Beleidsregel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 september 2015, 2015-0000238392, tot wijziging van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving in verband met de implementatie van richtlijn 2014/27/EU, herstel van enige omissies en het verwerken van enige technische wijzigingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 33, eerste lid, en 34, eerste, derde, vijfde, zesde, zevende negende en tiende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het achtste lid, laatste volzin, wordt na ‘werknemers’ ingevoegd: of zelfstandigen.

2. Aan het negende lid, onderdeel b, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Indien bij degene bij wie vrijwilligers werkzaam zijn, ook werknemers werkzaam zijn, wordt voor de bedrijfsgrootte uitgegaan van het totaal aantal werknemers en vrijwilligers.

3. Het elfde en twaalfde lid vervallen onder vernummering van het dertiende tot en met vijftiende lid tot elfde tot en met dertiende lid.

4. In het twaalfde lid (nieuw) wordt ‘dertiende lid’ vervangen door: elfde lid.

5. In het dertiende lid (nieuw) wordt ‘dertiende en veertiende lid’ vervangen door: elfde en twaalfde lid.

B

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. De tarieflijst, onderdeel Arbobesluit, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 1.5ha, kolom Type overtreding, wordt voetnoot 158 vervangen door voetnoot 5a.

b. Onderdeel 1.46 komt te luiden:

1.46

2, 3, 4 en 12

 

2

 

OO

 

5, 6, 7, 9, 10 en 11

 

6

 

ZO (lid 59,

610, 710a, en 911)/OO (lid 10 en 11)

 

8

 

4

 

OO

c. Onderdeel 3.5g komt te luiden:

3.5g

1 en 2

 

7

*(lid 1)

ZO26

 

4

 

6

 

OO

d. In onderdeel 3.16, kolom Type overtreding, wordt voetnoot 159 vervangen door voetnoot 31a.

e. Onderdeel 4.1c komt te luiden:

4.1c

1

a t/m g, i, j en l

6

* (sub l)

ZO (f44 en g44a) /OO

   

h

3

*

OO

   

k

2

*

OO

 

2

 

6

 

OO

f. Onderdeel 4.10 komt te luiden:

4.10

2

 

4

 

ODB51a

 

3

 

1

 

OO

g. Onderdeel 4.54a komt te luiden:

4.54a

1

 

4

 

ZO64/ODB65

 

2

 

4

 

ODB66

 

3 en 4

 

4

 

OO/ODB (lid 4)66a

 

5 en 6

 

1

 

OO

h. Onderdeel 7.18 komt te luiden:

7.18

1 en 5

 

2

 

OO

 

2, 4, 6, 7 en 8

 

6

*

ZO (lid 2123, 6124 en 7125)/ODB (lid 4126)/OO (lid 8)

 

3 en 9

 

4

* Lid 9

OO

i. De rij met onderdeel 9.36, alsmede de daarboven gelegen rij met Afdeling 4, vervallen.

2. Na voetnoot 5 wordt een voetnoot ingevoegd, luidende:

5a De ODB luidt: Het bij tijdelijke en incidentele dienstverlening in gereglementeerde beroepen onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal.

3. Voetnoot 10 komt als volgt te luiden:

10 De ZO luidt: Het door werknemers die plaatsonafhankelijke arbeid verrichten, laten werken met stoffen als bedoeld in artikel 1.46, zesde lid, waarbij direct contact met de huid mogelijk is en die kunnen leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.

4. Na voetnoot 10 wordt een voetnoot ingevoegd, luidende:

10a De ZO luidt: Het door werknemers die plaatsonafhankelijke arbeid verrichten, laten werken met stoffen als bedoeld in artikel 1.46, zesde lid, waarbij direct contact met de ogen mogelijk is en die kunnen leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.

5. Na voetnoot 31 wordt een voetnoot ingevoegd, luidende:

31a De ZO luidt: Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen zijn getroffen tegen de gevolgen van vallen (lid 5).

6. Voetnoot 44 komt als volgt te luiden:

44 De ZO luiden: Het werken met stoffen, waarbij direct contact met de huid mogelijk is, die voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.1c, onderdeel f, Arbobesluit, en die kunnen leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.

7. Na voetnoot 44 wordt een voetnoot ingevoegd, luidende:

44a Het werken met stoffen, waarbij direct contact met de ogen mogelijk is, die voldoen aan de criteria genoemd in artikel 4.1c, onderdeel g, Arbobesluit, en die kunnen leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.

8. Na voetnoot 51 wordt een voetnoot ingevoegd, luidende:

51a Arbeid bestaande uit het opsporen van conventionele explosieven wordt verricht door een bedrijf dat voor de te verrichten arbeid niet in het bezit is van een procescertificaat opsporen conventionele explosieven dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.

9. Voetnoot 54 komt als volgt te luiden:

54 De ZO luidt: het niet zo laag mogelijk onder de grenswaarde (2.000 vezels per kubieke centimeter berekend over een referentieperiode van 8 uur) houden van de concentratie van asbeststof in de lucht door:

  • het niet zo inrichten van de werkmethoden dat er geen asbeststof wordt geproduceerd of indien dat technisch niet mogelijk is, dat er geen asbest-stof in de lucht vrijkomt;

  • het niet doeltreffend en regelmatig reinigen van gebouwen, installaties en uitrustingen, die dienen voor het toepassen of bewerken van asbest of asbesthoudende producten;

  • het niet opbergen en vervoeren in daarvoor geschikte en gesloten verpakking van asbest, een asbesthoudend product of een product waaruit asbeststof vrijkomt, of

  • het niet zo spoedig mogelijk verzamelen en afvoeren van asbesthoudende afvalstoffen in voor asbest geschikte, gesloten en gekenmerkte verpakking.

10. Na voetnoot 66 wordt een voetnoot ingevoegd, luidende:

66a De inventarisatie, bedoeld in artikel 4.54a, eerste lid, van het Arbobesluit, en het inventarisatierapport, bedoeld in artikel 4.54a, derde lid, van het Arbobesluit, worden uitgevoerd, onderscheidenlijk opgesteld, door een bedrijf dat niet in het bezit is van een certificaat asbestinventarisatie dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.

11. Voetnoot 85 komt als volgt te luiden:

85 De ODB’s gelden voor de volgende werkzaamheden: blokkenstellen ruwbouw, betonstaalvlechten, metselen, monteren van metalen dak- en gevelelementen, glaszetten, dakdekken platte daken, gipsblokkenstellen, wandplatenstellen, plafondplatenstellen, stukadoren traditioneel/mechanisch en het leggen van zandcementdekvloeren, betonboren/betonzagen, koppensnellen, dakdekken (pannendaken), stellen kozijnen en deuren, (de)montage steigerbouw, installatie-werkzaamheden en stratenmaken en luiden:

Bij blokkenstellen ruwbouw, blokken van 14 kilogram of meer hanteren zonder gebruik van een elementenstelselmachine; niet mechanisch opperen; geen verhoogde plaatsing van de blokken en de lijmkuip op minimaal 20 cm hoogte; blokkenstellen boven 150 cm met uitzondering van de binnenmuren net onder de verdiepingsvloer; blokkenstellen onder sta-oppervlak, met uitzondering van het vloer- en funderingsniveau.

Bij betonstaalvlechten handmatig tillen van 25 kilogram per werknemer of zwaarder dan 50 kilogram per twee werknemers of meer tillen; boven schouder-hoogte binden; handmatig knippen van rond 8 mm met een handschaar korter dan 75 cm; handmatig knippen van meer dan 8 mm met een handschaar korter dan 90 cm; handmatig knippen van meer dan 10 mm; werken zonder werktafel of alternatieve verhoging voor voormontage waar dit wel mogelijk is.

Metselen zonder verhoogde plaatsing van de te verwerken metselstenen en speciekuip op 20 cm hoogte; metselen boven 170 cm met uitzondering van de binnenmuren onder de verdiepingsvloer; metselen onder 20 cm hoogte ten opzichte van het sta-oppervlak, met uitzondering van het vloer- en funderingsniveau; een stenentang met één hand gebruiken; een kruiwagen zwaarder dan 25 kilogram aan de handvatten hanteren; eenhandig pakken van stenen met een steenbreedte van meer dan 105 mm.

Bij het monteren van metalen dak- en gevelelementen, platen handmatig lostrekken en/of omklappen; platen van 118 kilogram of meer niet mechanisch/machinaal op montageplek in het werk brengen; platen onder de 118 kilogram door één werknemer handmatig verslepen zonder een daartoe aangewezen hulpmiddel; platen onder 118 kilogram verder dan gemiddeld 8 meter handmatig verslepen; platen onder 118 kilogram verslepen; bij handmatig verslepen geen geschikt hulpmiddel gebruiken.

Bij glaszetten, glas handmatig tillen/plaatsen/transporteren van glas zwaarder dan 25 kg per werknemer of zwaarder dan 50 kg per twee werknemers of meer; van 25 kilogram of meer handmatig tillen/plaatsen; met meer personen 50 kilogram of meer per persoon handmatig tillen/plaatsen; handmatig tillen/plaatsen glas zonder mechanische hulpmiddelen boven de 50 kilogram plaatsen; geen gebruik maken van transportmiddelen voor het (ver)plaatsen van glas van 25 kg of meer; met meer personen meer dan 25 kg per persoon; geen gebruik maken van persoonsgebonden hulpmiddelen voor het plaatsen van glas.

Bij het dakdekken van platte daken meer dan 25 kilogram handmatig tillen; dakrollen en andere lasten van 25 kilogram of meer niet mechanisch/machinaal transporteren; geen gereedschap gebruiken met een verlengde of instelbare steel, zodat rechtop gewerkt kan worden; hulpmiddelen zoals een kraan, lift, ladderlift en (steek)wagentje voor het op en over het dak verplaatsen van materialen niet verstrekken of gebruiken.

Bij het gipsblokkenstellen 25 kilogram of meer handmatig tillen; niet mechanisch opperen; elementen van 18 kilogram of meer niet mechanisch/machinaal verwerken; verpakkingseenheden gips, cement, granietkorrels, marmerkorrels of andere grondstoffen van 25 kilogram of meer handmatig tillen/transporteren/op het werk voorhanden hebben; de blokken en de lijmmortelkuip niet op een verhoging van 20 cm of meer plaatsen; werken onder de gestelde werkhoogte van minimaal 20 cm ten opzichte van sta-oppervlak of meer (met uitzondering van de eerste laag).

Bij het wandplatenstellen 25 kilogram of meer handmatig tillen/plaatsen/transporteren; met twee of meer personen 50 kilogram of meer per persoon handmatig tillen/plaatsen/transporteren; hulpmiddelen (zoals materialenlift, kraan of verreiker, platenkar) voor het verticaal en horizontaal transport van materialen, apparatuur en gereedschap niet inzetten; wandplaten niet vertikaal aangeleverd en niet vanuit verticale positie gemonteerd of wandplaten vanaf horizontale opslag op grond verwerken.

Bij het plafondplatenstellen 25 kilogram of meer handmatig tillen/transporteren; met twee of meer personen 50 kilogram of meer handmatig tillen/transporteren; hulpmiddelen (zoals materialenlift, kraan of verreiker, platenkar) voor het verticaal en horizontaal transport van materialen, apparatuur en gereedschap niet inzetten; geen gebruik maken van een platenlift bij plaatsen plafondplaten; plafondplaten niet vertikaal aangeleverd en niet vanuit verticale positie gemonteerd of wandplaten vanaf horizontale opslag op grond verwerken.

Bij het stukadoren 25 kilogram of meer traditioneel/mechanisch handmatig tillen; geen gebruik maken van (mechanische) hulpmiddelen bij het opperwerk; geen gebruik maken van een bordes, stukadoorstrapje of rolsteiger voor het aanbrengen van de stuc op hogere delen van de wand; geen gebruik maken van een mixer op statief, dan wel een mixer met 2 handvatten, dit ter voorkoming van het met de hand omsteken; geen gebruik maken van een (verrijdbare) mortelkuip op een verhoging van 20 cm of meer.

Bij het leggen van zandcementdekvloeren geen gebruik maken van een mechanische rei/robot terwijl dit wel mogelijk is; bij het leggen van zandcement-dekvloeren met de mechanische rei/robot meer dan 80 m2 per persoon per dag aangemaakt bij semimachinaal mengen; meer dan 50 m2 per persoon per dag aangemaakt bij handmatig vullen van een vloerenpomp;

Bij het handmatig leggen van zandcementdekvloeren (uitzondering, indien technisch niet mogelijk te werken met de mechanische rei/rob) meer dan 60 m2 per persoon per dag aangemaakt bij machinaal aanmaken, mengen en transporteren van de specie; meer dan 50 m2 per persoon per dag aangemaakt bij semimachinaal mengen.

Bij handmatig vullen van een vloerenpomp meer dan 40 m2 per persoon per dag aangemaakt; meer dan 20 m2 per persoon per dag verwerken bij volledig hand-matig mengen en transporteren met een maximum van 40 m2 op een locatie. Meer dan 10 liter per emmer handmatig water toevoegen; de grondstof meer dan 2 meter handmatig rondom de driepoot verspreiden; geen gebruik maken van een vlindermachine (aangedreven d.m.v. benzine, elektriciteit of gas) bij het afwerken van de smeervloer; geen aluminium rei (of lichter materiaal) gebruiken bij het afreien; een rei gebruiken waarvan de lengte niet is afgestemd op de ruimte waarin gewerkt wordt.

Bij het betonboren/betonzagen niet mechanisch/machinaal transporteren van materialen en apparatuur zwaarder dan 25 kilogram (horizontaal transport) of zwaarder dan 10 kilogram (verticaal transport) getransporteerd; geen gebruik maken van hulpmiddelen om boven het hoofd werken te voorkomen.

Bij het koppensnellen, de paalkoppen niet met behulp van een minder belastende techniek (hydraulisch kraken, pneumatisch knippen, waterhakken of machinaal hakken) verwijderen; werken met sloophamers zwaarder dan 15 kilogram.

Bij het dakdekken (pannendekken) geen hulpmiddelen inzetten voor het op het dak (ver)plaatsen van materialen, apparatuur en gereedschap; geen gebruik maken van hulpmiddelen zoals stortkoker en container bij het handmatig afvoeren van oude materialen.

Bij het stellen van kozijnen en deuren handmatig tillen zwaarder dan 25 kilogram per werknemer of zwaarder dan 50 kilogram per twee werknemers of meer; kozijnen en elementen zwaarder dan 50 kilogram niet machinaal/mechanisch plaatsen; transport- en tilhulpen voor horizontaal en verticaal transport niet gebruiken of verstrekken.

Bij het (de)monteren van steiger geen hulpmiddelen voor verticaal en horizontaal transport van materialen, apparatuur en gereedschap inzetten; handmatig tillen zwaarder dan 25 kilogram per werknemer of handmatig tillen zwaarder dan 50 kilogram per twee werknemers of meer; bij het op de schouder verplaatsen van materialen geen gebruik maken van schouderbescherming zoals specifieke werk-kleding met schoudervulling; handmatige opbouw van rolsteiger met een werkvloerhoogte hoger dan 2,5 m niet met minimaal twee personen opbouwen.

Bij installatiewerkzaamheden (CV en klimaattechniek) geen (transport)-hulpmiddelen verstrekken of gebruiken om het tillen en sturen van zware materialen te beperken; handmatig tillen zwaarder dan 25 kilogram per werknemer of handmatig tillen zwaarder dan 50 kilogram per twee werknemers of meer.

Bij stratenmaken stenen zwaarder dan 4 kilogram en tegels zwaarder dan 9,5 kilogram handmatig tillen en leggen; betonnen trottoirbanden, inritblokken, putten en kolken handmatig tillen en plaatsen; is het gewicht van de kruiwagen bij de handvatten zwaarder dan 25 kilogram.

12. Voetnoot 124 komt als volgt te luiden;

124 De ZO luidt: Het zodanig opgesteld zijn van hijs- en hefwerktuigen, dat daardoor ernstig gevaar bestaat dat lasten werknemers kunnen raken.

13. Voetnoot 125 komt als volgt te luiden:

125 De ZO luidt: Het zich bevinden van werknemers onder hangende lasten.

14. Voetnoot 126 komt als volgt te luiden:

126 De ODB luidt: Het vervoeren van personen met een hijs- of werktuig, dat daarvoor niet is bestemd of ingericht.

15. De voetnoten 157, 158 en 159 met de daarachter opgenomen teksten vervallen.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdelen A en B, onder 1, sub b en e, 3, 4, 6 en 7, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze beleidsregel wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, onder 1, sub a, c, d, f, g, h en i, 2, 5 en 8 tot en met 15 treedt in werking met ingang van 1 oktober 2015.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 september 2015

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze: De directeur-generaal Werk, M.J. Boereboom

TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit bevat wijzigingen van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving, de Tarieflijst en de bijbehorende voetnoten. Deze wijzigingen worden aangebracht naar aanleiding van de handhavingpraktijk van de Inspectie SZW, van recente jurisprudentie van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van het besluit van 5 juni 2014 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de herziening van de grenswaarden voor asbest alsmede enkele technische wijzigingen (Stb. 217), van het besluit van 31 maart 2015 tot wijziging van het Reglement rijbewijzen, van het Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009 en het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor bestuurders van landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid, en enkele wijzigingen van technische aard (Stb.141) en van het Besluit van 9 juli 2015 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de implementatie van richtlijn 2014/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 92/58/EEG, 92/85/EEG, 94/33/EG en 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PbEU 2014, L 65) en in verband met de doorwerking van de hiervoor genoemde verordening in het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb.300).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A, punt 1

Voor het niet naleven van veel voorschriften uit de arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving kunnen ook zelfstandigen worden beboet. Voor de berekening van de op te leggen boete aan zelfstandigen wordt aangesloten bij de correctie van de standaardboetenormbedragen voor bedrijven of instellingen met minder dan vijf werknemers. Dit is nu duidelijker in de beleidsregel tot uitdrukking gebracht.

Artikel I, onderdeel A, punt 2

In 2012 is in onderdeel b van het negende lid opgenomen dat voor een bestuurlijke boete die wordt opgelegd aan de werkgever bij wie vrijwilligers werkzaam zijn, wat betreft de bedrijfsgrootte wordt uitgegaan van het aantal vrijwilligers dat ten tijde van de overtreding werkzaam was op de locatie waar de overtreding heeft plaatsgevonden.

In de praktijk van de Inspectie SZW is echter gebleken dat artikel 1, negende lid, onder b, zoals dat nu luidt, bij beboeting tot onrechtvaardige situaties kan leiden in die gevallen waarin sprake is van bedrijven of instellingen waarbij het merendeel van de personen die daar werkzaam zijn, als werknemers en niet als vrijwilligers zijn aan te merken. In die gevallen moet nu uitgegaan worden van het aantal vrijwilligers dat ten tijde van de overtreding werkzaam was op de locatie waar de overtreding heeft plaatsgevonden, terwijl er doorgaans sprake is van grote bedrijven waarbij, anders dan bij de verenigingen of stichtingen, het merendeel van de personen die daar werkzaam zijn geen vrijwilligers maar werknemers zijn. In dergelijke gevallen hoort te gelden dat voor de boeteberekening wat betreft de bedrijfs-/instellings-grootte primair wordt uitgegaan van het totale aantal werknemers (vast, tijdelijk en ingeleend) ten tijde van de overtreding, waarbij dan wordt opgeteld het aantal vrijwilligers dat werkzaam is op de locatie waar de overtreding plaats vond. Artikel 1, negende lid, van de beleidsregel is op deze wijze aangepast.

Als voorbeeld: een bedrijf heeft tien personen in vaste dienst, twee daarvan zijn op vakantie. Daarnaast zijn vijf vrijwilligers voor dat bedrijf op een locatie actief. Met een van de vrijwilligers gebeurt er een arbeidsongeval. Naar aanleiding van het ongeval maakt de inspecteur een boeterapport op. Voor de berekening van de op te leggen boete wordt uitgegaan van een totale bedrijfsgrootte van 15 personen (10 werknemers plus 5 vrijwilligers).

Artikel I, onderdeel A, punten 3, 4 en 5

Gelet op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2015, kenmerk 201410497/1/A3, wordt artikel 1, elfde lid, geschrapt en zo spoedig mogelijk vervangen door een nieuwe, aan de jurisprudentie aangepaste beleidsre van de matigingsgronden.

Voor het bepalen of de hoogte van de bestuurlijke boete die op grond van de beleidsregel is berekend, evenredig is, wordt thans per geval gekeken naar de ernst van de overtreding en de mate waarin de overtreding de werkgever kan worden verweten. Daarbij wordt zo nodig ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. De artikelen 5:46, tweede lid, 3:4 van der Algemene wet bestuursrecht zijn hierbij van belang.

De punten 4 en 5 betreffen technische aanpassingen.

Artikel I onderdeel B, punten 1, sub a, 2 en 15

Dit betreft een louter redactionele wijziging. Voetnoot 158 is vernummerd tot 5a.

Artikel I onderdeel B, punten 1, sub b, 3 en 4

Bij Besluit van 9 juli 2015 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de implementatie van richtlijn 2014/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 92/58/EEG, 92/85/EEG, 94/33/EG en 98/24/EG van de Raad en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (PbEU 2014, L 65) en in verband met de doorwerking van de hiervoor genoemde verordening in het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb. 300) is aan artikel 1.46 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit), onder vernummering van het zevende tot en met het elfde lid tot achtste tot en met twaalfde lid, een nieuw zevende lid ingevoegd. Als gevolg van deze toevoeging dient het achtste lid nu een OO te worden, het negende lid een ZO en het tiende en elfde lid een OO. Daarnaast dient het eerste lid uit dit onderdeel te worden verwijderd aangezien dit lid niet is opgenomen in artikel 9.9b van het Arbobesluit. Dit onderdeel van de beleidsregel is op deze wijze aangepast.

Artikel I, onderdeel B, punt 1, sub c

Ingevolge artikel 9.3, tweede lid, van het Arbobesluit kan ook de werknemer een bestuurlijke boete opgelegd worden voor het overtreden van 3.5g, eerste lid, van het Arbobesluit. In de beleidsregel ontbreekt deze werknemersovertreding. Dat is met deze wijziging gerepareerd.

Artikel I, onderdeel B, punten 1, sub d, 5 en 15

Dit betreft een louter redactionele wijziging. Voetnoot 159 is vernummerd tot 31a.

Artikel I, onderdeel B, punten 1, sub e, 6 en 7

Bij het reeds genoemde Besluit van 9 juli 2015 (Stb. 300) is tevens aan artikel 4.1c van het Arbobesluit, onder verlettering van de onderdelen g tot en met k tot h tot en met l, een nieuw onderdeel g ingevoegd. Overtreding van dit nieuwe onderdeel dient te worden aangemerkt een zware overtreding. Dit onderdeel van de beleidsregel is op deze wijze aangepast.

Artikel I, onderdeel B, punten 1, sub f en g, 8 en 10

Bij de Inspectie SZW is staand beleid dat het ontbreken van een wettelijk verplicht certificaat een overtreding met directe boete is. Het werken met/conform een certificaat moet immers de veiligheid borgen. Abusievelijk waren de artikelen 4.10, tweede lid, en 4.54a, vierde lid, van het Arbobesluit niet als overtredingen met directe boete opgenomen. Dat is met deze wijziging gerepareerd.

Artikel I, onderdeel B, punten 1, sub h, 12, 13 en 14

Artikel 7.18, vierde lid, van het Arbobesluit wordt sinds 1 januari 2013 als ZO aangemerkt (was voorheen een ernstig beboetbaar feit). Echter in de handhavingspraktijk van de Inspectie SZW is gebleken dat bij overtreding van dit artikellid er zelden of nooit ernstig gevaar voor personen kan worden aangetoond.

Het vervoer van personen is in de regel een veel lagere belasting voor het hijs- en hefwerktuig dan waar het door de fabrikant voor is ingericht. Ook gezien de uitzonderingbepaling van artikel 7.23d van het Arbobesluit, kan geconcludeerd worden dat vervoer in een werkbak in principe veilig kan geschieden. Maar omdat het hier gaat om ongewenste (verboden) handelingen (behoudens de uitzonderingssituatie) is de kwalificatie ODB wel op zijn plaats. Dit onderdeel van de beleidsregel is op deze wijze aangepast.

Artikel I, onderdeel B, punten 1, sub i, en 15

Door het besluit van 31 maart 2015 tot wijziging van het Reglement rijbewijzen, het Besluit rijonderricht motorrijtuigen 2009 en het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor bestuurders van landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid, en enkele wijzigingen van technische aard (Stb. 141) is artikel 9.36 van het Arbobesluit vervallen per 1 juli 2015. Om die reden dient de beboeting van afdeling 4 en artikel 9.36 te vervallen. Deze afdeling en het artikel, met bijbehorende ODB, zijn daarom verwijderd uit de bijlage bij de beleidsregel.

Artikel I, onderdeel B, punt 9

Bij besluit van 5 juni 2014 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit in verband met de herziening van de grenswaarden voor asbest alsmede enkele technische wijzigingen (Stb. 217) is artikel 4.46 van het Arbobesluit gewijzigd. Het eerste lid van artikel 4.46 luidt vanaf 1 juli 2014: De concentratie van asbestvezels van het type chrysotiel overschrijdt niet de grenswaarde van 2.000 vezels per kubieke meter, berekend over een referentieperiode van acht uur per dag. Voetnoot 54 was nog niet aan deze wijziging aangepast. Dat is met deze wijziging gerepareerd.

Artikel I, onderdeel B, punt 11

In de sectoraanpak Bouw van de inspectie SZW heeft de aanpak van fysieke belasting de hoogste prioriteit. Fysieke belasting is de belangrijkste veroorzaker van arbeidsongeschiktheid in de bouw. Deze aanpak daarvan draagt direct bij aan het vergroten van duurzame inzetbaarheid in de bouw. Rondom fysieke belasting in de bouw zijn binnen de verschillende arbocatalogi een keur aan maatregelen en voorzieningen ontwikkeld en zijn de risico’s voor de verschillende beroepen goed in kaart gebracht.

Om de duurzame inzetbaarheid in de bouw snel te verbeteren heeft de Inspectie SZW zich vanaf 2012 gericht op een top 16 van beroepen met fysiek zware taken. Op basis daarvan zijn zijn weer voor een aantal fysiek zeer belastende beroepen (betonboren/zagen, koppensnellen, dakdekken (pannendekken), stellen kozijnen en deuren, steiger monteren, installatie monteren) bepaalde werkzaamheden worden aangewezen die fysiek zo belastend zijn, dat alsdan steeds een overtreding van artikel 5.3, onder a, van het Arbobesluit aan de orde is waarvoor direct een boete zal worden gegeven.

Ook in de sectoraanpak GWW (Grond-, Weg-, en Waterbouw) heeft de aanpak van fysieke belasting voor stratenmakers prioriteit. Fysieke belasting is ook hier de belangrijkste veroorzaker van arbeidsongeschiktheid. Binnen de Arbocatalogus Bestratingen zijn de risico’s voor de stratenmaker goed in kaart gebracht. Er is ook hier sprake van een keur aan maatregelen en voorzieningen die het mogelijk maken de fysieke belasting te beperken. Op basis daarvan zijn ook voor het beroep stratenmaker bepaalde werkzaamheden aangewezen die fysiek zo belastend zijn, dat dit altijd een overtreding van artikel 5.3, onder a, van het Arbobesluit oplevert waarvoor direct een boete zal worden gegeven.

De tekst van de voetnoot is daarop aangepast. Aangezien dit tot een scala aan wijzigingen leidt is er voor gekozen de voetnoot volledig opnieuw vast stellen.

Artikel II

De wijzigingen treden in werking per 1 oktober 2015, met dien verstande dat artikel I, onderdelen A en B, punten 1, sub b en e, 3, 4, 6 en 7, direct in werking treden. Onderdeel A betreft enige belangrijke reparaties als gevolg van een recente uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (punt 3: gronden voor verlaging van de bestuurlijke boete en de technische aanpassingen opgenomen in de punten 4 en 5) en betreffende de positie van zzp-ers en vrijwilligers (punten 1 en 2). Onderdeel B, punten 1, sub b en e, 3, 4, 6 en 7, houdt verband met inmiddels inwerking getreden wijzigingen van het Arbobesluit ter implementatie van EU-regelgeving.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze: De directeur-generaal Werk, M.J. Boereboom

Naar boven