Jeugdstrafrecht, neurowetenschap en ethiek. Verkenning Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)

datum: 17 februari 2014

uitgebracht aan: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In het onderzoek naar nieuwe mogelijkheden voor diagnostisch onderzoek en behandeling van jeugdige justitiabelen spelen neurobiologische inzichten momenteel een belangrijke rol. Bij het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) leeft de verwachting dat de nieuwe inzichten in de toekomst kunnen leiden tot verbetering van de diagnose en behandelmogelijkheden van jeugdige justitiabelen, maar dat deze ontwikkeling ook ethische vragen oproept. Over deze ethische aspecten is de Raad gevraagd te adviseren. De Raad meent dat het nog te vroeg is om hierover daadwerkelijk te adviseren en heeft de adviesvraag daarom uitgewerkt in de vorm van een verkenning. Deze biedt een inventarisatie van de ethische aspecten die in het geding kunnen zijn bij eventuele nieuwe vormen van diagnostiek of behandeling van jeugdige justitiabelen op grond van neurobiologische inzichten.

De hoofdvragen voor deze verkenning zijn:

  • In hoeverre roept het neurobiologische karakter van nieuwe diagnose- of behandelmogelijkheden ethische vragen op?

  • In hoeverre hangen ethische vragen samen met de specifieke context waarin de nieuwe mogelijkheden eventueel worden toegepast, te weten het gedwongen kader van het jeugdstrafrecht en de jeugdige leeftijd van de justitiabelen?

De eerste vraag leidt tot de voorlopige conclusie dat het vanuit ethisch perspectief in principe niet relevant is of een nieuwe toepassing is gebaseerd op neurobiologische dan wel op gangbare gedragswetenschappelijke inzichten. Bij de ethische vraag naar verantwoorde toepassing van een diagnose- of behandelingmogelijkheid gaat het om algemene afwegingen als: wat wordt met de diagnostiek of behandeling beoogd, hoe ingrijpend is deze, wordt de autonomie van de justitiabele gerespecteerd, worden de voordelen zorgvuldig afgewogen tegen de risico’s? Deze vragen dienen altijd te worden gesteld bij de toepassing van diagnose- en behandelmogelijkheden, ongeacht of deze zijn gebaseerd op neurobiologische inzichten. Wel zijn met betrekking tot de mogelijke nieuwe toepassingen enkele aandachtspunten benoemd, zoals voorzichtigheid in de interpretatie van neurobiologisch diagnostisch onderzoek.

De tweede vraag leidt tot de conclusie dat de toepassing van diagnose- en behandelmethoden binnen de context van het jeugdstrafrecht maant tot extra voorzichtigheid. De jeugdige leeftijd en het gedwongen kader van het jeugdstrafrecht maken dat jeugdige justitiabelen een kwetsbare groep vormen. Vanuit ethisch perspectief dient goed te worden afgewogen in hoeverre eventuele nieuwe diagnose- of behandeltoepassingen de ontwikkeling van de jeugdige ten goede kunnen komen en wat de eventuele risico’s zijn.

Het advies kan worden opgevraagd bij het secretariaat van de Raad

Postbus 30 137

2500 GC Den Haag

070 – 36 19 300

www.rsj.nl

Naar boven