DE COLLEGES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTEN ALPHEN AAN DEN RIJN, BODEGRAVEN-REEUWIJK en LEIDERDORP voor zover het zijn bevoegdheden betreft,
Logo Alphen aan den Rijn
 
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de verleende toestemming door de gemeenteraden van Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk en Leiderdorp;
Overwegende dat samenwerking door het maken van afspraken over programmering, planning, kwaliteit en het ter beschikking stellen van middelen ten behoeve van de realisatie van de doelen uit de Transformatievisie Oude Rijnzone en de Samenwerkingsovereenkomst Oude Rijnzone meerwaarde oplevert;
BESLUITEN;
Tot het treffen van de navolgende gemeenschappelijke regeling tot vorming van een Bedrijfsvoeringsorganisatie genaamd: De Oude Rijnzone.
Gemeenschappelijke Regeling Oude Rijnzone
Inhoudsopgave:
De regeling kent de navolgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen
Hoofdstuk 2: Algemene bepalingen
Hoofdstuk 3: Bestuur
Hoofdstuk 4: Voorzitter
Hoofdstuk 5: Adviseurs
Hoofdstuk 6: Secretaris
Hoofdstuk 7: Archief
Hoofdstuk 8: Financiering en Programmering
Hoofdstuk 9: Regionaal Investeringsfonds
Hoofdstuk 10: Financiële bepalingen inzake de interne organisatie
Hoofdstuk 11: Geschillenregeling
Hoofdstuk 12: wijziging en opheffing
Hoofdstuk 13: Duur van de regeling
Hoofdstuk 14: Overgangs- en slotbepalingen
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING OUDE RIJNZONE
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Alphen aan den Rijn en Leiderdorp
hierna genoemd de deelnemers;
ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft,
overwegende dat:
  • a.
    de deelnemers en het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwoude en Zoeterwoude op 27 november 2008 een samenwerkingsovereenkomst
    hebben gesloten met als doel het realiseren van een samenhangende
    ontwikkeling en integrale uitvoering van werken, wonen, infrastructuur,
    recreatieve en groen-blauwe structuur, gericht op duurzame ruimtelijke
    ontwikkeling van het gebied de Oude Rijnzone;
  • b.
    de Stuurgroep Oude Rijnzone, zoals omschreven in de samenwerkings-
    overeenkomst, in haar vergadering van 26 juni 2009 heeft besloten een
    voorstel met een basisbesluit over een meer bindende vorm van
    samenwerking te formuleren om met de gemeenteraden van de deelnemende
    gemeenten en provinciale staten te kunnen bespreken;
  • c.
    de deelnemers een aantal documenten hebben opgesteld die leidend zijn voor
    de uitvoeringsfase, te weten:
    - de Transformatievisie Focus Oude Rijn 2020,
    - het rapport Ruimtelijke Kwaliteit Oude Rijnzone,
    - de bedrijventerreinenstrategie,
    - de integrale Businesscase Oude Rijnzone;
  • d.
    de provinciale staten van Zuid-Holland op 30 mei 2007 de derde partiële herziening streekplan Zuid-Holland Oost Oude Rijnzone hebben vastgesteld;
  • e.
    de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het
    college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland bestuurlijke
    afspraken Randstad Urgent voor de Oude Rijnzone hebben getekend op
    29 oktober 2007;
  • f.
    op 19 juni 2009 door de ministerraad is besloten ten behoeve van de
    ontwikkeling van de Oude Rijnzone Nota Ruimtemiddelen ter beschikking te
    stellen onder voorwaarde van een meer bindende vorm van regionale
    samenwerking;
  • g.
    de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij
    brief van 2 oktober 2009, met kenmerk 2009043819, heeft aangegeven de
    bijdrage Nota Ruimtemiddelen beschikbaar te willen stellen aan de op te
    richten gemeenschappelijke regeling Oude Rijnzone;
  • h.
    bij de evaluatie van 20 november 2014is geconcludeerd dat belangrijke stappen zijn gezet in de transformatie van de Oude Rijnzone;
  • i.
    het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Oude Rijnzone meerdere keren heeft gesproken over de toekomst van de regeling en vanuit de provincie is aangegeven dat, gelet op de bereikte resultaten, de provincie haar rol in de regeling wil wijzigen;
  • j.
    nog slechts sprake is van uitvoerende taken door de Gemeenschappelijke Regeling Oude Rijnzone waarbij geen ruimte meer is voor beleidsmatige keuzes en in zoverre (dus) niet meer resteert dan een beperkte mate van keuzeruimte met het oog op een efficiënte en effectieve uitvoering binnen het belang van de bedrijfsvoering voor de bedrijfsvoeringsorganisatie;
  • k.
    dat (aldus) wordt voldaan aan het criterium voor het wijzigen van de huidige organisatievorm van de Gemeenschappelijke Regeling van een openbaar lichaam met een zware bestuursstructuur (algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter) naar een nieuwe (lichtere) bestuursvorm van een zogenoemde bedrijfsvoeringsorganisatie ex artikel 8, derde lid van de WGR van "een regeling die wordt getroffen uitsluitend ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemers";
  • l.
    de provincie graag als toehoorder betrokken wil blijven;
  • m.
    de provincie betrokken wenst te blijven bij het toewijzen/vrijvallen van middelen, waarvoor de deelnemers hebben aangegeven begrip te hebben;
  • n.
    het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland voornemens is (met terugwerkende kracht) per 1 januari 2015 uit de Gemeenschappelijke Regeling Oude Rijnzone te zullen treden onder de voorwaarden dat:
    • 1.
      de achterblijvende deelnemers de samenwerking voortzetten in de vorm van een
nieuwe / gewijzigde Gemeenschappelijke Regeling waarin de provincie niet meer voorkomt als deelnemer en zorgen voor de verdere uitvoering en afronding van de lopende projecten;
1.de vóór 1 januari 2015 vrijgevallen middelen (onder andere door de brand bij Vliko)
conform de afspraken in het Ontwikkel Strategie Kader primair worden toegekend aan het cluster ‘Bodegraven, wonen en groen’ (Groene afronding van Bodegraven). Verder kunnen de nog niet bestede middelen worden gebruikt voor twee concreet in voorbereiding zijnde projecten (omvorming Informatiecentrum A4 en verplaatsen bedrijvenlocaties en invulling met kleinschalige ontwikkelingen (Werklint Bodegraven);
  • 1.
    indien en zodra alle projecten afgerond zijn, definitieve vereffening tussen de partijen die aan de Gemeenschappelijke Regeling Oude Rijnzone deelnemen en de provincie zal plaatsvinden;
  • 2.
    afspraken worden gemaakt tussen de Gemeenschappelijke Regeling Oude Rijnzone en de provincie over de wijze waarop de provincie ook na uittreding wordt betrokken bij de herallocatie van (financiële) middelen met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen met als uitgangspunt dat g edeputeerde s taten hiertoe een instemmingsrecht krijgen. Deze instemming dient te zijn verkregen voordat het bestuur van de regeling een besluit neemt over een voorstel met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen;
    • o.
      de subsidierelatie tussen de provincie en de Gemeenschappelijke Regeling blijft bestaan, zolang dat past binnen het provinciale beleid en de activiteiten van de Gemeenschappelijke Regeling;
    • p.
      het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude bij brief van 4 november 2014 heeft besloten per 1 januari 2015 uit de Gemeenschappelijke Regeling te treden;
    • q.
      het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Oude Rijnzone bij besluit van 20 november 2014 heeft ingestemd met het uittredingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;
besluiten:
de volgende gemeenschappelijke regeling gewijzigd vast te stellen en aan te gaan:
Artikel 1.
In deze regeling wordt verstaan onder:
  • a.
    de bedrijfsvoeringsorganisatie: de rechtspersoon ex artikel 8, derde lid, van de Wet, genaamd, De Oude Rijnzone;
  • b.
    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;
  • c.
    de Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
  • d.
    de provincie: de provincie Zuid-Holland;
  • e.
    deelnemende gemeente: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende
    gemeente;
  • f.
    de adviseurs: door het algemeen bestuur nader aangewezen publiekrechtelijke
    rechtspersonen;
  • g.
    de Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;
  • h.
    Oude Rijnzone: het gebied ten noorden en ten zuiden van de Oude Rijn tussen de A4
    in het westen en de provinciegrens in het oosten, zoals aangegeven in bijlage I;
  • i.
    het uitvoeringsplan: het uitvoeringsplan zoals beschreven in artikel 17;
  • j.
    Transformatievisie: Transformatievisie Focus Oude Rijn 2020! van maart 2007
  • k.
    Streekplan: De derde partiële herziening Streekplan Zuid-Holland Oost Oude
    Rijnzone van 30 mei 2007;
  • l.
    Rapport Ruimtelijke Kwaliteit: Rapport Ruimtelijke Kwaliteit Oude Rijnzone van
    juli 2007;
  • m.
    Integrale Businesscase: Integrale Business case voor de Oude Rijnzone van
    24 april 2009;
  • n.
    Bedrijventerreinenstrategie: Bedrijventerreinenstrategie Oude Rijnzone - Rijnstreek 2008 - 2020 van april 2009
  • o.
    Regionaal Investeringsfonds: het fonds waarin zowel het ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de provincie Zuid-Hollandals de deelnemers een bijdrage storten ter dekking van het regionale tekort uit de integrale Businesscase;
  • p.
    samenwerkingsovereenkomst: de tussen de deelnemers gesloten
    samenwerkingsovereenkomst op 27 november 2008;
  • q.
    clusters: de clusters zoals bedoeld in de samenwerkingsovereenkomst;
  • r.
    de raden: de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten;
  • s.
    de colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;
  • t.
    deelnemers: gemeenten Alphen aan den Rijn, Bodegraven-Reeuwijk en Leiderdorp.
Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen
Artikel 2. Naam en plaats van vestiging
  • 1.
    Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie, genaamd De Oude Rijnzone.
  • 2.
    De bedrijfsvoeringsorganisatie Oude Rijnzone is gevestigd te Alphen aan den Rijn.
Artikel 3 Doel
Het doel van de bedrijfsvoeringsorganisatie is de (verdere) uitvoering van de reeds geïnitieerde en lopende projecten in overeenstemming met de Transformatievisie en de Samenwerkingsovereenkomst en in overeenstemming met de gemaakte afspraken over programmering, planning, kwaliteit en het ter beschikking stellen van middelen ten behoeve van de realisatie.
Artikel 4 Taken
  • 1.
    De bedrijfsvoeringsorganisatie heeft tot taak het zodanig coördineren, faciliteren, (mede) voorbereiden en (mede) uitvoeren van besluiten van de deelnemers, dat wordt voldaan aan de in artikel 3 omschreven doelstelling. Hiertoe worden onder meer de volgende deeltaken gerekend:
    • a.
      het bewaken van de samenhang tussen de clusters onderling en de integraliteit van die clusters;
    • b.
      de communicatie vanuit en over De Oude Rijnzone met alle betrokkenen en belanghebbenden;
    • c.
      de relatie met en het draagvlak bij maatschappelijke organisaties die belang hebben bij, dan wel van belang zijn voor De Oude Rijnzone;
    • d.
      het aanvragen van subsidies;
    • e.
      het (mede) uitvoeren van onderlinge afspraken ten behoeve van de integrale uitvoering van de Transformatievisie en het maken van afspraken zoals bedoeld in de samenwerkingsovereenkomst, vertaald naar programma, planning, kwaliteit en financiële uitgangspunten;
    • f.
      het conform afspraken van de deelnemers verdelen en beheren van de financiële middelen die gestort zijn in het Regionaal Investeringsfonds, waaronder mede wordt verstaan het uitvoeren van een verordening waarmee het Regionaal Investeringsfonds wordt opgericht.
    • g.
      het opstellen van een uitvoeringsplan als bedoeld in artikel 17;
    • h.
      het monitoren en het bewaken van de voortgang van de door de clusters uit te voeren en uitgevoerde werkzaamheden.
  • 2.
    Tot de taken bedoeld in het eerste lid, kan, indien dit bijdraagt tot de realisatie van de in artikel 3 omschreven doelstelling, tevens worden gerekend het betrekken van een of meer deelnemers bij de uitvoering van een of meerdere van de in het eerste lid genoemde (deel)taken.
Artikel 5 Bevoegdheden
  • 1.
    Aan het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie worden ter vervulling van de in artikel 4 omschreven taken, bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend binnen de grens van artikel 30 van de Wet. Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 behoren in ieder geval tot de bevoegdheden van het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie:
    • a.
      beheren van het Regionaal Investeringsfonds De Oude Rijnzone ten behoeve van het beheren en verdelen van de bijdrage verkregen uit het Nota Ruimte budget van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en ten behoeve van het beheren en verdelen van de bijdragen van de deelnemers in verband met de regionale financieringsopgave zoals bedoeld in de integrale businesscase;
    • b.
      in overleg met één of meerdere deelnemers aanvragen van subsidies.
  • 2.
    Het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie heeft niet de bevoegdheid tot:
    • a.
      oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen;
    • b.
      de vaststelling en uitvoering van planologische maatregelen op grond van de
      Wet ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 3. Bestuur
Artikel 6.Samenstelling, plaatsvervanging
  • 1.
    Het bestuur bestaat uit één lid per deelnemer, waaronder de voorzitter.
  • 2.
    De (plaatsvervangende) leden van het bestuur worden aangewezen door de colleges van de deelnemende gemeenten uit het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente.
  • 3.
    De voorzitter is een lid van het bestuur en hiervoor aangewezen door de leden van het bestuur.
  • 4.
    Artikel 41c, eerste lid, Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op de leden als bedoeld in het tweede lid.
  • 5.
    Het ten aanzien van de leden bepaalde in deze regeling, alsmede in de Wet, is van overeenkomstige toepassing op hun plaatsvervangers.
Artikel 7.Taken en bevoegdheden
  • 1.
    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 behoren aan het bestuur alle bevoegdheden als bedoeld in artikel 5,
  • 2.
    aan het bestuur is opgedragen:
    • a.
      het benoemen, het schorsen en het ontslaan van personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie, al dan niet op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, het aangaan van detacheringsovereenkomsten met betrekking tot personeel in dienst van één of meerdere deelnemers, alsmede het aangaan van dienstverleningsovereenkomsten met één of meerdere deelnemers; een en ander voor zover in deze regeling niet anders is bepaald en met inachtneming van door het bestuur nader te stellen regels.
    • b.
      het betrekken van de provincie inzake de herallocatie van de (financiële) middelen met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen;
    • c.
      het zorgdragen voor de naleving van de financiële verordening zoals deze al is vastgesteld voor De Oude Rijnzone ten behoeve van de organisatie van de financiële administratie en kasbeheer van gemeenschappelijke regeling;
    • d.
      de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding;
    • e.
      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;
    • f.
      het binnen de in artikel 3 genoemde kaders verrichten van al hetgeen dat nodig is om het uitvoeringsplan genoemd in artikel 23 uit te voeren.
  • 3.
    Het bestuur kan daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden mandateren aan de secretaris.
  • 4.
    Het bestuur geeft aan de colleges ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van de door het bestuur verrichte uitvoeringswerkzaamheden nodig zijn.
  • 5.
    De leden van het bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan de colleges verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
  • 6.
    Het reglement van orde voor het bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in het vierde en het vijfde lid bepaalde.
Artikel 8. Zittingsduur, vervanging, ontslag
  • 1.
    De leden, bedoeld in artikel 6, lid 2, worden aangewezen voor een zittingsduur van vier jaar.
  • 2.
    De colleges besluiten in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden en de plaatsvervanger van het bestuur.
  • 3.
    Een lid van het bestuur, waaronder de voorzitter, dat ophoudt lid van het bestuursorgaan te zijn dat hem als lid van het bestuur heeft aangewezen, houdt daarmee tevens op lid van het bestuur te zijn.
  • 4.
    Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen.
  • 5.
    Indien tussentijds een plaats van een lid van het bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het betreffende bestuursorgaan, ten spoedigste, doch in elk geval binnen twee maanden, een nieuw lid aan.
  • 6.
    Van elke aanwijzing of wijziging daarin doet het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente, schriftelijke mededeling aan het bestuur.
Artikel 9. Vergaderfrequentie, stemming
  • 1.
    Het bestuur vergadert tenminste één maal per half jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee andere leden zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken.
  • 2.
    De leden van het bestuur, inclusief de voorzitter, hebben ieder één stem. Besluiten worden bij unanimiteit genomen. Wordt over een voorstel geen stemming gevraagd, dan is het aangenomen.
  • 3.
    In de vergadering van het bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien elk bestuurslid dan wel diens plaatsvervanger aanwezig is en dus elke deelnemer vertegenwoordigd is. Indien een bestuurslid niet aanwezig kan zijn, zal hij een plaatsvervanger regelen zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze regeling.
  • 4.
    De vergaderingen van het bestuur zijn besloten voor zover het bestuur niet anders heeft bepaald.
  • 5.
    Het bestuur stelt een huishoudelijk reglement vast.
Artikel 10. Verantwoording, ontslag, inlichtingen
  • 1.
    Een lid van het bestuur is aan het bestuursorgaan dat hem als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd over de uitoefening van zijn lidmaatschap.
  • 2.
    Een lid van het bestuur kan door het bestuursorgaan, dat hem heeft aangewezen, worden ontslagen .
  • 3.
    Op de procedure van het ontslag van een lid, bedoeld in artikel 6, lid 2, zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
  • 4.
    Onverminderd artikel 16, vijfde lid, van de Wet geeft een lid van het bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden van het bestuursorgaan, die hem als lid heeft aangewezen, gevraagde inlichtingen.
  • 5.
    Over al hetgeen de gemeenschappelijke regeling betreft dient het bestuur de deelnemers desgevraagd van bericht en raad.
Hoofdstuk 4. Voorzitter
Artikel 11. Taken en bevoegdheden
  • 1.
    De voorzitter van het bestuur wordt door het bestuur uit zijn midden aangewezen
  • 2.
    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het bestuur.
  • 3.
    Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door een vicevoorzitter. Het bestuur wijst uit zijn midden meerdere vicevoorzitters aan.
  • 4.
    De stukken die van het bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend.
  • 5.
    De voorzitter vertegenwoordigt de bedrijfsvoeringsorganisatie in en buiten rechte; hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem schriftelijk aan te wijzen gemachtigde opdragen.
Artikel 12. Verantwoording, ontslag, inlichtingen
  • 1.
    De voorzitter is aan het bestuur verantwoording verschuldigd over de uitoefening van zijn taken.
  • 2.
    De voorzitter kan door het bestuur worden ontslagen indien hij het vertrouwen van het bestuur niet meer heeft. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
  • 3.
    De voorzitter kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan het bestuur.
Hoofdstuk 5. Adviseurs
Artikel 13. Adviseurs
  • 1.
    Het bestuur kan derden benoemen tot adviseur.
  • 2.
    De positie van de adviseur(s) zal door het bestuur worden geregeld in het huishoudelijk reglement.
  • 3.
    Leden van de stuurgroep Oude Rijnzone, als bedoeld in de Samenwerkings- overeenkomst, die geen deelnemer zijn aan deze regeling zullen worden benoemd tot adviseur.
Hoofdstuk 6. Secretaris
Artikel 14. Taken en bevoegdheden
  • 1.
    Het bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris.
  • 2.
    De secretaris is secretaris van het bestuur en heeft de leiding over de ambtelijke organisatie.
  • 3.
    Alle stukken die van het bestuur uitgaan worden door hem mede-ondertekend.
  • 4.
    De secretaris staat het bestuur terzijde bij de uitoefening van zijn taak.
  • 5.
    Het bestuur regelt bij verhindering of ontstentenis van de secretaris zijn vervanging.
  • 6.
    De secretaris is geen lid van het bestuur.
Hoofdstuk 7. Archief
Artikel 15.Zorg en beheer
  • 1.
    Het bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen bij deze bedrijfsvoeringsorganisatie ingesteld, overeenkomstig een door het bestuur met inachtneming van de Archiefwet vast te stellen regeling, die aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn moet worden meegedeeld.
  • 2.
    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn oefent toezicht uit op de krachtens het eerste lid aan het bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig het Archiefbesluit, voor zover deze van toepassing is op de organen van de bedrijfsvoeringsvoeringsregeling.
  • 3.
    De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Alphen aan den Rijn..
  • 4.
    De archivaris van de gemeente Alphen aan den Rijn oefent toezicht uit op het in het derde lid genoemde beheer.
  • 5.
    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Alphen aan den Rijn.
  • 6.
    De in het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Alphen aan den Rijn.
Hoofdstuk 8. Financiering en Programmering
Artikel 16. Inhoud en procedure
  • 1.
    Het bestuur stelt jaarlijks een uitvoeringsplan vast, dat als kader geldt voor het door de bedrijfsvoeringsorganisatie uit te voeren beleid binnen het rechtsgebied van deze regeling. In het uitvoeringsplan wordt in ieder geval opgenomen:
    • a.
      de programmering, financiering, planning van van de projecten waaraan een bijdrage uit het Regionaal Investeringsfonds De Oude Rijnzone een bijdrage is toegekend.
    • b.
      het te voeren risicomanagement;
    • c.
      de wijze waarop de periodieke bijstelling van het uitvoeringsplan bij ontwikkelingen plaatsvindt.
    • d.
      een verplichting voor alle deelnemers om zich maximaal in te spannen om alle aanpassingen die nodig zijn op het gebied van de ruimtelijke ordening te bewerkstelligen en tevens alle bezwaar- en beroepsprocedures te zullen uitvoeren die hieruit voortvloeien.
  • 2.
    Leidend voor het uitvoeringsplan zijn de inhoud van:
    • a.
      de Transformatievisie ;
    • b.
      de herziening van het streekplan;
    • c.
      het rapport Ruimtelijke Kwaliteit;
    • d.
      de Integrale Businesscase;
    • e.
      de Bedrijventerreinenstrategie.
  • 3.
    Het uitvoeringsplan beslaat de periode tot 31 december 2019 en wordt jaarlijks geactualiseerd met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde.
  • 4.
    Het concept uitvoeringsplan wordt na opstelling door het bestuur gezonden aan de colleges en de raden. De colleges en de raden kunnen binnen drie maanden hun reacties op het uitvoeringsplan kenbaar maken aan het bestuur. Het bestuur voegt de commentaren waarin deze reactie is vervat, bij het uitvoeringsplan zoals dit aan het bestuur wordt aangeboden. Het bestuur betrekt de reacties bij de vaststelling van het uitvoeringsplan.
Hoofdstuk 9. Regionaal Investeringsfonds
Artikel 17. Regionaal Investeringsfonds
  • 1.
    Het bestuur is bevoegd om het Regionaal Investeringsfonds "De Oude Rijnzone" te beheren.
  • 2.
    Het Regionaal Investeringsfonds, zoals bedoeld in het eerste lid, dient ter financiering van de doelstelling, zoals bedoeld in artikel 3 van deze regeling.
  • 3.
    Het bestuur voert de verordening zoals vastgesteld voor het Regionaal Investeringsfonds uit en past deze aan voor zover de doelstelling van artikel 3 van deze regeling dat vereist. Deze verordening bevat onder meer regels omtrent
    • a.
      de instelling van het Regionaal Investeringsfonds;
    • b.
      de wijze van voeding van het fonds, waarbij
    • i.
      de bijdrage van gemeente Bodegraven-Reeuwijk maximaal
      € 1.1 miljoen bedraagt;
    • ii.
      de bijdrage van de gemeente Alphen aan den Rijn maximaal
      € 4.1 miljoen bedraagt;
    • iii.
      de bijdrage van de gemeente Rijnwoude maximaal
      € 1.1 miljoen bedraagt;
    • iv.
      de bijdrage van de gemeente Leiderdorp maximaal
      € 1.5 miljoen bedraagt;
    • v.
      de bijdrage van de provincie Zuid-Holland maximaal
      € 5.5 miljoen bedraagt;
    • c.
      de procedure van besluitvorming en criteria voor het verlenen van bijdragen uit het fonds.
Hoofdstuk 10. Financiële bepalingen inzake de interne organisatie
Artikel 18.Algemeen
  • 1.
    Het bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
  • 2.
    Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212, 213, 214 en 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 19. Comptabiliteitsvoorschriften
De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenramingen en de rekening worden ingericht overeenkomstig de in en krachtens het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten gestelde regels.
Artikel 20.Begroting
  • 1.
    Het bestuur stelt jaarlijks een ontwerp-begroting op voor het eerstvolgende begrotingsjaar, voorzien van een financiële en beleidsmatige toelichting.
  • 2.
    Het bestuur zendt de ontwerp-begroting voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
  • 3.
    De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de raden voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
  • 4.
    De raden kunnen binnen acht weken na toezending van de ontwerp-begroting het bestuur van hun reacties doen blijken. Het bestuur voegt de commentaren waarin deze reactie is vervat, bij de ontwerp-begroting en betrekt de reacties bij de vaststelling van de begroting.
  • 5.
    Het bestuur stelt de begroting vast voor 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting moet dienen. Na vaststelling wordt de begroting toegezonden aan de raden. De vastgestelde begroting wordt binnen veertien dagen na vaststelling doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, gezonden aan het college van gedeputeerde staten van de provincie.
  • 6.
    De raden kunnen bij het college van gedeputeerde staten van de provincie binnen zes weken hun gevoelen over de vastgestelde begroting doen blijken. De in de vorige volzin bedoelde termijn vangt aan met ingang van de dag na die van de verzending zoals bedoeld in het vijfde lid, tweede volzin.
  • 7.
    Van de beslissing van het college van gedeputeerde staten van de provincie doet het bestuur mededeling aan de raden.
Artikel 21.
1In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemer voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage in de kosten, die voortvloeit uit de gemeenschappelijke regeling. Deze bijdrage wordt als volgt vastgesteld: de gemeenten dragen naar verhouding bij op basis van het inwoneraantal van de gemeenten op 31 december 2009 waarbij voor de gemeente Alphen aan den Rijn het inwoneraantal van de toenmalige gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude wordt aangehouden.
Artikel 22. Jaarrekening
  • 1.
    Van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de baten en lasten van De Oude Rijnzone wordt door het bestuur over het verstreken dienstjaar verantwoording afgelegd aan de raden, onder overlegging van de door of namens de secretaris, overeenkomstig de in artikel 18 lid 1 bedoelde regels, aangeboden jaarrekening met toelichting. Het bestuur voegt daarbij een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de op grond van artikel 18 lid 2, genoemde regelen aangewezen deskundige.
  • 2.
    Het bestuur zendt de voorlopige jaarrekening, inclusief accountantsrapport, voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
  • 3.
    Het bestuur stelt de jaarrekening vast voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft. Van de vaststelling doet het bestuur mededeling aan de colleges.
  • 4.
    De jaarrekening wordt terstond doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, met alle bijbehorende stukken toegezonden aan het college van gedeputeerde staten van de provincie .
  • 5.
    De vaststelling van de jaarrekening ontlast de leden van het bestuur van het daarin verantwoorde financieel beheer, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.
  • 6.
    In de jaarrekening wordt het werkelijke batige of nadelige saldo opgenomen. Het bepaalde in artikel 30 is van overeenkomstige toepassing.
  • 7.
    Het bestuur beslist of een batig saldo van de begroting of rekening van baten en lasten:
    • a.
      geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan reserves; en/of
    • b.
      geheel of gedeeltelijk aan de deelnemers zal worden uitgekeerd.
  • 8.
    Het bestuur beslist of een nadelig saldo van de begroting of jaarrekening van baten en lasten:
    • a.
      geheel of gedeeltelijk ten laste van het volgende dienstjaar zal worden gebracht; en/of
    • b.
      geheel of gedeeltelijk ten laste van bestaande reserves zal worden gebracht: en/of
    • c.
      geheel of gedeeltelijk ten laste van de deelnemers zal worden gebracht.
  • 9.
    Indien er sprake is van een verdeling van enig batig saldo ten gunste van de deelnemers dan wel van enig nadelig saldo ten laste van de deelnemers, geschiedt de verdeling als volgt:
Een nadelig dan wel batig saldo wordt verdeeld naar inwoneraantal van de deelnemende gemeenten op 31 december 2009 waarbij voor de gemeenten Alphen aan den Rijn het inwoneraantal van de toenmalige gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude wordt aangehouden.
Artikel 23. Risicoverdeling deelnemers
Indien aan het bestuur blijkt dat een deelnemende gemeente weigert de uit artikel 21 lid 1 voortvloeiende uitgaven op de gemeentebegroting te zetten, doet het bestuur onverwijld aan het college van gedeputeerde staten van de provincie het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
Artikel 24. Rekening-courantverhouding
  • 1.
    Ter voorziening in de behoefte aan kasgeld en voor het aangaan van leningen wordt door de deelnemer die verantwoordelijk is voor het liquiditeitsbeheer ten behoeve van het openbaar lichaam een rekening-courant opengesteld, zulks onder nader door het algemeen bestuur opgestelde regels.
  • 2.
    De in het eerste lid gecreëerde rekening-courantverhouding laat onverlet dat het openbaar lichaam met bancaire instellingen of met andere deelnemers een rekeningcourantverhouding voor het in het eerste lid genoemde doel kan aangaan.
Hoofdstuk 11. Geschillenregeling
Artikel 25. Geschillen
  • 1.
    Bij een geschil tussen twee of meer deelnemers ten aanzien van aangelegenheden met betrekking tot de uitvoering van deze regeling benoemen de deelnemers die het geschil hebben ieder een adviseur. Deze adviseurs vormen gezamenlijk een college van adviseurs. De benoemde adviseurs kiezen gezamenlijk een onafhankelijke externe voorzitter. Deze voorzitter kan zich laten bijstaan door een secretaris. De adviseurs en de secretaris zijn onafhankelijk. Tot adviseur en secretaris zijn niet benoembaar:
    • a.
      leden van de algemeen en dagelijkse besturen van de bij deze regeling betrokken bestuursorganen, leden van door de bestuursorganen ingestelde adviescommissies;
    • b.
      ambtenaren werkzaam voor of namens een van de partijen die bij het geschil betrokken is.
    • c.
      ambtenaren werkzaam voor of namens de bedrijfsvoeringsorganisatie De Oude Rijnzone.
  • 2.
    Het advies van de commissie is bindend.
Hoofdstuk 12. wijziging en opheffing
Artikel 26.Wijziging
  • 1.
    Het bestuur dan wel de deelnemers kunnen aan het bestuur voorstellen doen voor wijziging van de regeling.
  • 2.
    Indien het bestuur wijzigingen van de regeling wenselijk acht, doet het bestuur voorstel daartoe toekomen aan de colleges.
  • 3.
    Een wijziging van de regeling, met uitzondering van artikel 27, lid 6, is tot stand gekomen wanneer alle in lid 2 bedoelde bestuursorganen van de deelnemers met het voorstel van het bestuur hebben ingestemd. Een voorstel van het bestuur tot wijziging van artikel 27, lid 6, is vastgesteld als de deelnemers unaniem instemmen met de voorgestelde wijziging en de (schriftelijke) instemming van het college van gedeputeerde staten van de provincie is verkregen.
  • 4.
    De wijziging van de regeling treedt in werking terstond nadat de daartoe strekkende besluiten van de colleges zijn ingeschreven in de registers zoals bedoeld in artikel 27 van de Wet en de bekendmaking overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, tweede lid van voornoemde Wet heeft plaatsgevonden.
Artikel 27.Opheffing
  • 1.
    De gemeenschappelijke regeling wordt opgeheven met ingang van de datum zoals bedoeld in artikel 28, na verloop van een verlenging als bedoeld in artikel 28 lid 2 wanneer geen verlengingsbesluit is genomen.
  • 2.
    Het bepaalde in artikel 26, lid 4, is van overeenkomstige toepassing.
  • 3.
    In geval van opheffing van de regeling besluit het bestuur tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling bij unanimiteit worden afgeweken.
  • 4.
    Het liquidatieplan wordt door het bestuur, na raadpleging van de raden van de deelnemers, vastgesteld.
  • 5.
    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling. Voorts voorziet het liquidatieplan in de gevolgen die de opheffing voor het personeel van de gemeenschappelijke regeling heeft.
  • 6.
    Bij een batig saldo van het Regionaal Investeringsfonds op het tijdstip als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van deze regeling, zal het batig saldo worden uitgekeerd aan de deelnemers van het fonds en de provincie Zuid-Holland:
  • 1.
    Uitkering aan de gemeenten zal geschieden naar rato van de inleg in het fonds door de gemeenten;
  • 2.
    Een batig saldo zal voor 58,6 % worden uitgekeerd aan de gemeenten;
  • 3.
    Een batig saldo zal voor 41,4 % worden uitgekeerd aan de provincie Zuid-Holland
  • 7.
    De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven, zo nodig, na het tijdstip van de beëindiging in functie totdat de liquidatie is voltooid.
Hoofdstuk 13. Duur van de regeling
Artikel 28. Duur
  • 1.
    De regeling heeft een looptijd tot en met 31 december 2019 of zoveel eerder als de projecten en overige uitvoeringswerkzaamheden zijn afgerond.
  • 2.
    De deelnemers kunnen beslissen tot verlenging van de regeling van telkens één jaar bij unanimiteit.
Hoofdstuk 14. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 29.Samenwerkingsovereenkomst
  • 1.
    De samenwerkingsovereenkomst, welke de deelnemers op 27 november 2008 zijn aangegaan, blijft gehandhaafd.
  • 2.
    De taken en bevoegdheden van de Stuurgroep, zoals beschreven in de samenwerkingsovereenkomst, is bij het inwerkingtreden van deze regeling overgedragen aan het algemeen bestuur van het Openbaar Lichaam en worden bij de voortzetting van de regeling middels de bedrijfsuitvoeringsorganisatie weer overgedragen aan het bestuur van de bedrijfsuitvoeringsorganisatie.
  • 3.
    De Stuurgroep wordt op datum van inwerkingtreding van deze regeling opgeheven.
  • 4.
    De samenwerkingsovereenkomst maakt integraal onderdeel uit van deze regeling. Waar Stuurgroep staat beschreven moet het bestuur van de gemeenschappelijke regeling worden gelezen.
  • 5.
    Bij onderlinge tegenstrijdigheden prevaleert deze regeling.
Artikel 30. Niet-voorziene gevallen
In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, wordt, voor zover wet- en regelgeving zich daartegen niet verzet, door het bestuur een voorziening getroffen.
Artikel 31. Inwerkingtreding
  • 1.
    De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de inschrijving heeft plaatsgevonden in de registers zoals bedoeld in artikel 27, eerste lid van de Wet en de bekendmaking heeft plaatsgevonden zoals bedoeld in artikel 26, tweede lid van de Wet.
  • 2.
    Het bestuur draagt zorg voor toezending van de gewijzigde regeling aan het college van gedeputeerde staten van de provincie een en ander conform artikel 26, eerste lid van de Wet.
Artikel 32. Citeertitel
De regeling wordt aangehaald als gemeenschappelijke regeling "De Oude Rijnzone".
Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel ‘Gemeenschappelijke Regeling De Oude Rijnzone’.
Burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn,
Besluit d.d. 15 september 2015,
P.W. Jeroense, secretaris.
J.W.E. Spies, burgemeester
Burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk,
Besluit d.d. 25 augustus 2015,
J.G. de Jager, gemeentesecretaris a.i.
C.van der Kamp, burgemeester
Burgemeester en wethouders van Leiderdorp,
Besluit d.d. 8 september 2015,
H.Romeijn , secretaris.
L.M. Driessen-Jansen, burgemeester
Naar boven