Mandaat- en volmachtbesluit directeur bureau Raad voor de rechtspraak

De Raad voor de rechtspraak;

Gelet op afdeling 6 van hoofdstuk 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, artikel 2 van het Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak en artikel 4 van de Machtigingsregeling leden Raad voor de rechtspraak;

Gelet op het Organisatie- en formatierapport van het bureau van de Raad voor de rechtspraak, d.d. 1 maart 2014;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Raad:

de Raad voor de rechtspraak, bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. het bureau:

het bureau van de Raad, bedoeld in artikel 89, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. de directeur:

de directeur van het bureau.

d. de financieel directeur:

de financieel directeur Raad voor de rechtspraak.

Artikel 2

  • 1. De directeur is bevoegd om namens de Raad de bevoegdheden uit te oefenen die aan de Raad zijn toegekend.

  • 2. De directeur is bevoegd namens de Staat der Nederlanden de privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het functioneren van het bureau.

  • 3. De directeur is bevoegd om namens de Raad op te treden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 3

De directeur heeft de in artikel 2, eerste en tweede lid, bedoelde bevoegdheden niet indien bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald, indien de aard van de uit te oefenen bevoegdheid zich daartegen verzet of indien het uitoefenen van de bevoegdheid het nemen van een beslissing van principiële aard in politiek of maatschappelijk gevoelige aangelegenheden met zich brengt.

Artikel 4

  • 1. De directeur verleent schriftelijk ondermandaat aan onder hem ressorterende functionarissen. Hij is bevoegd tot het verlenen van de aan hem verleende volmacht aan deze functionarissen.

  • 2. De directeur kan bepalen dat de in het eerste lid bedoelde functionarissen ondermandaat en volmacht kunnen verlenen aan onder hen ressorterende functionarissen.

Artikel 5

Bij afwezigheid of verhindering van de directeur worden zijn bevoegdheden ingevolge dit besluit uitgeoefend door de financieel directeur.

Artikel 6

Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit dat met toepassing van dit besluit in ondermandaat is genomen door een in artikel 4 bedoelde functionaris wordt op het bezwaarschrift beslist door de directeur.

Artikel 7

  • 1. Indien ingevolge dit besluit door de directeur besluiten worden genomen en stukken worden afgedaan, geschiedt de ondertekening als volgt:

    De Raad voor de rechtspraak,

    namens deze,

    de directeur van het bureau,

    (handtekening)

    (naam)

  • 2. Indien ingevolge dit besluit door de directeur schriftelijk een privaatrechtelijke rechtshandeling wordt verricht, geschiedt de ondertekening als volgt:

    De Staat der Nederlanden,

    namens deze,

    de directeur van het bureau

    (handtekening)

    (naam)

  • 3. Indien ingevolge dit besluit door functionarissen, bedoeld in artikel 4, besluiten worden genomen en stukken worden afgedaan, geschiedt de ondertekening als volgt:

    De Raad voor de rechtspraak,

    namens deze,

    (functie)

    (handtekening)

    (naam)

  • 4. Indien toepassing is gegeven aan artikel 5, worden bij de ondertekening de handtekening en de naam van de directeur vervangen door die van de functionaris die in diens plaats optreedt en wordt de handtekening voorafgegaan door de vermelding: b/a.

Artikel 8

  • 1. Dit besluit wordt geplaatst in de Staatscourant, treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2014.

  • 2. Het Mandaat- en volmachtregeling secretaris/directeur bureau Raad voor de rechtspraak van 9 mei 2003, zoals gewijzigd bij Besluit van de Raad van 26 januari 2012 en van 28 mei 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaat- en volmachtbesluit directeur bureau Raad voor de rechtspraak.

’s-Gravenhage, 1 december 2014

De Raad voor de rechtspraak F.C. Bakker, voorzitter

TOELICHTING

Sedert het bestaan van de Raad, met ingang van 1 januari 2002, heeft de secretaris, tevens directeur van het bureau van de Raad, (de directeur) om doelmatigheidsredenen veel van de aan de Raad voor de rechtspraak (de Raad) toegekende bevoegdheden uitgeoefend.

De functie van secretaris, tevens directeur van het bureau van de Raad, is gewijzigd in directeur van het bureau. Dit besluit strekt er toe om de Mandaat- en volmachtregeling secretaris/directeur Bureau Raad voor de rechtspraak aan te passen aan de nieuwe situatie. Omwille van de duidelijkheid is het oude besluit (regeling) ingetrokken en vervangen door dit besluit.

Dit besluit strekt er toe de bevoegdheden van de Raad aan de directeur te mandateren. De basis voor dit besluit is onder meer de Machtigingsregeling leden Raad voor de rechtspraak. Ingevolge deze regeling verleent de Raad schriftelijk mandaat aan de directeur van het bureau.

Voorts wordt in dit besluit aan de directeur volmacht gegeven om namens de Staat der Nederlanden de privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het functioneren van het bureau.

De ondernemingsraad van het bureau van de Raad heeft een positief advies uitgebracht over dit besluit.

Artikel 2 (mandaat en volmacht)

De directeur wordt gemandateerd om namens de Raad de bevoegdheden uit te oefenen die aan de Raad zijn toegekend. Het gaat hier om uiteenlopende bevoegdheden, zoals bevoegdheden op het gebied van organisatie, financiën, materiële voorzieningen en rechtspositie.

In het Besluit tijdelijke volmacht leden Raad voor de rechtspraak en gerechtsbesturen – voor zover hier van belang – is aan de leden van de Raad volmacht verleend om namens de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie) privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten voor zover zij voortvloeien uit het deel van de Justitiebegroting dat op de Raad betrekking heeft. De Raad verleent op zijn beurt volmacht aan de directeur van het bureau om namens de Staat der Nederlanden de privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het functioneren van het bureau. Uiteraard dienen de comptabele voorschriften in acht te worden genomen.

Artikel 3 (beperkingen)

Het aan de directeur bij dit besluit verleende algemene mandaat kent een aantal algemene beperkingen.

De directeur is onder meer niet bevoegd, indien het uitoefenen van de bevoegdheid het nemen van een beslissing van principiële aard in politiek of maatschappelijk gevoelige aangelegenheden met zich brengt. Hier kan worden gedacht aan besluiten met grote (materiële of immateriële) gevolgen voor de rechtsprekende macht. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Bestuursreglement Raad voor de rechtspraak (Stcrt. 2002, 117) en de toelichting daarop worden dergelijke besluiten slechts genomen indien alle leden van de Raad ter vergadering aanwezig zijn. Het is derhalve niet de bedoeling dat de directeur dergelijke besluiten neemt.

Artikel 6 (bezwaarschriften)

Mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift kan ingevolge wettelijk voorschrift niet worden verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen. Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit dat met toepassing van dit besluit is genomen door de directeur, wordt op het bezwaarschrift derhalve beslist door het lid van de Raad in wiens portefeuille de aangelegenheid is ondergebracht. Indien de aangelegenheid is ondergebracht in de portefeuille van twee of meer leden, wordt op het bezwaarschrift beslist door deze leden gezamenlijk.

Ook indien een vervanger van de directeur de bevoegdheden ingevolge dit besluit uitoefent ingeval van afwezigheid of verhindering van de directeur (zie artikel 5), wordt op bezwaarschriften beslist door een of meer leden van de Raad.

Het is wel mogelijk dat de directeur beslist op een bezwaarschrift dat zich richt tegen een besluit dat in ondermandaat is genomen door een onder de directeur ressorterende functionaris. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 6.

Artikel 7 (ondertekening)

De directeur handelt uit naam en onder verantwoordelijkheid van de Raad. Dit moet uit de ondertekening van besluiten, stukken en brieven duidelijk blijken.

Ook de in artikel 4 bedoelde functionarissen oefenen hun bevoegdheden uit namens de Raad. Ook dit moet uit de ondertekening blijken.

Artikel 8 (inwerkingtreding)

Dit besluit wordt met de toelichting gepubliceerd in de Staatscourant.

Naar boven