Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2014, 2014-0000185641, tot vaststelling van de Regeling vrijwilligerswerk in de Werkloosheidswet (Regeling vrijwilligerswerk in de WW)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 8, zesde lid, van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

algemeen nut beogende instelling:

instelling die op grond van artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de daarop berustende bepalingen, door de inspecteur als zodanig is aangemerkt;

onbetaalde arbeid:

werkzaamheden waar geen vergoedingen of verstrekkingen tegenover staan die hoger zijn dan € 4,50 per uur, of € 2,50 per uur indien de betrokkene jonger is dan 23 jaar, en waarvan de gezamenlijke waarde niet hoger is dan de bedragen genoemd in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;

sociaal belang behartigende instelling:

instelling als bedoeld in artikel 5c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

steunstichting SBBI:

instelling als bedoeld in artikel 5d van de Algemene wet inzake rijksbelasting en de daarop berustende bepalingen, die door de inspecteur als zodanig bekend is gemaakt;

UWV:

het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; en

werklocatie:

een vestiging van de instelling indien de desbetreffende instelling meer dan één vestiging heeft.

Artikel 2. Vrijwilligerswerk

  • 1. Er is sprake van vrijwilligerswerk als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Werkloosheidswet, indien:

    • a. er sprake is van onbetaalde arbeid;

    • b. de onbetaalde arbeid bestaat uit gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden als bedoeld in artikel 3; en

    • c. de onbetaalde arbeid wordt uitgevoerd bij een algemeen nut beogende instelling, een sociaal belang behartigende instelling of een steunstichting SBBI.

  • 2. Als vrijwilligerswerk wordt tevens aangemerkt onbetaalde arbeid die de persoon, die recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, reeds voor zijn eerste werkloosheidsdag verrichtte, voor zover de werkzaamheden niet wijzigen en de omvang niet wordt uitgebreid.

Artikel 3. Gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden

  • 1. Gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden zijn werkzaamheden die gedurende minimaal één jaar voorafgaand aan het moment van aanvang van het vrijwilligerswerk uitsluitend als onbetaalde arbeid werden verricht binnen de instelling op de desbetreffende werklocatie en waarvoor gedurende dat jaar geen vacatures voor werknemers hebben opengestaan.

  • 2. Indien de instelling, de werklocatie of de functie nog geen jaar bestaat, wordt gekeken of de werkzaamheden gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden zijn bij:

    • a. de dichtstbijzijnde werklocatie binnen de desbetreffende instelling, indien de onbetaalde werkzaamheden plaatsvinden bij een werklocatie van die instelling: of

    • b. vergelijkbare instellingen.

  • 3. Vergelijkbare instellingen als bedoeld in het tweede lid, zijn instellingen die hetzelfde doel nastreven en waarvan de activiteiten grotendeels overeenkomen met de activiteiten van de instelling waar de onbetaalde arbeid wordt verricht.

Artikel 4. Samenloop met Participatiewet

Als vrijwilligerswerk wordt aangemerkt door het college van burgemeester en wethouders opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vrijwilligerswerk in de WW.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 december 2014

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding, doel en instrument

Vrijwilligerswerk is van grote waarde voor de samenleving. Veel mensen spannen zich vrijwillig in voor lokale sportverenigingen, buurtcentra, maatschappelijke organisaties of andere initiatieven. Naast het maatschappelijk belang kan voor uitkeringsgerechtigden het vrijwilligerswerk een opstap vormen naar betaald werk.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief1 aan de Tweede Kamer van 10 juli 2014 aangegeven de regels omtrent het verrichten van vrijwilligerswerk met behoud van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) te verruimen. Dit mede naar aanleiding van signalen uit de vaste Kamercommissie voor SZW, vrijwilligersorganisaties en het UWV dat de huidige regels te strikt zijn. Zo kan het UWV op grond van de huidige regels veel van het verenigingswerk niet als vrijwilligerswerk beschouwen omdat er bijvoorbeeld andere verenigingen zijn waar vergelijkbare werkzaamheden in een betaalde functie verricht worden.

Om verruiming mogelijk te maken, is in de Verzamelwet SZW 2015 een grondslag gecreëerd in artikel 8, zesde lid, van de WW om bij ministeriële regeling te regelen onder welke voorwaarden werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als vrijwilligerswerk. Onderhavige regeling strekt tot uitwerking van deze bepaling. In onderhavige regeling wordt bepaald wanneer onbetaalde werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als vrijwilligerswerk.

Wanneer onbetaalde werkzaamheden worden aangemerkt als vrijwilligerswerk,

leiden deze werkzaamheden, op grond van artikel 8, eerste lid, niet tot het verlies van de hoedanigheid van werknemer. Met andere woorden: het recht op WW-uitkering eindigt niet meer geheel of gedeeltelijk door het gaan verrichten van vrijwilligerswerk, zoals in deze regeling gedefinieerd. Doel van deze regeling is om WW-gerechtigden meer mogelijkheden te geven voor het verrichten van vrijwilligerswerk met behoud van WW-uitkering dan nu het geval is. Hieronder wordt eerst uitgelegd wat in elk geval geen vrijwilligerswerk is, vervolgens wordt uitgelegd wat wel onder de nieuwe definitie van vrijwilligerswerk in de WW valt en tot slot wordt toegelicht hoe er wordt omgegaan met onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden op grond van de Participatiewet, de zogenoemde tegenprestatie.

Er is geen sprake van vrijwilligerswerk wanneer de desbetreffende werkzaamheden alle kenmerken hebben van een dienstbetrekking (persoonlijke arbeid, gezagsverhouding, loon). Hoewel veel vrijwilligers geen (onkosten)vergoeding ontvangen voor hun inzet, is er in elk geval geen sprake meer van vrijwilligerswerk in de zin van de WW als de (onkosten)vergoedingen en verstrekkingen gezamenlijk boven het door de Belastingdienst gehanteerde maximum liggen. Dit is momenteel maximaal € 150,– per maand en € 15.00,– per jaar. Daarnaast geldt er ook een uurtarief van maximaal € 4,50 per uur of € 2,50 per uur indien de betrokkene jonger is dan 23 jaar. Voor de hoogte van de vergoedingen wordt aangesloten bij artikel 6, eerste lid, onderdeel f van de WW en bij artikel 2, zesde lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964 en de daarop gebaseerde uitvoeringspraktijk van de Belastingdienst. Als de bedragen daar wijzigingen, zal daar ook rekening mee gehouden moeten worden bij deze regeling. Voor verdere invulling wordt verwezen naar de fiscale uitvoeringspraktijk, dit houdt in dat wanneer er alleen sprake is van een onkostenvergoeding, deze hoger kan zijn dan de bovengenoemde bedragen, wanneer de uitkeringsgerechtigde kan aantonen dat het noodzakelijke onkosten zijn voor uitvoering van de onbetaalde arbeid.2

Werknemers die naast hun reguliere baan reeds onbetaalde werkzaamheden verrichtten en vervolgens werkloos worden, kunnen zonder consequenties voor de WW-uitkering deze activiteiten als vrijwilliger blijven verrichten. Belangrijk daarbij is dat de activiteiten en de omvang (het aantal uren) van die activiteiten gelijk blijven. Wanneer een WW-gerechtigde zijn activiteiten als vrijwilliger wil uitbreiden of wil starten met het verrichten van andere onbetaalde werkzaamheden, toetst het UWV per casus of er daadwerkelijk sprake is van vrijwilligerswerk op grond van de criteria zoals opgenomen in onderhavige regeling. Dat is op dit moment de gebruikelijke werkwijze en deze wordt niet gewijzigd. Wat verandert is de definitie van vrijwilligerswerk.

Definitie

Er is sprake van vrijwilligerswerk in de zin van de WW als het gaat om onbetaalde arbeid ten behoeve van anderen of van (de kwaliteit van) de samenleving in het algemeen, in enig georganiseerd verband. Concreet moet vrijwilligerswerk in de WW aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 1. Het moet gaan om gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden binnen de desbetreffende instelling of werklocatie waar de werkzaamheden plaatsvinden.

    Hiermee wordt bedoeld dat het moet gaan om werkzaamheden die gewoonlijk binnen dezelfde instelling of op de werklocatie niet worden betaald en waar geen vacatures voor betaalde functies voor open staan of recentelijk hebben opengestaan. Kortom de werkzaamheden kunnen niet ter vervanging zijn van dezelfde werkzaamheden die daarvoor wel betaald werden. Wanneer er sprake is van (een werklocatie van) een instelling die korter dan één jaar bestaat, geldt dat het geen werkzaamheden mogen zijn die betaald verricht plegen te worden op de dichtstbijzijnde werklocatie of (wanneer daarvan geen sprake is) bij vergelijkbare instellingen. Met een vergelijkbare instelling wordt bedoeld een instelling met hetzelfde doel waar hoofdzakelijk dezelfde activiteiten worden uitgevoerd. Bij de beoordeling kan het UWV rekening houden met de sector en soortgelijke mate van professionaliteit.

  • 2. De instelling waar de werkzaamheden worden verricht moet een maatschappelijk doel hebben of bijdragen aan maatschappelijk nut.

Hieronder wordt verstaan een algemeen nut beogende instelling (ANBI), een sociaal belang behartigende instelling (SBBI) en een steunstichting SBBI.

Samenloop WW en Participatiewet

Bij samenloop van uitkeringen op grond van de WW en de Participatiewet kunnen werkzaamheden die in het kader van de tegenprestatie worden verricht niet tot korting op de WW-uitkering leiden, doordat de WW-gerechtigde zijn hoedanigheid van werknemer niet verliest. Reden hiervoor is dat bijstandsgerechtigden niet altijd invloed hebben op de soort tegenprestatie die ze krijgen opgelegd vanuit gemeenten. Het is onwenselijk dat mensen hun WW-recht verliezen voor die uren dat ze deze werkzaamheden verrichten in het kader van de Participatiewet. Werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie worden daarom aangemerkt als vrijwilligerswerk.

Ontvangen reacties in het kader van de uitvoeringstoets en de toezichtbaarheidstoets

Het UWV heeft een toets uitgebracht over de conceptregeling. Daarin geeft het UWV aan dat de regeling juridisch uitvoerbaar is per 1 januari 2015. Wel heeft het UWV aangegeven dat het beoordelingskader met betrekking tot SBBI’s mogelijk lastig is in de uitvoering. Dit punt heeft de aandacht, enkele maanden na inwerkingtreding zal worden bezien hoe dit uitpakt in de praktijk. Voorts heeft de Inspectie SZW een toezichtbaarheidstoets uitgebracht op de conceptregeling. De regeling geeft de Inspectie SZW geen aanleiding tot opmerkingen met betrekking tot de toezichtbaarheid.

Administratieve lasten

De beoordeling van de vraag of er sprake is van vrijwilligerswerk in de zin van de WW wordt naar verwachting niet ingewikkelder of duurder door onderhavige verruiming. Er is ook geen sprake van een verwachte stijging van de administratieve lasten. Het aantal criteria waarop het UWV toetst, wordt verminderd. Zo hoeft het UWV straks bijvoorbeeld niet meer te toetsen of er sprake is van additionele activiteiten binnen de organisatie. Bij de beoordeling of er sprake is van verdringing wordt het referentiekader verlegd van landelijk naar de desbetreffende instelling. Toetste het UWV voorheen of de werkzaamheden ergens in het land betaald werden verricht, op grond van onderhavige regeling zal het UWV voortaan kijken naar situatie bij de desbetreffende instelling of werklocatie.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Algemeen nut beogende instelling (ANBI)

Op grond van artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en hoofdstuk 1a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994, kunnen bepaalde instellingen worden aangemerkt als ANBI. Dit zijn instellingen die nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dienen en geen winstoogmerk hebben met de algemeen nuttige activiteiten. Als algemeen nut wordt onder meer beschouwd welzijn, cultuur, onderwijs, zorg en religie. De ANBI-status wordt op verzoek van een organisatie door de Belastingdienst verleend. Wanneer deze status door de Belastingdienst wordt toegekend, wordt dit bekend gemaakt. Er is dus een limitatieve lijst met ANBI organisaties die wordt gepubliceerd op de website van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). De staat, provincies, waterschappen en gemeenten zijn altijd een ANBI.

Onbetaalde arbeid

De arbeid waar het in deze regeling om gaat, is arbeid waar geen geldelijke tegemoetkoming van meer dan € 150,– per maand en € 1.500,- per kalenderjaar tegenover staat. Daarnaast geldt er ook een uurtarief van maximaal € 4,50 per uur of € 2,50 per uur indien de betrokkene jonger is dan 23 jaar. Voor de hoogte van de vergoedingen wordt aangesloten bij artikel 6, eerste lid, onderdeel f van de WW en bij artikel 2, zesde lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964 en de daarop gebaseerde uitvoeringspraktijk van de Belastingdienst. Als de bedragen daar wijzigingen, zal daar ook rekening mee gehouden moeten worden bij deze regeling. Voor verdere invulling wordt verwezen naar de fiscale uitvoeringspraktijk, dit houdt in dat wanneer er alleen sprake is van een onkostenvergoeding, deze hoger kan zijn dan de bovengenoemde bedragen, wanneer de uitkeringsgerechtigde kan aantonen dat het noodzakelijke onkosten zijn voor uitvoering van de onbetaalde arbeid.3

Sociaal belang behartigende instelling (SBBI)

Onder deze categorie vallen verenigingen die in de eerste plaats gericht zijn op het belang van de leden, en eventueel van een kleine doelgroep, maar die ook een maatschappelijke bijdrage leveren. Dit is het geval wanneer de instelling bijdraagt aan de ontplooiing van de leden en aan een gezondere en een beter samenhangende samenleving. Het moet in dit geval gaan om instellingen als bedoeld in artikel 5c van de AWR. Voor deze categorie is er geen limitatieve opsomming. Een aantal voorbeelden van SBBI’s zijn: sport-, muziek- en buurtverenigingen. Instellingen die alleen de individuele belangen van de leden behartigen, een individueel gericht doel beogen, zoals bijvoorbeeld een familiestichting, of die al zijn aangemerkt als ANBI’s, kunnen niet worden aangemerkt als SBBI.

Steunstichting SBBI

Steunstichtingen SBBI worden opgericht om geld in te zamelen voor een SBBI. Doel van deze ingezamelde gelden is het financieren van een 5-jarig jubileum, of een meervoud daarvan. De stichting kan zich gedurende één kalenderjaar kwalificeren als steunstichting. De SBBI waar de stichting aan verbonden is moet zijn aangesloten bij een landelijke, representatieve koepel op het gebied van sport of muziek of een hiermee vergelijkbare organisatie op het gebied van sport of muziek. De steunstichtingen worden, al dan niet door tussenkomst van een notaris, aangemeld bij de Belastingdienst in Den Bosch. Voldoet de steunstichting aan de voorwaarden dan wordt deze stichting als zodanig bekend gemaakt op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Er is dus een limitatieve lijst met steunstichtingen SBBI.

Werklocatie

Indien een instelling meerdere vestigingen heeft, wordt in eerste instantie gekeken naar de vestiging, de zogenoemde werklocatie, waar of van waaruit de onbetaalde arbeid plaatsvindt. Indien deze locatie nog geen jaar bestaat, en artikel 3, tweede lid van toepassing is, dan wordt er vergeleken met de dichtstbijzijnde werklocatie.

Artikel 2. Vrijwilligerswerk

Om aangemerkt te worden als vrijwilligerswerk, moeten werkzaamheden aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • 1. Het moet gaan om onbetaalde arbeid.

  • 2. Het moet gaan om gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden binnen de instelling of de desbetreffende werklocatie.

  • 3. De onbetaalde arbeid wordt uitgevoerd bij:

    • a. een algemeen nut beogende instelling (ANBI);

    • b. een sociaal belang behartigende instelling (SBBI);

    • c. een steunstichting SBBI.

Ad. 1

In de toelichting van artikel 1, bij de uitleg van het begrip ‘onbetaalde arbeid’, wordt uitgelegd wat hieronder wordt verstaan.

Ad. 2

Zie voor toelichting over gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden de toelichting bij artikel 3.

Ad. 3

  • a. Algemeen nut beogende instelling (ANBI)

    Gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden bij een als ANBI aangemerkte instelling kunnen worden aangemerkt als vrijwilligerswerk.

  • b. Sociaal belang behartigende instelling (SBBI)

    Zoals reeds bij artikel 1 is vermeld, is er voor deze categorie geen limitatieve opsomming. Het UWV zal dus moeten toetsen of de arbeid wordt uitgevoerd bij een vereniging die onder deze categorie valt. Wanneer daar twijfel over bestaat, is het mogelijk dat het UWV, op grond van artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, de WW-gerechtigde vraagt om een verklaring van de instelling waarin wordt vermeld dat de instelling niet is onderworpen aan winstbelastingen, dan wel daarvan is vrijgesteld.

  • c. Steunstichting SBBI

    Gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden bij een als steunstichting SBBI aangemerkte instelling, kunnen worden aangemerkt als vrijwilligerswerk.

Het kan voorkomen dat de uitkeringsgerechtigde voordat het recht op een WW-uitkering ontstond al vrijwilligerswerk verrichtte. In het tweede lid wordt geregeld dat deze arbeid ook wordt aangemerkt als vrijwilligerswerk. Echter, wanneer de werkzaamheden wijzigen of de omvang wordt uitgebreid, zal het UWV de aanpassing wel toetsen aan de in onderhavige regeling opgenomen criteria.

Artikel 3. Gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden

Om werkzaamheden aan te merken als vrijwilligerswerk, moet er onder andere worden voldaan aan de voorwaarde dat het gaat om gebruikelijk onbetaalde werkzaamheden. Werkzaamheden zijn gebruikelijk onbetaald als zij al ten minste één jaar, voorafgaande aan het moment waarop het vrijwilligerswerk aanvangt, uitsluitend onbetaald worden uitgevoerd binnen de desbetreffende instelling of werklocatie. Ook mogen er gedurende die tijd geen vacatures hebben opengestaan voor de functie en kan de (onbetaalde) functie dus niet ter vervanging zijn van betaalde arbeid. Hiermee wordt voorkomen dat er sprake is van verdringing op de arbeidsmarkt.

Het kan voorkomen dat een instelling, of een werklocatie hiervan, nog geen jaar bestaat. In dat geval wordt er vergeleken met een vergelijkbare instelling of, wanneer er sprake is van een werklocatie, met de dichtstbijzijnde werklocatie binnen die instelling. Ook als een functie nog geen jaar bestaat, worden de werkzaamheden vergeleken met werkzaamheden binnen de hiervoor genoemde instellingen. Het UWV kan bij de beoordeling rekening houden met het niveau van de werkzaamheden. Bij een sportclub kan een trainer van een amateurteam bijvoorbeeld anders worden behandeld dan de trainer van een professioneel team. Hiermee wordt het probleem dat zich nu voordoet, namelijk dat als de werkzaamheden ergens in Nederland als betaalde arbeid worden verricht, het geen vrijwilligerswerk in de zin van de WW is, bij een nieuwe instelling beperkt.

Vergelijkbare instellingen zijn instellingen die hetzelfde doel nastreven en waarvan de activiteiten grotendeels overeenkomen met de activiteiten van de instelling waar de onbetaalde werkzaamheden verricht gaan worden. Ook bij deze toetsing kan rekening worden gehouden met de mate van professionaliteit. Een kleine recreatieve sportclub hoeft bijvoorbeeld niet vergeleken te worden met een grote professionele sportclub.

Artikel 4. Samenloop met Participatiewet

Het is mogelijk dat een WW-gerechtigde naast zijn WW-uitkering ook een bijstandsuitkering ontvangt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de WW-uitkering lager is dan het sociaal geldend minimum, in dit geval kan er recht zijn op aanvullende bijstand. In het kader van een bijstandsuitkering kan van de uitkeringsgerechtigde verwacht worden dat hij een tegenprestatie levert. De tegenprestatie wordt in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet als volgt omschreven: ‘onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die naast of in aanvulling op reguliere arbeid worden verricht waardoor het niet leidt tot verdringing op de arbeidmarkt’. Wanneer de tegenprestatie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente is opgedragen, worden de werkzaamheden in het kader van deze tegenprestatie aangemerkt als vrijwilligerswerk.

Artikel 5. Inwerkingtreding

De regeling treedt met ingang van 1 januari 2015 in werking.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Zie Kamerstukken II 2013/14, 29 544, nr. 551

X Noot
2

Zie Kamerstukken II 2007/08, 29 515, nr. 226

X Noot
3

Zie Kamerstukken II 2007/08, 29 515, nr. 226

Naar boven