Openbare Bibliotheken

Stichting Bibliotheekwerk 2015/2018

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 juni 2015 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Stichting Bibliotheekwerk

UAW Nr. 11659

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van het Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) ter ener zijde: de Vereniging van Openbare Bibliotheken;

Partij(en) ter andere zijde: FNV Publiek Belang en CNV Connectief.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Definities

In deze collectieve arbeidsovereenkomst Stichting BibliotheekWerk (CAO SBW) wordt verstaan onder:

1. werkgever:

de rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke instelling waarop de CAO SBW van toepassing is;

2. werknemer:

degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek met de werkgever heeft;

3. stichting:

de Stichting BibliotheekWerk (SBW);

4. CAO SBW:

de CAO Stichting BibliotheekWerk;

5. Cao-partijen:

de werkgeversorganisatie VOB en de werknemersorganisaties waarmee de CAO SBW is overeengekomen, te weten FNV en CNV Connectief;

6. reglement heffing en inning:

het reglement heffing en inning stichting SBW;

7. bruto loonsom per jaar:

het jaarsalaris te vermeerderen met de eindejaarsuitkering.

Artikel 2 Werkingssfeer

De CAO SBW is van toepassing op:

  • a) De in Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke instellingen die een of meer voorzieningen van openbaar bibliotheekwerk in stand houden als bedoeld in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (2014, Staatsblad nr. 470);

  • b) De in Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke instellingen die werkzaamheden verrichten die naar hun aard dezelfde zijn als de werkzaamheden, die verricht worden door de instellingen als genoemd onder a van dit artikel;

  • c) De in Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke instellingen die geheel of nagenoeg geheel werkzaamheden verrichten ten behoeve van instellingen als onder sub a en/of sub b.

Artikel 3 Doel

  • 1. De stichting heeft ten doel het bevorderen van een goed functionerende arbeidsmarkt in de sector Openbare Bibliotheken zowel op landelijk als op regionaal niveau.

  • 2. De stichting tracht dit doel te bereiken door:

    • a) het voeren van overleg, met uitzondering van het cao-overleg, over door de stichting te initiëren en uit (te laten) voeren arbeidsmarktgerelateerde projecten op het gebied van instroom, doorstroom, voorlichting en (verdere) competentie-ontwikkeling van alle werkgevers en werknemers in de branche Openbare Bibliotheken;

    • b) het initiëren, (laten) uitvoeren, begeleiden en publiceren van onderzoek op het terrein van de arbeidsmarkt in de branche Openbare Bibliotheken;

    • c) het (laten) uitvoeren van informatie-en communicatievoorziening op het terrein van de arbeidsmarkt voor werkgevers en werknemers in de branche;

    • d) het voeren van overleg, met uitzondering van het cao-overleg, over de inzet van middelen die partijen in de branche Openbare Bibliotheken ter beschikking hebben voor de activiteiten a tot en met c;

    • e) Het verwerven van middelen voor de financiering van de activiteiten a tot en met d.

Artikel 4 Uitvoering

De uitvoering van het in artikel 3 genoemde doel is opgedragen aan de stichting en geschiedt volgens de statuten en het reglement heffing en inning die als bijlagen 1 en 2 aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan integraal deel uitmaken.

Artikel 5 Verplichtingen werkgever

Werkgevers zijn gehouden de stichting de noodzakelijke beschikbare gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen, die zij aan de stichting zijn verschuldigd, overeenkomstig datgene hierover in de statuten en in het bijgevoegde reglement is bepaald.

Artikel 6 Rechten van werkgever en werknemer

Iedere werkgever en werknemer heeft het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van de door de stichting gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten zoals bedoeld in artikel 3, en binnen de kaders van deze CAO SBW.

Artikel 7 Bijdrage

  • 1. Voor de looptijd van de CAO SBW wordt de stichting gefinancierd uit:

    • a) een bijdrage van de werkgever: tot en met 31 december 2015 bedraagt de werkgeversheffing 0,2% van de bruto loonsom per jaar. Voor de vaststelling van de bruto loonsom wordt de peildatum gehanteerd van 1 januari van het betreffende jaar;

    • b) te verwerven subsidies en andere inkomsten;

BIJLAGE 1 STATUTEN SBW

Artikel 1 Naam, Zetel en Duur

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting BibliotheekWerk, verkorte naam SBW.

  • 2. De stichting is gevestigd in Den Haag.

  • 3. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.

Artikel 2 Begripsbepalingen

  • 1. Werkgever: de rechtspersoon die een voor het algemeen publiek toegankelijke bibliotheekvoorziening in stand houdt, in enigerlei rechtsvorm;

  • 2. Werknemer: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek met de werkgever heeft;

  • 3. Stichting: de Stichting BibliotheekWerk (SBW);

  • 4. CAO SBW: de CAO Stichting BibliotheekWerk;

  • 5. CAO-partijen: de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB) en de werknemersorganisaties waarmee de CAO Openbare Bibliotheken is overeengekomen, te weten Federatie Nederlandse Vakbeweging (hierna FNV) en CNV Connectief;

  • 6. Bestuur: het in artikel 5 bedoelde bestuur;

  • 7. Reglement: de in artikel 11 bedoelde reglementen;

  • 8. Statuten: de statuten van de Stichting BibliotheekWerk.

Artikel 3 Doel

  • 1. De Stichting BibliotheekWerk heeft ten doel het bevorderen van een goed functionerende arbeidsmarkt in de sector openbare bibliotheken zowel op landelijk als op regionaal niveau.

  • 2. De stichting tracht dit doel te bereiken door:

    • a. het voeren van overleg, met uitzondering van het cao overleg, over door de stichting te initiëren en uit (te laten) voeren arbeidsmarktgerelateerde projecten op het gebied van instroom, doorstroom, voorlichting en (verdere) competentie-ontwikkeling van alle werkgevers en werknemers in de branche Openbare Bibliotheken;

    • b. het initiëren, (laten) uitvoeren, begeleiden en publiceren van onderzoek op het terrein van de arbeidsmarkt in de branche Openbare Bibliotheken;

    • c. het (laten) uitvoeren van informatie-en communicatievoorziening op het terrein van de arbeidsmarkt voor werkgevers en werknemers in de branche;

    • d. het voeren van overleg, met uitzondering van het cao overleg, over de inzet van middelen die partijen in de branche Openbare Bibliotheken ter beschikking hebben voor de activiteiten a tot en met c;

    • e. het verwerven van middelen voor de financiering van de activiteiten a tot en met d.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De inkomsten van de Stichting BibliotheekWerk kunnen bestaan uit:

    • a. jaarlijks vast te stellen bijdragen van werkgevers;

    • b. jaarlijks vast te stellen bijdragen van werknemers;

    • c. rentebaten;

    • d. schenkingen, legaten en erfstellingen, met dien verstande dat erfstellingen uitsluitend kunnen worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving;

    • e. subsidies en andere inkomsten.

  • 2. De uitgaven van de stichting bestaan uit:

    • a. de uitgaven voortvloeiende uit de realisering van de doelstellingen als bedoeld in artikel 3;

    • b. de beheerskosten van de stichting.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting BibliotheekWerk bestaat uit vier leden, te weten twee werkgeversleden en twee werknemersleden.

  • 2. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgeversorganisaties:

    twee werkgeversleden worden benoemd op voordracht van de Vereniging Openbare Bibliotheken, gevestigd te Den Haag, hierna te noemen de VOB.

    De werknemersleden worden benoemd door de werknemersorganisaties:

    • één lid wordt benoemd op voordracht van FNV, gevestigd te Utrecht;

    • één lid wordt benoemd op gezamenlijke voordracht van FNV, gevestigd te Utrecht en CNV Connectief, gevestigd te Utrecht.

  • 3. Indien één van de in lid 2 van dit artikel genoemde organisaties zich niet verbindt aan de CAO Openbare Bibliotheken, verliest deze het recht op vertegenwoordiging in het bestuur van de Stichting BibliotheekWerk.

  • 4. Het bestuur kiest uit haar midden een voorzitter en een vicevoorzitter/penningmeester, dan wel benoemt het bestuur een onafhankelijk voorzitter van buiten de eigen gelederen.

  • 5. Voorzitter en vicevoorzitter/penningmeester vervullen de in lid vier bedoelde functies voor de duur van één jaar. Beide functies worden beurtelings paritair door de werkgevers- dan wel een werknemersvertegenwoordiger vervuld, tenzij het bestuur anders besluit.

  • 6. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaar. Zij zijn terstond één maal herbenoembaar.

  • 7. Een bestuurslid kan te allen tijde worden geschorst en ontslagen door de organisatie, die het betreffende bestuurslid heeft benoemd of voorgedragen.

  • 8. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:

    • a. overlijden van het bestuurslid;

    • b. het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;

    • c. bij schriftelijke ontslagneming (bedanken);

    • d. bij ontslag op grond van artikel 298, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • e. ontslag door het bestuur.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur is gezamenlijk bevoegd tot vertegenwoordiging van de stichting in en buiten rechte.

  • 2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan de volgende twee gezamenlijk handelende personen: de voorzitter en de vicevoorzitter/penningmeester.

  • 3. Het bestuur kan besluiten tot verlening van volmacht aan één of meer bestuurders, alsook aan anderen, al dan niet verbonden aan de stichting, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.

  • 4. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Het bestuur is tevens belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en de reglementen alsmede voor het beheer van het fondsvermogen van de stichting.

  • 5. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. De statuten kunnen deze bevoegdheid aan beperkingen en voorwaarden binden. De uitsluiting, beperkingen en voorwaarden gelden mede voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen, tenzij de statuten anders bepalen.

  • 6. Het bestuur is bevoegd, ter uitvoering van de werkzaamheden verbonden aan het secretariaat en de inning van de werkgeversbijdragen zomede andere door het bestuur te bepalen taken, uit te besteden aan een derde.

  • 7. Het bestuur is bevoegd één of meer (ad hoc) adviescommissies in te stellen over onderwerpen waarover nadere advisering wenselijk wordt geacht.

  • 8. Het bestuur voorziet in een bestuurders aansprakelijkheidsverzekering. In zoverre deze verzekering niet dekkend is voor een voorkomende aansprakelijkheid van één of meerdere bestuursleden of het bestuur in het geheel, voorziet de stichting in juridische ondersteuning en draagt zij de kosten van deze en de vastgestelde aansprakelijkheid. De genoemde ondersteuning en dekking van kosten geldt niet indien sprake is van opzettelijke nalatigheid en/of strafbare feiten.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert vier maal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter, of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter/penningmeester, of tenminste twee bestuursleden dit nodig achten.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. Door het bestuur kan aan de bestuursleden voor het bijwonen van vergaderingen en daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding worden toegekend.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1. Iedere bestuurder is bevoegd tot het uitbrengen van één stem. Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven worden besluiten van het bestuur genomen met gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen, met dien verstande dat deze besluiten niet kunnen worden genomen ingeval alle aanwezige bestuurders behorende tot de groep bestuurders voorgedragen door de werkgeversorganisaties dan wel alle bestuurders behorende tot de groep voorgedragen door de werknemersorganisaties hun stem uitbrengen tegen het voorstel.

  • 2. Het bestuur kan slechts geldige besluiten nemen in een vergadering waarin ten minste drie bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

  • 3. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.

  • 4. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 5. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling en over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. De leden van het bestuur zijn bevoegd zich door een daartoe schriftelijk gevolmachtigd ander lid van het bestuur te doen vertegenwoordigen.

  • 7. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits het desbetreffende voorstel schriftelijk (waaronder begrepen per geëigend telecommunicatiemiddel), aan alle bestuursleden is toegezonden, geen van hen zich binnen een daarbij te stellen termijn van tenminste tien dagen tegen deze wijze van besluitvorming heeft verzet en tenminste de meerderheid van de bestuursleden zich schriftelijk (waaronder begrepen per geëigend telecommunicatiemiddel), vóór het voorstel hebben verklaard. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden een relaas opgemaakt, dat bij de stukken voor de volgende bestuursvergadering wordt gevoegd. Het bepaalde in lid 3, 4 en 5 is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij staking van stemmen het voorstel in de eerstkomende vergadering aan de orde wordt gesteld.

Artikel 9 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.

  • 3. Voorafgaand aan ieder boekjaar stelt het bestuur uiterlijk in november een beleidsplan met begroting vast dat is ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3 omschreven bestedingsdoelen/activiteiten. Het conceptbeleidsplan met begroting wordt voor instemming aan de bij de Stichting BibliotheekWerk betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties, genoemd in artikel 5, lid 2, met in achtneming van artikel 5, lid 3, voorgelegd, die binnen twee maanden een besluit nemen. De begroting is ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3 omschreven bestedingsdoelen/activiteiten.

  • 4. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening van de stichting te maken, op papier te stellen en vast te stellen. Voorts legt het bestuur rekening en verantwoording af van het gevoerde beleid en evalueert haar eigen functioneren in het jaarverslag waarvan de jaarrekening een onderdeel is. De jaarrekening dient volgens de in artikel 3 omschreven bestedingsdoelen/activiteiten te zijn gespecificeerd en gecontroleerd door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid. Uit het jaarverslag alsmede uit de daarin opgenomen accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 5. Het in lid 3 bedoelde beleidsplan met begroting en het in lid 4 bedoelde verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage voor de bij de Stichting BibliotheekWerk betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de stichting;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaats(en).

  • 6. Het in artikel 4 bedoelde verslag en de accountantsverklaring worden binnen zes maanden naar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gezonden.

  • 7. Het in lid 4 bedoelde verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag digitaal aan de bij de Stichting BibliotheekWerk betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 8. Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.

  • 9. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.

Artikel 10 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Een besluit tot statutenwijziging of tot ontbinding van de stichting kan door het bestuur worden genomen met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, lid 1 van deze statuten.

  • 2. Het voorstel voor statutenwijziging of ontbinding wordt toegezonden aan alle werkgevers- en werknemersorganisaties, genoemd in artikel 5, lid 2, met in achtneming van artikel 5, lid 3, die daarover binnen twee maanden besluiten.

  • 3. Na het doorlopen van de procedure in lid 2 van dit artikel zal aan de leden van het bestuur minimaal drie weken voor de dag van de vergadering, waarin een voorstel tot het nemen van een besluit tot statutenwijziging dan wel tot ontbinding zal worden behandeld, gelijktijdig met de agenda van de vergadering, een afschrift worden toegezonden van het voorstel, waarin de voorgedragen wijziging van de statuten of ontbinding van de stichting woordelijk is opgenomen.

  • 4. Een besluit tot statutenwijziging of tot ontbinding van de stichting kan niet eerder door het bestuur worden genomen dan na een vereiste meerderheid van alle werkgevers- en werknemersorganisaties, genoemd in artikel 5, lid 2, met in achtneming van artikel 5, lid 3. Bij het ontbreken van een meerderheid wordt het voorstel overgedragen aan de cao-partijen.

Artikel 11 Reglement

  • 1. Het bestuur is bevoegd één of meer reglementen vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, waarvan nadere regeling wenselijk wordt geacht.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van een reglement is het bepaalde in artikel 10, lid 1, 3 en 4 van een besluit tot statutenwijziging van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De bepalingen in een reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten, de wet en de CAO SBW.

Artikel 12 Verplichtingen werkgevers, werknemers en gesubsidieerde instellingen

  • 1. De in artikel 5, lid 2 genoemde werkgevers- en werknemersorganisaties hebben de inspanningsverplichting alle beschikbare gegevens te verstrekken, die door het bestuur voor een goede naleving van de statuten en de reglementen als bedoeld in artikel 11, lid 1 noodzakelijk worden geacht.

  • 2. Indien de Stichting BibliotheekWerk subsidies zal verstrekken dan dient bij een aanvraag om subsidie een begroting van de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, te worden ingezonden. De begroting dient te worden gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen/activiteiten als omschreven in artikel 3. Er worden door de stichting geen verstrekkingen aan individuele werkgevers en werknemers gedaan.

  • 3. Een subsidie-ontvangende instelling dient jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 omschreven bestedingsdoelen/activiteiten en een geïntegreerd onderdeel uit moet maken van het (financieel) jaarverslag.

Artikel 13 Vereffening

  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur.

  • 2. De Stichting BibliotheekWerk blijft na ontbinding voortbestaan indien en voor zover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten zoveel mogelijk van kracht.

  • 4. Het bestuur bepaalt welke bestemming, na betaling van alle schulden, aan de overgebleven bezittingen van de Stichting BibliotheekWerk zal worden gegeven, met dien verstande dat het saldo zal worden bestemd voor een doel, dat het doel van de Stichting BibliotheekWerk zoveel mogelijk nabij komt.

  • 5. De slotrekening van de vereffening alsmede de bestemming van het eventuele saldo behoeven de goedkeuring van de organisaties, genoemd in artikel 5, lid 2, met in achtneming van artikel 5, lid 3.

  • 6. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren berusten onder de door de vereffenaar(s) aan te wijzen perso(o)n(en).

  • 7. Op de vereffening zijn voorts de bepalingen van Titel 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

Artikel 14 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin zowel de wet als de statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

BIJLAGE 2 REGLEMENT HEFFING EN INNING

REGLEMENT HEFFING EN INNING STICHTING BIBLIOTHEEKWERK

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten.

Artikel 2 Hoogte der bijdragen

De werkgever:

is tot 1 januari 2016 aan de Stichting BibliotheekWerk per werknemer een werkgeversbijdrage verschuldigd van 0,2% van de bruto loonsom per jaar, zoals bepaald in artikel 7 van de Collectieve arbeidsovereenkomst inzake de Stichting BibliotheekWerk. Voor de vaststelling van de bruto loonsom wordt de peildatum gehanteerd van 1 januari van het betreffende jaar.

Artikel 3 Uitvoerder

Het secretariaat van de Stichting BibliotheekWerk zorgt voor uitvoering van dit reglement en heeft de vaststelling en het incasseren van de premie bij de aangesloten werkgevers opgedragen aan de naamloze vennootschap ‘AZL N.V.’ gevestigd in Heerlen.

Artikel 4 Werkwijze
  • a. De premie van SBW is een afzonderlijk onderdeel van de totale premievaststelling en incasso van het Pensioenfonds Openbare Bibliotheken (POB).

  • b. AZL verricht de werkzaamheden ten behoeve van SBW met gebruikmaking van de reeds verzamelde gemeenschappelijke gegevens voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden.

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

Het bestuur van de Stichting BibliotheekWerk is bevoegd om in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in dit reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten en de CAO Stichting BibliotheekWerk.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2018.

Dictum III

Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2019 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 30 juni 2015

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes

Naar boven