Bijlage als bedoeld in artikel 4, 2e lid van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost
De Veiligheidsregio draagt zorg voor:
- a.
het verzorgen van aangelegenheden die in het kader van de doelstelling van belang zijn en waarvan de uitvoering door de gemeente, na besluitvorming in het Algemeen Bestuur, aan de Veiligheidsregio wordt opgedragen;
- a.
het uitvoering geven aan de taken van de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) voor zover en voor zolang daartoe de Veiligheidsregio vergunninghouder is als bedoeld in de Wet ambulancezorg;
- b.
het ondersteunen van het gezag van de burgemeester in geval van een calamiteit;
- c.
het integraal afstemmen van het door de gemeenten te voeren veiligheidsbeleid voor zover dit een relatie heeft tot de taakstelling van de Veiligheidsregio;
- d.
het toetsen en adviseren van het gemeentelijk pro-actie en preventiebeleid ten behoeve van het (regionale) rampen- en crisisbeheersingsbeleid;
- e.
het uitvoeren van de basisbrandweerzorg en de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen de regio;
- f.
het uitvoeren van verordeningen op het terrein van beleidskaders, operationele procedures en operationele leiding op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing
- g.
het uitvoeren van de taken die bij of krachtens dienstverleningsovereenkomst door een gemeente in het kader van de doelstelling aan de Veiligheidsregio worden opgedragen;
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost
Het kabinetsbeleid met betrekking tot de Veiligheidsregio
De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost heeft tot doel het opzetten, vormgeven en in stand houden van een regionaal veiligheidsbestuur dat voldoet aan de eisen die de Wet veiligheidsregio’s daaraan stelt èn aan de regionale visie zoals vastgelegd in het visiedocument ‘
Bouwen aan de Veiligheidsregio’ en de daarin bestuurlijk vastgelegde ambitie, en de strategische meerjarenvisie ‘
Ver(der) bouwen aan de Veiligheidsregio’. De kabinetseisen zijn neergelegd in het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's (TK 2003-2004, 29517, nr. 1). Uiteindelijk heeft dit kabinetsbeleid geresulteerd in de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit personeel veiligheidsregio’s, die – deels als resultante van wijziging van de in 2010 in werking getreden wetgeving – per 1 januari 2013 in werking zijn getreden.
De Wet veiligheidsregio’s draagt de colleges van Burgemeester en Wethouders op een gemeenschappelijke regeling af te sluiten en veiligheidsregio’s te vormen. Deze veiligheidsregio's zijn het resultaat van de samenvoeging van de regionale brandweer en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR). Daarnaast dienen veiligheidsregio's afspraken te maken met de politie over de vormgeving van de multidisciplinaire samenwerking op het terrein van rampen- en crisisbeheersing en over het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer. Deze afspraken moeten in een convenant worden neergelegd.
In het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's werd aangegeven dat de Veiligheidsregio moet voldoen aan negen verschillende vereisten, aangeduid als 'basisniveaus'. Het realiseren van deze basisniveaus was volgens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de eerste fundamentele stap die doorontwikkeling naar integraal veiligheidsbeleid op regionaal niveau mogelijk moet maken.
De uitgangspunten bij de gemeenschappelijke regeling
Veiligheidsregio als verlengd lokaal bestuur
De Veiligheidsregio heeft de vorm van een gemeenschappelijke regeling die door gemeenten wordt aangegaan. Het gaat om een gemeenschappelijke regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld. Dit betekent dat de voorschriften in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen met een openbaar lichaam van toepassing zijn, voor zover de Wet veiligheidsregio’s daarvan niet afwijkt. Zo kent de Wgr allerlei bepalingen die moeten waarborgen dat gemeenten controle en invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming en het functioneren van gemeenschappelijke regelingen. Hiermee moet worden voorkomen dat een bestuur van een gemeenschappelijke regeling los komt te staan van de deelnemende gemeenten, waardoor het karakter van samenwerking als verlengd lokaal bestuur wordt aangetast.
Voor de gemeenschappelijke regeling zijn de beleidsvoornemens, zoals neergelegd in het document “
Bouwen aan de Veiligheidsregio”, de bestuurlijk vastgelegde ambitie in het regionaal project Veiligheid op_maat en de strategische meerjarenvisie ‘
Ver(der) bouwen aan de Veiligheidsregio’ en de ‘Prospectieve Foto’ (als belangrijke uitgangspunten gehanteerd. Wijziging van de gemeenschappelijke regeling thans, komt voort uit de aanpassingswet Wet veiligheidsregio’s van 27 september 2012 en de Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012.
De beginselen van deugdelijk overheidsbestuur, zoals verwoord in de Nederlandse code voor goed openbaar bestuur van juni 2009 worden door de Veiligheidsregio onderschreven en waar nodig geacht onderdeel uit te maken van deze gemeenschappelijke regeling.
Burgemeesters vormen het bestuur van de Veiligheidsregio
De Wet stelt als eis dat het Regionale Veiligheidsbestuur bestaat uit de burgemeesters van de in onze regio gelegen gemeenten (artikel 11, 1
e lid).
De negen basis niveaus van de Veiligheidsregio
Hieronder wordt aangegeven op welke wijze in de gemeenschappelijke regeling wordt voldaan aan de gestelde basisniveaus.
1.Verdere regionalisering van de brandweer
De Wet stelt een aantal eisen aan de inrichting van de gemeenschappelijke regeling. In de gemeenschappelijke regeling wordt niet vastgelegd welke soort brandweerfunctionarissen wél en welke niet in dienst van de Veiligheidsregio komen. De omschrijving van de taken en bevoegdheden in de gemeenschappelijke regeling, gebaseerd op de Wet laat wat dat betreft enige ruimte.
2.Integratie van de besturen van regionale brandweer en GHOR
De zorgtaken van de regionale brandweer en GHOR zijn integraal onderdeel van deze gemeenschappelijke regeling.
3.Regionalisering van de beheersaspecten van de rampenbeheersing
Deze taken met bijbehorende bevoegdheden zijn in de gemeenschappelijke regeling opgenomen.
4.Verplichte bestuurlijke samenwerking van regionale brandweer en GHOR met de politie
In de gemeenschappelijke regeling is de bevoegdheid van en tevens opdracht aan het Algemeen Bestuur neergelegd om een overeenkomst te sluiten met de politie over de inrichting en het beheer van een gemeenschappelijke meldkamer en om overeenkomsten te sluiten met (onder andere) de politie over de aansturing, afstemming, voorbereiding en uitvoering van taken die betrekking hebben op hulpverlening en veiligheid.
5.Doorzettingsmacht van het regionaal bestuur
De Wet en bijvoorbeeld ook de Wet publieke gezondheid leggen een aantal taken en bevoegdheden neer bij het bestuur en/of de voorzitter van de Veiligheidsregio. Dit bevordert de doorzettingsmacht van de regionale organisatie, met name daar waar de gevolgen van een calamiteit de gemeentelijke grens overschrijden.
6.Versterking bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer
De Wet en de gemeenschappelijke regeling bevatten geen regeling over de bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer. Wel is in gemeenschappelijke regeling neergelegd dat het Dagelijks Bestuur de inrichting van de ambtelijke organisatie regelt middels een organisatiebesluit. Op basis van deze bevoegdheid stelt het Dagelijks Bestuur een instructie vast waarin de taken en bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer zijn vastgelegd. Het gaat zowel om taken in de preventieve, preparatieve als de repressieve sfeer.
7.Pro-actie en preventie (adviesrol regio)
In de gemeenschappelijke regeling is een bepaling opgenomen die regelt dat bepaalde onderwerpen door de gemeenten ter advisering aan de Veiligheidsregio moeten worden voorgelegd (artikel 4, 2
e lid).
De eisen die de Wet stelt aan de GHOR met het oog op het 'veiligheidsregio-proof’ zijn, hebben geen directe consequenties voor de inrichting van de gemeenschappelijke regeling. Op grond van de Wet Publieke Gezondheid wordt een directeur Publieke Gezondheid aangesteld door het bestuur van de GGD in afstemming met het bestuur van de Veiligheidsregio en wordt een aantal verplichtingen opgelegd aan “instellingen” die een taak hebben binnen de geneeskundige hulpverlening
9.Financieringssystematiek
De gemeenschappelijke regeling en de Gemeentewet bevatten waarborgen dat de Veiligheidsregio voldoende financiële middelen van de deelnemende gemeenten ontvangt om de taken volgens de gestelde kwaliteitsnormen te kunnen uitvoeren. In de gemeenschappelijke regeling is geregeld dat het Algemeen Bestuur de begroting van de Veiligheidsregio bij stemming vaststelt. De uitgaven ten behoeve van een gemeenschappelijke regeling zijn verplichte uitgaven voor gemeenten. Als blijkt dat een gemeente weigert de financiële bijdrage in haar begroting op te nemen of tot betaling daarvan over te gaan, kunnen gedeputeerde staten ingrijpen op grond van respectievelijk artikel 194 en 195 van de Gemeentewet.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Instelling en plaats van vestiging
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 2 Begripsbepalingen
1
e
lid: In dit artikel zijn onder de leden j, k en m drie functies toegevoegd: de korpschef, als hoofd van de nationale politie, de hoofdofficier van justitie, die op grond van de Wet een positie heeft bij de rampenbestrijding en de directeur Publieke Gezondheid, de nieuwe wettelijke functionaris, die de opvolger is van de directeur GHOR.
De bestuurlijke ambitie is om te komen tot een eenduidige bestuurlijke aansturing van aspecten op het terrein van spoedeisende hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing en afstemming op het terrein van het veiligheidsbeleid in de gemeenten. Met uitzondering van de “Ambulancezorg” zijn de terreinen vastgelegd in de Wet.
Artikel 4 Taken en bevoegdheden
De taken van de Veiligheidsregio zijn de activiteiten die het samenwerkingsverband ontplooit in het kader van de doelstelling. Deze taken zijn grotendeels in de Wet neergelegd. Met het van kracht worden van de Wet veiligheidsregio’s worden de Brandweerwet en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen ingetrokken.
Daarnaast kan het gaan om taken waarvoor gemeenten expliciete publiekrechtelijke bevoegdheden overdragen aan de Veiligheidsregio. Om in de toekomst de taken te kunnen aanpassen, zonder elke keer de gehele Gemeenschappelijke Regeling opnieuw te moeten vaststellen, zijn de taken opgenomen in een bijlage, waarnaar in het tweede lid wordt verwezen.
Artikel 5 Integrale afstemming
Vooralsnog is een integrale afstemming tussen Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio en de politie vereist bij de uitvoering van de taken, zoals in de wet vastgelegd. Op grond van de Wet dient de noodzakelijke integrale afstemming geregeld te worden per convenant. De door de korpschef nationale politie gemandateerde politiechef van de eenheid Oost-Brabant en het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio regelen daarin tenminste:
- -
de onderwerpen waarover integrale besluitvorming moet plaatsvinden;
- -
de wijze waarop besluitvorming plaatsvindt;
- -
welke inspanningen (personeel en middelen) worden geleverd door de betrokken partijen om de uitvoering van de integrale besluiten te realiseren.
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 7 Samenstelling Algemeen Bestuur
De Wet bepaalt in artikel 11 dwingend dat het Algemeen Bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Dit in afwijking van de Wgr.
Omdat het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is gekoppeld aan de functie van burgemeester, heeft het geen zin de zittingsperiode aan een bepaalde termijn te verbinden. Om die reden is in dit artikel geen regeling opgenomen over de zittingsduur van de leden van het Algemeen Bestuur.
De vervanging van de burgemeester in zijn functie is geregeld in artikel 77 van de Gemeentewet. Omdat op grond van dat artikel de acterend burgemeester lid is van het Algemeen Bestuur, eindigt het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur dan ook, op het moment, dat men ophoudt burgemeester te zijn van de vertegenwoordigde gemeente. Op dat moment wordt de voormalige burgemeester vervangen door zijn plaatsvervanger (waarnemer) overeenkomstig artikel 77 Gemeentewet.
Artikel 8 Werkwijze Algemeen Bestuur
In artikel 22 , eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is geregeld dat het Algemeen Bestuur een reglement van orde vaststelt. In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:
- -
vaststellen vergaderschema;
- -
opstellen agenda, uitnodiging c.q. kennisgeving vergadering en verslaglegging;
- -
wijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming;
- -
handhaving van de orde tijdens de vergadering;
- -
besloten- c.q. openheid van vergadering. In beginsel zijn de vergaderingen openbaar. Onder voorwaarden kan besloten worden tot een besloten vergadering. De onderwerpen waarover niet in een besloten vergadering kan worden beraadslaagd of besloten, zijn limitatief opgesomd in het 3
e lid.
Artikel 9 Besluitvorming.
1
e
Lid: Voor de toepassing van de stemverdeling gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorafgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers. Voor de stemverhouding is uitgegaan van de verdeelsleutel zoals die ook wordt gehanteerd bij de gemeenschappelijke regeling van het SRE. Gezien het feit dat in het algemeen bestuur alleen burgemeesters zitting hebben is het aantal gemeentelijke stemmen verenigd in één stemgerechtigde. In de voorgaande Gemeenschappelijke Regeling Hulpverleningsregio Zuid-oost Noord-Brabant was sprake van een verdeelsleutel in het aantal leden dat per gemeente mocht worden afgevaardigd en gold één stem per gerechtigde.
Op basis van de inwoneraantallen (1-1-2012) geldt de volgende gewogen stemverhouding:
Artikel 10 Samenstelling Dagelijks Bestuur
2
e
Lid: Het is niet gewenst de evenredige geografische verdeling over de regio dwingend op te leggen. Dit ontneemt het Algemeen Bestuur de mogelijkheid criteria op grond van kwaliteiten, persoonlijke interesses et cetera van kandidaten in voldoende mate mee te nemen in de keuze van samenstelling van het Dagelijks Bestuur. Dit mede in verband met de operationele rol die de leden van het Dagelijks Bestuur gebruikelijkerwijs vervullen als (plaatsvervangend) voorzitter Veiligheidsregio.
4
e
Lid: De zittingsperiode parallel aan de zittingsperiode van de colleges van Burgemeester en Wethouders is opgenomen om wijzigingen en roulatie in samenstelling van Dagelijks Bestuur mogelijk te maken.
Artikel 11 Taak en bevoegdheden Dagelijks Bestuur
1
e
Lid: Naast de vaste portefeuilles van voorzitter en plaatsvervangend-voorzitter is er tenminste een portefeuillehouder financiën. Daarnaast kunnen er portefeuillehouders per te onderscheiden aandachtsveld worden aangesteld.
Te denken valt daarbij aan:
- -
- -
geneeskundige hulpverlening en regionale ambulancevoorziening;
- -
multidisciplinaire rampenbestrijding en crisisbeheersing;
- -
integrale afstemming gemeentelijk veiligheidsbeleid ( b.v. prostitutiebeleid, drugsbeleid etc.)
Combinatie van portefeuilles is mogelijk.
2
e
Lid In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:
- -
opstellen agenda, uitnodiging vergadering en verslaglegging;
- -
wijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming;
- -
handhaving van de orde tijdens de vergadering.
Tot de strategische regionale plannen worden onder andere gerekend:
- -
het regionaal beleidsplan als bedoeld in artikel 14 van de Wet;
- -
het regionaal crisisplan als bedoeld in artikel 16 van de Wet.
Artikel 12 Taak en bevoegdheden Dagelijks Bestuur
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 13 Vergaderingen Dagelijks Bestuur
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 14 Voorzitter, plaatsvervangend-voorzitter, secretaris
Artikel 11, 2
e lid van de Wet bepaalt dat de voorzitter wordt benoemd bij koninklijk besluit, gehoord het algemeen bestuur. Ook de commissaris van de Koning wordt om advies gevraagd. Het Algemeen bestuur dient op grond van het derde lid van artikel 11 van de Wet één van zijn leden aan te wijzen, die de voorzitter bij afwezigheid vervangt. De directeur van de ambtelijke organisatie fungeert als ambtelijk secretaris van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. Hij kan deze taak binnen de ambtelijke organisatie mandateren aan bijvoorbeeld de directiesecretaris
Artikel 15 Bestuurscommissies
Omwille van korte heldere bestuurslijnen wordt in beginsel terughoudend omgegaan met het instellen van het zware instrument van bestuurscommissies. Het Algemeen Bestuur dient vooraf toestemming van alle raden te hebben alvorens tot instelling van een commissie over te kunnen gaan. Dit op grond van Wgr artikel 25 lid 2
Artikel 16 Commissies van advies
Tenminste wordt ingesteld een adviescommissie financiën. Onder voorzitterschap van de betreffende portefeuillehouder in het Dagelijks Bestuur bestaat deze commissie uit een aantal (maximaal 7) inhoudsdeskundigen. De aanstelling van de leden gebeurt op voordracht van het Algemeen Bestuur.
De voorgedragen leden hoeven niet per definitie lid te zijn van dit Algemeen Bestuur (b.v. controllers van deelnemende gemeenten).
Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen leden van commissie van advies die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ontvangen. In voorkomende gevallen zal hierover door het Algemeen Bestuur een besluit worden genomen.
Artikel 17 Werkgroepen, overlegvormen
Gerelateerd aan de onder artikel 11 bedoelde portefeuilles kan het bestuur besluiten tot het instellen van bestuurlijke werkgroepen c.q. klankbordgroepen. Ook hiervoor geldt dat op voordracht van het Algemeen Bestuur de leden worden aangesteld en dat de voorgedragen leden niet per definitie lid behoren te zijn van dit Algemeen Bestuur. Als voorzitter treedt op de portefeuillehouder van het betreffende aandachtsveld in het Dagelijks Bestuur. Voor het eventueel toekennen van vergoedingen voor leden van werkgroepen en overlegvormen geldt eveneens hetgeen in de toelichting op artikel 16 is aangegeven.
Artikel 18 Dagelijks bestuur (Informatie en verantwoordingsplicht)
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 19 Voorzitter (Informatie en verantwoordingsplicht)
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 20 Algemeen bestuur (Informatie en verantwoordingsplicht)
Omdat het hier een gemeenschappelijke regeling van de colleges betreft, beperkt de verantwoordingsplicht van de leden van het Algemeen Bestuur zich tot de colleges. De colleges zijn ingevolge de Gemeentewet informatie- en verantwoordingsplichtig naar de gemeenteraad.
Artikel 21 Ambtelijke organisatie
De plicht om een organisatiebesluit door de raad te laten vaststellen is uit de gemeentewet verwijderd. Er is geen plicht voor het vaststellen van een dergelijk besluit door het Dagelijks Bestuur in de plaats gekomen. Ook de Wet gemeenschappelijke regelingen schrijft een dergelijk besluit niet voor. Binnen de Veiligheidsregio bestaat echter wel behoefte aan een dergelijk besluit.
Artikel 22 Directeurenberaad
Voor de afstemming binnen het directeurenberaad is gekozen voor een belangenbehartiging vanuit de kolommen. De directeur Veiligheidsregio fungeert als technisch voorzitter van het overleg.
De coördinerend gemeentesecretaris wordt op voordracht vanuit de gemeenschappelijke gemeentesecretarissen aangesteld door het bestuur van de Veiligheidsregio. In de regel zal de voordracht komen vanuit het regionaal overleg van gemeentesecretarissen. De coördinerend gemeentesecretaris waarborgt de belangen van de gemeenten in het directeurenberaad enerzijds en de inbedding van de crisisbeheersing- en rampenbestrijdingsoptiek in het overleg van gemeentesecretarissen anderzijds.
In tegenstelling tot de overige leden van de veiligheidsdirectie beschikt de coördinerend gemeentesecretaris niet over bevoegdheden in de “kolom Bevolkingszorg” (de gemeenten). Hij vervult vooral een adviserende, stimulerende, diplomatieke rol. Bij niet nakomen van de regionaal vastgelegde afspraken door een van de gemeenten kan sturing plaatsvinden door bestuurlijke beïnvloeding door het Algemeen Bestuur.
Dit artikel behoeft geen toelichting
Dit artikel behoeft geen toelichting
De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn ook van toepassing verklaard op de gemeenschappelijke regelingen. Ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is van toepassing.
De ontwerpbegroting is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten met welke producten verband houden.
Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting minimaal dertien weken voordat zij wordt vastgesteld toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten. Gekozen is voor een ruimere termijn dan de wettelijke zes weken, om de gemeenten voldoende tijd te geven te reageren en de colleges in de gelegenheid te stellen het gevoelen van de gemeenteraad in te winnen.
Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting
De termijn waarop de begroting uiterlijk moet zijn vastgesteld door het Algemeen Bestuur stelt gemeenten in staat de uitgaven die gemoeid zijn met de Veiligheidsregio in de eigen begroting te verwerken. Het gaat immers om verplichte uitgaven.
Conform artikel 34, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt de begroting uiterlijk 15 juli van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient, gezonden aan gedeputeerde staten van Noord-Brabant.
Het Algemeen Bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli in het jaar volgend op het jaar waarop deze rekening betrekking heeft. De jaarrekening wordt na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Noord-Brabant en aan de colleges van de deelnemende gemeenten gezonden.
Artikel 27 Verdeling der kosten
6
e
Lid: Voor de bepaling van de omvang van de begroting wordt een bestuurlijk opdracht uitgevoerd om te komen tot een toekomstvisie brandveiligheidszorg en een daaraan te relateren omvang van de begroting. Eerst dan zal door het bestuur een voorstel voor de omvang van toekomstige begrotingen worden gedaan welke voor instemming aan de deelnemende gemeenten zal worden voorgelegd. Zodra dit voorstel de instemming van gemeenten heeft zal in de eerstkomende wijziging van de gemeenschappelijke regeling het artikel 27, zesde lid hierop worden aangepast.
Vooralsnog is een overgangsregeling vastgesteld welke in de begroting is verwerkt.
Artikel 28 Verdeling der kosten
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 29 Verdeling der kosten
Deze bepaling is op verzoek van de Bank Nederlandse Gemeenten opgenomen. De bank verkrijgt hiermee de zekerheid dat de Veiligheidsregio alle maatregelen zal nemen om de gemeenten aan hun verplichtingen te laten voldoen.
Artikel 30 Financiële voorschriften
De verordenende bevoegdheid als genoemd in dit artikel wordt ontleend aan de Gemeentewet hoofdstuk XIV-artikel 212 en 213 en is daarmee niet strijdig met hetgeen is bepaald in artikel 4, lid 2 onder g van deze gemeenschappelijke regeling.
Artikel 31 Archiefbescheiden
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 32 Toetreding en uittreding
Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten (art. 9 van de Wet gemeenschappelijke regelingen) over toetreding en uittreding. In een bijlage bij de Wet zijn de gemeenten aangewezen waarvan de colleges een gemeenschappelijke regeling moeten treffen ter zake van regionale brandweer en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Dit betekent dat gemeenten alleen kunnen uittreden uit deze gemeenschappelijke regeling of toetreden tot deze regeling als de verdeling van de gemeenten in regio’s in deze bijlage wordt gewijzigd. In dat geval zijn de gemeenten zelfs verplicht over te gaan naar een andere gemeenschappelijke regeling.
Artikel 33 Wijziging of opheffing
Gekozen is voor wijziging van de Gemeenschappelijk regeling alleen ingeval alle colleges hierover eensluidend besluiten. Dit doet recht aan de intentie tot samenwerking zoals dit al decennia lang in onze regio aanwezig is.
Artikel 34 Geschillen en klachten
De bedoeling van dit artikel is om geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen eerst op intergemeentelijk niveau te doen beslechten. Dit middels een bemiddelende rol van de Commissaris van de Koning. Mochten de partijen er op dit niveau niet uitkomen, dan staat de weg naar gedeputeerde staten op grond van artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. weer volledig open. Voor de behandeling van klachten is de Veiligheidsregio verplicht een voorziening te treffen.
Artikel 35 Overgangs- en slotbepalingen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.