Advies Raad van State inzake het voorstel van wet tot wijziging van de boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek, in verband met verduidelijking van het toepassingsbereik van de koopregels van titel 7.1 BW

Nader Rapport

4 november 2014

Nr. 576887

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek, in verband met verduidelijking van het toepassingsbereik van de koopregels van titel 7.1 BW

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 1 mei 2014, nr. 2014000866, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 juni 2014, nr. W03.14.0118/II, bied ik U hierbij aan.

De Afdeling maakt opmerkingen over de uitsluiting van streaming-overeenkomsten van het bereik van titel 7.1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), het begrip ‘digitale inhoud’ in het BW en over de gevolgen van het wetsvoorstel voor de implementatie van de richtlijn consumentenrechten. In reactie daarop zij het volgende opgemerkt.

1. Uitsluiting streaming-overeenkomsten

In het voorgestelde artikel 7:5, vijfde lid, BW wordt aangesloten bij de criteria van het Beeldbrigade-arrest met betrekking tot de toepassing van titel 7.1 BW, om de toepasselijkheid van titel 7.1 BW op ‘streaming-overeenkomsten’ uit te sluiten. De Afdeling merkt op begrip te hebben voor deze keuze, maar adviseert de toelichting aan te vullen. Aan dit advies heeft het kabinet gevolg gegeven.

De Afdeling haalt als voorbeeld aan dat een streaming-overeenkomst kan leiden tot het downloaden van digitale inhoud zodat deze op de eigen computer kan worden opgeslagen. Om te voorkomen dat onduidelijkheid zou kunnen bestaan over de vraag of titel 7.1 BW van toepassing is op een dergelijke overeenkomst, is aan de toelichting toegevoegd dat wanneer een ‘streaming-overeenkomst’ in de praktijk tevens de mogelijkheid biedt voor het ‘downloaden’ van digitale inhoud zodat deze bijvoorbeeld op een computer kan worden opgeslagen, er sprake is van geïndividualiseerde inhoud en (tijdelijke) feitelijke macht, zodat titel 7.1 BW van toepassing is op een dergelijke overeenkomst. De toelichting is in deze zin verduidelijkt.

2. Gevolgen voor de implementatie van de richtlijn

De Afdeling merkt voorts op dat artikel 7:7, tweede lid, BW enkel nog van toepassing is op de levering van ‘downloads’, omdat het wetsvoorstel ‘streaming’ beoogt uit te sluiten van het bereik van titel 7.1 BW. Hierdoor wordt de richtlijn niet meer volledig geïmplementeerd.

Artikel 7:7, tweede lid, BW implementeert artikel 27 van de richtlijn. Artikel 27 geldt onder meer voor de levering van ‘digitale inhoud’, waarmee zowel levering via ‘download’ als via ‘streaming’ wordt bedoeld. Om te voorkomen dat het uitsluiten van ‘streaming’ van het bereik van titel 7.1 BW er toe zou leiden dat consumenten in geval van levering van digitale inhoud via ‘streaming’ de bescherming ontberen die artikel 7:7, tweede lid, BW biedt, is het tweede lid aangepast. Artikel 8.5 van de Wet handhaving consumentenbescherming, waarin wordt verwezen naar artikel 7:7, tweede lid, BW, is in dit verband eveneens aangepast. Daarnaast is in de toelichting verduidelijkt dat ‘streaming’ is uitgesloten van het bereik van titel 7.1 BW, met uitzondering van artikel 7:7, tweede lid.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele technische wijzigingen aan te brengen. Het betreft met name het aanpassen van artikel 6:216 BW aan de invoering van afdeling 6.5.2B BW (Artikel I, Onderdeel A) en het verduidelijken van de aanvang van de herroepingstermijn in artikel 6:230o lid 1 BW door ‘vanaf’ te vervangen door ‘na’ (Artikel I, Onderdeel C).

Ten slotte worden in artikel 6:230v BW en in artikel 3.4 van de Wet handhaving consumentenrechten verschrijvingen verbeterd (Artikel II, Onderdeel A).

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

Advies Raad van State

No. W03.14.0118/II

’s-Gravenhage, 26 juni 2014

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 1 mei 2014, no.2014000866, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de boeken 6 en 7 BW, in verband met verduidelijking toepassingsbereik koopregels titel 7.1 BW, met memorie van toelichting.

In het voorstel wordt getracht onduidelijkheid omtrent een tweetal vraagstukken weg te nemen. Allereerst beoogt het voorstel te verduidelijken in welke gevallen een consument in geval van vertegenwoordiging zowel de verkoper-achterman als de tussenpersoon kan aanspreken. Hiermee wordt beoogd aan te sluiten bij de verplichtingen van de richtlijn consumentenrechten1 (de richtlijn). Daarnaast bepaalt het voorstel dat de ‘koopregels’ in titel 7.1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet van toepassing zijn op ‘streaming-overeenkomsten’. Het doel hiervan is om onduidelijkheid omtrent de toepasselijkheid van de koopregels uit titel 7.1 BW weg te nemen. Ook past het voorstel, in lijn met de voorgestelde wijziging van het BW, de Wet handhaving en consumentenbescherming (Whc) aan. Tot slot wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal technische omissies te herstellen.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van het voorstel opmerkingen over de uitsluiting van streaming-overeenkomsten van het bereik van titel 7.1 BW, het begrip ‘digitale inhoud’ in het BW en over de personen die kunnen worden aangesproken tot nakoming van de regels van titel 7.1 BW. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.

1. Uitsluiting streaming-overeenkomsten

Het wetsvoorstel beoogt de toepasselijkheid van de ‘koopregels’ uit titel 7.1 BW uit te sluiten voor wat betreft streaming-overeenkomsten. Daartoe wordt een aanpassing van artikel 7:5, vijfde lid, voorgesteld. De uitsluiting van streaming-overeenkomsten van de toepasselijkheid van de ‘koopregels’ wordt gemotiveerd met een verwijzing naar het ‘Beeldbrigade-arrest’2 van de Hoge Raad uit 2012. Hierin oordeelt de Hoge Raad dat titel 7.1 BW toegepast kan worden op ‘download-overeenkomsten’, omdat de digitale inhoud van een download geïndividualiseerd is en de koper daarover de feitelijke macht kan uitoefenen.3 De toelichting stelt dat de bij streaming geleverde digitale inhoud niet zo te kwalificeren is. In het voorgestelde artikel 7:5, vijfde lid, wordt aangesloten bij de criteria van het Beeldbrigade-arrest.

De Afdeling heeft begrip voor de in het voorstel neergelegde keuze4 maar acht de toelichting beperkt. Zij merkt daarbij op dat het in de rechtspraak van de Hoge Raad centraal gestelde begrip ‘downloaden’ in het kader van een streaming-overeenkomst onduidelijkheid kan creëren. Een streaming-overeenkomst kan in de praktijk leiden tot het downloaden van digitale inhoud in die zin dat deze op de eigen computer wordt opgeslagen. In dat geval zou er volgens de criteria uit de rechtspraak van de Hoge Raad en in lijn daarmee het voorgestelde artikel 7:5, vijfde lid, sprake kunnen zijn van geïndividualiseerde inhoud en de (tijdelijke) uitoefening van feitelijke macht en derhalve titel 7.1 van het BW onder omstandigheden – anders dan beoogd – op een streaming-overeenkomst van toepassing kunnen zijn.

De Afdeling adviseert in het licht van het bovenstaande de toelichting aan te vullen.

2. Gevolgen voor de implementatie van de richtlijn

Artikel 7:7, tweede lid, BW implementeert artikel 27 van de richtlijn. Dit artikel geldt onder meer voor de levering van ‘digitale inhoud’. Hiermee bedoelt de richtlijn alle vormen van digitale inhoud, ook streaming.5 Omdat het wetsvoorstel streaming beoogt uit te sluiten van het bereik van titel 7.1 BW, is als gevolg daarvan artikel 7:7, tweede lid, BW enkel nog van toepassing op de levering van downloads. Hierdoor wordt de richtlijn niet meer volledig geïmplementeerd.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het voorstel aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Wijziging van de Boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek, in verband met verduidelijking van het toepassingsbereik van de koopregels van titel 7.1 BW

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de reikwijdte van de koopregels in titel 7.1 van het Burgerlijk Wetboek te verduidelijken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Aan artikel 230g van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien een overeenkomst tot stand is gekomen via een andere persoon, handelend in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, die daarbij optreedt namens of voor rekening van een handelaar, kan de consument zich ook jegens die andere persoon beroepen op het in deze afdeling bepaalde.

ARTIKEL II

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: , al dan niet mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt,.

2. In het vijfde lid wordt de zinsnede ‘de levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd’ vervangen door: op de levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd, maar die wel is geïndividualiseerd en waarover feitelijke macht kan worden uitgeoefend.

3. In het zesde lid vervalt de zinsnede: , al dan niet mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt,.

B

Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien de consumentenkoop tot stand is gekomen via een andere persoon, handelend in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, die daarbij optreedt namens of voor rekening van de verkoper, kan de consument zich ook jegens die andere persoon beroepen op het in de leden 1–4 bepaalde.

C

Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien de consumentenkoop tot stand is gekomen via een andere persoon, handelend in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, die daarbij optreedt namens of voor rekening van de verkoper, kan de consument zich ook jegens die andere persoon beroepen op het in de leden 1–2 bepaalde.

D

Artikel 19a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘Komt bij de verkoper bij een consumentenkoop’ vervangen door: Komt de verkoper bij een consumentenkoop.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien de consumentenkoop tot stand is gekomen via een andere persoon, handelend in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, die daarbij optreedt namens of voor rekening van de verkoper, kan de consument zich ook jegens die andere persoon beroepen op het in de leden 1–3 bepaalde.

ARTIKEL III

De Wet handhaving consumentenbescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8.2, vierde lid, wordt de zinsnede ‘artikel 227c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek’ vervangen door: artikel 227c, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

B

Artikel 8.2a komt te luiden:

  • 1. Een handelaar als bedoeld in artikel 230g, eerste lid, onderdeel b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, die een overeenkomst aangaat waarop Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, neemt de bepalingen van die afdeling in acht.

  • 2. Indien een overeenkomst waarop Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, tot stand komt via een andere persoon, handelend in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, die daarbij optreedt namens of voor rekening van een handelaar, neemt ook die andere persoon de bepalingen van die afdeling in acht.

C

Artikel 8.4a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst en ‘de verkoper’ wordt vervangen door: de als verkoper optredende handelaar.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien een consumentenkoop als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, tot stand komt via een andere persoon, handelend in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, die daarbij optreedt namens of voor rekening van de als verkoper optredende handelaar, neemt ook die andere persoon de artikelen 9, 11 en 19a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Bij de plenaire behandeling in de Eerste Kamer van de Implementatiewet richtlijn consumentenrechten (hierna: de implementatiewet),1 heb ik toegezegd op korte termijn een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in te zullen dienen dat enkele artikelen in de Boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) wijzigt, om de mogelijke onduidelijkheid weg te nemen die over twee onderwerpen kon ontstaan. Het gaat om de vragen a) in welke gevallen een consument in geval van vertegenwoordiging zowel de verkoper-achterman als de tussenpersoon kan aanspreken en b) of de ‘koopregels’ van titel 7.1 BW ook van toepassing zijn op ‘streaming-overeenkomsten’. Voor de gedachtewisseling over beide onderwerpen zij kortheidshalve verwezen naar de schriftelijke stukken.2 Met dit wetsvoorstel doe ik mijn toezegging gestand door het bereik van de ‘koopregels’ in titel 7.1 BW in gevallen van vertegenwoordiging te verhelderen en door overeenkomsten waarbij digitale inhoud via ‘streaming’ wordt geleverd uit te sluiten van het bereik van titel 7.1 BW. Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om twee technische omissies te herstellen.

a. Vertegenwoordiging

Artikel 7:5 lid 1 BW, zoals het luidt na inwerkingtreding van de implementatiewet, kan onbedoeld zo worden gelezen dat de consument, ongeacht of sprake is van onmiddellijke dan wel middellijke vertegenwoordiging, zowel de verkoper-achterman als de tussenpersoon kan aanspreken tot de nakoming van alle regels in titel 7.1 BW, ook waar het de regels over bijvoorbeeld non-conformiteit betreft. Richtlijn nr. 2011/83 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende consumentenrechten (PbEU 2011, L 304; hierna: de richtlijn) schrijft dit echter niet voor. De richtlijn verplicht slechts ervoor te zorgen dat de consument alleen zowel de achterman als tussenpersoon, die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, kan aanspreken waar het de nakoming van de in de richtlijn opgenomen consumentenregels betreft.3 Het gaat daarbij om de bepalingen in afdeling 6.5.2B BW en in titel 7.1 BW over de levering en de risico-overdracht (artt. 7:9, 7:11 en 7:19a BW). De vertegenwoordigingsregeling in Boek 3 BW blijft van toepassing op al die gevallen waarin het gaat om de nakoming van buiten het bereik van de richtlijn vallende consumentenrechten. In die gevallen is er steeds maar één die verantwoordelijk is voor de nakoming van deze regels. Wie dat is, hangt van de concrete situatie af. Handelt de tussenpersoon in naam van de achterman (onmiddellijke vertegenwoordiging), dan is de achterman verantwoordelijk. Handelt de tussenpersoon daarentegen voor rekening van de achterman, maar in eigen naam (middellijke vertegenwoordiging), dan is de tussenpersoon verantwoordelijk.

Om buiten twijfel te stellen dat de van Boek 3 BW afwijkende vertegenwoordigingsregeling alleen van toepassing is op uit de richtlijn voortvloeiende consumentenregels, wordt aan artikel 6:230g BW een nieuw derde lid toegevoegd waarin met zoveel woorden wordt bepaald dat de consument zich zowel jegens de achterman als jegens de tussenpersoon, die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, op de bepalingen in afdeling 6.5.2B BW kan beroepen. De in artikel 7:5 lid 1 en lid 6 BW geïmplementeerde definitie van ‘handelaar’ wordt verder zo gewijzigd dat de consument zich ofwel jegens de achterman ofwel jegens de tussenpersoon kan beroepen op de ‘koopregels’ in titel 7.1 BW. Aan de artikelen 7:9, 11 en 19a BW – de bepalingen in titel 7.1 BW die voortvloeien uit de richtlijn – wordt een lid toegevoegd waaruit volgt dat de consument zich, anders dan geldt voor de overige ‘koopregels’ in titel 7.1 BW, zowel jegens de achterman als jegens de tussenpersoon, die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, op deze artikelen kan beroepen, ongeacht de vorm van vertegenwoordiging.

b. ‘Streaming-overeenkomsten’

Bij de behandeling van de implementatiewet is de vraag gerezen in hoeverre de ‘koopregels’ van titel 7.1 BW van toepassing zouden zijn op overeenkomsten waarbij digitale inhoud niet op een materiële drager – zoals een CD of een DVD – wordt geleverd. De toepasselijkheid van titel 7.1 BW op ‘download-overeenkomsten’ heeft daarbij niet ter discussie gestaan. Deze is bevestigd in het ‘Beeldbrigade-arrest’ van de Hoge Raad uit 2012.4 Hierin oordeelde de Hoge Raad dat titel 7.1 BW toegepast kan worden op ‘download-overeenkomsten’, omdat de digitale inhoud van een ‘download’ geïndividualiseerd is en de koper daarover feitelijke macht kan uitoefenen.5 Bij ‘streaming’ is de digitale inhoud die wordt geleverd niet zo te kwalificeren.

Hierin ligt voldoende aanleiding om de toepasselijkheid van de ‘koopregels’ in titel 7.1 BW op ‘streaming-overeenkomsten’ uit te sluiten. Om dit te bewerkstelligen, wordt het vijfde lid van artikel 7:5 BW zo aangepast dat hierin wordt uitgeschreven dat de bepalingen over consumentenkoop van overeenkomstige toepassing zijn op overeenkomsten tussen handelaren en consumenten betreffende de levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd, maar die wel geïndividualiseerd is en waarover de gebruiker feitelijke macht kan uitoefenen. Daarmee is aangesloten bij de door de Hoge Raad in het ‘Beeldbrigade-arrest’ gebruikte terminologie.6

Het is overigens niet zo dat als gevolg hiervan consumenten die overeenkomsten sluiten over de levering van digitale inhoud via ‘streaming’ het zonder rechtsbescherming moeten stellen. Zij kunnen een beroep doen op de rechtsbescherming die hen toekomt op grond van het algemene overeenkomstenrecht van Boek 6 BW. Hoewel een deel van de bepalingen van Boek 6 BW van regelend recht is, kunnen partijen niet afwijken van afdeling 6.5.2B en de artikelen 6:231 tot en met 6:244 BW (zie de artikelen 6:230i en 6:246 BW). Bijgevolg kunnen consumenten altijd een beroep doen op de bescherming die hen ingevolge afdeling 6.5.2B en de artikelen 6:231 tot en met 6:244 BW toekomt. Algemene voorwaarden bij een ‘streaming-overeenkomst’ die onredelijk bezwarend zijn, kunnen dan ook op grond van artikel 6:233 onder a in combinatie met artikel 6:236 of 6:237 BW worden vernietigd.

2. Gevolgen voor het bedrijfsleven en burgers

Dit wetsvoorstel bevat geen regeldruk-gevolgen voor burgers. Het brengt verder geen nalevingskosten voor het bedrijfsleven met zich. Ten slotte brengt dit voorstel geen administratieve lasten met zich, omdat niet wordt voorzien in wettelijke informatieverplichtingen jegens de overheid.

3. Financiële gevolgen voor de Rijksbegroting

Er zijn geen gevolgen voor de Rijksbegroting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I (wijzigingen in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek)

De reden voor de opname van het nieuwe derde lid in artikel 6:230g BW is reeds toegelicht in het algemeen deel van deze memorie van toelichting. In dit lid is uitgeschreven dat wanneer een consumentenovereenkomst tot stand komt door tussenkomst van een tussenpersoon, die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, de consument voor de nakoming van de bepalingen die zijn opgenomen in afdeling 6.5.2B BW zowel de achterman als de tussenpersoon kan aanspreken, onverschillig of sprake is van onmiddellijke of middellijke vertegenwoordiging.

Wat betreft het toepassingsbereik van afdeling 6.5.2B BW wordt nog opgemerkt dat uit artikel 6:230h lid 1 BW volgt dat deze afdeling in beginsel van toepassing is op alle overeenkomsten die tussen handelaren en consumenten worden gesloten. Door de ruime formulering vallen overeenkomsten voor de levering van water, gas of elektriciteit die niet gereed zijn gemaakt voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, of van stadsverwarming, en die over digitale inhoud (ook die via ‘streaming’ wordt geleverd) onder het toepassingsbereik van deze afdeling.7

Artikel II (wijzigingen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek)
Onderdeel A

In artikel 7:5 BW worden twee wijzigingen voorgesteld. In het eerste en het zesde lid vervalt de zinsnede ‘al dan niet mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt’. De reden voor deze aanpassing is reeds toegelicht in het algemeen deel van deze memorie van toelichting. Met het schrappen van de genoemde passage wordt verduidelijkt dat voor de toepassing van titel 7.1 BW in gevallen waarin een overeenkomst tot stand komt door tussenkomst van een tussenpersoon, die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, de vertegenwoordigingsregeling in Boek 3 BW van toepassing blijft. Dit betekent dat de consument zich voor de nakoming van de ‘koopregels’ in titel 7.1 BW – afhankelijk van de vraag of sprake is van onmiddellijke of middellijke vertegenwoordiging – ofwel tot de achterman ofwel tot de tussenpersoon kan wenden.

Met de aanpassing van het vijfde lid wordt verduidelijkt dat de ‘koopregels’ ook van toepassing zijn op consumentenovereenkomsten waarbij digitale inhoud niet wordt geleverd op een materiële drager, maar dan alleen wanneer de digitale inhoud geïndividualiseerd is en de gebruiker hierover de feitelijke macht kan uitoefenen. Dit betekent concreet dat overeenkomsten waarbij de digitale inhoud wordt geleverd via een ‘download’ wel onder het toepassingsbereik van titel 7.1 BW vallen, maar overeenkomsten waarbij de digitale inhoud wordt geleverd via ‘streaming’ niet.

Onderdelen B, C en D

De afwijkende vertegenwoordigingsregeling uit de richtlijn op grond waarvan de consument, onverschillig of sprake is van onmiddellijke of middellijke vertegenwoordiging, naast de achterman ook de tussenpersoon kan aanspreken, is alleen van toepassing op uit die richtlijn voortvloeiende consumentenrechten die in titel 7.1 BW geïmplementeerd zijn, en niet op álle bepalingen in titel 7.1 BW. Daarom wordt aan de implementatiebepalingen 7:9, 7:11 en 7:19a BW een lid toegevoegd waaruit blijkt dat als de overeenkomst tot stand komt via een tussenpersoon, niet alleen de achterman maar ook die tussenpersoon kan worden aangesproken tot de nakoming van uit die bepalingen voortvloeiende verplichtingen voor de koper, betreffende levering en risico-overdracht.

Wat betreft artikel 7:19a BW betekent dit bijvoorbeeld dat de koper de aanmaning bedoeld in lid 1 ook aan de tussenpersoon kan zenden, en dat het verzuim bedoeld in lid 2 zonder ingebrekestelling intreedt indien de koper aan de tussenpersoon had medegedeeld dat levering binnen de overeengekomen levertermijn essentieel is.

Onderdeel D

De eerste wijziging onder Onderdeel D betreft de technische verbetering van het dubbelop gebruik van het woord ‘bij’ in de eerste zin van artikel 7:19a lid 1 BW.

Artikel III (Wijzigingen in de Wet handhaving consumentenbescherming; hierna: Whc)
Onderdeel A

Deze technische wijziging betreft het aanvullen van de ontbrekende aanduiding van Boek 6 BW bij de verwijzing naar artikel 227c, tweede lid, in artikel 8.2, vierde lid, Whc.

Onderdelen B en C

In navolging van de wijzigingen in artikel 6:230g BW en titel 7.1 BW wordt aan de artikelen 8.2a en 8.4a Whc een lid toegevoegd waarmee wordt bewerkstelligd dat ook de tussenpersoon respectievelijk de afdeling 6.5.2B BW en de artikelen 7:9, 11 en 19a BW in acht moet nemen. Bijgevolg kan de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) niet alleen handhavend optreden tegen een handelaar die zich niet aan de bepalingen in afdeling 6.5.2B BW en de artikelen 7:9, 11 en 19a BW houdt (resp. de artikelen 8.2a, eerste lid (nieuw), en 8.4a, eerste lid (nieuw), Whc), maar ook tegen een tussenpersoon indien deze zich daar niet aan houdt (resp. de artikelen 8.2a, tweede lid, en 8.4a, tweede lid, Whc).

Verder wordt artikel 8.2a Whc zo gewijzigd dat buiten twijfel wordt gesteld dat de ACM afdeling 6.5.2B BW kan handhaven in alle gevallen waarin een handelaar een overeenkomst – die onder de reikwijdte van die afdeling valt8 – sluit met een consument. Dit betekent dat niet alleen overeenkomsten betreffende consumentenkoop of levering van diensten, als bedoeld in de onderdelen c en d van artikel 6:230g BW, onder het toezicht van de ACM vallen, maar ook ‘streaming-overeenkomsten’ en overeenkomsten betreffende de levering van water, gas, elektriciteit of stadsverwarming.

Artikel IV (Inwerkingtreding)

Omdat handelaren en consumenten gebaat zijn bij een zo snel mogelijke inwerkingtreding van deze wet, wordt afgeweken van de vaste verandermomenten van 1 januari en 1 juli en treedt deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst (Aanwijzing 174, vierde lid, uitzonderingsgrond a).

De Minister van Veiligheid en Justitie,


X Noot
1

Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 304/64).

X Noot
2

HR 27 april 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BV1301 (De Beeldbrigade).

X Noot
3

HR 27 april 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BV1301 (De Beeldbrigade), r.o. 3.5.

X Noot
4

De keuze vindt steun in een deel van de literatuur. Zie bijvoorbeeld E. Neppelenbroek, ‘Stop het consumentenkooprecht voor digitale inhoud!’, NJB 2013/2014 en C. Jeloschek en V. van Druenen, ‘De implementatie van het nieuwe regime voor overeenkomsten op afstand: Is de wetgever te ver doorgeschoten wat betreft de levering van digitale inhoud?’, Tijdschrift voor internetrecht, mei 2013, blz. 36–44. Anders M.B.M. Loos, ‘Overeenkomsten tot levering van digitale inhoud’, NTBR 2011/81,

X Noot
5

Artikel 2 lid 11 van de richtlijn geeft de volgende definitie van ‘digitale inhoud’: gegevens die in digitale vorm geproduceerd en geleverd worden. Zie ook overweging 19 van de richtlijn waaruit blijkt dat onder ‘digitale inhoud’ zowel downloaden als streaming wordt verstaan.

X Noot
1

Stb. 2014, 140. Deze wet treedt in werking op 13 juni 2014.

X Noot
2

Kamerstukken I 2013/14, 33 520, E.

X Noot
3

Zie artikel 2, tweede lid, in combinatie met de artikelen 18 en 20 van de richtlijn consumentenrechten (2011/83/EU).

X Noot
4

HR 27 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1301 (De Beeldbrigade/Hulskamp).

X Noot
5

Zie HR 27 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1301 (De Beeldbrigade/Hulskamp), r.o. 3.5.

X Noot
6

Zie HR 27 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1301 (De Beeldbrigade/Hulskamp), r.o. 3.3–3.5.

X Noot
7

Zie Kamerstukken II 2012/13, 33 520, nr. 3, p. 23.

X Noot
8

Zie voor een toelichting op het toepassingsbereik van afdeling 6.5.2B BW zoals dat volgt uit artikel 6:230h, eerste lid, BW Kamerstukken II 2012/13, 33 520, nr. 3, p. 23.

Naar boven