Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 14 december 2015, nr. IENM/BSK-2015/244270, tot wijziging van de Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer in verband met de indexering voor het jaar 2016

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 81, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 1a van de Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 2,95’ vervangen door: € 2,97.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 2,17’ vervangen door: € 2,18.

3. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 6,00’ vervangen door: € 6,04.

4. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘€ 2,73’ vervangen door: € 2,75.

5. In het derde lid wordt ‘€ 40,65’ vervangen door: € 40,93.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2015, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatcourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer (hierna: de regeling) in verband met de verwachte kostenontwikkeling. Hiertoe worden de in de regeling vastgestelde maximumtarieven aangepast.

Indexering tarieven

Jaarlijks vindt er een indexering van de vervoerstarieven plaats. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft per brief van 22 mei 20111 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer aangegeven dat voor de indexering na 2013 de Samengestelde OV-index zal worden toegepast. Voor het jaar 2016 wordt hierbij aangesloten door van deze Samengestelde OV-index gebruik te maken voor het bepalen van de nieuwe maximumtarieven. De Samengestelde OV-index bestaat uit een indicator voor de te verwachten loonkostenstijging, een schatting van de algemene prijsontwikkeling en een energie-index voor de ontwikkeling van de energiekosten van voertuigen. De te verwachten loonkostenstijging betreft een schatting van de loonvoet marktsector (wegingsfactor 65%). De schatting van de algemene prijsontwikkeling betreft de prijsmutatie van de netto materiële overheidsconsumptie (wegingsfactor 27,8%). De prijsmutatie van brandstof heeft een wegingsfactor van 7,2%. Voor de gegevens wordt gebruik gemaakt van de Macro Economische Verkenningen en gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De verwachte stijging van de loonvoet marktsector bedraagt 0,80%. De prognose voor de stijging van de materiële overheidsconsumptie is 0,90%. De ontwikkeling van de prijs van dieselolie aan de pomp is -1,07%. Gecombineerd met de wegingsfactoren levert dit een Samengestelde OV-index voor 2016 op van 0,69%.

De maximumtarieven zoals genoemd in artikel 1a, eerste lid, onderdeel c en tweede lid, onderdeel c, blijven door de indexering ongewijzigd. De overige bedragen zijn gewijzigd.

Administratieve lasten

Als taxiondernemers op basis van de nieuwe (geïndexeerde) maximumtarieven kiezen voor het aanpassen van hun tarieven, kan dit administratieve lasten tot gevolg hebben. De (administratieve) lasten hangen samen met de volgende handelingen:

  • (laten) aanpassen van de taxameter;

  • downloaden, printen en invullen van nieuwe tariefkaarten;

  • vervangen van tariefkaarten binnen en buiten het taxivoertuig.

De eenmalige (administratieve) lasten die samenhangen met de aanpassing van de taxameters komen overeen met: 30.000 taxi’s x 0,25 uur x € 28 = € 210.000. De eenmalige (administratieve) lasten die samenhangen met de nieuwe tariefkaarten komen overeen met: 30.000 taxi’s x 0,5 uur x € 28 = € 420.000. Als alle taxiondernemingen deze handelingen verrichten komen de totale (administratieve) lasten overeen met € 635.000. Per taxivoertuig zou dit neerkomen op € 26,25. De feitelijke lasten kunnen lager uitvallen omdat het mogelijk is dat in de praktijk niet alle taxiondernemers de (geïndexeerde) maximumtarieven doorberekenen.

Consultatie

Het concept van onderhavige regeling is conform artikel 106 van de Wet personenvervoer 2000 ter consultatie voorgelegd aan de sector. Op de conceptregeling zijn vijf inhoudelijke reacties binnengekomen. De reacties zijn afkomstig van drie taxivervoerders en twee brancheorganisaties.

De meeste reacties geven aan dat de zogenoemde NEA-index beter aansluit bij de kostenontwikkeling in de taxibranche dan de gehanteerde Samengestelde OV-index. De kostenstijging in de taxibranche is hoger dan 0,69%, volgend uit de Samengestelde OV-index. De wijze van indexering is onderwerp van de evaluatie van de tariefstructuur, die in oktober 2015 is gestart. De resultaten worden in maart 2016 verwacht. Tot die tijd wordt vastgehouden aan indexering volgens de Samengestelde OV-index. De reacties leidden dan ook niet tot aanpassing van de ontwerpregeling.

Evaluatie

In het najaar van 2014 en het voorjaar van 2015 heeft een evaluatie van het taxibeleid en de taxiregelgeving plaatsgevonden. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft de Tweede Kamer bij brief van 5 mei 20152 over de uitkomsten van die evaluatie geïnformeerd. In deze brief is een evaluatie van de tariefstructuur aangekondigd. De evaluatie is in oktober 2015 gestart. De wijze van indexering is een onderdeel van het onderzoek. De resultaten worden medio 2016 verwacht en zullen worden betrokken bij de vaststelling van de tarieven voor 2017.

Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. De regeling wordt niet twee maanden voor inwerkingtreding gepubliceerd in de Staatscourant, zoals wordt voorgeschreven door het overheidsbeleid met betrekking tot de vaste verandermomenten. De reden hiervoor is dat het percentage waarmee de nieuwe tarieven worden berekend pas later in het jaar beschikbaar is en er vervolgens een consultatie plaats moet vinden. Om toch tijdig de nieuwe tarieven te kunnen toepassen wordt voorzien in inwerkingtreding op 1 januari 2016. Hiermee worden aanmerkelijke ongewenste private nadelen voor de sector voorkomen. Op grond van de Aanwijzingen voor de regelgeving rechtvaardigt dit een uitzondering op de vaste verandermomenten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/2011, 31 521, nr. 60.

X Noot
2

Kamerstukken II 2014/15, 31 521, nr. 88.

Naar boven