Convenant ten aanzien van de verbeteringen in de steenkolenketen

Partijen:

1. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw E.M.J. Ploumen en Minister van Economische Zaken, de heer H.G.J. Kamp, beide handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: ‘de overheid’;

2. E.ON Benelux NV, gevestigd te Rotterdam, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer F. Geers;

3. Essent NV, gevestigd te ‘s-Hertogenbosch, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer R. Miesen;

4. NV NUON Energy, gevestigd te Amsterdam, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer M.F. Hagens;

5. GDF SUEZ Energie Nederland NV gevestigd te Zwolle, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer W. Wolters; en

6. NV EPZ, gevestigd te Borssele, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer A.S. Louter, bij volmacht;

partijen 2 tot en met 6 hierna gezamenlijk te noemen: ‘de energiebedrijven’

Definities

Bettercoal:

een wereldwijde, not-for-profit organisatie, opgericht door een groep Europese energiebedrijven – waarvan de energiebedrijven deel uitmaken – om internationaal samen te werken aan de invulling en versterking van de ketenverantwoordelijkheid bij de inkoop van steenkool;

Bettercoal Code:

een door Bettercoal opgestelde Code die de leden van Bettercoal implementeren in hun due diligence processen. De Code is mede gebaseerd op internationale richtlijnen zoals de Voluntary Principles on Security and Human Rights, de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles for Business & Human Rights. De code omvat een scala aan onderwerpen: arbeids- en mensenrechten, milieu, vrijheid van vakvereniging en het recht op collectieve onderhandelingen, omgang met lokale gemeenschappen, hulp aan slachtoffers van mensenrechtenschendingen, governance, management systemen en ethiek;

Moederbedrijf:

De energiebedrijven die eigenaar zijn van de energiebedrijven RWE AGE, E.ON SE, Vattenfall AB en GDF SUEZ SA. Zij zijn tevens lid van Bettercoal;

OESO-richtlijnen:

aanbevelingen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De OESO-richtlijnen maken duidelijk wat de Nederlandse overheid (en de overheden van 45 andere landen) van bedrijven verwacht bij het internationaal zakendoen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen;

UN Guiding Principles for Business & Human Rights (UNGP’s):

door de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties bekrachtigde richtlijnen voor bedrijfsleven en mensenrechten. Doel van de principes is het voorkomen en aanpakken van risico’s die verbonden zijn met activiteiten van het bedrijfsleven en een negatieve impact hebben op mensenrechten;

Voluntary Principles on Security and Human Rights (VP’s):

principes die bedrijven uit de mijnbouw sector helpen de veiligheid van hun bedrijfsactiviteiten te handhaven, met respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden. Deze vrijwillige principes zijn het resultaat van een dialoog tussen overheden, bedrijven uit de mijnbouw sector en NGO’s.

In overweging nemende dat:

  • 1. De Nederlandse overheid en de Energiebedrijven gezamenlijk het belang van MVO onderkennen, in het bijzonder ten aanzien van het gebruik van steenkool in de elektriciteitscentrales van de Energiebedrijven;

  • 2. Steenkool in Nederland, Europa en wereldwijd nog langjarig onderdeel zal blijven van de energiemix;

  • 3. De energiebedrijven de in de Bettercoal Code genoemde onderwerpen waar nodig willen verbeteren door middel van de implementatie van de Bettercoal Code, vergroting van de transparantie in de steenkolenketen en nauwe samenwerking met hun ketenpartners en andere stakeholders1;

  • 4. De OESO-richtlijnen individuele bedrijven vragen due diligence uit te voeren naar daadwerkelijke en potentiële impact van hun activiteiten, deze effecten te identificeren, te voorkomen en te verminderen, en rekenschap af te leggen over hoe zij deze effecten aanpakken;

  • 5. De VP’s een belangrijk multi stakeholder initiatief zijn waarbij bedrijven uit de mijnbouw sector worden ondersteund door overheden en maatschappelijke organisaties om mensenrechtenschendingen door publieke of private beveiliging te voorkomen;

  • 6. De overheid in de beleidsbrief ‘MVO loont’ het belang aangeeft van de invulling van de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid van het Nederlandse bedrijfsleven waarbij de nadruk ligt op het tijdig identificeren van maatschappelijke risico’s in wereldwijde productieketens en het voorkomen van deze risico’s;

  • 7. De overheid onderkent dat de energiebedrijven in hun invulling van MVO gesteund dienen te worden door onder andere heldere kaders voor MVO, het creëren en bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemingen en het bevorderen van transparantie en stakeholdersdialoog;

  • 8. De SER in zijn advies ‘IMVO convenanten’ van 25 april 2014 aangeeft dat Internationale MVO-convenanten bedrijven in sectorverband de kans bieden complexe IMVO problemen gestructureerd en oplossingsgericht aan te pakken. Tevens stelt de SER dat het om het meeste effect te bereiken, van belang is dat het initiatief om te komen tot sectorafspraken, zo veel mogelijk bij het bedrijfsleven dient te liggen;

  • 9. De partijen in dit convenant speciale aandacht willen geven aan Colombia omdat dit land de afgelopen jaren een belangrijke leverancier was van steenkool aan de Nederlandse en Europese markt;

  • 10. Het uit oogpunt van draagvlak en effectiviteit de voorkeur heeft om ter verbetering van sociale- en milieuomstandigheden in de steenkolenketen afspraken neer te leggen in een convenant boven het eenzijdig opleggen van regelgeving.

Komen het volgende overeen:

Artikel 1. Doel Energiebedrijven

Het doel is om de sociale en milieu omstandigheden in de internationale steenkoolketen te verbeteren. Energiebedrijven geven invulling aan hun ketenverantwoordelijkheid op het vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen zoals geformuleerd in de OESO-richtlijnen. Dit doen zij in de landen van herkomst van de door de energiebedrijven in Nederland gebruikte steenkool teneinde:

  • Te voorkomen dat hun eigen activiteiten schadelijke gevolgen veroorzaken of daartoe bijdragen, en zulke effecten te kunnen aanpakken wanneer deze zich voordoen;

  • Te trachten schadelijke gevolgen te voorkomen of te verminderen wanneer zij niet hebben bijgedragen aan dat effect, maar waar dat effect toch direct verbonden is aan hun activiteiten, producten of diensten via een zakelijke relatie;

  • Zakenrelaties, met inbegrip van leveranciers en onderaannemers, te stimuleren de aanbevelingen van de OESO-richtlijnen toe te passen2.

Artikel 2. Activiteiten energiebedrijven

  • 1. De Energiebedrijven voeren due diligence uit in hun inkoopbeleid van steenkool voor gebruik in Nederland. Zij brengen in beeld wat de huidige en potentiële effecten van de activiteiten van de energiebedrijven zijn op zaken die in de OESO-richtlijnen zijn genoemd. Bij deze effecten wordt gekeken naar de eigen bedrijfsvoering en de handelsketen(s) waarbij bedrijven geen informatie delen, markt beperken en andere vormen van concurrentie verminderen.

  • 2. De energiebedrijven dragen al dan niet via hun moederbedrijven bij aan verbeteringen in de landen van herkomst van de door de energiebedrijven in Nederland gebruikte steenkool.

  • 3. Jaarlijks leggen de energiebedrijven individueel en openbaar verantwoordelijkheid af van de uitvoering van het onder 2.1 en 2.2, genoemde proces en de consequenties ervan voor hun (inkoop)beleid, bijvoorbeeld in hun jaarverslagen en/ of andere communicatie uitingen.

  • 4. De energiebedrijven voeren via Bettercoal onafhankelijke audits uit bij steenkoolmijnen, onder andere bij de mijnen waar de leden van Bettercoal hun steenkool betrekken. De uitkomsten van deze audits worden gebruikt om, indien noodzakelijk, verbeterprogramma’s op te stellen voor de steenkolenmijnen. De uitvoering van die verbeterprogramma’s wordt via Bettercoal actief gemonitord.

  • 5. De energiebedrijven informeren de steenkolenleveranciers over de inhoud van het convenant.

  • 6. Door een derde onafhankelijke partij wordt op verzoek van en op basis van informatie van de energiebedrijven jaarlijks een gezamenlijke lijst gepubliceerd van alle mijnen of mijnregio’s waar zij hun steenkool inkopen. Het betreft de inkoop van steenkool voor de productie van elektriciteit in de Nederlandse elektriciteitscentrales. Deze wordt in het tweede kwartaal gepubliceerd en betreft het gebruik over het voorafgaande jaar. Deze lijst voldoet aan de vereisten van het advies van de ACM, d.d. 28 oktober 2014.3

  • 7. Indien niet mogelijk is om de herkomst te herleiden of te openbaren van een (deel van) de in het voorafgaande jaar gebruikte steenkool zal dit met redenen omkleed worden uitgelegd. Het principe ‘pas toe of leg uit’ (‘comply or explain’) is van toepassing.

  • 8. Indien er een klacht wordt ingediend over een vermeende schending van de OESO-richtlijnen in een mijn welke is opgenomen in het overzicht genoemd onder 2.6, zijn de energiebedrijven gezamenlijk aanspreekbaar in de geschillenbeslechtingsprocedure. In dit kader zullen de energiebedrijven inzicht geven in die zaken die voor de behandeling van een klacht binnen de klachtenprocedure functioneel en noodzakelijk zijn. Deze informatie wordt vertrouwelijk ter beschikking gesteld aan het de beheerder van het onder 2.9 te noemen geschillenbeslechtingsmechanisme.

  • 9. De energiebedrijven hebben een onderzoek laten doen door onafhankelijk adviesbureau BSR naar de werking van bestaande klachtenmechanismen. Hierbij zijn ook relevante stakeholders geconsulteerd. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP) het best geschikt is om geschillen over vermeende misstanden bij de mijnen waar de energiebedrijven inkopen te behandelen. Het NCP biedt toegang tot herstel en verhaal. Energiebedrijven bespreken met het NCP hoe de groepsaanspreekbaarheid in de werking van het NCP past.

  • 10. Indien er een klacht wordt ingediend over een vermeende misstand in een mijn welke is opgenomen in het overzicht genoemd onder 2.6, zijn de energiebedrijven gezamenlijk aanspreekbaar in de geschillenbeslechtingsprocedure. In dit kader zullen de energiebedrijven inzicht geven in die zaken die voor de behandeling van een klacht binnen de klachtenprocedure functioneel en noodzakelijk zijn. Deze informatie wordt vertrouwelijk ter beschikking gesteld aan het de beheerder van het onder 2.8 genoemde geschillenbeslechtingsmechanisme.

  • 11. De energiebedrijven publiceren vanaf 2015 jaarlijks in het derde kwartaal een geaggregeerd overzicht van hun inspanningen met betrekking tot de in dit convenant genoemde activiteiten.

  • 12. De individuele energiebedrijven besteden zelf of in samenwerking met hun moederbedrijf aandacht in hun eigen communicatie- uitingen (jaarverslagen, nieuwsbrieven etc.) aan het gehele MVO-beleid in relatie tot de steenkolenketen en de activiteiten van het onderhavige convenant.

Artikel 3. Doel Overheid

Het doel is om de sociale en milieu omstandigheden in de internationale steenkolenketen te verbeteren. De overheid ondersteunt de energiebedrijven bij de invulling van hun ketenverantwoordelijkheid in de steenkolenketen. Waar zij belemmeringen ervaren kan de overheid van toegevoegde waarde zijn om deze belemmering te verminderen. De overheid draagt bij aan een klimaat waarin MVO gedijt en zoekt actief de dialoog met andere Europese overheden en overheden in steenkool exporterende landen met betrekking tot de in dit convenant genoemde activiteiten.

Artikel 4. Activiteiten overheid

  • 1. De overheid zal andere overheden in de landen van herkomst van de door de energiebedrijven gebruikte steenkool in Nederland, aanspreken op hun verantwoordelijkheden in de steenkolenketen.

  • 2. De overheid stimuleert andere landen waar veiligheidsrisico’s zijn in de mijnbouw sector bekend te worden met de VP’s en spoort hen aan lid te worden. Daarnaast ondersteunt de overheid bestaande leden van de VP’s, zoals Colombia, bij de toepassing van die principes.

  • 3. De overheid ondersteunt de energiebedrijven bij de ontwikkeling van Bettercoal en zal het initiatief actief onder de aandacht brengen bij andere overheden en overige relevante stakeholders en hen wijzen op het belang van een Europese en collectieve aanpak.

  • 4. De overheid zal de Europese samenwerking in de steenkolenketen expliciet agenderen tijdens het Nederlands voorzitterschap van de EU, in de eerste helft van 2016.

  • 5. De overheid maakt het mogelijk dat het NCP voldoende capaciteit heeft voor het behandelen van meldingen van vermeende misstanden in de steenkolenketen zoals beschreven in artikel 2.8.

  • 6. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken financiert een scoping missie in Colombia, waarin wordt onderzocht op welke manier de Nederlandse overheid zou kunnen bijdragen aan het verbeteren van de omstandigheden in de Colombiaanse steenkolenketen.

  • 7. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt programma’s ter verbetering van de situatie in en om de steenkolenmijnen in Colombia en de implementatie van de Colombiaanse Law on Victims and Land Restitution. De overheid verkent mogelijkheden om een dialoog op gang te brengen tussen slachtoffers van het gewapend conflict en de Colombiaanse private sector en is bereid deze dialoog te ondersteunen.

  • 8. De overheid publiceert vanaf 2015 jaarlijks in het derde kwartaal een geaggregeerd overzicht van haar inspanningen met betrekking tot de in dit convenant genoemde activiteiten.

Artikel 5. Participatie Stakeholders

  • 1. In het vierde kwartaal vanaf 2015 organiseren de convenantspartijen op initiatief van de energiebedrijven jaarlijks een stakeholder ronde tafel bijeenkomst onder leiding van een door partijen gezamenlijk aan te wijzen onafhankelijk voorzitter. Daarin worden de activiteiten in het kader van het convenant besproken. De voor dit convenant relevante maatschappelijke organisaties, vakbonden en andere stakeholders worden uitgenodigd voor deze bijeenkomst.

  • 2. Tijdens deze bijeenkomst kunnen voorstellen van stakeholders worden besproken over activiteiten in de landen van herkomst van de door de energiebedrijven in Nederland gebruikte steenkool.

  • 3. Partijen delen de kosten van deze jaarlijkse stakeholder bijeenkomst.

Artikel 6. Slot bepalingen

  • 1. Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag van ondertekening door de overheid en de energiebedrijven en wordt na ondertekening in de Staatscourant gepubliceerd.

  • 2. Partijen erkennen hun verplichtingen volgens nationale en Europese mededingingswetgeving en handelen in overeenstemming met deze regels. Met dit convenant streven partijen geen markt beperkende of concurrentie verminderende afspraken na.

  • 3. De invulling van de energiemix en bijbehorende zaken als de CO2 uitstoot van verschillende energiebronnen zijn geen onderdeel van dit convenant.

  • 4. Dit convenant heeft een looptijd van vijf jaar na de ondertekening en kan na drie jaar door ieder der partijen worden opgezegd met een opzegtermijn van een jaar. Wanneer een partij het convenant opzegt, blijft het convenant voor de overige partijen in stand voor zover de inhoud en strekking ervan zich daartegen niet verzetten.

  • 5. Wanneer een partij de inkoop of elektriciteitsproductie middels steenkool beëindigt gedurende de looptijd van het convenant, kan de desbetreffende partij het convenant per die datum opzeggen waardoor alle verplichtingen voortvloeiend uit het convenant per datum opzegging eindigen voor de opzeggende partij.

  • 6. Het convenant, al dan niet in gewijzigde vorm, kan een jaar voor beëindiging steeds met drie jaar verlengd worden indien partijen daartoe besluiten.

  • 7. Indien wet- en regelgeving inzake herkomsttransparantie in werking treedt, geldt dat als ontbindende voorwaarde voor dit convenant.

  • 8. Partijen komen overeen dat afspraken in dit convenant niet in rechte afdwingbaar zijn.

  • 9. Dit convenant kan na schriftelijke instemming van alle bij dit convenant aangesloten partijen worden uitgebreid met andere partijen die zich willen aansluiten bij dit convenant. Voor de dan toetredende partijen gelden de voor haar uit dit convenant voortvloeiende rechten en verplichtingen.

Getekend te Den Haag, 17 november 2014

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Essent NVCTO Hardcoal, biomass and gas, RWE Generation SE, R. Miesen

E.ON Benelux NV Director Generation, E.ON Generation, F. Geers

NV NUON Energy COO NUON, M.F. Hagens

GDF SUEZ Energie Nederland NV Sr. Vice President RES & Business Development Nederland, W. Wolters

NV EPZ Advisor to the Board, A.S. Louter


X Noot
1

Voor EPZ geldt dat EPZ de Bettercoal code onderschrijft, maar zelf geen lid is van Bettercoal. De huidige leverancier van EPZ is wel lid van Bettercoal.

X Noot
2

De OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, p. 10.

X Noot
3

Zaaknummer 14.0791.01.

Naar boven