Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 januari 2015, nr. VO/F-669126, houdende regels voor de verstrekking van aanvullende bekostiging in verband met het Sectorakkoord VO 2014–2017 alsmede wijziging van de Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs (Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs 2015–2017)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 85a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, of, voor zover het betreft het landbouwonderwijs, Minister van Economische Zaken;

b. bevoegd gezag:

bevoegd gezag van een school, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

c. school:

uit ’s Rijks kas bekostigde school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, of uit ’s Rijks kas bekostigd agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover daaraan voorbereidend beroepsonderwijs verzorgd wordt;

d. Bestuursakkoord:

op 14 december 2011 gesloten Bestuursakkoord VO-raad – OCW tussen de minister, de staatssecretaris en de VO-raad over de in de actieplannen Beter Presteren en Leraar 2020 – een krachtig beroep! geschetste beleidsambities;

e. Sectorakkoord VO:

op 17 april 2014 gesloten Sectorakkoord VO-raad-OCW tussen de minister, de staatssecretaris en de VO-raad over de ambities voor de komende jaren. De afspraken vloeien voort uit het Nationaal Onderwijsakkoord en de Lerarenagenda. Het Sectorakkoord VO vervangt het bestaande Bestuursakkoord 2012–2015. De afspraken uit het Bestuursakkoord die nog niet zijn gerealiseerd, maken deel uit van het Sectorakkoord;

f. leerling:

leerling als bedoeld in artikel 7 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. of artikel 2.1.2, onderdeel g, van het Uitvoeringsbesluit WEB die op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de aanvullende bekostiging wordt verstrekt aan een school is ingeschreven.

Artikel 2. Doel van de aanvullende bekostiging

De minister verstrekt aan het bevoegd gezag van een school in de kalenderjaren 2015 tot en met 2017 jaarlijks een bedrag per leerling met als doel de uitvoering van de afspraken in het Bestuursakkoord en Sectorakkoord VO, in het bijzonder de landelijke streefdoelen zoals geformuleerd in paragraaf 2.6 en uitgewerkt in paragraaf 4.5 van het Sectorakkoord VO van 17 april 2014.

Artikel 3. Beschikbare middelen per leerling

  • 1. In 2015 ontvangt het bevoegd gezag van de school in het kader van deze regeling een bedrag van € 185 per leerling.

  • 2. Het bedrag per leerling genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks door de minister vastgesteld met in achtneming van artikel 6 van deze regeling.

Artikel 4. Verdeling van de middelen

De aanvullende bekostiging op grond van deze regeling die het bevoegd gezag in een bepaald jaar voor de school ontvangt wordt eenmalig bepaald door het aantal aan die school ingeschreven leerlingen te vermenigvuldigen met het in artikel 3 voor dat jaar bedoelde bedrag per leerling.

Artikel 5. Beschikking en betaling

  • 1. De aanvullende bekostiging wordt jaarlijks ambtshalve uiterlijk in de maand maart verstrekt. Als peildatum wordt het aantal leerlingen genomen dat op 1 oktober van het voorafgaande jaar waarop de bekostiging wordt verstrekt, staat ingeschreven bij de school.

  • 2. De betaling van de aanvullende bekostiging wordt in één termijn voldaan.

Artikel 6. Verantwoording aanvullende bekostiging

De aanvullende bekostiging op grond van deze regeling wordt verantwoord in de jaarrekening en de jaarverslaglegging, zoals bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening bevat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de middelen.

Artikel 7. Monitor en evaluatie

  • 1. De minister zal de voortgang op landelijk niveau laten monitoren en een evaluatie uitvoeren.

  • 2. De minister kan op basis van de resultaten op sectorniveau in 2016 en 2017 besluiten om deze regeling met ingang van het daaropvolgende jaar te wijzigen.

  • 3. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde monitor en evaluatie moet de school desgevraagd een samenhangend overzicht kunnen overleggen van de door de school gepleegde inspanningen ten behoeve van de in artikel 2 bedoelde landelijke streefdoelen.

Artikel 8. Wijziging van de Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs

Aan het slot van artikel 8 van Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs wordt de volgende zin toegevoegd:

Met ingang van 1 januari 2015 kunnen geen financiële aanspraken meer worden gemaakt op grond van deze regeling.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs 2015–2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING BIJ DE REGELING PRESTATIEBOX VOORTGEZET ONDERWIJS 2015–2017

1. Sectorakkoord tussen ministerie van OCW en VO-raad

Algemeen

Op 19 september 2013 is het Nationaal Onderwijs Akkoord (NOA) gesloten tussen het Kabinet en de Stichting van het Onderwijs. Dit akkoord, dat aansluit bij het Regeerakkoord Rutte II en afspraken bevat voor de hele onderwijskolom, is uitgewerkt in diverse sectorakkoorden.

Op 17 april 2014 is het Sectorakkoord voor het voortgezet onderwijs gesloten. Hierin hebben het ministerie van OCW en de VO-raad – als vertegenwoordiger van schoolbesturen en scholen in het voortgezet onderwijs – afspraken gemaakt over prioriteiten, doelstellingen, maatregelen en investeringen in het onderwijs in de periode tot aan 2020.

Dit Sectorakkoord VO geeft invulling aan de ambities die zijn geformuleerd in het Regeerakkoord en zijn beschreven in het NOA en de Lerarenagenda. Het Sectorakkoord VO vervangt het bestuursakkoord 2011–2015 waarbij de nog niet gerealiseerde afspraken uit het Bestuursakkoord VO onderdeel uitmaken van dit nieuwe sectorakkoord.

Het sectorakkoord bouwt nadrukkelijk voort op de eerder genomen maatregelen en afgesloten akkoorden: het Bestuursakkoord 2012–2015 en het Actieplan Beter Presteren uit 2011. Met deze initiatieven is immers een belangrijke impuls gegeven aan het verbeteren van de onderwijskwaliteit via onder meer opbrengstgericht werken, het beter inspelen op verschillen tussen leerlingen, het versterken van een ambitieuze leercultuur op scholen en het versterken van het leren door leraren en schoolleiders. Het Sectorakkoord VO bestendigt en verstevigt de ingeslagen weg van het Bestuursakkoord en het Actieplan Beter Presteren.

Ambities en doelen in het Sectorakkoord VO

Het Sectorakkoord VO legt de gezamenlijke ambities voor de sector voortgezet onderwijs voor de komende periode vast en koppelt deze aan meetbare streefdoelen. Het sectorakkoord legt prioriteit bij de toekomstbestendigheid van het onderwijs en de professionaliteit van scholen/leraren/schoolleiders- en besturen.

Toekomstbestendig onderwijs
  • Uitdagend onderwijs voor elke leerling (meer aandacht en uitdaging voor toptalenten) en brede vorming voor alle leerlingen

  • Verminderen zittenblijven1

  • De lerende organisatie

Professionele scholen
  • Professionalisering en deskundigheidsbevordering van leraren

  • Professionalisering schoolleiders en bestuurders (versterking bestuurskracht)

Ondersteuning van de scholen

Bij de vertaling van de landelijke prioriteiten uit het Sectorakkoord naar schoolbeleid en de uitvoering ervan, zullen scholen ondersteund worden. In het Sectorakkoord VO is vastgesteld hoe de minister en de VO-raad de schoolbesturen faciliteren en randvoorwaarden creëren om ambities en de streefdoelen uit het akkoord te realiseren. Voor de verschillende ambities wordt bestaande ondersteuning voortgezet of geïntensiveerd of wordt er nieuw ondersteuningsaanbod ontwikkeld. OCW en de VO-raad maken voor scholen op een transparante manier inzichtelijk welke ondersteuning beschikbaar is voor welke doeleinden. Het totale ondersteuningsaanbod dient ertoe scholen te helpen bij het realiseren van de ambities uit het Sectorakkoord.

Voor het aanbod van ondersteuningsprogramma’s die scholen kunnen inzetten bij het realiseren van hun ambities, kunnen besturen de middelen uit de prestatiebox inzetten.

2. Monitoring en verantwoording

Monitoring en verantwoording op schoolniveau

In het Sectorakkoord VO is afgesproken dat scholen de schoolspecifieke uitwerking en uitvoering van de gezamenlijke ambities vastleggen in hun schoolplan. Op deze wijze is de schoolontwikkeling in het kader van dit Sectorakkoord VO ingebed in de reguliere kwaliteitsontwikkeling van een school en wordt bij de bestaande systematiek aangesloten. De monitoring van het sectorakkoord op schoolniveau doet op die manier recht aan de eigen keuzes en accenten van scholen.

Scholen leggen over de besteding van de middelen uit de prestatiebox jaarlijks verantwoording af conform de reguliere systematiek van jaarrekening en jaarverslag.

Monitoring en verantwoording op landelijk niveau

Het ministerie van OCW draagt samen met de VO-raad zorg voor het monitoren van de voortgang van het Sectorakkoord VO in de jaren 2015 tot en met 2020.

  • Voor 2014 wordt de landelijke beginsituatie vastgesteld voor alle streefdoelen (en bijbehorende indicatoren) uit het Sectorakkoord VO. Scholen worden in 2015 geïnformeerd over deze landelijke nulmeting.

  • Jaarlijks voor het einde van het kalenderjaar komt er integraal kwantitatieve informatie beschikbaar over de voortgang in de sector op alle streefdoelen uit het Sectorakkoord VO.

  • Ook zal er jaarlijks een kwalitatief onderzoek worden gedaan naar de mate waarin de inspanningen van besturen bijdragen aan de landelijke doelen. Dit kwalitatieve onderzoek geeft aan hoe de besturen en scholen aan de slag zijn met de ambities uit het Sectorakkoord en in welke mate er vorderingen worden geboekt.

Op deze manier legt de sector als geheel jaarlijks verantwoording af over de resultaten op sectorniveau.

In het Sectorakkoord VO zijn de formele verantwoordingsmomenten afgesproken: 2017 en 2020. In die jaren zullen er aan de (kwantitatieve en kwalitatieve) monitoringsresultaten consequenties worden verbonden.

Het totaaloordeel over de voortgang wordt gebaseerd op de voortgang per cluster, zoals deze ook in paragraaf 3 van deze toelichting zijn weergegeven.

  • 1. Uitdagend onderwijs en brede vorming voor alle leerlingen

  • 2. Lerende sector

  • 3. Professionalisering en deskundigheidsbevordering leraren

  • 4. Professionalisering schoolleiders en bestuurders

Op basis van de kwantitatieve meetresultaten komt OCW tot een oordeel over de voortgang per cluster. Op basis van dit oordeel voeren de akkoordpartijen OCW en de VO-raad overleg, waarbij ook de kwalitatieve beweging bij scholen wordt betrokken in het oordeel over de voortgang. Dit leidt tot een afweging van OCW of en hoe de prestatieboxregeling wordt gecontinueerd in de resterende jaren:

  • Bij voldoende voortgang op één of meer van de clusters, kan OCW besluiten om middelen over te hevelen naar de reguliere lumpsumbekostiging van scholen en de prestatieboxregeling (met ingang van het eerstvolgende jaar) daarop aan te passen.

  • Bij onvoldoende voortgang op één of meer van de clusters, kan OCW besluiten om (clustergewijs) prestatieboxmiddelen niet meer toe te kennen of onder andere en/of striktere voorwaarden beschikbaar te stellen. Dit laatste kan betekenen dat de afspraken, aanpak, en daaraan gekoppeld de inzet van de middelen, inhoudelijk worden heroverwogen en/of dat de middelen in de resterende jaren onder striktere voorwaarden worden toegekend, bijvoorbeeld via afzonderlijke subsidieregelingen.

Belangrijk streven bij de inrichting van de monitor is dat de administratieve lasten beperkt blijven. Daarom wordt er gebruik gemaakt van informatie die voortvloeit uit bestaande toezichts- en verantwoordingsinstrumenten en gegevens die centraal geregistreerd staan. In aanvulling op reguliere bronnen, zoals DUO, de Inspectie en PISA, wordt eveneens gebruik gemaakt van de (algemene) informatie die beschikbaar komt via de VO-raad (o.a. Vensters voor Verantwoording).

In 2017 zal het gebruik van de prestatiebox worden geëvalueerd om daarmee extra inzicht te verkrijgen in de werking van het instrument en de manier waarop financiële middelen worden ingezet om de doelen uit het Sectorakkoord VO te realiseren.

3. Prestatiebox

Doel van de aanvullende bekostiging

Alle scholen ontvangen via deze regeling aanvullende middelen om invulling te geven aan de prioriteiten uit het Sectorakkoord voor de komende periode. Scholen hebben de ruimte om binnen de landelijke prioriteiten van het Sectorakkoord vo en de Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs 2015–2017 de prestatieboxmiddelen naar eigen inzicht te besteden.

Hoogte van de aanvullende bekostiging

Voor de periode 2015 tot en met 2017 wordt jaarlijks, onder voorbehoud van de begrotingswetgever, een bedrag beschikbaar gesteld. Het gaat om een bedrag van € 176 miljoen in 2015, € 203 miljoen in 2016 en € 274 miljoen in 2017. De beschikbare middelen uit de prestatiebox worden jaarlijks uiterlijk in de maand maart aan alle scholen verstrekt op basis van een bedrag per leerling. Het bedrag per leerling wordt jaarlijks vastgesteld. Als peildatum wordt het aantal leerlingen genomen dat op 1 oktober van het voorafgaande jaar ingeschreven staat bij de school.

Beschikbare middelen per leerling

De hiervoor genoemde bedragen worden jaarlijks vastgesteld. Het bedrag per leerling in artikel 3 eerste lid wordt per jaar bepaald door het beschikbare budget te delen door het aantal leerlingen. Als peildatum wordt het aantal leerlingen genomen dat op 1 oktober van het voorafgaande jaar ingeschreven staat bij de school.

Sinds 2012 ontvingen leerlingen in het vierde, vijfde en zesde leerjaar van het VWO een apart bedrag voor het extra stimuleren en begeleiden van excellente en hoogbegaafde leerlingen. Omdat talenten op elke school en op elk niveau zitten, zijn in deze regeling de prestatieboxmiddelen opgenomen in het totaalbedrag per leerling. Met de bredere aanpak van toptalenten komen de prestatieboxmiddelen vanaf 2015 toe aan alle leerlingen in alle leerwegen (via het totaalbedrag per leerling) en daarmee vervalt het separate bedrag per bovenbouw VWO leerling.

Het bedrag per leerling is voor het jaar 2015 als volgt opgebouwd:

Speerpunten Sectorakkoord VO

budget 2015

per leerling

Uitdagend onderwijs: meer aandacht en uitdaging voor toptalenten en brede vorming voor alle leerlingen

€ 24 mln.

€ 25

De lerende organisatie

€ 27 mln.

€ 29

Professionalisering en deskundigheidsbevordering leraren

€ 97 mln.

€ 102

Professionalisering schoolleiders en bestuurders

€ 28 mln.

€ 29

 

€ 176 mln.

 

OCW, excl. EZ: 955.633 ll.

   
   

€ 185

4. Administratieve Lasten

Onder administratieve lasten wordt verstaan ‘tijd en geld gemoeid met het voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid’. Bij de voorbereiding van deze ministeriële regeling is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. Daarbij is de regeling intern ter beoordeling voorgelegd voor toetsing op administratieve lasten. OCW voorziet voor deze regeling geen extra administratieve lasten.

Er wordt alleen een geringe doorloop voorzien als gevolg van administratieve verplichtingen uit de oude regeling. Deze zijn echter al in de oude regeling gekwantificeerd en zijn daarom niet in deze regeling opgenomen. Scholen leggen over de besteding van de middelen uit de prestatiebox jaarlijks verantwoording af conform de reguliere systematiek van jaarrekening en jaarverslag. Door aan te sluiten bij de reguliere systematiek blijven de administratieve lasten tot een absoluut minimum beperkt.

5. Vaste Verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De regeling kon echter niet twee maanden van te voren gepubliceerd worden, omdat de besluitvorming rond de desbetreffende onderdelen pas in het najaar van 2014 is afgerond. Dit is een voorziene afwijking van de procedure rond de vaste verandermomenten.

6. Beschikking en betaling

De aanvullende bekostiging wordt ambtshalve verstrekt. Scholen hoeven dus geen aanvraag in te dienen om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging in het kader van deze regeling. De scholen ontvangen uiterlijk in maart de aanvullende bekostiging van het betreffende jaar.

7. Inwerkingtreding

De regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs 2015–2017 treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt daarbij terug tot en met 1 januari 2015. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2018.

Met de inwerkingtreding van deze regeling kunnen geen financiële aanspraken meer worden gemaakt op grond van de bestaande Regeling Prestatiebox Voortgezet Onderwijs van 17 december 2011. Deze regeling blijft evenwel tot 1 januari 2016 bestaan voor het afhandelen van bestaande verplichtingen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

De hiervoor beschikbare middelen worden in 2015 en 2016 in de vorm van subsidie verstrekt. Afhankelijk van de dan bereikte resultaten zullen de middelen vanaf 1 januari 2017, worden toegevoegd aan de Regeling Prestatiebox VO 2015–2017, dan wel aan de lumpsum van scholen.

Naar boven