Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 september, nr. 2015-0000560335, tot benoeming van de voorzitter en de leden van de referendumcommissie (Benoemingsbesluit referendumcommissie)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 87, derde lid, van de Wet raadgevend referendum en artikel 14, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

Besluit

Artikel 1

  • 1. Tot voorzitter van de referendumcommissie wordt benoemd: mw. mr. M.C. van der Laan.

  • 2. Tot lid van de referendumcommissie worden benoemd:

    • a. mw. prof. mr. A.B. Blomberg;

    • b. mw. prof. mr. drs. W. den Ouden;

    • c. dhr. dr. R.J. Renes;

    • d. dhr. prof. dr. R.A. Koole.

  • 3. De benoeming geldt voor de periode 5 oktober 2015 tot 5 oktober 2019.

Artikel 2

  • 1. De voorzitter en de andere leden van de referendumcommissie ontvangen een schadeloosstelling van € 1.296,- onderscheidenlijk € 997,– per maand voor iedere maand die geheel of gedeeltelijk valt binnen de referendumperiode, bedoeld in het derde en vierde lid.

  • 2. De voorzitter en de andere leden van de referendumcommissie ontvangen een schadeloosstelling per vergadering van € 344,81 onderscheidenlijk € 265,24 voor elke vergadering die plaatsvindt buiten de maanden waarover een schadeloosstelling op grond van het eerste lid wordt toegekend.

  • 3. De referendumperiode vangt aan de op dag na die waarop:

    • a. een besluit van de voorzitter van het centraal stembureau als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum dat een inleidend verzoek is toegelaten, onherroepelijk is geworden; of

    • b. uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gedaan, dat een beroep tegen het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten, gegrond wordt verklaard.

  • 4. De referendumperiode eindigt op de dag dat:

    • a. het besluit van het centraal stembureau dat het definitieve verzoek niet is toegelaten als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum, onherroepelijk is geworden;

    • b. uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gedaan, dat een beroep tegen het besluit van het centraal stembureau dat het definitieve verzoek wordt toegelaten, gegrond wordt verklaard; of

    • c. de stemming, bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum, plaatsvindt.

  • 5. Indien in de referendumperiode, bedoeld in het derde en vierde lid, meer dan één inleidend of definitief verzoek toegelaten is, wordt de schadeloosstelling slechts eenmaal per maand toegekend.

Artikel 3

De voorzitter en de andere leden van de referendumcommissie ontvangen een vergoeding van reiskosten op grond van het Reisbesluit binnenland.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Benoemingsbesluit referendumcommissie.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden verzonden aan betrokkenen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

De benoeming van de leden

Op grond van artikel 87, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum (Wrr) is er een referendumcommissie. Deze referendumcommissie bestaat uit een voorzitter en vier leden (art. 87, tweede lid, Wrr). De leden van de commissie worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties benoemd, nadat het voornemen daartoe in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, aan de beide kamers der Staten-Generaal is meegedeeld (art. 87, vierde lid, Wrr). Bij brief van 3 juli zijn de Tweede en Eerste Kamer geïnformeerd over de voorgenomen benoeming van de (beoogde) leden1. Het informeren van de Kamer heeft niet geleid tot wijziging in de samenstelling van de commissie.

De benoeming is voor de duur van vier jaar. De leden kunnen worden herbenoemd (art. 87, derde lid, Wrr).

Schadeloosstelling

De referendumcommissie is een zelfstandig bestuursorgaan. Bij het bepalen van de schadeloosstelling dient daarom de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) in acht te worden genomen.

Bij het bepalen van de hoogte van de schadeloosstelling is de vergoeding van de leden van de referendumcommissie inzake het raadplegend referendum Europese Grondwet als uitgangspunt genomen. De leden van die commissie ontvingen een vaste vergoeding van € 10.000, de voorzitter een vaste vergoeding van € 15.0002.

De leden van de referendumcommissie ontvangen ten hoogste hetzelfde bedrag, geïndexeerd aan de hand van de CAO Rijk (19,6% in totaal, over de periode 2005 t/m 2015). Dit leidt tot een schadeloosstelling op jaarbasis van € 11.960,00 Euro. De voorzitter ontvangt 130% van dit bedrag. De referendumcommissie zal de aan haar in de Wrr opgedragen taken alleen te hoeven uitvoeren indien een referendum wordt gehouden dan wel indien mogelijk een referendum moet worden gehouden. Dat de werkzaamheden al starten voordat het centraal stembureau heeft besloten dat een definitief verzoek is toegelaten en dus een raadgevend referendum moet plaatsvinden, komt voort uit de besluiten die de referendumcommissie moet nemen kort na het genoemde besluit van het centraal stembureau. Ook moet de referendumcommissie zo snel mogelijk nadat vaststaat dat er een referendum komt informatie verstrekken over de wet of het verdrag waarover een referendum wordt gehouden. Met het voorbereiden van de informatieverstrekking kan niet worden gewacht totdat zeker is dat er een referendum komt. Indien vaststaat dat er een referendum komt, moet de referendumcommissie de subsidieaanvragen beoordelen van maatschappelijke initiatieven die zich ten doel stellen het publieke debat in Nederland over de aan het referendum onderworpen wet of verdrag te bevorderen (art. 90, tweede lid, Wrr). Ook moet de commissie tot en met de dag van het referendum informatie verstrekken over de aan een referendum onderworpen wet of verdrag (art. 90, eerste lid, Wrr).

De leden ontvangen daarom een schadeloosstelling van € 997,–3 per kalendermaand nadat een zogenoemd inleidend verzoek over een wet of verdrag definitief is toegelaten. De voorzitter ontvangt € 1.296,–4. De maandelijkse schadeloosstelling eindigt indien definitief vaststaat dat de wet of het verdrag waarover een inleidend verzoek is toegelaten niet heeft geresulteerd in een toegelaten definitief verzoek. Is het definitieve verzoek over betreffende wet of verdrag wel toegelaten, dan eindigt de maandelijkse schadeloosstelling op de dag van stemming van het raadgevende referendum over betreffende wet of verdrag.

Er kan sprake van zijn dat inleidende verzoeken over verschillende wetten of verdragen gelijktijdig zijn toegelaten of dat van meerdere wetten of verdragen vaststaat dat daarvoor een referendum wordt gehouden. Een dergelijke situatie leidt niet tot een cumulatie van schadeloosstellingen.

Is er geen inleidend verzoek toegelaten en is er ook geen definitief verzoek toegelaten, dan ontvangen de leden een schadeloosstelling per vergadering van € 265,24. De voorzitter ontvangt 130% van dit bedrag.

De tijdsbesteding in de periode dat een schadeloosstelling per maand wordt ontvangen wordt geraamd op gemiddeld 12 uur per maand voor de leden en gemiddeld 16 uur voor de voorzitter. De tijdsbesteding per vergadering indien een schadeloosstelling per vergadering wordt ontvangen, wordt geraamd op 4 uur voor de leden en 6 uur voor de voorzitter. Gezien deze tijdsbesteding blijft de vergoeding binnen de norm van de WNT.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 934, nr. 13

X Noot
2

Stcr 2005, nr. 76, pag. 10

X Noot
3

€ 11.960,–: 12 (afgerond)

X Noot
4

€ 11.960,– * 1.30: 12 (afgerond)

Naar boven