plaats van een lid in het algemeen bestuur openvalt, wijst de gemeenteraad die het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering of indien dit niet mogelijk is ten spoedigste, doch binnen drie maanden, daarna een nieuw lid aan.

  • 2.

    Hij die geen lid meer is van het algemeen bestuur houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

     

Artikel 10

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur mag:

  • a.

    niet als advocaat, procureur, gemachtigde of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van het openbaar lichaam of ten behoeve van het bestuur van het openbaar lichaam in geschillen.

  • b.

    Niet als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het aangaan van overeenkomsten als bedoeld in het 1e lid, sub c van dit artikel.

  • c.

    Rechtstreeks noch middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

    • 1e

      het aannemen van werk ten behoeve van het openbaar lichaam;

    • 2e

      het buiten dienstbetrekking tegen beloning doen van verrichtingen ten behoeve van het openbaar lichaam;

    • 3e

      het doen van leveranties aan het openbaar lichaam;

    • 4e

      het verhuren van enig goed, met uitzondering van onroerende zaken;

    • 5e

      het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van het openbaar lichaam

    • 6e

      het van het openbaar lichaam onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    • 7e

      het onderhands huren of pachten van het openbaar lichaam

  • d.

    geen gesalarieerde betrekking bij het openbaar lichaam vervullen;

  • 2.

    Van het bepaalde in het eerste lid onder c kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3.

    Wanneer is gehandeld in strijd met het eerste lid, is artikel X8, eerste tot en met vijfde lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 11

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en de vice-voorzitter van het algemeen bestuur alsmede twee andere door en uit het algemeen bestuur te benoemen leden.

  • 2.

    De voorzitter en vice-voorzitter van het algemeen bestuur zijn tevens voorzitter en vice-voorzitter van het dagelijks bestuur. De twee andere leden worden benoemd op basis van het aantal geplaatste personen bij het Werkvoorzieningschap Zaanstreek-Waterland op 1 juli voorafgaande aan het jaar van aftreden van de gemeenteraden.

     

Artikel 12

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst in zijn eerste vergadering van elke zittingsperiode de leden van het dagelijks bestuur aan.

  • 2.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur openvalt benoemt het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid. Gaat het openvallen van een plaats gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur dan kan het algemeen bestuur het kiezen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitstellen totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur weer zal zijn bezet.

  • 3.

    Hij die tussentijds ontslag neemt als lid van het dagelijks bestuur blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger is benoemd.

     

Artikel 13

Het algemeen bestuur kan deskundigen benoemen die het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur in hun werkzaamheden bijstaat. Deze deskundigen hebben slechts een adviserende bevoegdheid.

 

Artikel 14

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur, van het dagelijks bestuur, deskundigen als bedoeld in artikel 13 alsmede leden van de commissies als bedoeld in artikel 23 en 24 kunnen, indien het algemeen bestuur daartoe besluit, vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de vergoeding en tegemoetkoming wordt het gestelde in artikel 21 van de Wgr in acht genomen.

     

    Hoofdstuk III VERGADERINGEN

     

Artikel 15

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt.

  • 2.

    De voorzitter bepaalt plaats, datum en uur van de vergadering, waarbij deze tenminste acht dagen van tevoren in de gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze ter openbare kennis wordt gebracht;

  • 3.

    De voorzitter is voorts gehouden binnen 14 dagen het algemeen bestuur bijeen te roepen wanneer ten minste één vijfde van het zitting hebbende aantal leden daarom, onder opgave van redenen, schriftelijk verzoekt. De vergadering wordt uiterlijk binnen drie weken na het verstrijken van voornoemde termijn gehouden.

  • 4.

    Na aanwijzing van de leden door de raden als bedoeld in artikel 6 lid 2 komt het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden, in eerste vergadering bijeen.

     

Artikel 16

  • 1.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur worden in het openbaar gehouden. De deuren worden gesloten, wanneer dat door ten minste een derde van het aantal aanwezige leden wordt gevorderd of de voorzitter dat nodig oordeelt. De vergadering beslist of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. In een besloten vergadering kan het algemeen bestuur besluiten nemen inzake de behandelde punten met inachtneming van hetgeen in het tweede en derde lid van dit artikel is bepaald.

  • 2.

    In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen over:

    • a.

      de begroting

    • a.

      de begrotingswijzigingen

    • b.

      de rekening.

  • 3.

    In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen over:

    • a.

      het doen van een uitgaaf, voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij de uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd,

    • b.

      rekening-courant overeenkomsten;

    • c.

      het vervreemden, bezwaren of onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van eigendommen van het lichaam,

    • d.

      het onderhands aanbesteden van werken en/of leveranties.

  • 4.

    Met betrekking tot het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de WGR van overeenkomstige toepassing.

     

Artikel 17

  • 1.

    Wanneer na opening van de vergadering onverhoopt krachtens de presentielijst blijkt, dat het quorum niet aanwezig is op het in de agenda vermelde tijdstip, de voorzitter op voorhand een nieuwe vergadering uitschrijft die gehouden zal worden tien minuten na het in de agenda vermelde tijdstip. Verder sluit de voorzitter terstond de vergadering.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid geopende en gesloten vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

     

Artikel 18

  • 1.

    Elk lid heeft één stem, met uitzondering van de deskundigen genoemd in artikel 13, die een raadgevende stem hebben.

  • 2.

    Besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen van de aanwezige leden.

  • 3.

    Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, wordt gestemd met gesloten en ongetekende briefjes. Indien bij het nemen van een besluit over een zaak door geen der leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Indien bij een stemming blanco briefjes zijn ingediend, worden deze bij het bepalen van de volstrekte meerderheid niet in aanmerking genomen.

  • 4.

    De bestuursleden onthouden zich van medestemmen over zaken, benoemingen, schorsingen en ontslagen inbegrepen, die hen, hun echtgenoten of hun bloed- of aanverwachten, tot de derde graad ingesloten, persoonlijk aangaan of waarin zij als gelastigden zijn betrokken.

  • 5.

    Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit uitgesteld tot de volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. In deze, alsmede in een voltallige vergadering, wordt bij staking van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. Bij staking van stemmen over het benoemen van personen wordt een herstemming gehouden; indien bij deze herstemming de stemmen wederom staken beslist terstond het lot. Een benoeming wordt geacht iemand persoonlijk aan te gaan, wanneer hij behoort tot die personen, tot welke de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

 

Artikel 19

De bepalingen van artikel 18 van deze regeling zijn van overeenkomstige toepassing op de vergadering van het dagelijks bestuur, met dien verstande dat bij staking van stemmen, na herstemming de voorzitter beslist.

 

Hoofdstuk IV

I.BEVOEGDHEDEN DER ORGANEN

 

Artikel 20

  • 1.

    Tot taak van het algemeen bestuur behoort:

    • a.

      het uitvoeren van taken en bevoegdheden die door de deelnemende gemeenten op grond van artikel 3 van deze regeling aan het openbaar lichaam zijn overgedragen.

    • a.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen en reglementen;

    • a.

      het vaststellen van de begroting en de begrotingswijzigingen en het vaststellen van de rekening;

    • b.

      het vaststellen van de jaarlijkse, door de deelnemende gemeenten te betalen, bijdragen en het bepalen van de door elk der deelnemende gemeenten te betalen voorschotten als bedoeld in artikel 38 van deze regeling;

    • c.

      het stellen van regelen voor het financieel beheer, de boekhouding en de administratie van het lichaam;

    • d.

      het zonodig instellen van commissies;

    • e.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van de secretaris en de plaatsvervangend secretaris;

    • f.

      het vaststellen van een reglement van orde, als bedoeld in artikel 24 van deze regeling.

  • 2.

    Onverminderd het in het vorig lid bepaalde, worden de aan de gemeentebesturen toegekende bevoegdheden van regeling en bestuur, welke nodig zijn voor de in artikel 4 dezer regeling omschreven taak, toegekend aan respectievelijk het algemeen- en het dagelijks bestuur, waarbij de verdeling van de bevoegdheden gelijk is aan die, zoals die verdeling in de gemeentewet is of zal worden geregeld voor de raad en het college van burgemeester en wethouders.

     

Artikel 21

  • 1.

    Tot de taak van het dagelijks bestuur behoort:

    • a.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur en het verrichten van andere werkzaamheden die het voor de goede gang van zaken nodig oordeelt, of die door het algemeen bestuur worden opgedragen;

    • a.

      het voorbereiden, voor zover zulks niet aan anderen is opgedragen, van al hetgeen in het algemeen bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden gebracht;

    • b.

      het hetzij op verzoek, hetzij uit eigen beweging, advies uitbrengen aan het algemeen bestuur of aan de colleges van burgemeester en wethouders, respectievelijk aan de raden der gemeenten, over zaken die het lichaam betreffen;

    • c.

      het nemen van conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen wat nodig is ter voorkoming van verlies of verjaring van recht of bezit;

    • d.

      het beheer van inkomsten en uitgaven van het lichaam;

    • e.

      het benoemen en ontslaan van het personeel van het lichaam;

    • f.

      het vaststellen van voorwaarden en instructies, waaronder het personeel werkzaam zal zijn;

    • g.

      het vaststellen van de voorwaarden en de instructies waaronder de werknemers werkzaam zullen zijn;

    • h.

      het vaststellen van voorwaarden en instructies waaronder personen die niet onder de werking van de Wsw vallen werkzaam zullen zijn;

    • i.

      het bepalen van voorwaarden inzake het in dienst nemen van werknemers die niet in aan deze regeling deelnemende gemeenten wonen;

    • j.

      het stellen van voorwaarden en het bepalen van de vergoeding welke een bedrijfsvereniging dient te geven voor de plaatsing van een WAO-verzekerde met inachtneming van de door de minister van sociale zaken en werkgelegenheid gegeven voorschriften;

    • k.

      de bevoegdheid privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

  • 2.

    Met inachtneming van het in artikel 20, tweede lid dezer regeling bepaalde, behoort al hetgeen hiervoor niet is genoemd tot de competentie van het algemeen bestuur.

Artikel 22

  • 1

     

    • a.

      De leden van het dagelijks bestuur zijn gezamenlijk en ieder afzonderlijk het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid en zijn gehouden binnen een door het algemeen bestuur of door één of meer leden daarvan te stellen termijn de gevraagde inlichtingen te verstrekken en kunnen ter zake door het algemeen bestuur ter verantwoording worden geroepen.

    • b.

      De wijze waarop de verantwoording over het gevoerde beleid plaatsvindt wordt bepaald in het Reglement van Orde voor de vergadering van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is met inachtneming van het bepaalde in artikel 16, lid 5 van de Wet gemeenschappelijke regelingen gehouden aan de raad die dit lid heeft aangewezen de door één of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen te verstrekken volgens de regels welke in de onderscheiden gemeenten voor binnen-gemeentelijke informatie en verantwoordingswijzen gelden.

  • 3.

    Het algemeen- en het dagelijks bestuur zijn ieder voor zich gehouden schriftelijk en binnen een redelijke termijn aan de raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen te verstrekken.

  • 4.

    Het algemeen- en dagelijks bestuur zijn ieder voor zich verplicht op verzoek van gedeputeerde staten en/of de gemeentebesturen van bericht en raad te dienen omtrent alle zaken welke deze regeling betreffen. Zij zijn bevoegd ongevraagd aan de gemeentebesturen advies te geven of voorstellen te doen welke zij in verband met deze regeling nodig achten.

     

II. COMMISSIES

Artikel 23

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan, met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, commissies instellen.

  • 2.

    De bevoegdheden, samenstelling en werkkring van deze commissies worden bij huishoudelijk reglement geregeld.

  • 3.

    De voorzitter van een commissie, of diens plaatsvervanger, voorzover niet lid zijnde van het algemeen bestuur, kan als adviserend lid zitting hebben in het algemeen bestuur.

     

III. REGLEMENT VAN ORDE

Artikel 24

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast.

  • 2.

    Dit reglement mag geen bepalingen bevatten, welke in strijd zijn met deze regeling.

  • 3.

    Het reglement van orde alsmede iedere eventuele wijziging daarvan, wordt door het dagelijks bestuur zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van gedeputeerde staten en van de gemeentebesturen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan voor haar vergaderingen een reglement van orde vaststellen dat ter kennis wordt gebracht van het algemeen bestuur.

     

Hoofdstuk V

I.DE VOORZITTER

Artikel 25

  • 1.

    De voorzitter leidt de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Hij is bevoegd, wanneer de orde in de openbare vergadering op enigerlei wijze door de toehoorders wordt verstoord, hen die dit doen, of alle toehoorders te doen vertrekken.

3, De voorzitter kan in spoedeisende gevallen zelfstandig beslissingen nemen.

4.Van deze beslissingen legt hij in de eerstvolgende vergadering van het dagelijks, c.q. het algemeen bestuur, rekening en verantwoording af.

 

Artikel 26

  • 1.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte;

  • 2.

    Hij kan deze bevoegdheid overdragen aan de algemeen directeur of een door hem aan te wijzen gemachtigde.

  • 3.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding of bij een buitengerechtelijke rechtshandeling waarbij het openbaar lichaam is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur die bevoegdheid uit. Lid 2 van dit artikel blijft van overeenkomstige toepassing.

     

Artikel 27

De voorzitter ondertekent alle stukken, uitgaande van het algemeen- en het dagelijks bestuur.

 

Artikel 28

  • 1.

    Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door de vice-voorzitter.

  • 2.

    De artikelen 25, 26 en 27 van deze regeling zijn op hem van overeenkomstige toepassing.

     

II. DE SECRETARIS

Artikel 29

  • 1.

    Het algemeen bestuur benoemt een secretaris van het Werkvoorzieningschap uit de leden van het dagelijks bestuur en regelt zijn vervanging.

  • 2.

    Alle uitgaande stukken worden mede door hem ondertekend.

  • 3.

    De algemeen directeur regelt de ambtelijke ondersteuning van de secretaris.

     

III. DE ALGEMEEN DIRECTEUR

Artikel 30

  • 1.

    De algemeen directeur is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het lichaam alsmede het functioneren van de daaraan verbonden organisatie en bedrijven.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt een directiestatuut vast, waarin de in lid 1 bedoelde verantwoordelijkheden zijn uitgewerkt in taken en bevoegdheden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de algemeen directeur alsmede de bezoldiging; artikel 31, tweede en derde lid, van deze regeling is op hem van toepassing.

  • 4.

    De algemeen directeur is voor de leiding verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur en is gehouden alle, met betrekking daartoe gevraagde inlichtingen te verstrekken.

     

IV. OVERIG PERSONEEL

Artikel 31

  • 1.

    Het lichaam kan, met inachtneming van het in de artikelen 20 en 21 van deze regeling bepaalde naast de algemeen directeur, ander personeel in dienst nemen; alsdan regelt het dagelijks bestuur de taak, de salariëring en de overige rechtspositie van de personeelsleden.

  • 2.

    Met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van het lichaam wordt de rechtspositieregeling van het overige personeel geregeld in het “sociaal begeleidingsplan 2004”, zoals dit bij de fusiedatum is vastgelegd.

  • 3.

    Het lichaam kan een besloten vennootschap oprichten om personeel in dienst te nemen naar gebruikelijk burgerlijk recht. Het dagelijks bestuur regelt de taak, de salariëring en de overige rechtspositie van deze personeelsleden.

     

Hoofdstuk VI

 

I.FINANCIËLE ADMINISTRATIE EN KASBEHEER

 

Artikel 32

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten en met inachtneming van het daaromtrent in de Gemeentewet en in de Wsw bepaalde, een reglement vast ter zake van het geldelijk beheer en de boekhouding van het lichaam.

  • 2.

    Het in het vorig lid bedoelde reglement omvat in elk geval:

  • a.

    het regelen omtrent de wijze waarop de inning van alle inkomsten plaats heeft en de wijze waarop de betalingen geschieden;

  • b.

    regelen omtrent de inrichting van de financiële administratie;

  • c.

    regelen omtrent het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • d.

    regelen omtrent de belegging van kasgelden en reservevorming;

  • e.

    de wijze van fraudeverzekering.

  • 3.

    De deelneming in, dan wel de oprichting van eigen organisaties die op commerciële wijze producten verkopen, direct dan wel indirect gelieerd aan Baanstede, mag niet leiden tot structurele exploitatietekorten die verrekend worden met het exploitatietekort of –overschot voortvloeiend uit de uitvoering van de nWsw.

  • 4.

    Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat voor de raad en voor burgemeester en wethouders respectievelijk het algemeen- en het dagelijks bestuur worden gelezen.

  • 5.

    De in het vorig lid bedoelde controle geschiedt tenminste tweemaal per jaar zonder voorafgaande waarschuwing van de te controleren personen; deze omvat voorts het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening van de administrateur en hetgeen de Wsw ter zake voorschrijft.

     

Artikel 33

Het in het vorig artikel bedoelde reglement mag in geen geval bepalingen bevatten die in strijd zijn met het in deze gemeenschappelijke regeling bepaalde.

 

Artikel 34

  • 1.

    Het dagelijks bestuur wijst de administrateur aan die verantwoordelijk is voor de administratie en het kasbeheer, daarin bijgestaan door comptabel personeel.

  • 2.

    De in lid 1 genoemde administrateur is bij te verwachten, danwel gebleken onregelmatigheden, en/of substantiële te verwachten of werkelijke afwijkingen van exploitatieoverzichten of (mj-)begrotingen verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur en is gehouden alle met betrekking daartoe gevraagde inlichtingen te verstrekken.

  • 3.

    Onverminderd het in artikel 32, tweede lid onder a, dezer regeling bepaalde, zijn voor het doen van betalingen de handtekeningen van de algemeen directeur vereist; voor zover deze betalingen betrekking hebben op geleverde goederen of diensten aan werkverbanden, dienen zij door de functionaris die daarvoor verantwoordelijkheid draagt, voor akkoord te zijn getekend.

  • 4.

    De in lid 1 genoemde functionaris is niet bevoegd om namens het lichaam kwijting te verlenen; deze bevoegdheid ligt bij de algemeen directeur.

     

Artikel 35

Onverminderd het in artikel 32, tweede lid onder d, dezer regeling bepaalde, wordt een voordelig exploitatiesaldo gestort in de bedrijfsreserve, dat door het algemeen bestuur zal worden bestemd.

 

II. GELDMIDDELEN

Artikel 36

De geldmiddelen voor het lichaam worden gevormd door:

  • a.

    de bijdragen van de gemeenten;

  • b.

    de eventuele subsidies van de provincie Noord-Holland en/of anderen;

  • c.

    geldelijke opbrengsten;

  • d.

    eventuele overige baten.

     

Artikel 37

De deelnemende gemeenten verbinden zich als volgt bij te dragen in de kosten van het lichaam:

  • a.

    jaarlijks worden door het algemeen bestuur de kosten vastgesteld, welke aanwijsbaar ten laste komen van een bepaalde gemeente;

  • b.

    het dagelijks bestuur stelt de vergoedingen vast, welke de woongemeente dient te betalen voor de kosten welke zijn verbonden aan de plaatsing en de tewerkstelling van personen met wie geen dienstbetrekking wordt aangegaan volgens de Wsw;

  • c.

    een eventueel nadelig exploitatiesaldo wordt ten laste van de gemeente gebracht op basis van de verdeelsleutel 30/70 waarbij 30% van het nadelig saldo aan de gemeente wordt toegerekend op basis van het aantal inwoners van iedere gemeente per 1 januari van het betreffende boekjaar en 70% van dat saldo op basis van het aantal werknemers (SW-fte’s) van iedere gemeente, eveneens per 1 januari van het betreffende boekjaar.

     

Artikel 38

  • 1.

    De gemeenten verbinden zich bij de aanvang van elk boekjaar aan het lichaam voorschotten te verstrekken, welke voorschotten worden gebaseerd op de begroting met inachtneming van hetgeen in artikel 37 dezer regeling is bepaald. Zo nodig kan het dagelijks bestuur aanvullende voorschotten van de gemeenten verlangen.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 3.

    Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

     

Artikel 39

  • 1.

    Het lichaam kan geldleningen en rekening-courant overeenkomsten aangaan.

  • 2.

    Door hun toetreding zijn de gemeenten garant voor de voldoening van rente en aflossing van de door het lichaam aangegane en te sluiten vaste geldleningen en in rekening-courant opgenomen kredieten, een en ander in verhouding zoals bepaald in artikel 37 lid c. van deze regeling.

     

III. BEGROTING

Artikel 40

1.Het dagelijks bestuur dient jaarlijks vóór 15 april bij het algemeen bestuur een ontwerp van de begroting van het lichaam voor het volgende dienstjaar in.

Het ontwerp van de begroting gaat vergezeld van een memorie van toelichting. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van en de toelichting op de begroting tevens en gelijktijdig toe aan de raden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de gemeentebesturen voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken na de datum van toezending van de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun commentaar doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur is aangeboden, uiterlijk twee weken voor de vergadering van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór of op uiterlijk 1 juli volgend op de datum als genoemd in het eerste lid.

  • 5.

    Nadat de begroting is vastgesteld zendt het dagelijks bestuur deze binnen 14 dagen na datum van vaststelling ter goedkeuring aan gedeputeerde staten (uiterlijk voor 1 augustus van elk jaar) en voorts ter kennisneming aan de raden van de gemeenten, die binnen twee maanden na de datum van toezending, ter zake, gedeputeerde staten schriftelijk van hun commentaar kunnen doen blijken. Van dit commentaar wordt het dagelijks bestuur door toezending van een afschrift daarvan in kennis gesteld.

  • 6.

    Van het besluit van gedeputeerde staten tot goedkeuring van of tot onthouding van de begroting geeft het dagelijks bestuur binnen een maand kennis aan de raden der deelnemende gemeenten.

  • 7.

    Het bepaalde in de leden 2, 3, 5 en 6 van dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

     

Artikel 41

  • 1.

    Jaarlijks vóór of uiterlijk op 15 april dient het dagelijks bestuur bij het algemeen bestuur een verantwoording in van het over het afgelopen dienstjaar gevoerde beheer, zulks onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden en een voorlopige berekening van de door de gemeenten te betalen bijdragen als bedoeld in artikel 42 dezer regeling. Het voegt daarbij een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid der rekening, ingesteld door de krachtens artikel 213 lid 2 van de Gemeentewet aangewezen deskundige, als bedoeld in artikel 32, derde lid dezer regeling.

    Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van de rekening tevens en gelijktijdig toe aan de raden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken na de datum van toezending van de ontwerprekening het dagelijks bestuur van hun commentaar doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de ontvangen commentaren bij de rekening en biedt deze ter voorlopige vaststelling aan.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening vast vóór of uiterlijk 1 juli volgend op de datum genoemd in het eerste lid.

  • 4.

    Nadat de rekening door het algemeen bestuur is vastgesteld, wordt deze binnen 14 dagen door het dagelijks bestuur ter kennisneming aangeboden aan gedeputeerde staten (uiterlijk voor 15 juli van elk jaar) en voorts zo nodig ter kennisneming aan de raden van de gemeenten, die binnen twee maanden na de datum van toezending schriftelijk van hun commentaar doen blijken. Van dit commentaar wordt het dagelijks bestuur door toezending van een afschrift daarvan in kennis gesteld.

  • 5.

    Het besluit van het algemeen bestuur, houdende de vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur, de in artikel 34 lid 1 genoemde functionaris en degene die voorts eventueel met comptabele administratie is belast tot décharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden.

     

Artikel 42

  • 1.

    Na de vaststelling der rekening over enig boekjaar betalen de gemeentebesturen binnen 1 maand de bijdrage welke zij ingevolge artikel 37 dezer regeling verschuldigd zijn.

  • 2.

    Blijkens tussentijdse rapportages kan het dagelijks bestuur gedurende het boekjaar per kwartaal achteraf, bevoorschotting verzoeken aan de gemeentebesturen.

  • 3.

    Indien het verstrekte voorschot het totaalbedrag der bovenbedoelde bijdragen te boven gaat, zorgt het dagelijks bestuur binnen 1 maand na vaststelling der rekening voor terugbetaling van het teveel gestorte bedrag.

     

IV ARCHIEF

Artikel 43

  • 1.

    Ten aanzien van de zorg en het beheer van de archiefbestanden van het lichaam, alsmede ten aanzien van het toezicht op het beheer, zijn de Archiefwet van 1995 en de voorschriften van de gemeente Zaanstad van toepassing.

  • 2.

    Als beheerseenheden worden aangemerkt de door het dagelijks bestuur als zodanig aangewezen organisatieonderdelen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur wijst een deskundige aan, die toezicht houdt op het beheer van de archiefbestanden.

  • 4.

    Het bestuur wijst een archiefbewaarplaats aan.

     

Hoofdstuk VII

I . DUUR VAN DE REGELING EN BEKENDMAKING

 

Artikel 44

  • 1.

    Deze regeling wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.

  • 2.

    Het gemeentebestuur van de gemeente Zaanstad draagt zorg voor de toezending van de regeling aan Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Het gemeentebestuur van de gemeente Zaanstad maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die van haar bekendmaking in de Staatscourant.

  • 5.

    Het tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

  • 6.

    Het gemeentebestuur van de deelnemende gemeenten dragen zorg voor opname van de regeling in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wgr.

     

II. TOETREDING EN UITTREDING VAN DEELNEMENDE GEMEENTEN

Artikel 45

  • 1.

    Na verkregen toestemming van het algemeen bestuur kunnen andere gemeenten tot deze regeling toetreden.

  • 2.

    In geval van toetreding van één of meer gemeenten stelt het algemeen bestuur, zulks in overleg met de raad of de raden van de toetredende gemeente of gemeenten, vóór het tijdstip van toetreding een regeling vast met betrekking tot de bestuurlijk organisatorische en financiële gevolgen van die toetreding. Naast evenbedoelde regeling kunnen door het algemeen bestuur aan de toetreding eventueel ook andere voorwaarden worden verbonden.

  • 3.

    Behoudens het onder het eerste lid van dit artikel bepaalde en met inachtneming van hetgeen in het tweede lid is gesteld, geschiedt de toetreding door een besluit van de raad.

     

Artikel 46

  • 1.

    Uittreding van één of meer gemeenten kan slechts geschieden per 1 januari van een kalenderjaar, indien het voornemen daartoe tenminste drie jaar tevoren bij aangetekend schrijven aan het algemeen bestuur is kenbaar gemaakt.

  • 2.

    Bij de kennisgeving als bedoeld in het vorige lid dient de vereiste goedkeuring van Gedeputeerde Staten van de voorgenomen uittreding te worden overlegd.

  • 3.

    In geval van uittreding stelt het algemeen bestuur, tenminste één jaar voor het tijdstip van uittreding, zulks in overleg met de raad of de raden van de uittredende gemeente of gemeenten, een voor die gemeente of gemeenten bindende regeling vast ter zake de financiële gevolgen van die uittreding.

  • 4.

    Indien in het algemeen bestuur tenminste één jaar voor het tijdstip van uittreding geen volstrekte meerderheid voor een regeling als bedoeld in het voorgaande lid, kan worden bereikt, wordt geacht een geschil te bestaan als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5.

    De uittreding komt tot stand, nadat de uittredende gemeente of –gemeenten aan haar of hun verplichtingen hebben voldaan.

     

III. WIJZIGING EN OPHEFFING VAN DE REGELING

Artikel 47

Wanneer een of meer gemeenten van de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten tengevolge van een gemeentelijke herindeling is/zijn opgeheven, treedt/treden de gemeente(n), die krachtens de betreffende regeling geacht wordt/worden aan deze regeling deel te nemen, voor wat betreft de uit deze regeling voortvloeiende rechten en verplichtingen in haar plaats.

 

Artikel 48

  • 1.

    Voor wijziging of opheffing van deze regeling zijn de besluiten nodig van de raden van tenminste 2/3 der deelnemende gemeenten, het algemeen bestuur gehoord.

  • 2.

    De aldus tot stand gekomen wijzigingen zijn bindend voor alle deelnemende gemeenten. Onder verwijzing wordt in dit verband mede verstaan de aanvulling met en de schrapping van woorden en bepalingen.

  • 3.

    Voorstellen tot wijziging of opheffing van de regeling kunnen uitgaan van het algemeen bestuur of van de raden van één of meer der deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Ten aanzien van de besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling is het bepaalde in artikel 44 derde tot en met vijfde lid der regeling van overeenkomstige toepassing.

     

Artikel 49

  • 1.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het algemeen bestuur een liquidatieplan op dat voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemende gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze. Daarbij kan worden afgeweken van de bepalingen van deze regeling.

  • 2.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de gemeentebesturen gehoord, vastgesteld.

  • 3.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de financiële gevolgen, welke de opheffing voor het personeel heeft.

  • 4.

    Indien zulks noodzakelijk is, blijft het algemeen bestuur in functie na het tijdstip der opheffing, totdat de liquidatie is beëindigd.

     

Artikel 50

Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling Werkvoorzieningschap Zaanstreek-Waterland”.

 

Artikel 51

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die van haar opname in de registers als bedoeld in artikel 27, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Artikel 52

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wgr de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, leggen partijen het geschil om advies voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt advies uit aan het algemeen bestuur over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

     

Naar boven