Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 juli 2015, nr. 2015-0000164789, tot wijziging van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 in verband met enkele aanpassingen in de hoofdstukken III en V en enkele technische wijzigingen en tot wijziging van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) in verband met het verhogen van het subsidieplafond in hoofdstuk II

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste en vierde lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2007–2013 (HERZIEN)

In bijlage 1, artikel A13, van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) wordt ‘€ 30.000.000,–’ vervangen door: € 36.000.000,–.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2014–2020

De Subsidieregeling ESF 2014–2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

duurzame inzetbaarheid:

het productief, gemotiveerd en gezond houden van werknemers om hen in staat te stellen tot aan pensionering binnen of buiten de organisatie te blijven werken;.

B

In bijlage 1 wordt artikel A5 als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘In aanvulling op artikel 7, derde lid en vierde lid, bevat de projectbeschrijving en de begroting van de regio-aanvraag gemeenten’ vervangen door: De projectbeschrijving en de begroting van de regio-aanvraag gemeenten bevatten.

2. In het derde lid wordt ‘In aanvulling op artikel 7, derde lid en vierde lid, bevat de projectbeschrijving en de begroting van de regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs’ vervangen door: De projectbeschrijving en de begroting van de regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs bevatten.

3. In het vierde lid wordt ‘In aanvulling op artikel 15, tweede lid, is de volledige administratie’ vervangen door: De volledige administratie is.

C

In bijlage 1 wordt in de artikelen A7, tweede lid, en A16, tweede lid, ‘In aanvulling op’ vervangen door: In afwijking van.

D

In bijlage 1 wordt artikel A9 als volgt gewijzigd:

1. ‘In aanvulling op artikel 14 verleent de minister’ vervangen door: De minister verleent.

2. Na ‘artikel A8’ wordt een komma ingevoegd.

E

In bijlage 1 wordt artikel A18 als volgt gewijzigd:

1. ‘In aanvulling op artikel 14 verleent de minister’ vervangen door: De minister verleent.

2. Na ‘artikel A17’ wordt een komma ingevoegd.

F

In bijlage 1 wordt in artikel A19 ‘1 oktober 2014’ vervangen door ‘1 oktober 2015’ en wordt ‘31 oktober 2014’ vervangen door ‘30 oktober 2015’.

G

In bijlage 1 wordt in artikel A20 ‘€ 8.000.000,–’ vervangen door: € 9.000.000,–.

H

In bijlage 1 komt artikel A24, tweede lid, te luiden:

  • 2. In afwijking van artikel 12, eerste lid, onderdeel a, zijn enkel de volgende externe kosten subsidiabel: de kosten van extern ingekochte trajecten voor zover de relatie met de activiteiten, genoemd in het eerste lid, voldoende aannemelijk is.

I

In bijlage 1 wordt in de aanhef van artikel A34 ‘Onverminderd artikel 13 komen niet voor subsidie in aanmerking’ vervangen door: Niet voor subsidiering komen in aanmerking’.

J

In bijlage 1 wordt in de aanhef van artikel A36 ‘Onverminderd artikel 14 verleent de minister’ vervangen door: De minister verleent.

K

In bijlage 1 wordt in artikel B2 ‘15 oktober 2014’ vervangen door ‘19 oktober 2015’ en wordt ‘7 november 2014’ vervangen door ‘13 november 2015’.

L

In bijlage 1 wordt artikel B4 als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: Een project heeft tot doel het verkrijgen van advies met een implementatieplan, dan wel het begeleiden van de implementatie van een advies, op het terrein van duurzame inzetbaarheid en is in dit kader gericht op:.

2. Onder het tweede gedachtestreepje vervalt: naar duurzame inzetbaarheid van werknemers.

3. Onder het vijfde gedachtestreepje vervalt: en productiviteit.

4. Onder het zevende gedachtestreepje wordt na de puntkomma ‘of’ toegevoegd.

M

In bijlage 1 wordt artikel B6 als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na ‘binnen het artikel B4 omschreven doel’ ingevoegd: , een toelichting bevat op de relevantie voor de aanvrager.

2. In onderdeel c wordt ‘tien maanden’ vervangen door: twaalf maanden.

3. In onderdeel e wordt ‘adviseur’ telkens vervangen door ‘adviseur investeringsprioriteit B’.

N

In bijlage 1 wordt in artikel B7 ‘In aanvulling op artikel 10 wordt geen subsidie verleend’ vervangen door: Er wordt geen subsidie verleend.

O

In bijlage 1 wordt in de artikelen B8, aanhef, en B9, eerste lid, ‘adviseur’ vervangen door: adviseur investeringsprioriteit B.

P

In bijlage 1 wordt artikel B10 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘vier weken’ vervangen door: zes weken.

2. In het tweede lid wordt na ‘artikel 18’ en na ‘derde lid’ een komma ingevoegd en wordt ‘€ 12.000’ vervangen door ‘€ 12.000,–’.

3. In het derde lid wordt ‘adviseur’ vervangen door ‘adviseur investeringsprioriteit B’ en wordt ‘adviseur(s)’ vervangen door ‘adviseur investeringsprioriteit B’.

4. Onder vernummering van het vierde tot het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. In het advies of het verslag, bedoeld in het derde lid, wordt vermeld:

    • a. het projectnummer, de naam van het bedrijf en het bedrijfslogo;

    • b. de naam van de adviseur investeringsprioriteit B;

    • c. de aanleiding voor de subsidieaanvraag;

    • d. op welk thema of activiteit het project gericht is geweest;

    • e. welke activiteiten in het kader van het project zijn uitgevoerd en voor welke doelgroep;

    • f. de uitkomsten of opbrengsten van het project en in hoeverre de beoogde doelstellingen zijn bereikt;

    • g. op welke wijze werknemers betrokken zijn geweest bij het project;

    • h. op welke wijze de organisatie het advies kan implementeren, dan wel vorm is gegeven aan de begeleiding bij de implementatie;

    • i. met welke partijen binnen of buiten de organisatie is samengewerkt.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 juli 2015

De Staatssecretaris van SocialeZaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

ALGEMEEN

Deze wijziging van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 bevat enkele aanpassingen van het in bijlage 1 van de regeling opgenomen hoofdstuk V (Duurzame inzetbaarheid bedrijven/instellingen) in Investeringsprioriteit B (Actief en gezond ouder worden). In het najaar van 2014 is dit hoofdstuk voor het eerst opengesteld geweest. Deze openstelling is aan een (tussen)evaluatie onderworpen om leerervaringen voor de volgende openstelling eind 2015 op te doen.1 De resultaten van deze tussenevaluatie zijn aanleiding tot een aantal wijzigingen in de regeling. Naast dat er een aantal verduidelijkingen worden aangebracht, wordt de maximale projectduur verlengd van tien naar twaalf maanden. Tevens wordt er een nieuw aanvraagtijdvak geopend in het kader van hoofdstuk III. Voorts zijn enkele technisch-redactionele wijzigingen opgenomen. Hiernaast is in deze wijzigingsregeling een aanpassing van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) opgenomen. Het subsidieplafond in het kader van hoofdstuk II van bijlage 1, Actie A, wordt verhoogd van € 30.000.000,– naar € 36.000.000,–. Voor een nadere toelichting van de verschillende wijzigingen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Duurzame inzetbaarheid

In deze wijziging wordt het begrip ‘duurzame inzetbaarheid’ nader verduidelijkt. Onder ‘duurzame inzetbaarheid’ wordt verstaan het productief, gemotiveerd en gezond houden van werknemers om hen in staat te stellen tot aan pensionering binnen of buiten de organisatie te blijven werken. Dit vereist een optimale fit van het menselijk kapitaal (kennis, vaardigheden, gezondheid en persoonlijkheid) van de werknemers met de vraag op de arbeidsmarkt, zowel nu als in de toekomst. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door (preventieve) maatregelen op het gebied van management en organisatie van het werk, personeel en gezond en veilig werken. Werkgevers kunnen hun medewerkers behouden en versterken door hen uit te blijven dagen en eigenaarschap en zelfontplooiing te stimuleren. Verzuim kan op deze manier worden tegengegaan en de persoonlijke effectiviteit en medewerkertevredenheid kunnen verhoogd worden. Het effect is bovendien dat werknemers gemakkelijk inzetbaar zijn en daarmee vergroten ze hun kansen op werk. Het zorgt voor blijvende arbeidsparticipatie met toegevoegde waarde voor alle betrokkenen.

Gevolgen voor de regeldruk

Bij de voorbereiding van deze wijzigingsregeling is nagegaan of er sprake is van regeldrukeffecten. Dit voorstel heeft geen regeldrukeffecten omdat het voornamelijk gaat om een aantal technische aanpassingen en verduidelijkingen van de regeling. De bestaande informatieverplichtingen wijzigen in zoverre dat nu ook de eis wordt gesteld dat de aanleiding moet worden genoemd in het advies dan wel in het verslag van de implementatie. Dit heeft echter geen noemenswaardige gevolgen voor de administratieve lasten, omdat dit wordt meegenomen in de werkzaamheden die reeds worden verricht.

ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2007–2013 (HERZIEN)

Het ESF-programma 2007–2013 loopt ten einde. In de loop van 2016 zal op basis van de ingediende en gecontroleerde einddeclaraties duidelijk worden in hoeverre het beschikbare ESF-budget van € 830 miljoen geheel zal zijn benut. Met de wijziging van artikel A13 wordt ruimte geboden om onverhoopte onderbenutting van ESF-middelen bij andere projecten uit het programma op te vangen met een extra ophoging van het UWV-budget, voor het geval het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen iets meer subsidiabele kosten zou kunnen realiseren dan oorspronkelijk geraamd.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2014–2020

Onderdeel A (artikel 1)

Aan artikel 1 wordt een definitie toegevoegd van ‘duurzame inzetbaarheid’. Dit begrip is van belang in Investeringsprioriteit B, hoofdstuk V. Wat onder ‘duurzame inzetbaarheid’ wordt verstaan is reeds toegelicht in het kader van artikel B4 (zie Stcrt. 2014, 19322). Voor de duidelijkheid wordt dit begrip nu opgenomen in de begripsbepalingen. Zie voor een nadere toelichting van dit begrip voorts ook het algemeen deel van de toelichting van deze regeling.

Onderdelen B, D, E, I, J en N (bijlage 1, artikelen A5, A9, A18, A34, A36 en B7)

Op grond van artikel 2, vijfde lid, gelden de bepalingen in de bijlagen in aanvulling op hetgeen in het algemeen deel van de regeling is vastgelegd. Het is derhalve niet nodig in de artikelen in de bijlagen aan te geven dat een bepaling geldt in aanvulling op of onverminderd een artikel uit het algemeen deel van de regeling. In deze onderdelen worden enkele bepalingen uit de bijlagen hier technisch op aangepast.

Onderdelen C en H (bijlage 1, artikelen A7, A16 en A24)

De tekst van deze artikelleden wordt technisch-redactioneel aangepast. Uit deze bepalingen volgt dat het om een beperking van de externe kosten, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a, gaat. Dit wordt verduidelijkt in het artikel door aan te geven dat deze bepalingen afwijken van de algemene regel.

Onderdelen F en G (bijlage 1, artikelen A19 en A20)

In hoofdstuk III wordt een nieuw aanvraagtijdvak geopend voor aanvragen door de Minister van Veiligheid en Justitie in het kader van investeringsprioriteit A. Dit aanvraagtijdvak loopt van 1 oktober 2015, 9.00 uur, tot en met 30 oktober 2015, 17.00 uur. Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor dit tijdvak € 9.000.000,–.

Onderdeel K (artikel B2)

Er wordt in dit artikel een nieuw aanvraagtijdvak geopend in het kader van hoofdstuk V (Duurzame inzetbaarheid bedrijven/instellingen). Dit aanvraagtijdvak loopt van 19 oktober 2015, 9.00 uur, tot en met 13 november 2015, 17.00 uur.

Onderdeel L (artikel B4)

Artikel B4 wordt gewijzigd, mede naar aanleiding van de evaluatie genoemd in het algemeen deel van de toelichting. De wijziging van de aanhef hangt samen met het opnemen van een definitie van ‘duurzame inzetbaarheid’ in artikel 1 (zie artikel II, onderdeel A, en het algemeen deel van de toelichting). Nu uit de definitie in artikel 1 volgt wat onder ‘duurzame inzetbaarheid’ wordt verstaan is het niet nodig dit te herhalen in de aanhef van artikel B4. De aanhef wordt voorts redactioneel aangepast in samenhang met de wijziging onder 4. Uit de opsomming van de onderdelen vloeit voort dat een project gericht kan zijn op één of meer van de genoemde thema’s en activiteiten. Dit wordt derhalve niet geëxpliciteerd in de aanhef.

De wijziging onder 2 is technisch van aard. Uit de aanhef volgt dat de onder de gedachtestreepjes genoemde thema’s en activiteiten in het kader van duurzame inzetbaarheid moeten plaatsvinden. Dit betekent bijvoorbeeld dat de onder het eerste gedachtestreepje genoemde bedrijfs- of organisatiescan en het onder het tweede gedachtestreepje genoemde onderzoek betrekking moet hebben op duurzame inzetbaarheid.

Bij het voorgaande wordt voor de volledigheid opgemerkt dat het project primair gericht moet zijn op het investeren in medewerkers in plaats van investeren in de organisatie. Projecten die uitsluitend gericht zijn op andere doelen dan duurzame inzetbaarheid, zoals het verlagen van de productiekosten, procesverbetering of bezuinigingen, komen niet in aanmerking voor subsidie. Het ligt voorts niet in de rede dat het project gericht is op activiteiten die de zorgplicht en wettelijke plicht van de werkgever raken (zoals de risicoinventarisatie- en evaluatie en het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek op grond van de Arbeidsomstandighedenwet of gangbare branche-standaarden als ISO-certificering en VCA-certificering).

De wijziging onder 3 verduidelijkt dat het in dialoog met medewerkers aanpassen van de organisatie van het werk primair gericht moet zijn op het verhogen van de betrokkenheid en niet zozeer op de verhoging van de arbeidsproductiviteit. Het implementeren van bijvoorbeeld het werken volgens Lean is subsidiabel mits medewerkers actief betrokken worden bij de implementatie en de implementatie zich richt op het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Niet subsidiabel zijn de (onderdelen van de) aanvragen voor implementatie van het werken volgens Lean die zich uitsluitend richten op bijvoorbeeld procesinnovatie.

Onderdeel M (artikel B6)

Met de wijziging van onderdeel a wordt verduidelijkt dat niet alleen het advies en de implementatie van het advies op de individuele organisatie moet zijn toegespitst, maar ook de aanvraag en daarmee de opzet van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Om tot een toegespitst implementatieplan en praktische adviezen te komen, dient het project zich te richten op vraagstukken die voor de aanvrager relevant zijn.

Met de wijziging van onderdeel c wordt de maximale projectduur verlengd van tien naar twaalf maanden (onder 2). Uit de evaluatie blijkt dat de projectduur van tien maanden door veel aanvragers in de eerste openstelling als vrij kort is ervaren. Een langere looptijd kan daarom bijdragen aan een betere implementatie van het project. De wijziging zal ook gelden ten aanzien van subsidieontvangers die een aanvraag hebben ingediend in het aanvraagtijdvak van 15 oktober 2014, 9.00 uur, tot en met 7 november 2014, 17.00 uur. De desbetreffende subsidieontvangers zullen hierover een aparte beschikking ontvangen van het Agentschap SZW. De wijziging onder 3 betreft een technisch-redactionele aanpassing.

Onderdeel O (artikelen B8 en B9)

Dit onderdeel betreft een technisch-redactionele wijziging. Met de verwijzing naar ‘adviseur’ in deze artikelen wordt de ‘adviseur investeringsprioriteit B’ bedoeld, zoals deze is gedefinieerd in artikel 1. Dit wordt verduidelijkt in de desbetreffende artikelen.

Onderdeel P (artikel B10)

Onder 1 wordt de termijn voor het indienen van de einddeclaratie verlengd van vier naar zes weken in verband met de verlenging van de maximale projectduur (zie onderdeel M). Onder 2 en 3 worden voorts enkele technisch-redactionele wijzigingen gemaakt. Onder 4 wordt een nieuw vierde lid ingevoegd waarin de elementen worden genoemd die dienen te worden opgenomen in het advies of het verslag. De meeste elementen zijn reeds opgenomen in de toelichting bij dit artikel (zie Stcrt. 2014, 19322). Ter verduidelijking zijn deze nu tevens opgenomen in artikel B10. Wellicht ten overvloede wordt met betrekking tot onderdeel c opgemerkt dat bij het inschakelen van meerdere adviseurs de namen van deze adviseurs moeten worden vermeld. Ook als activiteiten of thema’s gericht zijn op meerdere doelgroepen dienen deze doelgroepen te worden genoemd (onderdeel e). Voorts is aangevuld dat in het advies of het verslag de aanleiding van de subsidieaanvraag wordt vermeld.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten en van de minimale invoeringstermijn van twee maanden. In verband met het openen van het nieuwe aanvraagtijdvakken in hoofdstuk III (Investeringsprioriteit A), en hoofdstuk V (Investeringsprioriteit B) en de tijdige bekendmaking hiervan dient deze regeling zo spoedig mogelijk te worden gepubliceerd en in werking te treden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Bureau Bartels, Tussenevaluatie eerste openstelling ESF-regeling Duurzame Inzetbaarheid, Rapport uitgebracht in opdracht van het Agentschap SZW, Amersfoort, 2015.

Naar boven