Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 10 september 2015, nr. DGAN-PDJNG/15119206, houdende wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies en de Regeling openstelling EZ-subsidies 2015 (Subsidiemodule Groen en Doen)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 4, 5, 15, 16, 17, 19, 25 en 34 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZ-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. AGRO EN NATUUR.

B

Aan hoofdstuk 2 wordt een titel toegevoegd, luidende:

TITEL 2.7. GROEN EN DOEN

Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

jacht:

jagen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Flora- en faunawet;

natuur- en landschapsbeheer:

geheel van activiteiten die zien op het behoud en de ontwikkeling van de natuur of het landschap, de instandhouding van de natuur of het landschap bevorderen, daaronder mede begrepen het ontwikkelen van nieuwe natuur of herstellen van landschapskenmerken, het opdoen van vaardigheden ten behoeve van het opzetten en doen functioneren van een vrijwilligersorganisatie die zich bezig houdt met natuur- en landschapsbeheer en het betrekken van mensen met een beperking bij natuur- en landschapsbeheer;

vrijwilliger:

natuurlijk persoon die, anders dan bij wijze van beroep, onverplicht arbeid om niet verricht.

Artikel 2.7.2 Subsidieaanvraag
  • 1. De Minister kan subsidie verstrekken voor de opleiding van vrijwilligers ter bevordering van natuur- en landschapsbeheer.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt, indien de activiteiten in het kader van een dergelijke opleiding:

    • a. in strijd zijn met overheidsbeleid ten aanzien van natuur of landschap;

    • b. verband houden met de jacht.

  • 3. De subsidie wordt verstrekt aan vrijwilligers.

  • 4. Iedere vrijwilliger kan ten hoogste één aanvraag doen.

  • 5. De opleiding wordt afgerond binnen een jaar nadat de subsidie is verstrekt.

  • 6. De subsidieontvanger stemt er mee in dat de Minister de informatie, bedoeld in artikel 2.7.3 openbaar maakt.

Artikel 2.7.3 Informatieverplichtingen

Bij de aanvraag wordt ten minste de volgende informatie verstrekt:

  • a. een beschrijving van de opleiding, waarbij onder meer wordt ingegaan op de aanbieder van de opleiding, het doel van de opleiding, de wijze waarop het volgen van de opleiding leidt tot het betrekken van nieuwe mensen bij natuur- en landschapsbeheer, de activiteiten die zullen worden verricht in het kader van de opleiding en het beoogde resultaat; en

  • b. een opgave van de kosten die de opleidingsactiviteiten met zich zullen brengen.

Artikel 2.7.4 Afwijzingsgronden

Geen subsidie wordt verstrekt in een van de volgende gevallen:

  • a. de aanvraag voldoet niet aan het bepaalde in deze titel;

  • b. de subsidiabele kosten bedragen minder dan € 1.000,–;

  • c. het is aannemelijk dat de door de aanvrager verstrekte gegevens onjuist zijn;

  • d. er bestaat onvoldoende vertrouwen in het niveau van de kennis die met de opleiding wordt verkregen.

Artikel 2.7.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 10, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn de subsidiabele kosten alle rechtstreeks aan de uitvoering van de opleiding toe te rekenen kosten, met uitzondering van kosten voor eigen arbeid van de subsidieaanvrager.

Artikel 2.7.6 Verdeling subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 2.7.7 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt per aanvraag € 1.000,–.

Artikel 2.7.8 Staatssteun

Deze regeling bevat geen staatssteun.

Artikel 2.7.9 Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 oktober 2020, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor die datum zijn verleend.

ARTIKEL II

In artikel 1, tweede lid, van de Regeling openstelling nationale EZ-subsidies 2015 wordt na de rij met titel 2.5 een nieuwe rij ingevoegd, luidende:

Titel 2.7: Groen en doen

2.7.2

   

01-10-2015 t/m 29-10-2015

795.000

ARTIKEL III

Titel 12 van de Regeling LNV-subsidies vervalt.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 september 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies, de Regeling nationale EZ-subsidies (hierna: de Regeling) en het Openstellingsbesluit EZ-subsidies 2015. De regeling wijzigt de subsidiemodule Groen en Doen. De gewijzigde subsidiemodule wordt in de Regeling nationale EZ-subsidies opgenomen ter vervanging van de huidige subsidiemodule in de Regeling LNV-subsidies. De onderhavige regeling stelt de subsidiemodule open van 1 oktober 2015 tot en met 29 oktober 2015.

§ 2. Achtergrond en inhoud

Op 6 december 2011 is door de Tweede Kamer het amendement Koopmans1 op de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor de jaren 2012 en 2013 aangenomen. Dit amendement wijzigde de begroting door een bedrag van € 2.000.000 voor de inzet van vrijwilligers bij natuur- en landschapsbeheer vrij te maken. In 2012 en 2013 is hieraan uitvoering gegeven.

In 2014 is de Rijksnatuurvisie ‘Natuurlijk verder’ vastgesteld.2 Hierin heeft het kabinet zijn visie ten aanzien van het natuurbeleid neergelegd. Onderdeel van deze visie is dat de overheid de betrokkenheid en initiatieven vanuit de samenleving stimuleert, en waar mogelijk bij initiatieven vanuit de samenleving aansluit. Nadruk ligt voorts op het zoeken van verbinding tussen natuur en landbouw, recreatie, waterwinning en steden. Zo ligt er een verband tussen het beschermen van de natuur en het duurzaam gebruiken van de natuur. Zoals in de Rijksnatuurvisie is aangegeven, bestaat er in Nederland een grote groep mensen die nog niet actief bijdraagt aan de natuur, maar hiertoe wel bereid is.

De subsidiemodule Groen en Doen, zoals deze is uitgevoerd in 2012 en 2013, sloot goed aan bij de Rijksnatuurvisie. De subsidiemodule strekte ertoe om burgers te activeren om zich in te zetten voor de natuur en zelf initiatieven te nemen. In de Rijksnatuurvisie is de subsidiemodule genoemd als voorbeeld van het ook voor de toekomst voorgestane beleid. Ik heb aangegeven dat de inzet is om de subsidiemodule Groen en Doen voort te zetten.3 Voor 2015 heb ik een bedrag van € 1.000.000,– beschikbaar gesteld.

De destijds opgenomen subsidiemodule heb ik geëvalueerd. In het licht van het beleid van de Rijksnatuurvisie en op grond van de evaluatie ligt het in de rede enkele wijzigingen door te voeren. Gegeven de wijzigingen is ervoor gekozen een nieuwe subsidiemodule op te nemen in de Regeling nationale EZ-subsidies. De subsidiemodule in de Regeling LNV-subsidies wordt ingetrokken (artikel III). De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende.

Ten eerste wordt de subsidiemodule gericht op de vrijwilligers zelf. Het is niet meer mogelijk om aanvragen in te dienen namens een vrijwilligersorganisatie. De doelgroep wordt gevormd door burgers die nog geheel niet actief zijn, en bestaande vrijwilligers die iets nieuws willen doen (artikel 2.7.2, derde lid). De subsidieaanvrager dient in de aanvraag in te gaan op de wijze waarop de opleiding leidt tot het betrekken van nieuwe mensen bij natuur- en landschapsbeheer (artikel 2.7.3, onderdeel a). Het betrekken van nieuwe mensen is echter als zodanig geen vereiste voor het verlenen van de subsidie.

Ten tweede gaat de subsidieregeling in artikel 2.7.2, eerste lid, uit van een breed begrip van ‘natuur- of landschapsbeheer’. Zo komen naast het onderhouden en monitoren van de natuur, ook bijvoorbeeld opleidingen voor milieueducatie en ontwikkeling van nieuwe natuur- of landschapselementen in aanmerking voor subsidie. Het duurzaam opzetten van een vrijwilligersorganisatie op het gebied van natuur- of landschapsbeheer of het leren betrekken van vrijwilligers met een beperking bij natuur- en landschapsbeheer zijn ook voorbeelden van opleidingen die voor subsidie in aanmerking komen. Artikel 2.7.4, onderdeel d, van de regeling garandeert dat met de opleiding voldoende kennis wordt verkregen door de subsidieaanvrager.

Ten derde zijn de directe subsidies aan de zes grote natuurorganisaties4 vervallen. Deze natuurorganisaties kregen in 2012 en 2013 apart een bedrag voor het opleiden van hun vrijwilligers, terwijl andere organisaties een aanvraag in konden dienen op grond van de subsidiemodule. Omdat de directe subsidies zijn vervallen en een aanvraag uitsluitend door een vrijwilliger in kan worden gediend, is er geen noodzaak meer om een scheiding aan te brengen tussen de zes grote natuurorganisaties en de andere organisaties.

§ 3. Subsidieaanvraag

Artikel 2.7.2, tweede lid, van de regeling regelt in welke gevallen geen subsidie voor opleiding kan worden aangevraagd. Onderdeel a sluit opleidingen uit waarvan het doel of de inhoud strijdig is met nationaal of lokaal natuur- of landschapsbeleid. Zij komen niet in aanmerking voor de subsidie, om te voorkomen dat de kwaliteit van de natuur of het landschap wordt aangetast. Onderdeel b sluit de jacht uit, in aansluiting op de subsidiemodule zoals deze was opgenomen in de Regeling LNV-subsidies. Voor de jacht is een jachtakte nodig die pas na een opleiding wordt verstrekt. De jachtakte garandeert dat de jacht op kundige en professionele wijze wordt uitgeoefend. De opleidingen voor de jacht hebben een ander oogmerk dan de subsidiemodule Groen en Doen, die gericht is op het betrekken van vrijwilligers bij het natuur- en landschapsbeheer. Dit laat onverlet dat ook degenen die de jacht beoefenen een subsidieaanvraag kunnen indienen voor een opleiding in het kader van de onderhavige regeling, voor zover die opleiding geen verband houdt met de jacht.

Zowel burgers die zich inzetten in georganiseerd verband, door actief te zijn bij een vrijwilligersorganisatie, als burgers die op eigen initiatief activiteiten ontplooien kunnen worden beschouwd als vrijwilligers in de zin van artikel 2.7.1, derde streepje, van de regeling en kunnen dientengevolge een subsidieaanvraag indienen.

Artikel 2.7.3 van de regeling schrijft voor dat de aanvraag vergezeld gaat van informatie over de opleiding. Deze informatie wordt gebruikt om te beoordelen of de aanvraag voldoet aan het doel van de subsidiemodule.

De aanvraag vindt ingevolge artikel 19, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies plaats met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld middel. Er is ter uitvoering daarvan een aanvraagformulier beschikbaar gesteld op www.groenendoen.nu. Het digitale formulier maakt het aanvragen van de subsidie voor burgers eenvoudig, doordat zij het aanvraagformulier direct kunnen invullen en verzenden. Daarnaast is als verantwoording achteraf slechts een korte beschrijving van het resultaat gewenst, waardoor de administratieve lasten beperkt blijven.

§ 4. Subsidiabele kosten en hoogte

Waar de subsidiemodule geld beschikbaar stelt aan individuele vrijwilligers, wijkt de regeling af van voorgaande jaren waarin ook organisaties aanvragen in konden dienen. Opleidingen van kleine organisaties, die in 2012 en 2013 mogelijk waren onder de subsidiemodule, zijn nog steeds mogelijk. De mensen die de opleiding willen volgen, zullen echter op grond van artikel 2.7.2, derde lid, van de regeling de subsidie nu individueel moeten aanvragen.

Een bedrag van € 1.000.000 is beschikbaar gesteld. Hiervan is € 205.000 is gereserveerd voor uitvoeringskosten en wordt € 795.000 als subsidie verstrekt op basis van de subsidiemodule (artikel II van de regeling).

In principe zijn alle kosten die rechtstreeks zijn verbonden aan de uitvoering van een project subsidiabel en worden meegeteld om te bepalen of de subsidiabele kosten € 1.000,– bedragen (artikel 2.7.5). De enige uitzondering hierop wordt gevormd door de kosten voor de arbeid van de subsidieaanvrager. De doelstelling van de subsidiemodule is immers het stimuleren van vrijwillige inzet voor natuur- en landschapsbeheer. Door het bepaalde in artikel 2.7.4 aanhef en onderdeel b, van deze regeling, is verzekerd dat de kosten voor het project ook daadwerkelijk ten minste € 1.000,– bedragen.

§ 5. Administratieve lasten

De onderhavige regeling is een regeling op grond waarvan éénmalig aan vrijwilligers een stimuleringssubsidie wordt verstrekt. De administratieve lasten voor de burgers die de subsidie aanvragen zijn zo beperkt mogelijk gehouden. In artikel 2.7.2 zijn geen verplichtingen opgenomen voor de subsidieontvanger anders dan, in het vijfde lid, de plicht het project uit te voeren binnen een jaar nadat de subsidie is verstrekt, en het bepaalde in het zesde lid, dat de aanvrager er mee instemt dat de minister het project openbaar maakt. Het openbaar maken van gegevens met betrekking tot het uitgevoerde project houdt verband met de communicatie over ‘Groen en Doen’ door de Minister.

De beperkte verplichtingen hebben als doel de administratieve lasten voor de subsidieontvanger en de overheid zo laag mogelijk te houden. Hierdoor blijft een groter percentage van het budget over om als subsidie te verstrekken. Wel wordt het wenselijk geacht dat binnen één maand na afloop een verslag openbaar beschikbaar wordt gemaakt over het resultaat. Daarom zal op de website www.groenendoen.nu het verzoek en een faciliteit komen te staan om dit te doen.

Het is de verwachting dat 795 keer een aanvraag zal worden ingediend, en dat per aanvraag 1 uur zal worden besteed voor het invullen van het aanvraagformulier op website. Het opstellen van een verslag na afloop van het project zal ongeveer 0,5 uur kosten. Op macroniveau brengt deze regeling dus een administratieve last van 1192,5 uur met zich mee.

Alleen vrijwilligers kunnen de subsidie aanvragen. Er zijn dan ook geen administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

§ 6. Staatssteun

De subsidiemodule biedt uitsluitend aan burgers een vergoeding voor de kosten die zij als vrijwilliger maken voor het volgen van een opleiding. Geen subsidie wordt verstrekt aan de aanbieder van de opleiding. Deze aanbieders worden door de vrijwilligers zelf gekozen, de regeling kent op dat punt geen beperkingen. De vrijwilligers betalen het marktconforme tarief van de aanbieder. Dientengevolge is in artikel 2.7.8 opgenomen dat deze regeling geen staatssteun bevat.

§ 7. Inwerkingtreding en vervaltermijn

De voorliggende regeling doet krachtens artikel III de subsidiemodule in de Regeling LNV-subsidies vervallen. Gelet op aanwijzing 6a van de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking vervalt ingevolge artikel 2.7.9 van deze regeling de subsidiemodule Groen en Doen vijf jaar na inwerkingtreding.

Het aanvraagformulier voor de subsidieregeling is vanaf 1 oktober 2015 beschikbaar via de website www.groenendoen.nu. Het aanvraagformulier kan digitaal ingevuld worden en van 1 oktober 2015 tot en met 29 oktober 2015 worden ingediend.

§ 8. Afwijking van vaste verandermomenten

In afwijking van de vaste verandermomenten voor regelgeving5 kent deze wijziging van de Regeling en het Openstellingsbesluit 2015 krachtens artikel IV van de regeling een publicatietijd die korter is dan twee maanden tot de inwerkingtreding van de regeling. Er is voor deze afwijking van het systeem van vaste verandermomenten gekozen zodat, gelet op de aanmerkelijke voordelen voor de doelgroep die de regeling met zich brengen, de subsidiemodule ‘Groen en Doen’ in 2015 kan worden opgesteld. Ketenpartners zijn betrokken geweest bij de voorbereiding en vanwege voorgaande openstellingen is ook een uitgebreide communicatiestructuur aanwezig, waardoor de doelgroep snel geïnformeerd kan worden over de mogelijkheid om een aanvraag te doen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/2012, 33 000 XIII, nr. 91 ‘Groen en Doen’.

X Noot
2

Kamerstukken II 2013/2014, 11 april 2014.

X Noot
3

Kamerstukken II 2013/2014, 11 april 2014, p. 49.

X Noot
4

Landschapsbeheer Nederland, IVN Nederland, VOFF, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en De12Landschappen.

X Noot
5

Kamerstukken II 2009–2010, 29 515 nr. 309.

Naar boven