Advies Raad van State betreffende Regels omtrent meeteenheden en meetinstrumenten voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (IJkwet BES 2014)

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 19 februari 2014

Nr. WJZ / 14023051

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende regels omtrent meeteenheden en meetinstrumenten voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (IJkwet BES 2014)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 6 januari 2014, nr. 2013002655, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 5 februari 2014, nr. W15.13.0472/IV, bied ik U hierbij aan.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar wijst op het uitgangspunt van de regering om na de staatkundige hervormingen vijf jaar legislatieve terughoudendheid in acht te nemen bij regelgeving voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De Afdeling adviseert in de toelichting de reden te noemen voor afwijking van het uitgangspunt van de legislatieve terughoudendheid. Dit advies is ter harte genomen. In de toelichting is duidelijker verwoord dat de noodzaak voor een gemoderniseerd stelsel voor meeteenheden en meetinstrumenten bij de totstandkoming van de IJkwet BES al is onderkend en dat het voorstel dan ook conform het door de regering gehanteerde uitgangspunt wordt ingediend.

De redactionele opmerkingen van de Afdeling zijn overgenomen met uitzondering van de suggestie voor artikel 17. Geadviseerd wordt in artikel 17 de bevoegdheid tot het geven van een opdracht tot handhaving van de naleving te wijzigen in een bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing daartoe. Van deze suggestie is afgezien, omdat de voorgestelde formulering de lading beter dekt. Wel is naar aanleiding van de opmerking een tekstuele verbetering doorgevoerd in de toelichting op artikel 17. Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt voor het verwerken van een aantal additionele redactionele wijzigingen.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Advies Raad van State

No. W15.13.0472/IV

’s-Gravenhage, 5 februari 2014

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 6 januari 2014, no.2013002655, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent meeteenheden en meetinstrumenten voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (IJkwet BES 2014), met memorie van toelichting.

Het voorstel biedt een grondslag om bij ministeriële regeling eisen te stellen aan meetinstrumenten en het gebruik daarvan. Het voorstel trekt de IJkwet BES uit 2010 in en wijzigt tevens de Warenwet BES en het Wetboek van Strafrecht BES. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.

1. Legislatieve terughoudendheid

In de toelichting staat vermeld dat de regering het uitgangspunt hanteert dat na de staatkundige hervormingen vijf jaar legislatieve terughoudendheid in acht moet worden genomen. In deze periode kan in beginsel slechts sprake zijn van nieuwe regelgeving indien een omissie hersteld moet worden of wanneer een verdrag moet worden geïmplementeerd.1 De Afdeling merkt op dat in de toelichting niet wordt aangegeven, dat dit voorstel een uitzondering maakt op de legislatieve terughoudendheid noch of die uitzondering voldoet aan bovengenoemde uitzonderingsgronden.

De Afdeling adviseert in de toelichting de reden te noemen voor afwijking van het uitgangspunt van de legislatieve terughoudendheid.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W15.13.0472/IV

  • In artikel 1, onderdeel d, de zinsnede ‘door een daartoe bevoegde persoon’ vervangen door: door de bevoegde instantie (in overeenstemming met artikel 1, onderdeel c).

  • In artikel 3, vierde lid, de zinsnede ‘In de in het derde lid bedoelde regels’ vervangen door: In de regels, bedoeld in het derde lid, (Ar. 82).

  • In artikel 7, tweede lid, de zinsnede ‘waarin het in het eerste lid bedoelde verbod’ vervangen door: waarin het verbod, bedoeld in het eerste lid, (Ar. 82).

  • In artikel 8, tweede lid, de zinsnede ‘van het in het eerste lid opgenomen gebod’ vervangen door: van het gebod, bedoeld in het eerste lid, (Ar. 82).

  • Het opschrift van hoofdstuk 5 wijzigen in: Uitvoering en toezicht (nu de opsporing niet meer geregeld wordt in de IJkwet BES zelf).

  • In artikel 17 de bevoegdheid tot het geven van een opdracht tot handhaving van de naleving te wijzigen in een bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing daartoe.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Regels omtrent meeteenheden en meetinstrumenten voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (IJkwet BES 2014)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regels met betrekking tot meeteenheden en meetinstrumenten op een aan de eisen van deze tijd aangepaste en overzichtelijke wijze vast te stellen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Onze Minister:

Onze Minister van Economische Zaken;

b. meetinstrument:

apparaat of systeem met een meetfunctie;

c. ijk:

keuring van een meetinstrument als bedoeld in artikel 3 door de bevoegde instantie aan de bij of krachtens artikel 3 gestelde eisen;

d. herijk:

herhaalde keuring van een in gebruik genomen meetinstrument als bedoeld in artikel 3 door een daartoe bevoegd persoon aan de bij of krachtens artikel 3 gestelde eisen;

e. in gebruik nemen:

eerste gebruik van een voor een eindgebruiker bestemd meetinstrument voor het doel waarvoor het is bestemd;

f. bevoegde instantie:

op grond van artikel 11 aangewezen instantie.

HOOFDSTUK 2. MEETEENHEDEN EN STANDAARDEN

Artikel 2

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor grootheden meeteenheden worden vastgesteld en kunnen tevens regels worden gesteld betreffende:

  • a. het symbool, de aanduiding, de omschrijving en het gebruik van een meeteenheid;

  • b. de benaming en de meetstandaard van een grootheid.

HOOFDSTUK 3. MEETINSTRUMENTEN

Artikel 3
  • 1. Aan ijk en herijk zijn bij ministeriële regeling aangewezen meetinstrumenten onderworpen die worden gebruikt voor of zich bevinden op plaatsen bestemd voor:

    • 1°. het drijven van handel;

    • 2°. het doen van leveringen;

    • 3°. het vaststellen van heffingen of arbeidsloon naar grondslag van maat of gewicht;

    • 4°. observatie, diagnose en behandeling in de medische praktijk;

    • 5°. het vervaardigen van medicijnen op voorschrift in de apotheek en het verrichten van analyses in medische en farmaceutische laboratoria;

    • 6°. het vaststellen van overtredingen in het kader van de verkeershandhaving of de handhaving van de milieuregelgeving.

  • 2. Meetinstrumenten als bedoeld in het eerste lid ondergaan de ijk voordat ze in gebruik worden genomen.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden de eisen vastgesteld waaraan meetinstrumenten, bedoeld in het eerste lid, moeten voldoen. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar het gebruiksdoel van een meetinstrument.

  • 4. In de in het derde lid bedoelde regels kan onderscheid worden gemaakt tussen het in gebruik nemen, en het gebruik van meetinstrumenten.

Artikel 4
  • 1. Een meetinstrument ondergaat een herijk op grond van in artikel 3 voor dat meetinstrument voorgeschreven eisen:

    • a. voordat het meetinstrument weer wordt gebruikt na een reparatie of een verandering die van invloed kan zijn op de meetfunctie;

    • b. na schending van het ijkmerk;

    • c. op verzoek van de eigenaar of gebruiker.

  • 2. Bij ministeriële regeling kan voor een meetinstrument als bedoeld in artikel 3, eerste lid, een termijn worden vastgesteld waarbinnen het herijkt moet worden.

Artikel 5
  • 1. Meetinstrumenten als bedoeld in artikel 3 worden voorzien van een ijkmerk.

  • 2. De ijkmerken bedoeld in het eerste lid worden onderscheiden in:

    • a. goedkeuringsmerken

    • b. afkeuringsmerken

  • 3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent de vorm van de ijkmerken.

Artikel 6
  • 1. Bij ijk of herijk goedgekeurde meetinstrumenten krijgen een goedkeuringsmerk.

  • 2. Het hoofd van de bevoegde instantie kan in bijzondere gevallen bepalen dat het goedkeuringsmerk wordt vervangen door een schriftelijke verklaring.

  • 3. Bij ijk of herijk afgekeurde meetinstrumenten krijgen een afkeuringsmerk.

HOOFDSTUK 4. VERBODEN EN GEBODEN

Artikel 7
  • 1. Het is verboden:

    • a. een grootheid uit te drukken in een andere meeteenheid dan de meeteenheid die krachtens artikel 2 voor die grootheid is vastgesteld;

    • b. voor een grootheid een benaming te bezigen in strijd met de krachtens artikel 2 gestelde regels.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen gevallen of omstandigheden worden bepaald waarin het in het eerste lid bedoelde verbod niet geldt.

Artikel 8
  • 1. Het is enkel toegestaan een meetinstrument als bedoeld in artikel 3 in gebruik te nemen of te gebruiken wanneer deze voldoet aan de voor dit meetinstrument vastgestelde eisen en is voorzien van een goedkeuringsmerk of vergezeld gaat van een voor dit meetinstrument afgegeven schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 6, tweede lid.

  • 2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat in daarbij aangegeven gevallen of omstandigheden een vrijstelling geldt van in het eerste lid opgenomen gebod.

Artikel 9

Het is enkel toegestaan een meetinstrument als bedoeld in artikel 3 te gebruiken indien het meetinstrument:

  • a. in een goede staat van onderhoud verkeert;

  • b. overeenkomstig de instructies van de fabrikant geïnstalleerd en dienovereenkomstig gebruikt wordt;

  • c. gebruikt wordt voor metingen overeenkomstig de bestemming;

  • d. zodanig gejusteerd en gecorrigeerd wordt dat de aanwijzingsfouten zo dicht mogelijk bij nul liggen.

Artikel 10

Meetinstrumenten welke worden gebruikt voor de verkoop aan particulieren van goederen die bij de maat of het gewicht worden verkocht, moeten zodanig zijn opgesteld, dat de koper de aanwijzing van het betrokken meetinstrument onbelemmerd kan waarnemen.

HOOFDSTUK 5. UITVOERING, TOEZICHT EN OPSPORING

Artikel 11
  • 1. Het bestuurscollege wijst één instantie aan die tot taak heeft met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde:

    • a. ten aanzien van meetinstrumenten, waarvoor bij of krachtens artikel 3 voorschriften zijn gegeven, de ijk en herijk te verrichten;

    • b. zorg te dragen voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald.

  • 2. Bij eilandsverordening, houdende algemene maatregelen, kan de inrichting, samenstelling en werkwijze van de in het eerste lid bedoelde instantie worden geregeld.

Artikel 12
  • 1. De bevoegde instantie kan de eigenaar of houder van een meetinstrument kosten in rekening brengen voor zover deze redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de voor de ijk en herijk noodzakelijke handelingen.

  • 2. Bij eilandsverordening, houdende algemene maatregelen, kunnen tarieven worden vastgesteld die de bevoegde instantie ten hoogste mag berekenen voor de verrichte werkzaamheden in het kader van ijk en herijk.

Artikel 13
  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de daartoe door het bestuurscollege aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. alle inlichtingen te vragen;

    • b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c. meetinstrumenten als bedoeld in artikel 3 te allen tijde te onderzoeken en deze daartoe tijdelijk mee te nemen en, indien zij niet voldoen aan de bij of krachtens deze wet voor herijk gestelde eisen, van een afkeuringsmerk te voorzien;

    • d. met medeneming van de benodigde apparatuur elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner. Ze zijn daarbij bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

  • 5. De krachtens het eerste lid aangewezen personen staan onder het gezag van de door het bestuurscollege aangewezen bevoegde instantie en leggen over werkzaamheden uitsluitend daaraan verantwoording af.

Artikel 14

In beslag genomen meetinstrumenten worden niet aan de rechthebbende teruggegeven alvorens te zijn geijkt of herijkt.

HOOFDSTUK 6. STRAFBEPALINGEN

Artikel 15

Met hechtenis van ten hoogste een week of geldboete van ten hoogste USD 500 wordt gestraft hij, die handelt in strijd met dan wel niet voldoet aan de vereisten gesteld in de artikelen 7, eerste lid, 8, eerste lid, 9 en 10.

Artikel 16

De in artikel 15 strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtreding.

HOOFDSTUK 7. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17

Het bestuurscollege kan de bevoegde instantie opdragen gebruik te maken van haar bevoegdheden om de naleving van deze wet af te dwingen.

Artikel 18
  • 1. De bevoegde instantie verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van alle gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs noodzakelijk is.

  • 2. De instantie is verplicht Onze Minister of een door hem daartoe aangezochte deskundige of instelling gelegenheid te geven, na te gaan of de toezichthoudende instantie voldoet aan de gestelde eisen en voorschriften.

Artikel 19

De IJkwet BES wordt ingetrokken.

HOOFDSTUK 8. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN:

Artikel 20

De Warenwet BES wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

Bij ministeriele regeling kunnen:

  • a. bepaalde verpakte artikelen worden aangewezen, waarop de netto-inhoud in metrieke maat of gewicht duidelijk moet zijn aangegeven;

  • b. bepaalde goederen worden aangewezen, welke niet anders dan bij maat of gewicht mogen worden verkocht;

  • c. voorschriften worden gegeven betreffende de mate waarin verpakkingen, die een bepaalde inhoud naar maat of gewicht doen veronderstellen, tenminste moeten zijn vervuld;

  • d. bepaalde goederen worden aangewezen, welke niet anders dan in voor te schrijven maat- of gewichtshoeveelheden mogen worden verkocht.

B

Na artikel 16 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

Het is verboden waren per maat of gewicht te verkopen, te koop aan te bieden of op welke wijze ook in de handel te brengen, anders dan bij netto-inhoud of netto-gewicht.

C

In artikel 24, eerste lid en tweede lid, wordt ‘overtreding van de in artikelen 8 tot en met 16 gestelde verboden’ telkens vervangen door: overtreding van de in artikelen 8 tot en met 16a gestelde verboden.

D

Na artikel 24 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24a
  • 1. Met hechtenis van ten hoogste een week of geldboete van ten hoogste USD 500 wordt gestraft hij, die ten behoeve van handel of bedrijf, maat of gewicht der goederen heeft vastgesteld of op zijn last heeft doen vaststellen, indien de netto-hoeveelheid meer dan het dubbele van de afwijking, die voor het gebruikte meetinstrument bij herijk is toegestaan, in zijn voordeel of het voordeel van de lastgever afwijkt van de ware netto-hoeveelheid.

  • 2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit wordt beschouwd als overtreding.

Artikel 21

Het Wetboek van Strafrecht BES wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 223 komt te luiden:

Artikel 223

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie wordt gestraft:

  • 1°. hij die op een aan ijk onderworpen meetinstrument valse merken plaatst of echte vervalst, met het oogmerk om die meetinstrumenten te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalst waren;

  • 2°. hij die, met gelijk oogmerk, op de bedoelde voorwerpen merken plaatst door wederrechtelijk gebruik te maken van echte stempels.

B

Artikel 226 komt te luiden:

Artikel 226
  • 1. Hij die een aan ijk onderworpen meetinstrument ontdoet van het daarop geplaatste afkeuringsmerk, met het oogmerk om die voorwerpen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als waren zij niet afgekeurd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.

  • 2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk deze van dat afkeuringsmerk ontdane meetinstrumenten gebruikt, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft, als waren zij niet afgekeurd.

HOOFDSTUK 8. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 23

Deze wet wordt aangehaald als: IJkwet BES 2014.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Economische Zaken,

MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

De overheid heeft vanuit het algemeen belang een rol in het waarborgen en bevorderen van een juiste meting. Hiermee is de eerlijkheid in de handel gediend en kunnen zowel consumenten als handelspartijen vertrouwen hebben in het meetresultaat. Om een correct meetresultaat te waarborgen moeten technische en metrologische eisen aan meetinstrumenten worden gesteld wanneer die voor een bepaalde toepassing worden gebruikt. Deze metrologische eisen zijn voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba momenteel geregeld in de IJkwet BES.

Bij de totstandkoming van de IJkwet BES in 2010 is aangegeven dat de regelgeving wat betreft meetinstrumenten modernisatie behoeft (Kamerstukken II 2008/09, 31 959, nr. 3, p.40). Bij de voorbereidingen voor de staatkundige hervormingen zijn, vooruitlopend op modernisering, de hoogstnoodzakelijke wijzigingen doorgevoerd. Het betrof in hoofdlijnen alleen de vervanging van het overzicht van meeteenheden door het Internationale Systeem van Eenheden (SI) en het omzetten van eilandsbesluiten en landsbesluiten houdende algemene maatregelen in ministeriële regelingen. Er zijn bij de transitie geen wijzigingen doorgevoerd in de eisen aan meetinstrumenten of het gebruik daarvan. Aangegeven is dat de benodigde modernisatie haar weerslag zal vinden in zelfstandige regelgeving die in samenwerking met de eilanden zou moeten worden opgesteld (Kamerstukken II 2008/09, 31 959, nr. 3, p. 41).

Op verzoek van Caribisch Nederland is in de tweede helft van 2009 door de Nederlandse toezichthouder Verispect een nulmeting uitgevoerd naar de metrologische infrastructuur op de eilanden. Verispect schat in dat er circa 11.000 kWh-meters en 135 andere meetinstrumenten onder de werkingssfeer van de IJkwet BES vallen, en dat er circa 8.000 watermeters en ongeveer 195 andere meetinstrumenten zijn die hier niet onder vallen. Verispect concludeert dat de wetgeving slecht aansluit bij de praktijk, zowel voor wat betreft de keuze van meetinstrumenten die worden geregeld als qua eisen die aan de instrumenten worden gesteld. Ook blijkt de uitvoering en handhaving van de regelgeving weinig gestructureerd. De nulmeting van Verispect onderstreept dan ook de noodzaak om te komen tot een nieuw juridisch kader voor het ijkwezen in Caribisch Nederland.

Dit wetsvoorstel legt de basis voor die gemoderniseerde regelgeving. Hierbij is het uitgangspunt gehanteerd om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de systematiek en de terminologie van de huidige IJkwet BES. Dit uitgangspunt is gekozen om te voldoen aan de wens om op korte termijn geen grote veranderingen door te voeren in de regelgeving voor Caribisch Nederland. De regering hanteert immers als uitgangspunt dat na de staatkundige hervormingen vijf jaar legislatieve ‘terughoudendheid’ in acht moet worden genomen. In deze periode kan in beginsel slechts sprake zijn van nieuwe regelgeving indien een omissie hersteld moet worden, of wanneer een verdrag moet worden geïmplementeerd. Zie hiervoor onder meer Kamerstukken II 2009/10, 31 959, nr. 6, p. 7.

Nauw aansluiten bij de huidige IJkwet BES is goed mogelijk. De IJkwet BES is gebaseerd op de IJklandsverordening 1956 die op haar beurt grote gelijkenis vertoonde met de IJkwet die tot 2006 in Nederland gold. De IJkwet is in 2006 vervangen door de Metrologiewet mede om invulling te kunnen geven aan de implementatie van richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (PbEU L135; hierna: de richtlijn meetinstrumenten). Aangezien de Europese regelgeving niet van toepassing is voor Caribisch Nederland bestaat de mogelijkheid om de systematiek van de IJklandsverordening en de IJkwet te handhaven. Omdat de IJkwet tot 2006 in Nederland naar behoren functioneerde wordt die keuze ook verantwoord geacht. Voor de regelgeving omtrent meeteenheden wordt in dit wetsvoorstel, net zoals dit bij de IJkwet BES het geval was, aangesloten bij de Nederlandse Metrologiewet. Dit is zowel praktisch als verdedigbaar gezien het universele karakter van het gebruik van meeteenheden.

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
2.1. Meeteenheden

Dit wetsvoorstel laat de regels met betrekking tot het gebruik van meeteenheden ongewijzigd. Het voorgestelde artikel 2 dat de basis biedt voor de algemene maatregel van bestuur waarin fysische grootheden worden gedefinieerd, meeteenheden worden vastgesteld en regels kunnen worden gesteld met betrekking tot meetstandaarden is in identieke vorm vindbaar in zowel de IJkwet BES als de Metrologiewet. Het artikel is oorspronkelijk overgenomen uit de Metrologiewet en regelt in combinatie met artikel 7 en het Meeteenhedenbesluit 2006 het verplicht gebruik van het internationale stelsel van meeteenheden (SI-stelsel).

2.2. Meetinstrumenten

Dit wetsvoorstel creëert een vernieuwde basis voor de regelgeving voor meetinstrumenten. Bij ministeriële regeling kunnen meetinstrumenten aan eisen onderworpen worden indien deze gebruikt worden voor of zich bevinden op plaatsen bestemd voor: het drijven van handel; het doen van leveringen; het vaststellen van heffingen of arbeidsloon naar grondslag van maat of gewicht; observatie, diagnose en behandeling in de medische praktijk; het vervaardigen van medicijnen op voorschrift in de apotheek; het verrichten van analyses in medische en farmaceutische laboratoria en het vaststellen van overtredingen in het kader van de verkeershandhaving of de handhaving van de milieuregelgeving. De keuze om ook eisen te stellen aan instrumenten die zich bevinden op plaatsen bestemd voor de genoemde doeleinden is gemaakt om te voorkomen dat te allen tijd daadwerkelijk gebruik vastgesteld moet worden. De genoemde doeleinden reflecteren de te verwachten behoefte aan regulering in Caribisch Nederland. De ministeriële regeling kan de te regelen meetinstrumenten nader specificeren.

De bedoelde instrumenten dienen voor het eerste gebruik geijkt te zijn, waarbij is vastgesteld dat de instrumenten voldoen aan de gestelde eisen. In de eisen kan onderscheid gemaakt worden naar het gebruik van een meetinstrument. Hiermee wordt bedoeld dat de eisen die aan een meetinstrument worden gesteld afhankelijk kunnen zijn van het concrete doel waarvoor het bewuste meetinstrument wordt gebruikt. De eisen voor een meetinstrument kunnen ook variëren naar gelang het meetinstrument al dan niet al in gebruik is genomen in Caribisch Nederland. Over het algemeen wordt voor meetinstrumenten die al in gebruik zijn een iets grotere fout in het meetresultaat geaccepteerd.

Een periodieke herijk kan onderdeel uitmaken van de aan een instrument te stellen eisen, bijvoorbeeld wanneer bekend is dat instrumenten na verloop van tijd minder nauwkeurig meten. Op basis van de IJkwet BES moeten bepaalde meetinstrumenten al periodiek een herijk ondergaan. Hier volgt de herijk echter uit het verlopen van het goedkeuringsmerk. In het onderhavige wetsvoorstel zal de herijk echter niet langer nodig zijn vanwege het verlopen van het goedkeuringsmerk, maar zal indien van toepassing per meetinstrument worden aangegeven wanneer het een herijk moet ondergaan. Inhoudelijk heeft deze vernieuwde opzet geen gevolgen.

De genoemde ‘ijk’ heeft betrekking op de keuring die wordt uitgevoerd voor het eerste gebruik van een meetinstrument. Omdat er geen fabrikanten van meetinstrumenten gevestigd zijn in Caribisch Nederland en het ook niet in de lijn der verwachting ligt dat dit in de nabije toekomst gaat veranderen, worden geen voorzieningen getroffen om instrumenten tot de markt toe te laten middels een toelatingsonderzoek zoals dat in de Metrologiewet het geval is. Meetinstrumenten komen dus van buiten Caribisch Nederland en dienen te voldoen aan de eisen die krachtens deze wet zijn gesteld. Het is daarbij niet relevant of deze meetinstrumenten nieuw zijn of elders eerder in gebruik zijn geweest. De bevoegde instantie dient voorafgaand aan het eerste gebruik in Caribisch Nederland vast te stellen dat het meetinstrument aan de gestelde eisen voldoet. Dat kan door eigen onderzoek maar ook aan de hand van de beoordeling van ander bewijs waaruit blijkt dat het meetinstrument voldoet aan de gestelde eisen. Als bewijs waaruit dit kan blijken geldt onder andere een certificaat van overeenstemming afgegeven door een door de OIML erkende instelling. In dit geval dient er nog een ijk plaats te vinden. Andere bewijzen zijn een CE merk met groene M of een aanvullende metrologische markering en een door of namens een nationale overheid afgegeven document waaruit blijkt dat het meetinstrument voldoet aan de in dat land geldende wettelijke metrologische regelgeving. Als uit het overlegde bewijs blijkt dat het instrument gedeeltelijk aan de wettelijke eisen voldoet, dient de eigenaar of de beoogde gebruiker van het meetinstrument alsnog aan te tonen dat het meetinstrument ook aan de resterende eisen voldoet.

Dat kan door inschakeling van de bevoegde instantie of door een voldoende bekwame derde. De hieraan verbonden kosten dienen door de eigenaar of de beoogde gebruiker te worden vergoed.

Ook nadat de meetinstrumenten in gebruik genomen zijn, dient een correct meetresultaat zoveel mogelijk gewaarborgd te zijn. Naast een eventuele periodieke herijk wordt daarom in sommige gevallen een herijk voorgeschreven. Een herijk dient plaats te vinden na een reparatie of verandering die van invloed kan zijn op de meetfunctie en na schending van een ijkmerk.

Teneinde de geschiktheid voor gebruik en de integriteit van het meetgedeelte visueel te kunnen beoordelen worden ijkmerken aangebracht, waarvan de vorm bij ministeriële regelingen wordt vastgesteld. Goedkeurings- en afkeuringsmerken tonen of instrumenten bij ijk of herijk zijn goed of afgekeurd.

In bijzondere gevallen kan het hoofd van de bevoegde instantie bepalen dat een goedkeuringsmerk niet op het meetinstrument hoeft te worden aangebracht en wordt vervangen door een schriftelijke verklaring. Van een dergelijk bijzonder geval is bijvoorbeeld sprake indien het aanbrengen van een ijkmerk fysiek moeilijk of onmogelijk is. Dit speelt bijvoorbeeld bij zeer kleine of apart gevormde instrumenten.

2.3. Verboden en geboden

In hoofdstuk 4 van dit wetsvoorstel zijn verboden en geboden bij elkaar geplaatst die eerder verspreid over de IJkwet BES waren opgenomen. Dit hoofdstuk verbiedt om andere benamingen voor grootheden te gebruiken of grootheden uit te drukken in andere meeteenheden dan krachtens dit wetsvoorstel zijn vastgesteld. Dit hoofdstuk gebiedt dat bij het in gebruik nemen en gebruiken van een meetinstrument als bedoeld in artikel 3 dit instrument aan de gestelde eisen voldoet en voorzien is van een goedkeuringsmerk of vervangende schriftelijke verklaring. In beide gevallen kunnen bij ministeriële regeling uitzonderingen worden gemaakt op het genoemde verbod en gebod.

Dit hoofdstuk gebiedt de eigenaar of gebruiker tevens om goed met meetinstrumenten om te gaan. Dit wil zeggen dat het meetinstrument in een goede staat van onderhoud moet verkeren, volgens de instructies en overeenkomstig de bestemming van het instrument moet worden gebruikt en dat de aanwijzingsfouten zo klein mogelijk moeten zijn. Tevens moet de uitlezing van het instrument goed leesbaar zijn voor de koper wanneer het instrument wordt gebruikt voor de verkoop per maat of gewicht aan particulieren.

Het overtreden van deze ver- en geboden kan op basis van artikel 15 bestraft worden met hechtenis van ten hoogste een week of geldboete van ten hoogste USD 500.

2.4. Uitvoering, toezicht en opsporing

Hoofdstuk 5 van het wetsvoorstel regelt de uitvoering van ijkwerkzaamheden, het toezicht op de naleving van de wet en de opsporing van strafbaar gestelde feiten. Het bestuurscollege krijgt de bevoegdheid om een instantie aan te wijzen die zowel verantwoordelijk zal zijn voor de uitvoering van ijkwerkzaamheden als voor het toezicht op de naleving van de wet. Vanwege de beperkte schaalgrootte van de eilanden van Caribisch Nederland en daarmee ook van het areaal aan meetinstrumenten is het denkbaar dat de eilanden samen willen werken zodat in de praktijk niet drie, maar bijvoorbeeld één bevoegde instantie verantwoordelijk is voor de uitvoering van ijkwerkzaamheden en het toezicht in Caribisch Nederland.

De materiële bepalingen over de uitvoering en het toezicht lijken sterk op de bepalingen uit de IJkwet BES.

De mogelijkheid om bij eilandsverordening eisen te stellen aan de inrichting, samenstelling en werkwijze van de eerder genoemde instantie wordt in dit wetsvoorstel facultatief gemaakt. Daarmee wordt voorkomen dat een dergelijke regeling moet worden opgesteld, terwijl er in de praktijk geen aanleiding toe is of de invulling op bezwaren stuit. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een ambtelijke dienst van het openbaar lichaam zelf wordt aangewezen of wanneer de eilanden besluiten om dezelfde instantie aan te wijzen. In dat laatste geval zou het onwenselijk zijn wanneer de eilanden ieder voor zich bij eilandsverordening de inrichting, samenstelling en werkwijze zouden moeten regelen.

De kosten van het uitvoeren van ijk- en herijk zijn voor rekening van de eigenaar of houder van een meetinstrument. De bevoegde instantie dient zich daarbij te beperken tot die kosten die redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de noodzakelijke handelingen. Het openbaar lichaam heeft de mogelijkheid om hiervoor, indien nodig, maximum tarieven vast te stellen.

De bevoegdheden van de toezichthouder, die door het bestuurscollege wordt aangewezen, zijn nagenoeg ongewijzigd overgenomen uit de IJkwet BES. Zij geven de toezichthouder de bevoegdheid om inlichtingen te vragen, inzage te verlangen in relevante documenten, om meetinstrumenten te onderzoeken en, indien zij niet aan de wettelijke voorschriften voldoen, af te keuren en zo nodig in beslag te nemen. Zij komen in grote lijnen overeen met de bevoegdheden van de toezichthouder op de Metrologiewet in Nederland. Eenieder is verplicht om aan de toezichthouder medewerking te verlenen. Zo nodig kan de toezichthouder de hulp van de sterke arm inroepen om toegang te krijgen tot meetinstrumenten zolang deze zich niet in een woning bevinden.

Om onrechtmatig gebruik te voorkomen worden meetinstrumenten die in beslag zijn genomen niet teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar alvorens, op kosten van de laatstgenoemde, te zijn geijkt of herijkt.

Het bestuurscollege wijst zowel de bevoegde instantie als ook de toezichthouders aan. De bevoegde instantie is verantwoordelijk voor de aansturing van de personen die als toezichthouder worden aangewezen. De personen die krachtens deze wet over toezichthoudende bevoegdheden beschikken zijn uitsluitend verantwoording schuldig aan de bevoegde instantie. Het bovenstaande laat echter onverlet dat het bestuurscollege de bevoegdheid heeft om de aanwijzing van een toezichthouder in te trekken. Dit wordt benadrukt omdat het bestuurscollege te allen tijde verantwoordelijk blijft voor het functioneren van zowel de bevoegde instantie als voor de gedragingen van de aangewezen toezichthouders.

2.5 Overige aangelegenheden
2.5.1. Strafbepalingen

Veel van de strafbepalingen die in de IJkwet BES staan worden al gedekt door bepalingen die hierover zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht BES. Dit wetsvoorstel beoogt strafbepalingen die waren opgenomen in de IJkwet BES zoveel mogelijk over te brengen naar het Wetboek van Strafrecht BES. Op deze manier wordt overlap zoveel mogelijk voorkomen. Enkel de overtredingen worden met dit wetsvoorstel in de IJkwet BES 2014 opgenomen.

Het niet gebruiken van de juiste benamingen voor grootheden, het in gebruik nemen van meetinstrumenten die niet voldoen aan de gestelde eisen of niet voorzien zijn van een goedkeuringsmerk of schriftelijke verklaring en het niet gebruiken van meetinstrumenten op de in de artikelen 9 en 10 voorgeschreven wijze wordt bestraft met een hechtenis van een week of een geldboete van ten hoogste USD 500.

Twee bepalingen worden overgebracht naar het Wetboek van Strafrecht BES en tevens aangevuld met de mogelijkheid om naast een gevangenisstraf een geldboete op te kunnen leggen. Het gaat hier allereerst om fraude met ijkmerken, waarbij valse merken worden aangebracht of wederrechtelijk echte merken worden aangebracht. Dit misdrijf kan met dit voorstel worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of een geldboete van de vierde categorie. Bij fraude door het verwijderen van afkeuringsmerken of het verhandelen van apparatuur waarbij deze merken opzettelijk zijn verwijderd bedraagt de gevangenisstraf maximaal een jaar en kan een geldboete van de derde categorie worden opgelegd. De overige strafbepalingen die zijn opgenomen in de IJkwet BES maken al onderdeel uit van het Wetboek van Strafrecht BES (Titel XI).

2.5.2. Eisen aan verpakte waren

Twee bepalingen met betrekking tot eisen aan verpakte artikelen en het verplichte gebruik van aanduidingen betreffende inhoud of gewicht worden overgebracht naar de Warenwet BES. Het in artikel 20, onderdeel A, voorgestelde artikel 5a Warenwet BES bepaalt dat bij ministeriële regeling kan worden voorgeschreven dat op bepaalde verpakte waren de netto-inhoud of het netto-gewicht moet zijn aangegeven of dat niet anders dan bij maat of gewicht mag worden verkocht. Ook kunnen eisen worden gesteld aan de minimale vullingsgraad en kunnen vastgestelde maat- of gewichtshoeveelheden voor bepaalde producten worden voorgeschreven. Onderdeel B van artikel 20, het voorgestelde artikel 16a Warenwet BES, bepaalt dat waren alleen mogen worden verhandeld bij netto-inhoud of netto-gewicht. Beide bepalingen zijn ongewijzigd ten opzichte van de IJkwet BES.

2.5.3. Overige bepalingen

Dit wetsvoorstel voorziet in een mogelijkheid voor het bestuurscollege om de bevoegde instantie op te dragen om gebruik te maken van haar bevoegdheden om de naleving van de wet af te dwingen. Deze bepaling geeft het bestuurscollege de mogelijkheid om in dringende gevallen de aangewezen toezichthouder in stelling te brengen. Deze bepaling is van belang omdat vanwege de geografische ligging en opbouw van Caribisch Nederland de aangewezen toezichthouder niet permanent op het eiland aanwezig hoeft te zijn, bijvoorbeeld in de situatie dat twee of drie openbare lichamen besluiten om dezelfde instantie aan te wijzen.

Vanwege de verantwoordelijkheid van de minister voor het beleidsterrein van meeteenheden en meetinstrumenten, de wettelijke metrologie, is het wetsvoorstel tenslotte nog uitgebreid met twee bepalingen die de bevoegdheid van de minister regelen om rechtstreeks informatie te vragen aan de bevoegde instantie en die deze instantie verplichten om mee te werken aan een onderzoek om na te gaan of de instantie zelf aan de gestelde eisen en voorschriften voldoet.

Dit wetsvoorstel geeft geen aanleiding voor het opnemen van overgangsrecht. Overgangsrecht komt wel aan de orde wanneer nieuwe eisen voor meetinstrumenten worden vastgesteld. Wanneer nieuwe eisen voor meetinstrumenten worden vastgesteld zullen waar mogelijk reeds in gebruik zijnde meetinstrumenten worden ontzien.

3. Regeldruk

Dit wetsvoorstel behelst een modernisering van de IJkwet BES, waarbij er materieel geen wijzigingen worden doorgevoerd. De administratieve lasten en de inhoudelijke nalevingslasten voor het bedrijfsleven wijzigen dan ook niet door dit voorstel van wet. Wel kan er te zijner tijd sprake zijn van een wijziging van de administratieve lasten of de inhoudelijke nalevingslasten wanneer bij ministeriële regeling nieuwe meetinstrumenten worden aangewezen op basis van artikel 3, eerste lid, of wanneer nieuwe of aanvullende eisen worden gesteld aan reeds aan ijk- en herijk onderworpen meetinstrumenten op basis van artikel 3, derde lid. Deze consequenties moeten op dat moment in de beschouwing worden meegenomen.

4. Overleg en advisering

Dit wetvoorstel is voor commentaar voorgelegd aan de bestuurscolleges van Bonaire, St. Eustatius en Saba en de consumentenbond Bonaire (UNKOBON). Het commentaar en de adviezen zijn deels in het wetsvoorstel verwerkt. Een samenvatting van het ontvangen commentaar en eventuele geschilpunten worden hieronder opgenomen.

De keuze van de bij ministeriële regeling aan te wijzen meetinstrumenten (artikel 3)

Het bestuurscollege Bonaire heeft aangegeven watermeters en elektriciteitsmeters specifiek in artikel 3 te willen noemen. UNKOBON wijst op het belang van meetinstrumenten voor drukmeting, stofmeting en specifieke medische apparatuur zoals dialyseapparatuur. In het wetsvoorstel is aangegeven dat de specifieke meetinstrumenten en de eisen waaraan ze moeten voldoen in een ministeriële regeling worden vastgesteld. Deze keuze wordt in een later stadium in nauw overleg met de bestuurscolleges gemaakt. Van belang is wel dat het gaat om meetinstrumenten en dat het daarmee niet voor de hand ligt om eisen aan medische instrumenten zoals dialyseapparatuur via deze wet te regelen.

Het aanwijzen van een bevoegde instantie (artikel 11)

Vanuit Bonaire is de wens gekomen om de directie Handhaving en Toezicht rechtstreeks in de wet aan te wijzen. De huidige opzet van artikel 11 is gekozen om elk der bestuurscolleges de vrijheid te geven zelf de keuze te maken voor de aan te wijzen dienst. Het bestuurscollege van St. Eustatius heeft in ieder geval aangegeven van die mogelijkheid gebruik te willen maken. Dit verdraagt zich niet met het vast in de wet aanwijzen van de directie Handhaving en Toezicht op Bonaire.

Het bestuurscollege van Bonaire heeft tevens voorgesteld om de mogelijkheid om bij eilandsverordening eisen te stellen aan de inrichting, samenstelling en werkwijze van de aangewezen instantie (artikel 11, lid 2) te schrappen. Er is voor gekozen om dit niet te doen. Allereerst is de mogelijkheid om deze eisen te stellen facultatief; er is geen wettelijke verplichting om het te doen. Daarnaast kan deze bepaling nuttig zijn wanneer in de toekomst een andere keuze met betrekking tot de bevoegde instantie wordt gemaakt.

Verboden en geboden

Zowel het bestuurscollege Bonaire als UNKOBON hebben aangegeven een geldboete van USD 110 te laag te vinden. Het boetebedrag is daarom verhoogd tot USD 500.

Het bestuurscollege van St. Eustatius heeft gevraagd of in artikel 21 een geldboete als alternatief zou kunnen worden opgenomen. Men vindt dit beter passen bij een klein eiland met een grote sociale controle. In het voorstel zijn daarom boetes van de categorieën 3 en 4 opgenomen.

Overige bepalingen (artikelen 17 en 18)

Het bestuurscollege van Bonaire stelt voor beide artikelen te schrappen omdat het bestuurscollege voldoende middelen heeft om in te grijpen of de minister te voorzien van informatie in het kader van het afleggen van verantwoording. Zoals ook hierboven aangegeven bij het aanwijzen van een bevoegde instantie houden beide bepalingen verband met de mogelijkheid dat in de toekomst mogelijk een instantie wordt aangewezen die op grotere afstand van het bestuurscollege staat. Beide waarborgen worden in dat geval essentieel geacht.

Goedkeuringsmerken

UNKOBON heeft aangegeven dat zij de voorkeur geven aan één taal (de Engelse) op de goedkeuringsmerken/stickers. Dit verzoek wordt meegenomen bij de daarvoor op te stellen ministeriële regeling.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat de belangrijkste definities van dit wetsvoorstel. Belangrijk verschil ten opzichte van de IJkwet BES is het gebruik van de modernere definitie ‘meetinstrument’ in plaats van ‘maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen’. Dit wetsvoorstel handhaaft het gebruik van de termen ijk en herijk, maar scherpt de definities aan. Uit de nieuwe definities komt duidelijk naar voren dat het bij de ijk gaat om de eerste keuring van een meetinstrument en dat eventuele herhaalde keuringen (herijk) daarna plaatsvinden. Nieuw ten opzichte van de IJkwet BES is de definitie ‘in gebruik nemen’. Deze definitie, die ook wordt gebruikt in de Metrologiewet, is niet van toepassing op de situatie dat een eindgebruiker een tweedehands meetinstrument voor het eerst gebruikt voor het doel waarvoor het is bestemd en dit instrument reeds van een goedkeuringsmerk is voorzien. In dit artikel wordt bovendien de bevoegde instantie gedefinieerd. Voor deze term is gekozen, omdat deze instantie zowel verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de ijk en de herijk, maar ook als toezichthouder zal optreden. De in de IJkwet BES gebruikte definities ‘fijne weging goud’, ‘fijne weging geneesmiddelen’ en ‘grove weging’ worden niet gehandhaafd in dit wetsvoorstel. Indien nodig worden deze definities opgenomen in de ministeriële regeling die op basis van artikel 3 wordt vastgesteld.

Artikel 2

Deze bepaling is identiek overgenomen uit de IJkwet BES en is in dezelfde vorm vindbaar in de Metrologiewet. Nederland en Caribisch Nederland delen dezelfde algemene maatregel van bestuur waarin de voorschriften ten aanzien van het gebruik van meeteenheden en standaarden zijn vastgelegd (het Meeteenhedenbesluit 2006). De algemene maatregel van bestuur die op basis van dit artikel wordt vastgesteld is in hoge mate het resultaat van richtlijn nr. 80/181/EEG van de Raad van 20 december 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten op het gebied van de meeteenheden, en tot intrekking van Richtlijn 71/354/EEG dat door Nederland geïmplementeerd diende te worden. In dit besluit is het SI-stelsel neergeslagen.

Artikel 3

Dit artikel vormt de basis voor de meetinstrumenten die aan ijk onderworpen zijn. De specifieke meetinstrumenten en de eisen waaraan ze moeten voldoen worden in een ministeriële regeling vastgesteld. Dit artikel is geïnspireerd door artikel 19 van de IJkwet BES. Belangrijk verschil is dat niet op wetsniveau wordt bepaald welke meetinstrumenten aan regelgeving onderhevig zijn. Hiervoor is gekozen om flexibel en adequaat te kunnen reageren op behoeften van Caribisch Nederland voor te reguleren meetinstrumenten.

Meetinstrumenten zijn enkel aan regelgeving onderworpen wanneer deze worden gebruikt voor of zich bevinden op plaatsen bestemd voor: het drijven van handel; het doen van leveringen; het vaststellen van heffingen of arbeidsloon naar grondslag van maat of gewicht; observatie, diagnose en behandeling in de medische praktijk; het vervaardigen van medicijnen op voorschrift in de apotheek; het verrichten van analyses in medische en farmaceutische laboratoria en het vaststellen van overtredingen in het kader van de verkeershandhaving of de handhaving van de milieuregelgeving. De laatste drie onderdelen zijn uitbreidingen ten opzichte van de IJKwet BES. De daadwerkelijk te regelen meetinstrumenten zijn nog onderwerp van discussie met de openbare lichamen. De eerste gedachten gaan uit naar kiloWattuur- en watermeters, niet automatische en automatische weegwerktuigen, brandstofpompen en meetreservoirs. Overwogen wordt om ook eisen te stellen aan manometers, die veelvuldig worden gebruikt in de duiksport.

Artikel 4

Deze bepaling komt niet in deze bewoordingen voor in de IJkwet BES, maar is noodzakelijk omdat in dit wetsvoorstel is gekozen om de ijk en herijk nadrukkelijker te scheiden. Het artikel lijkt sterk op artikel 7 van de Metrologiewet. Nieuw is dat bij ministeriële regeling voor een meetinstrument een termijn kan worden vastgesteld waarbinnen het periodiek herijkt moet worden. Voorheen werd de herijk noodzakelijk door de geldigheidsduur die aan het goedkeuringsmerk was gekoppeld.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt dat meetinstrumenten die aan ijk onderworpen zijn voorzien worden van een ijkmerk. In de IJkwet BES volgt dit, zij het meer impliciet, uit de artikelen 13 tot en met 16. De goedkeurings- en afkeuringsmerken worden aangebracht door de bevoegde instantie. De vorm voor de ijkmerken wordt vastgesteld door middel van een ministeriële regeling. Dit in tegenstelling tot de IJkwet BES waar de vorm van het afkeuringsmerk werd omschreven in de wet. De eisen ten aanzien van verzegeling zullen deel uitmaken van de ministeriële regeling die op basis van artikel 3 wordt opgesteld.

Artikel 6

Een meetinstrument komt in aanmerking voor een goedkeuringsmerk wanneer het voldoet aan de krachtens artikel 3 voorgeschreven eisen voor het betreffende meetinstrument. In sommige gevallen is het meetinstrument niet geschikt om te worden voorzien van een goedkeuringsmerk omdat het bijvoorbeeld te klein of fragiel is. In deze gevallen is het mogelijk dat het goedkeuringsmerk wordt vervangen door een schriftelijke verklaring dat het meetinstrument voldoet aan de geldende eisen. Het artikel schrijft bovendien voor dat afgekeurde instrumenten een afkeuringsmerk krijgen.

Artikel 7

Het eerste lid komt overeen met het voormalige artikel 6, eerste lid, van de IJkwet BES. Ook de Metrologiewet kent dit verbod (artikel 22). Bij het overtreden van dit verbod riskeert de overtreder op grond van artikel 15 een hechtenis van ten hoogste een week of een geldboete van ten hoogste USD 500. Afwijking van het verbod is in sommige gevallen geoorloofd. De IJkwet BES kende zelf ook al enkele uitzonderingen op dit verbod. Zo gold het verbod op basis van artikel 6 van de IJkwet BES niet voor buitenlandse of voor het buitenland bestemde goederen, voor andere aanduidingen voor zover die de voorgeschreven aanduidingen niet domineren en het gebruik van de meeteenheid ‘yard’ bij textiel en ‘voet’ voor bouwmaterialen. Deze uitzonderingen worden in de toekomst echter niet opgenomen in de wet, maar kunnen krachtens het tweede lid van dit artikel worden opgenomen in een vrijstellingenregeling.

Artikel 8

Het eerste lid verzekert dat een meetinstrument als bedoeld in artikel 3, dat gebruikt of in gebruik genomen wordt, voldoet aan de gestelde eisen en tevens over een goedkeuringsmerk of schriftelijke verklaring beschikt. Bij het overtreden van dit gebod riskeert de overtreder op grond van artikel 15 een hechtenis van ten hoogste een week of een geldboete van ten hoogste USD 500. In de vrijstellingenregeling kunnen op basis van het tweede lid uitzonderingen worden gegeven op het in het eerste lid omschreven gebod.

Artikel 9

Dit artikel geeft weer waar meetinstrumenten na ingebruikneming aan moeten voldoen. Onderdeel c is overgenomen uit de IJkwet BES (artikel 23). De overige onderdelen zijn geïnspireerd door bestaande Nederlandse regelgeving (Regeling gebruik en installatie EU-meetinstrumenten). Bij het overtreden van dit verbod riskeert de overtreder op grond van artikel 15 een hechtenis van ten hoogste een week of een geldboete van ten hoogste USD 500.

Artikel 10

Dit artikel is geïnspireerd door artikel 25 van de IJkwet BES. De Nederlandse metrologiewetgeving kent deze bepaling ook door referenties aan de bijlagen 1 van richtlijn nr. 2009/23/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende niet-automatische weegwerktuigen (PBEU L 122) en richtlijn 2004/22/EG van het Europees parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten (PBEU L 135) in de Regeling gebruik en installatie EU-meetinstrumenten. Bij het overtreden van dit gebod riskeert de overtreder op grond van artikel 15 een hechtenis van ten hoogste een week of een geldboete van ten hoogste USD 500.

Artikel 11

Het bestuurscollege wijst de bevoegde instantie aan. De bevoegde instantie wordt opgedragen zorg te dragen voor een aantal taken. Allereerst zal de bevoegde instantie de ijk en herijk moeten uitvoeren. Daarnaast is de bevoegde instantie verantwoordelijk voor regulier toezicht op de eilanden. Hiermee komen dus zowel de uitvoering als het toezicht onder de verantwoordelijkheid van dezelfde instantie te vallen. Dit is daarmee dus een andere situatie dan in Nederland waar het toezicht en het verzorgen van overeenstemmingsbeoordelingen is gescheiden. Dit is voor Caribisch Nederland te rechtvaardigen vanwege de kleinschaligheid waarop het IJkwezen op deze eilanden zal opereren en de kennis die maar beperkt voorhanden is.

De inrichting, samenstelling en werkwijze van de bevoegde instantie kan nader bij eilandsverordening worden geregeld. Voorheen gebeurde dit door middel van een eilandsbesluit, maar gezien de nieuwe staatsrechtelijke verhoudingen wordt aan het gebruik van de term eilandsverordening de voorkeur gegeven (Kamerstukken II 2008/09, 31 954, nr. 3, p. 10).

De mogelijkheid bestaat dat de openbare lichamen voor het uitvoeren van ijk- en herijk of voor het uitoefenen van toezicht een beroep zullen doen op elkaars diensten. Dit voorstel van wet gaat ervan uit dat zij een instantie aanwijzen als primair verantwoordelijke voor beide taken. Deze instantie kan vervolgens (een deel van) de werkzaamheden mandateren aan derden.

Artikel 12

Dit artikel vormt de basis voor kostenverhaal door de bevoegde instantie. Op deze manier wordt verzekerd dat de afnemer betaalt voor de diensten die de bevoegde instantie levert. Er is tevens voorzien in de mogelijkheid om bij eilandsverordening tarieven vast te stellen voor de voor ijk en herijk noodzakelijke handelingen. Afhankelijk van de positionering en ervaringen met de door het bestuurscollege aangewezen bevoegde instantie kan van deze bevoegdheid gebruik worden gemaakt. Het vaststellen van tarieven in een eilandsverordening kan bijdragen aan de rechtszekerheid voor zowel de bevoegde instantie als voor de eigenaren en houders van meetinstrumenten die van haar diensten gebruik moeten maken.

Artikel 13

Dit artikel komt overeen met artikel 28a van de IJkwet BES en verschaft de bevoegde instantie de mogelijkheid om haar toezichthoudende taak effectief uit te oefenen. Het bestuurscollege wijst de personen aan die verantwoordelijk zijn voor het toezicht.

Dit artikel is bewust gescheiden van de inhoud van artikel 11. Artikel 11 ziet op de bevoegde instantie. Artikel 13 ziet op de personen en diens bevoegdheden die ten faveure van de bevoegde instantie door het bestuurscollege worden aangewezen om toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde. Personen die zijn aangewezen om toezicht te houden zijn geen verantwoording schuldig aan het bestuurscollege.

Artikel 14

Dit artikel voorkomt dat meetinstrumenten die niet aan de eisen voldoen toch opnieuw in gebruik worden genomen op de eilanden. De ijk of herijk vindt ingevolge artikel 12 plaats op kosten van de eigenaar van het meetinstrument. Inbeslagname is voor opsporingsambtenaren geregeld in het Wetboek van Strafvordering BES (artikelen 119 en verder).

Artikelen 15 en 16

De voor deze wet relevante strafbepalingen die als misdrijf worden aangemerkt zijn ondergebracht in Titel XI van het Wetboek van Strafrecht BES. De strafbepalingen die als overtreding worden aangemerkt worden gehandhaafd in dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel verhoogt de maximaal op te leggen geldboete van USD 110 naar USD 500. Uit de consultatie is gebleken dat de maximale boete van USD 110 te laag werd bevonden.

Artikelen 17 en 18

Artikel 17 geeft het bestuurscollege de bevoegdheid om de bevoegde instantie bindende aanwijzingen te geven. Gezien de nieuwe staatsrechtelijke verhoudingen is het daarnaast van belang dat onze minister zijn verantwoordelijkheden waar kan maken. Daarom dient de bevoegde instantie desgevraagd aan Onze Minister gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn taak. Daarnaast is de mogelijkheid gecreëerd dat de toezichthouder door een deskundige wordt beoordeeld op conformiteit met de gestelde eisen en voorschriften. Van de bevoegdheden in de artikelen 17 en 18 zal terughoudend gebruik worden gemaakt.

Artikel 19

De IJkwet BES wordt ingetrokken en vervangen door dit wetsvoorstel.

Artikel 20

De IJkwet BES bevat een drietal bepalingen die beter passen in de Warenwet BES. Dit artikel verplaatst dan ook twee artikelen die oorspronkelijk in de IJkwet BES waren opgenomen.

Artikel 21

De IJkwet BES voorziet in een aantal strafbepalingen ten behoeve van de handhaving van deze wet. De strafbepalingen komen echter in hoge mate overeen met de bepalingen die al in Titel XI van het Wetboek van Strafrecht BES zijn opgenomen. Aangezien het voor de kenbaarheid van het recht de voorkeur verdient om strafbepalingen op te nemen in algemene wetboeken als het Wetboek van Strafrecht is ervoor gekozen om de bepalingen van de IJkwet BES zoveel mogelijk te stroomlijnen met de al bestaande artikelen in het Wetboek van Strafrecht BES. Op verzoek van het bestuurscollege van St. Eustatius in een geldboete als alternatief toegevoegd.

Artikel 22

Deze wet zal zo spoedig mogelijk inwerkingtreden na aanvaarding door de Staten-Generaal. Rekening zal worden gehouden met het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten.

De Minister van Economische Zaken,


X Noot
1

Memorie van toelichting, Algemeen deel, Hoofdstuk 1 Doel en aanleiding.

Naar boven