Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 3 september 2014, nr. IENM/BSK-2014/89247 tot vaststelling van beleid ten aanzien van de beoordeling van externe veiligheid bij de vaststelling van tracébesluiten voor de aanleg of wijziging van landelijke infrastructuur en van verkeersbesluiten (Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 9, eerste lid, van de Tracéwet en op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    aanleg van een hoofdweg, hoofdspoorweg of hoofdvaarweg:

    aanleg van een hoofdweg, hoofdspoorweg of hoofdvaarweg, als gevolg waarvan een nieuwe verbinding ontstaat voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;

    baanvak:

    baanvak als bedoeld in artikel 1 van de regeling;

    basisnetafstand:

    afstand als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Bevt;

    beperkt kwetsbaar object:

    object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Bevt;

    Bevt:

    Besluit externe veiligheid transportroutes;

    geprojecteerd beperkt kwetsbaar object:

    nog niet aanwezig beperkt kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is;

    geprojecteerd kwetsbaar object:

    nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is;

    groepsrisico:

    cumulatieve kansen per jaar per kilometer transportroute dat 10 of meer personen in het invloedsgebied van een transportroute overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;

    GR-plafond:

    plaats als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-7 of 10-8 per jaar is;

    HART:

    Handleiding risicoanalyse transport als bedoeld in artikel 1 van de regeling;

    hoofdspoorweg:

    krachtens artikel 2 van de Spoorwegwet als hoofdspoorweg aangewezen spoorweg;

    hoofdvaarweg:

    hoofdvaarweg als bedoeld in artikel 1 van de Tracéwet;

    hoofdweg:

    hoofdweg als bedoeld in artikel 1 van de Tracéwet;

    invloedsgebied:

    invloedsgebied als bedoeld in artikel 1 van het Bevt;

    kwetsbaar object:

    object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, van het Bevt;

    minister:

    Minister van Infrastructuur en Milieu;

    oriëntatiewaarde:

    oriëntatiewaarde als bedoeld in artikel 1 van het Bevt;

    PAG:

    krachtens artikel 10, eerste lid, onder a, van het Bevt vastgesteld plasbrandaandachtsgebied;

    plaatsgebonden risico:

    plaatsgebonden risico als bedoeld in artikel 1 van het Bevt;

    PR-plafond:

    plaats als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-6 per jaar is;

    RBM-II:

    rekenprogramma als bedoeld in artikel 1 van de regeling;

    ramp:

    ramp als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s;

    referentiepunt:

    referentiepunt als bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de wet;

    regeling:

    Regeling basisnet;

    studiegebied:

    rond de aan te leggen of te wijzigen hoofdweg, hoofdspoorweg of hoofdvaarwegen gelegen gebied, waarin hoofdwegen, hoofdspoorwegen respectievelijk hoofdvaarwegen, of delen daarvan, zijn gelegen, ten aanzien waarvan naar het oordeel van de minister redelijkerwijs kan worden verwacht dat de stromen van het vervoer van gevaarlijke stoffen als gevolg van de betrokken aanleg of wijziging zullen wijzigen;

    tracébesluit:

    besluit als bedoeld in artikel 9 van de Tracéwet met inbegrip van een rijksinpassingsplan als bedoeld in artikel 3.28, juncto artikel 4, tweede lid, van de Tracéwet;

    verkeersbesluit:

    besluit als bedoeld in artikel 15 van de wegenverkeerswet;

    wet:

    Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

    wijziging van een hoofdweg, hoofdspoorweg of hoofdvaarweg:

    wijziging van een hoofdweg, hoofdspoorweg of hoofdvaarweg, waarbij een bestaande verbinding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt aangepast;

  • 2. Onder hoofdweg, hoofdspoorweg of hoofdvaarweg wordt mede verstaan: een deel van die hoofdweg, hoofdspoorweg of hoofdvaarweg.

HOOFDSTUK 2 BEOORDELING BIJ DE AANLEG OF WIJZIGING VAN OF ONDERHOUD AAN EEN HOOFDWEG

Paragraaf 2.1 Wijziging van wegen die deel uitmaken van het basisnet

Artikel 2 toepassingsbereik paragraaf 2.1

Deze paragraaf is van toepassing op een tracébesluit dat betrekking heeft op een wijziging van een hoofdweg, waarvoor voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp-tracébesluit een PR-plafond is vastgesteld.

Artikel 3 inspanningsplicht

Indien wijziging van een hoofdweg leidt tot verschuiving van de ligging van het referentiepunt op het betrokken wegvak, spant de minister zich in te voorkomen dat bestaande of geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de basisnetafstand komen te liggen.

Artikel 4 beoordeling effecten verschuiving referentiepunt

Onverminderd artikel 5 wordt bij een tracébesluit dat betrekking heeft op een wijziging van een hoofdweg als gevolg waarvan de ligging van het referentiepunt verschuift en als gevolg van die verschuiving bestaande of geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten komen te liggen binnen de basisnetafstand, inzicht gegeven in:

  • a. het aantal bestaande of geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten dat als gevolg van de verschuiving van het referentiepunt binnen de basisnetafstand komt te liggen;

  • b. het aantal bestaande of geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten dat voor uitvoering van het tracébesluit binnen de basisnetafstand ligt, maar als gevolg van de verschuiving van het referentiepunt na uitvoering van het tracébesluit buiten de basisnetafstand komt te liggen, en

  • c. de afweging die ten grondslag ligt aan de keuze voor de ligging van de te wijzigen hoofdweg en het effect van die ligging voor de objecten, bedoeld onder a en b, in relatie tot de inspanningsplicht, bedoeld in artikel 3.

Artikel 5 beoordeling plaatsgebonden risico
  • 1. Ter beoordeling van het plaatsgebonden risico wordt in de toelichting op het tracébesluit:

    • a. vermeld welke PR-plafonds van toepassing zijn;

    • b. indien redelijkerwijs een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden verwacht als gevolg van de voorgenomen wijziging van de hoofdweg, inzicht gegeven in de verwachte toename van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de aan te passen hoofdweg en over de in het studiegebied gelegen hoofdwegen;

    • c. indien een wijziging van de bij de aan te passen hoofdweg behorende ongevalfrequentie kan worden verwacht als gevolg van de voorgenomen wijziging van de hoofdweg, inzicht gegeven in de verwachte wijziging van de ongevalfrequentie.

  • 2. Op basis van de informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt in de toelichting op het tracébesluit vermeld in hoeverre de voor de te wijzigen hoofdweg of de voor de in het studiegebied gelegen hoofdwegen vastgestelde PR-plafonds worden of dreigen te worden overschreden.

  • 3. Indien geen sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de betrokken PR-plafonds, wordt met toepassing van het eerste lid volstaan.

  • 4. Indien sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de betrokken PR-plafonds, wordt verwezen naar de onderzoeksplicht van de minister, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de wet.

Artikel 6 beoordeling groepsrisico

Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing ter onderbouwing van de beoordeling van het groepsrisico, met dien verstande dat in geval een GR-plafond is vastgesteld dat plafond als uitgangspunt wordt gehanteerd.

Artikel 7 afwijkende beoordeling groepsrisico
  • 1. Dit artikel is van toepassing op een tracébesluit dat betrekking heeft op:

    • a. een verbreding van de weg met twee of meer rijstroken aan één zijde van de bestaande weg;

    • b. een verbreding van de weg met twee of meer rijstroken aan beide zijden van de bestaande weg;

    • c. een wegaanpassing als gevolg waarvan binnen 50 meter vanaf de gewijzigde ligging van het referentiepunt bestaande of geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking van artikel 6 wordt het groepsrisico met toepassing van RBM-II berekend, indien het groepsrisico:

    • a. is gelegen tussen 0,1 maal de oriëntatiewaarde en 1 maal de oriëntatiewaarde en ten opzichte van de situatie voorafgaand aan het tracébesluit met meer dan tien procent toeneemt, of

    • b. hoger is dan 1 maal de oriëntatiewaarde én ten opzichte van de situatie voorafgaand aan het tracébesluit toeneemt.

  • 3. Bij toepassing van het tweede lid wordt gebruik gemaakt van:

    • a. de HART;

    • b. de vervoerscijfers die zijn opgenomen in bijlage I bij de regeling, en

    • c. de huidige bevolkingsdichtheden en de overeenkomstig de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-tracébesluit vigerende bestemmingsplannen en ter inzage gelegde ontwerp-bestemmingsplannen redelijkerwijs te verwachten bevolkingsdichtheden.

Artikel 8 verantwoording groepsrisico
  • 1. Indien artikel 7 van toepassing is, wordt in het tracébesluit gemotiveerd:

    • a. welke maatregelen zijn overwogen om de toename van het groepsrisico als gevolg van het tracébesluit te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken;

    • b. welke maatregelen worden getroffen om de toename van het groepsrisico als gevolg van het tracébesluit te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, en

    • c. welke toename van het groepsrisico na afweging van alle betrokken belangen wordt geaccepteerd.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt tevens aandacht besteed aan:

    • a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp, en

    • b. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen indien zich een zodanige ramp voordoet.

  • 3. Het bestuur van de veiligheidsregio in wiens regio het gebied ligt waarop het tracébesluit betrekking heeft, wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de in het eerste en tweede lid bedoelde maatregelen en mogelijkheden.

Artikel 9 effecten voor ligging PAG

Indien voor de omgeving naast de betrokken hoofdweg krachtens het Bevt een PAG is vastgesteld, wordt in het tracébesluit vermeld in hoeverre de aanpassing van de hoofdweg gevolgen heeft voor de ligging van dat PAG.

Paragraaf 2.2 Aanleg of wijziging van wegen die geen deel uitmaken van het basisnet

Artikel 10 toepassingsbereik paragraaf 2.2
  • 1. Deze paragraaf is van toepassing op een tracébesluit dat betrekking heeft op aanleg van een hoofdweg die geen deel uitmaakt van het basisnet.

  • 2. Deze paragraaf is tevens van toepassing in geval het tracébesluit, bedoeld in het eerste lid, mede betrekking heeft op een wijziging van een bestaande hoofdweg waarvoor een PR-plafond is vastgesteld, ten behoeve van aantakking op de aan te leggen hoofdweg.

  • 3. Deze paragraaf is tevens van toepassing op een tracébesluit dat betrekking heeft op een wijziging van een hoofdweg, waarvoor voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp van dat besluit geen PR-plafond is vastgesteld.

Artikel 11 inspanningsplicht PR

De minister spant zich in te voorkomen dat bestaande of geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten komen te liggen in het gebied langs een hoofdweg als bedoeld in artikel 10, waar de waarde van het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6 per jaar.

Artikel 12 wijze van berekenen PR
  • 1. Het plaatsgebonden risico wordt berekend met toepassing van RBM-II.

  • 2. Bij de berekening van het plaatsgebonden risico wordt gebruik gemaakt van:

    • a. de HART;

    • b. een inschatting van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen dat aan de nieuwe hoofdweg kan worden toegerekend, op basis van de vervoerscijfers zoals die voor de in het studiegebied gelegen hoofdwegen zijn opgenomen in de bijlage bij deze beleidsregels en in bijlage I bij de regeling.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onder b, wordt voor een hoofdweg als bedoeld in artikel 10, derde lid, uitgegaan van de meest recente beschikbare gegevens over de omvang van het vervoer over die weg.

Artikel 13 beoordeling en verantwoording groepsrisico
  • 1. Bij de beoordeling van het groepsrisico is artikel 7, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de beoordeling van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de gegevens, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder b, of derde lid, en van de huidige bevolkingsdichtheden en de overeenkomstig de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het tracébesluit vigerende bestemmingsplannen en ter inzage gelegde ontwerpen van bestemmingsplannen redelijkerwijs te verwachten bevolkingsdichtheden.

  • 3. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 aanvullende beoordeling wegvakken met plafond

Overeenkomstig artikel 5, eerste lid, en artikel 6 wordt bezien in hoeverre de voor de in het studiegebied gelegen hoofdwegen vastgestelde PR-plafonds en GR-plafonds worden of dreigen te worden overschreden en wordt in voorkomende gevallen overeenkomstig artikel 5, vierde lid, verwezen naar de onderzoeksplicht van de minister, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de wet.

Paragraaf 2.3 Omrijden over wegen die deel uitmaken van het basisnet

Artikel 15 toepassingsbereik paragraaf 2.3

Deze paragraaf is van toepassing op verkeersbesluiten waardoor het vervoer van alle of bepaalde gevaarlijke stoffen over een hoofdweg tijdelijk wordt beperkt vanwege werkzaamheden aan deze hoofdweg en dit vervoer als gevolg daarvan zal omrijden over andere hoofdwegen die deel uitmaken van het basisnet.

Artikel 16 beoordeling plaatsgebonden risico
  • 1. Ter beoordeling van het plaatsgebonden risico wordt in de motivering van het verkeersbesluit:

    • a. vermeld welke PR-plafonds van toepassing zijn voor de wegen die zullen worden gebruikt als omrijroute;

    • b. op basis van de meest recente beschikbare gegevens inzicht gegeven in de omvang van het vervoer over de weg waarop het vervoer tijdelijk wordt beperkt;

    • c. inzicht gegeven in de verwachte toename van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de omrijroutes ten opzichte van de meest recente beschikbare gegevens over de omvang van het vervoer over die routes.

  • 2. Op basis van de informatie bedoeld in het eerste lid, wordt in de toelichting op het verkeersbesluit vermeld in hoeverre de voor de omrijroutes vastgestelde PR-plafonds worden of dreigen te worden overschreden.

  • 3. Indien geen sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de betrokken PR-plafonds, wordt met toepassing van het eerste lid volstaan.

  • 4. Indien sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de desbetreffende PR-plafonds, wordt verwezen naar de onderzoeksplicht van de minister, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de wet.

Artikel 17 beoordeling groepsrisico

Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing ter onderbouwing van de beoordeling van het groepsrisico, met dien verstande dat in geval een GR-plafond is vastgesteld dat plafond als uitgangspunt wordt gehanteerd.

Paragraaf 2.4 Omrijden over wegen die geen deel uitmaken van het basisnet

Artikel 18 toepassingsbereik paragraaf 2.4
  • 1. Deze paragraaf is van toepassing op verkeersbesluiten waardoor het vervoer van alle of bepaalde gevaarlijke stoffen over een hoofdweg tijdelijk wordt beperkt vanwege werkzaamheden aan deze hoofdweg en dit vervoer als gevolg daarvan zal omrijden over andere hoofdwegen die geen deel uitmaken van het basisnet.

  • 2. Bij de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt overlegd met het ten aanzien van de andere wegen bevoegde gezag.

Artikel 19 inspanningsplicht PR

De minister spant zich in te voorkomen dat kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten komen te liggen in het gebied langs wegen als bedoeld in artikel 18, waar de waarde van het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6 per jaar.

Artikel 20 wijze van berekenen PR
  • 1. Het plaatsgebonden risico wordt berekend met toepassing van RBM-II.

  • 2. Bij de berekening van het plaatsgebonden risico wordt gebruik gemaakt van:

    • a. de HART;

    • b. de meest recente beschikbare gegevens over de omvang van het vervoer over de weg waarop het vervoer tijdelijk wordt beperkt;

    • c. een inschatting van de verwachte toename van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de omrijroutes ten opzichte van de meest recente beschikbare gegevens over de omvang van het vervoer over die routes.

Artikel 21 beoordeling groepsrisico
  • 1. Het groepsrisico wordt met toepassing van RBM-II berekend, indien het groepsrisico:

    • a. is gelegen tussen 0,1 maal de oriëntatiewaarde en 1 maal de oriëntatiewaarde en ten opzichte van de situatie voorafgaand aan het verkeersbesluit met meer dan tien procent toeneemt, of

    • b. hoger is dan 1 maal de oriëntatiewaarde én ten opzichte van de situatie voorafgaand aan het verkeersbesluit toeneemt.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt gebruik gemaakt van:

    • a. de HART;

    • b. de vervoerscijfers zoals bedoeld in artikel 20, eerste lid onder b en c, en

    • c. de huidige bevolkingsdichtheden.

Artikel 22 verantwoording GR
  • 1. Indien artikel 21 van toepassing is, wordt in het verkeersbesluit gemotiveerd:

    • a. welke maatregelen zijn overwogen om de tijdelijke toename van het groepsrisico als gevolg van het verkeersbesluit te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken;

    • b. welke maatregelen worden getroffen om de tijdelijke toename van het groepsrisico als gevolg van het verkeersbesluit te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, en

    • c. welke tijdelijke toename van het groepsrisico na afweging van alle betrokken belangen wordt geaccepteerd.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt tevens aandacht besteed aan:

    • a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp, en

    • b. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen indien zich een zodanige ramp voordoet.

  • 3. Het bestuur van de veiligheidsregio in wiens regio het gebied ligt waarop het verkeersbesluit betrekking heeft, wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de in het eerste en tweede lid bedoelde maatregelen en mogelijkheden.

HOOFDSTUK 3 BEOORDELING BIJ DE AANLEG OF WIJZIGING VAN EEN HOOFDSPOORWEG

Paragraaf 3.1 Wijziging van hoofdspoorwegen die deel uitmaken van het basisnet

Artikel 23 toepassingsbereik paragraaf 3.1

Deze paragraaf is van toepassing op een tracébesluit dat betrekking heeft op een wijziging van een hoofdspoorweg.

Artikel 24 inspanningsplicht

Indien een wijziging van een hoofdspoorweg leidt tot verschuiving van de ligging van het referentiepunt op het betrokken baanvak, spant de minister zich in te voorkomen dat bestaande of geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de basisnetafstand komen te liggen.

Artikel 25 beoordeling effecten verschuiving referentiepunt

Onverminderd artikel 26 wordt bij een tracébesluit dat betrekking heeft op een wijziging van een hoofdspoorweg als gevolg waarvan de ligging van het referentiepunt verschuift en als gevolg van die verschuiving bestaande of geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten komen te liggen binnen de basisnetafstand, inzicht gegeven in:

  • a. het aantal bestaande en geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten dat als gevolg van de verschuiving van het referentiepunt binnen de basisnetafstand komt te liggen;

  • b. het aantal bestaande en geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten dat voor uitvoering van het tracébesluit binnen de basisnetafstand ligt, maar als gevolg van de verschuiving van het referentiepunt na uitvoering van een besluit buiten de basisnetafstand komt te liggen, en

  • c. de afweging die ten grondslag ligt aan de keuze voor de ligging van de te wijzigen hoofdspoorweg en het effect van die ligging voor de objecten, bedoeld onder a en b, in relatie tot de inspanningsplicht, bedoeld in artikel 24.

Artikel 26 beoordeling plaatsgebonden risico
  • 1. Ter beoordeling van het plaatsgebonden risico wordt in de toelichting op het tracébesluit:

    • a. vermeld welke PR-plafonds van toepassing zijn;

    • b. indien redelijkerwijs een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden verwacht als gevolg van de voorgenomen wijziging van de hoofdspoorweg, inzicht gegeven in de verwachte toename van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de aan te passen hoofdspoorweg en over de in het studiegebied gelegen hoofdspoorwegen;

    • c. indien een wijziging van de voor de aan te passen hoofdspoorweg geldende risicobepalende variabelen zoals opgenomen in bijlage II bij de regeling kan worden verwacht als gevolg van de voorgenomen wijziging van de hoofdspoorweg, inzicht gegeven in de verwachte wijziging daarin.

  • 2. Op basis van de informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt in de toelichting op een tracébesluit vermeld in hoeverre de voor de te wijzigen hoofdspoorweg of de voor de in het studiegebied gelegen hoofdspoorwegen vastgestelde PR-plafonds worden of dreigen te worden overschreden.

  • 3. Indien geen sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de betrokken PR-plafonds wordt met toepassing van het eerste lid volstaan.

  • 4. Indien sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de desbetreffende PR-plafonds wordt verwezen naar de onderzoeksplicht van de minister, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de wet.

Artikel 27 beoordeling groepsrisico

Artikel 26 is van overeenkomstige toepassing ter onderbouwing van de beoordeling van het groepsrisico, met dien verstande dat de voor de desbetreffende hoofdspoorweg vastgestelde GR-plafonds als uitgangspunt worden gehanteerd.

Artikel 28 afwijkende beoordeling groepsrisico
  • 1. Dit artikel is van toepassing op een tracébesluit dat:

    • a. betrekking heeft op een verbreding van de hoofdspoorweg aan één zijde van de bestaande hoofdspoorweg, indien als gevolg van de verbreding het midden van de doorgaande spoorbundel meer dan zes meter verschuift en indien de bebouwing aan de zijde waar de uitbreiding plaatsvindt een hogere personendichtheid heeft dan de bebouwing aan de andere zijde;

    • b. betrekking heeft op de plaatsing van één of meer wissels, met uitzondering van de situatie waarbij deze wissels worden geplaatst tussen twee reeds aanwezige wissels die op 1000 meter of minder van elkaar zijn gelegen;

    • c. het mogelijk maakt om op een deel van de hoofdspoorweg waar voorheen in beide rijrichtingen niet sneller dan 40 km per uur mocht worden gereden, voortaan in een rijrichting sneller dan 40 km per uur te rijden.

  • 2. In afwijking van artikel 27 wordt het groepsrisico met toepassing van RBM-II berekend, indien het groepsrisico:

    • a. is gelegen tussen 0,1 maal de oriëntatiewaarde en 1 maal de oriëntatiewaarde en ten opzichte van de situatie voorafgaand aan een tracébesluit met meer dan tien procent toeneemt, of

    • b. hoger is dan 1 maal de oriëntatiewaarde én ten opzichte van de situatie voorafgaand aan een tracébesluit toeneemt.

  • 3. Bij toepassing van het tweede lid wordt gebruik gemaakt van:

    • a. de HART;

    • b. de vervoerscijfers zoals die zijn opgenomen in bijlage II bij de regeling, en

    • c. de huidige bevolkingsdichtheden en de overeenkomstig de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-tracébesluit vigerende bestemmingsplannen en ter inzage gelegde ontwerp-bestemmingsplannen redelijkerwijs te verwachten bevolkingsdichtheden.

Artikel 29 verantwoording GR
  • 1. Indien artikel 28 van toepassing is wordt in het tracébesluit gemotiveerd:

    • a. welke maatregelen zijn overwogen om de toename van het groepsrisico als gevolg van een tracébesluit te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken;

    • b. welke maatregelen worden getroffen om de toename van het groepsrisico als gevolg van een tracébesluit te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, en

    • c. welke toename van het groepsrisico na afweging van alle betrokken belangen wordt geaccepteerd.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt tevens aandacht besteed aan:

    • a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp, en

    • b. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen indien zich een zodanige ramp voordoet.

  • 3. Het bestuur van de veiligheidsregio in wiens regio het gebied ligt waarop het tracébesluit betrekking heeft, wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de in het eerste en tweede lid bedoelde maatregelen en mogelijkheden.

Artikel 30 effecten voor ligging PAG

Indien voor de omgeving naast de betrokken hoofdspoorweg krachtens het Bevt een PAG is vastgesteld, wordt in een tracébesluit vermeld in hoeverre de aanpassing van de hoofdspoorweg gevolgen heeft voor de ligging van dat PAG.

Paragraaf 3.2 Aanleg van hoofdspoorwegen die nog geen deel uitmaken van het basisnet

Artikel 31 toepassingsbereik paragraaf 3.2
  • 1. Deze paragraaf is van toepassing op een tracébesluit dat betrekking heeft op aanleg van een hoofdspoorweg.

  • 2. Deze paragraaf is tevens van toepassing in geval een besluit, bedoeld in het eerste lid, mede betrekking heeft op een wijziging van een bestaande hoofdspoorweg ten behoeve van aantakking op de aan te leggen hoofdspoorweg.

Artikel 32 inspanningsplicht PR

De minister spant zich in te voorkomen dat bestaande of geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten komen te liggen in het gebied langs een hoofdspoorweg als bedoeld in artikel 31, waar de waarde van het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6 per jaar.

Artikel 33 wijze van berekenen PR
  • 1. Het plaatsgebonden risico wordt berekend met toepassing van RBM-II.

  • 2. Bij de berekening van het plaatsgebonden risico wordt gebruik gemaakt van:

    • a. de HART;

    • b. een inschatting van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen dat aan de nieuwe hoofdspoorweg kan worden toegerekend, op basis van de vervoerscijfers zoals die voor de in het studiegebied gelegen hoofdspoorwegen zijn opgenomen in bijlage II bij de regeling.

Artikel 34 beoordeling en verantwoording groepsrisico
  • 1. Bij de beoordeling van het groepsrisico is artikel 28, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de beoordeling van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de gegevens, bedoeld in artikel 33, tweede lid, onder b, en van de huidige bevolkingsdichtheden en de overeenkomstig de ten tijde van de terinzagelegging van een besluit als bedoeld in artikel 31 vigerende bestemmingsplannen en ter inzage gelegde ontwerp-bestemmingsplannen redelijkerwijs te verwachten bevolkingsdichtheden.

  • 3. Artikel 29 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35 aanvullende beoordeling baanvakken met plafond

Overeenkomstig artikel 26, eerste lid, en artikel 27 wordt bezien in hoeverre de voor de in het studiegebied gelegen hoofdspoorwegen vastgestelde PR-plafonds en GR-plafonds worden of dreigen te worden overschreden en wordt in voorkomende gevallen overeenkomstig artikel 26, vierde lid, verwezen naar de onderzoeksplicht van de minister, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de wet.

HOOFDSTUK 4 BEOORDELING BIJ DE AANLEG OF WIJZIGING VAN EEN HOOFDVAARWEG

Paragraaf 4.1 Wijziging van hoofdvaarwegen die deel uitmaken van het Basisnet

Artikel 36 toepassingsbereik paragraaf 4.1

Deze paragraaf is van toepassing op een tracébesluit dat betrekking heeft op een wijziging van een hoofdvaarweg, waar voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp-tracébesluit een PR-plafond is vastgesteld.

Artikel 37 beoordeling plaatsgebonden risico
  • 1. Ter beoordeling van het plaatsgebonden risico wordt in de toelichting op het tracébesluit:

    • a. vermeld welke PR-plafonds van toepassing zijn;

    • b. inzicht gegeven in de ligging van de referentiepunten alsmede in een eventuele wijziging daarin als gevolg van de voorgenomen aanpassing;

    • c. indien redelijkerwijs een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden verwacht als gevolg van de voorgenomen wijziging van de hoofdvaarweg, inzicht gegeven in de verwachte toename van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de aan te passen hoofdvaarweg en over de in het studiegebied gelegen hoofdvaarwegen.

  • 2. Op basis van de informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt in de toelichting op het tracébesluit vermeld in hoeverre de voor de te wijzigen hoofdvaarweg of voor de in het studiegebied gelegen hoofdvaarwegen vastgestelde PR-plafonds worden of dreigen te worden te worden overschreden.

  • 3. Indien geen sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de betrokken PR-plafonds, wordt met toepassing van het eerste lid volstaan.

  • 4. Indien sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de desbetreffende PR-plafonds, wordt verwezen naar de onderzoeksplicht van de minister, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de wet.

Artikel 38 beoordeling groepsrisico
  • 1. Het groepsrisico wordt met toepassing van RBM-II berekend, indien het groepsrisico:

    • a. is gelegen tussen 0,1 maal de oriëntatiewaarde en 1 maal de oriëntatiewaarde en ten opzichte van de situatie voorafgaand aan het tracébesluit met meer dan tien procent toeneemt, of

    • b. hoger is dan 1 maal de oriëntatiewaarde én ten opzichte van de situatie voorafgaand aan het tracébesluit toeneemt.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt gebruik gemaakt van:

    • a. de HART;

    • b. de vervoerscijfers zoals die zijn opgenomen in bijlage III bij de regeling, en

    • c. de huidige bevolkingsdichtheden en de overeenkomstig de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-tracébesluit vigerende bestemmingsplannen en ter inzage gelegde ontwerp-bestemmingsplannen redelijkerwijs te verwachten bevolkingsdichtheden.

Artikel 39 verantwoording GR
  • 1. Indien artikel 38 van toepassing is, wordt in het tracébesluit, gemotiveerd:

    • a. welke maatregelen zijn overwogen om de toename van het groepsrisico als gevolg van het tracébesluit te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken;

    • b. welke maatregelen worden getroffen om de toename van het groepsrisico als gevolg van het tracébesluit te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, en

    • c. welke toename van het groepsrisico na afweging van alle betrokken belangen wordt geaccepteerd.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt tevens aandacht besteed aan:

    • a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp, en

    • b. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen indien zich een zodanige ramp voordoet.

  • 3. Het bestuur van de veiligheidsregio in wiens regio het gebied ligt waarop het tracébesluit betrekking heeft, wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de in het eerste en tweede lid bedoelde maatregelen en mogelijkheden.

Paragraaf 4.2 Aanleg of wijziging van hoofdvaarwegen die geen deel uitmaken van het basisnet

Artikel 40 toepassingsbereik paragraaf 4.2
  • 1. Deze paragraaf is van toepassing op een tracébesluit dat betrekking heeft op aanleg van een hoofdvaarweg.

  • 2. Deze paragraaf is tevens van toepassing in geval het tracébesluit, bedoeld in het eerste lid, mede betrekking heeft op een wijziging van een bestaande hoofdvaarweg ten behoeve van aantakking op de aan te leggen hoofdvaarweg.

  • 3. Deze paragraaf is tevens van toepassing op een tracébesluit dat betrekking heeft op een wijziging van een hoofdvaarweg, waarvoor voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp van dat besluit geen PR-plafond is vastgesteld.

Artikel 41 inspanningsplicht PR

De minister spant zich in te voorkomen dat bestaande of geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten komen te liggen in het gebied langs een hoofdvaarweg als bedoeld in artikel 40, waar de waarde van het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6 per jaar.

Artikel 42 wijze van berekenen PR
  • 1. Het plaatsgebonden risico wordt berekend met toepassing van RBM-II.

  • 2. Bij de berekening van het plaatsgebonden risico wordt gebruik gemaakt van:

    • a. de HART;

    • b. een inschatting van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen dat aan de nieuwe hoofdvaarweg kan worden toegerekend, op basis van de vervoerscijfers zoals die voor de in het studiegebied gelegen hoofdvaarwegen zijn opgenomen in bijlage III bij de regeling.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onder b, wordt voor een hoofdvaarweg als bedoeld in artikel 40, derde lid, uitgegaan van de meest recente beschikbare gegevens over de omvang van het vervoer over die vaarweg.

Artikel 43 beoordeling en verantwoording groepsrisico
  • 1. Bij de beoordeling van het groepsrisico is artikel 38, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de beoordeling van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de gegevens, bedoeld in artikel 42, tweede lid, onder b, of derde lid, en van de huidige bevolkingsdichtheden en de overeenkomstig de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-tracébesluit vigerende bestemmingsplannen en ter inzage gelegde bestemmingsplannen redelijkerwijs te verwachten bevolkingsdichtheden.

  • 3. Artikel 39 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 44 aanvullende beoordeling hoofdvaarwegvakken met plafond

Overeenkomstig artikel 37, eerste lid, wordt bezien in hoeverre de voor de in het studiegebied gelegen hoofdvaarwegen vastgestelde PR-plafonds worden of dreigen te worden overschreden en wordt in voorkomende gevallen overeenkomstig artikel 37, vierde lid, verwezen naar de onderzoeksplicht van de minister, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de wet.

HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN

Artikel 45 overgangsrecht

  • 1. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op een tracébesluit waarvan het ontwerp voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels ter inzage is gelegd of waarvan het ontwerp tracébesluit uiterlijk binnen drie maanden na inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt genomen.

  • 2. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op het tracébesluit voor het project zeesluis Kanaal Gent-Terneuzen.

Artikel 46 inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op het tijdstip waarop de Wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en enige andere wetten in verband met de totstandkoming van een basisnet (Wet basisnet) (Stb. 2013, 307), het Besluit van 3 september 2013 tot wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen in verband met de wijziging van de routeringsystematiek in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Stb. 2013, 340), het Besluit van 11 november 2013, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes (Besluit externe veiligheid transportroutes) (Stb. 2013, 465) en de Regeling van 19 maart 2014, houdende vaststelling van de ligging van de risicoplafonds langs transportroutes en regels voor ruimtelijke ontwikkelingen langs transportroutes in verband met externe veiligheid (Regeling basisnet) (Stcrt. 2014, nr. 8242) in werking treden.

Artikel 47 citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten.

Artikel 48

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W. J. Mansveld

BIJLAGE BIJ DE BELEIDSREGELS EV-BEOORDELING TRACÉBESLUITEN

Basisnetroutes

Bijzonderheden

Vervoersgegevens o.b.v. waarvan de risicoplafonds Basisnet zijn vastgesteld

Wegvak (nr.)

Naam Basisnetweg (wegnummer: van – tot)

Tc = tunnel-categorie Wt = wegtype indien afwijkend

Vervoershoeveelheden (in aantallen tankauto's)

   

Stofcategorieën

(voor GF3 zie Bijlage I bij de Regeling basisnet)

   

LF1

LF2

LT1

LT2

LT3

GF1

GF2

GT2

GT3

GT4

GT5

 

Rijksweg A1

 

N1

A1: Knp. Watergraafsmeer – Knp. Diemen

 

6458

25769

215

288

0

0

0

0

0

0

0

N2

A1: Knp. Diemen – Knp. Muiderberg

 

9182

26202

195

774

0

0

0

0

0

0

0

N3

A1: Knp. Muiderberg – Knp. Eemnes

 

11560

19986

236

419

0

0

0

0

0

0

0

U1

A1: Knp. Eemnes – afrit 10 (Soest)

 

12515

20519

0

556

0

0

0

0

0

0

0

U91

A1: afrit 10 (Soest) – afrit 12 (Bunschoten)

 

12515

20519

0

556

0

0

0

0

0

0

0

U81

A1: afrit 12 (Bunschoten) – afrit 13 (Amersfoort Noord)

 

13441

20839

82

428

0

0

0

0

0

0

0

U90

A1: afrit 13 (Amersfoort Noord) – Knp. Hoevelaken

 

13271

22065

0

431

0

0

0

0

0

0

0

G1

A1: Knp. Hoevelaken – afrit 15 (Barneveld)

 

10680

19685

341

512

0

0

381

0

0

0

0

G63

A1: afrit 15 (Barneveld) – afrit 17 (Stroe)

 

9887

12125

178

329

0

0

0

0

0

0

0

G72

A1: afrit 17 (Stroe) – afrit 18 (Kootwijk)

 

12100

12782

178

670

0

0

96

0

0

0

0

G64

A1: afrit 18 (Kootwijk) – afrit 19 (Hoenderloo)

 

11376

15926

82

862

0

0

96

0

0

0

0

G71

A1: afrit 19 (Hoenderloo) – Knp. Beekbergen

 

10754

15612

169

614

0

0

99

0

0

0

0

G2

A1: Knp. Beekbergen – afrit 23 (Deventer)

 

20620

35847

1147

1467

0

0

288

0

140

0

0

O2

A1: afrit 23 (Deventer) – afrit 24 (Deventer Oost)

 

20196

33335

1278

1502

0

0

0

0

0

0

0

O113

A1: afrit 24 (Deventer Oost) – afrit 26 (Lochem)

 

19051

33739

1243

1028

0

0

99

0

0

0

0

O3

A1: afrit 26 (Lochem) – afrit 28 (Rijssen)

 

19643

33008

1537

1360

0

96

192

0

13

0

0

O76

A1: afrit 28 (Rijssen) – Knp. Azelo

 

14812

23411

1625

1936

0

0

393

0

0

0

0

O4

A1/A35: Knp. Azelo – Knp. Buren

 

11318

25179

1569

408

0

0

0

0

0

0

0

O5

A1: Knp. Buren – afrit 30 (Hengelo)

 

13022

18290

836

937

0

0

483

0

0

0

0

O6

A1: afrit 30 (Hengelo) – afrit 32 (Oldenzaal)

 

12399

15103

1272

710

0

0

105

0

0

0

0

O7

A1: afrit 32 (Oldenzaal) – afrit 33 (Oldenzaal Zuid)

 

16179

21021

3124

850

0

294

1016

20

13

0

0

O8

A1: afrit 33 (Oldenzaal Zuid) – Grens Duitsland

 

13275

15006

1491

1071

0

0

384

0

0

0

0

 

Rijksweg A2/N2

 

N4

A2: Knp. Amstel – Knp. Holendrecht 1

 

7723

17055

82

431

0

0

0

0

0

0

0

N5

A2/A9: Knp. Holendrecht 1 – Knp. Holendrecht 2

 

5197

18085

0

0

0

0

0

0

0

0

0

U12

A2: Knp. Holendrecht 2 – afrit 4 (Vinkeveen)

 

7541

27903

99

32

96

0

0

0

0

0

0

U13

A2: afrit 4 (Vinkeveen) – afrit 5 (Breukelen)

 

19735

25621

0

320

189

0

0

0

140

0

0

U73

A2: afrit 5 (Breukelen) – afrit 6 (Ring Utrecht Noord)

 

20429

28694

259

175

96

0

0

0

0

0

0

U14

A2: afrit 6 (Ring Utrecht Noord) – afrit 7 (Oog in Al)

 

20173

28860

169

0

96

0

0

0

0

0

0

U88

A2: afrit 7 (Oog in Al) – Knp. Oudenrijn (incl. Leidsche Rijn tunnel)

Tc A

25469

31432

181

96

96

0

0

0

0

0

0

U15

A2: Knp. Oudenrijn – afrit 9 (Nieuwegein)

 

16935

15716

49

1200

0

0

0

0

0

0

0

U84

A2: afrit 9 (Nieuwegein) – Knp. Everdingen

 

14801

12139

96

1875

0

0

0

0

0

0

0

G88

A2: Knp. Everdingen – afrit 12 (Everdingen)

 

14232

12835

96

189

0

0

0

0

213

0

0

G29

A2: afrit 12 (Everdingen) – Knp. Deil

 

13063

14802

0

272

0

0

0

0

120

0

0

B59

A2: Knp. Deil – afrit 19 (Kerkdriel)

 

10496

20095

786

282

0

0

192

0

568

0

0

B107

A2: afrit 19 (Kerkdriel) – Knp. Empel

 

10353

17463

934

2009

0

0

116

0

511

23

0

B60

A2/A59: Knp. Empel – Knp. Hintham

 

5564

17200

783

693

0

0

0

0

73

0

0

B61

A2: Knp. Hintham – afrit 21 (Veghel)

 

12973

17320

82

402

0

0

0

0

430

0

0

B105

A2: afrit 21 (Veghel) – Knp. Vught

 

9512

14824

338

742

0

0

192

0

0

0

0

B62

A2: Knp. Vught – Knp. Ekkersweijer

 

11235

8401

96

189

0

0

0

0

424

0

0

B7

A2/A58: Knp. Ekkersweijer – Knp. Batadorp

 

11586

18316

250

1045

0

0

99

0

499

0

0

B63

A2: Knp. Batadorp – afrit 30 (Eindhoven Centrum)

 

21932

29088

1761

3561

0

99

675

0

301

0

0

B106

A2: afrit 30 (Eindhoven Centrum) – Knp. De Hogt

 

24063

32496

1857

7046

0

99

1098

0

456

611

102

B72

A2/A67: Knp. De Hogt – afrit 33 (Waalre)

 

39503

43370

3374

5060

0

192

675

0

527

384

99

B104

A2/A67: afrit 33 (Waalre) – Knp. Leenderheide

 

41522

43331

4865

8458

0

291

483

0

557

678

0

B64

A2: Knp. Leenderheide – afrit 34 (Valkenswaard)

 

8454

18085

527

3593

0

0

390

0

449

215

99

B65

A2: afrit 34 (Valkenswaard) – afrit 39 (Nederweert)

 

13621

18122

876

4728

0

0

0

0

572

0

0

L38

A2: afrit 39 (Nederweert) – afrit 40 (Kelpen)

 

10344

14345

166

1144

0

96

0

0

578

288

0

L39

A2: afrit 40 (Kelpen) – afrit 41 (Grathem)

 

7297

8129

332

1464

0

0

96

0

565

381

0

L40

A2: afrit 41 (Grathem) – afrit 44 (St. Joost)

 

9018

12063

597

6967

0

96

99

0

581

291

0

L116

A2: afrit 44 (St. Joost) – Knp. Het Vonderen

 

9018

12063

597

6967

0

96

99

0

581

291

0

L41

A2: Knp. Het Vonderen – afrit 45 (Echt)

 

16783

28770

937

7258

0

0

0

0

634

0

0

L84

A2: afrit 45 (Echt) – afrit 47 (Born)

 

16956

29012

937

7302

0

0

0

0

634

0

0

L85

A2: afrit 47 (Born) – afrit 48 (Urmond)

 

16357

28219

687

7049

0

0

0

0

565

0

96

L86

A2: afrit 48 (Urmond) – Knp. Kerensheide

 

22429

27564

1290

1354

0

0

0

0

213

0

0

L42

A2: Knp. Kerensheide – afrit 50 (Maastricht-Aachen)

 

10722

12533

606

798

0

0

0

0

0

0

0

L43

A2: afrit 50 (Maastricht-Aachen) – afrit 51 (Meerssen)

 

9488

12814

466

955

0

0

0

0

0

0

0

L44

A2: afrit 51 (Meerssen) – Knp. Kruisdonk

 

3586

9325

428

527

0

96

96

0

13

0

0

L45

A2: Knp. Kruisdonk – N2 (Pres. Rooseveltweg / Terblijterweg / Viaductweg)

 

5292

10998

428

664

0

96

189

0

13

0

0

L46

N2: Pres. Rooseveltweg / Terblijterweg / Viaductweg – Pres. Rooseveltlaan / Scharnerweg / Wilhelminasingel

Wt binnen bebouwde kom

4851

11072

416

1718

0

0

99

0

0

0

0

L47

N2: Pres. Rooseveltlaan / Scharnerweg / Wilhelminasingel – Knp. Europaplein

Wt binnen bebouwde kom

5308

9629

498

1287

0

0

0

0

0

0

0

L48

A2: Knp. Europaplein – afrit 58 (Eijsden)

 

4478

9311

352

1954

0

0

49

0

0

0

0

L92

A2: afrit 58 (Eijsden) – Grens België

 

4596

9650

355

1750

0

0

49

0

0

0

0

 

Rijksweg N3

 

Z98

N3: A15 – Burg. Keijzerweg (Papendrecht)

Snelweg met verhoogde ongevalfrequentie

7689

8998

937

483

0

699

1453

0

413

0

0

Z115

N3: Burg. Keijzerweg (Papendrecht) – Baanhoekweg / Merwedestraat (Dordrecht)

Snelweg met verhoogde ongevalfrequentie

7578

9705

838

99

0

801

1750

0

411

0

0

Z97

N3: Baanhoekweg / Merwedestraat (Dordrecht) – A16

Snelweg met verhoogde ongevalfrequentie

8078

7483

553

667

0

1098

2853

0

630

0

0

 

Rijksweg A4

 

N6

A4: Knp. De Nieuwe Meer – Knp. Badhoevedorp

 

9986

22572

99

562

192

0

195

0

0

0

0

N87

A4: Knp. Badhoevedorp – Knp. De Hoek (incl. Schipholtunnel)

Tc A

2593

9502

291

411

0

0

0

0

0

0

0

N7

A4: Knp. De Hoek – afrit 3 (Hoofddorp)

 

7783

19629

384

772

0

0

0

0

0

0

0

N84

A4: afrit 3 (Hoofddorp) – afrit 4 (Nieuw Vennep)

 

10846

35032

108

1377

291

0

0

0

0

0

0

N85

A4: afrit 4 (Nieuw Vennep) – Knp. Burgerveen

 

9507

34893

99

1625

381

0

0

0

0

0

0

Z6

A4: Knp. Burgerveen – afrit 6a (Zoeterwoude Rijndijk)

 

9913

40132

381

754

381

0

0

0

0

0

0

Z118

A4: afrit 6a (Zoeterwoude Rijndijk) – afrit 7 (Zoeterwoude Dorp)

 

11097

40399

277

1526

189

0

0

0

0

0

0

Z7

A4: afrit 7 (Zoeterwoude Dorp) – Knp. Prins Clausplein

 

11335

39828

82

620

189

0

0

0

0

0

0

Z8

A4: Knp. Prins Clausplein – Knp. Ypenburg

 

16476

67487

635

2085

99

0

0

0

0

99

0

Z9

A4: Knp. Ypenburg – afrit 12 (Den Haag Zuid)

 

3397

4833

0

268

0

0

0

0

0

0

0

Z10

A4: afrit 12 (Den Haag Zuid) – afrit 13 (Den Hoorn)

 

1394

2468

0

524

0

0

0

0

0

0

0

Z33

A4: afrit 13 (Den Hoorn) – afrit 14 (Delft)

 

491

606

0

41

0

0

0

0

0

0

0

Z46

A4: Knp. Kethelplein – afrit 16 (Vlaardingen Oost)

 

49695

134243

387

1549

0

0

0

0

0

0

0

Z11

A4: afrit 16 (Vlaardingen Oost) – Knp. Benelux (incl. Beneluxtunnel)

Tc C

49695

134243

387

1549

0

0

0

0

0

0

0

B24

A4 & N259 = Randweg Noord & Randweg Oost (Bergen op Zoom): Halsterseweg / Randweg Noord / Randweg West – A4 / A58 (knooppunt Zoomland)

 

6006

10595

175

620

0

0

146

0

0

0

0

B1

A4 / A58: Knp. Zoomland – afrit 30 (Hoogerheide)

 

29415

39920

5439

3887

195

1293

3179

6

540

393

0

B127

A4 / A58: afrit 30 (Hoogerheide) – Knp. Markiezaat

 

28546

37608

7695

3837

291

1363

3893

20

260

17

0

B35

A4: Knp. Markiezaat – Grens België

 

32190

28256

7092

2329

0

1566

4693

0

449

0

0

 

Rijksweg A5

 

N90

A5: Knp. Raasdorp – Knp. De Hoek

 

2798

13280

0

512

143

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A6

 

F1

A6: Knp. Muiderberg – afrit 3 (Almere Stad West)

 

4308

8136

49

128

0

0

0

0

0

0

0

F39

A6: afrit 3 (Almere Stad West) – afrit 5 (Almere Stad)

 

4370

7564

49

96

0

0

49

0

0

0

0

F41

A6: afrit 5 (Almere Stad) – afrit 6 (Almere Buiten West)

 

3123

4480

49

105

0

0

0

0

0

0

0

F56

A6: afrit 6 (Almere Buiten West) – Knp. Almere

 

2208

3881

49

64

0

0

0

0

0

0

0

F42

A6: Knp. Almere – afrit 8 (Almere Buiten Oost)

 

4349

4957

49

160

0

0

49

0

0

0

0

F34

A6: afrit 8 (Almere Buiten Oost) – afrit 10 (Lelystad)

 

5398

5621

140

242

0

0

0

0

0

0

0

F35

A6: afrit 10 (Lelystad) – afrit 11 (Lelystad Noord)

 

4589

3473

93

186

0

0

0

0

0

0

0

F36

A6: afrit 11 (Lelystad Noord) – afrit 13 (Urk)

 

5384

2936

137

166

0

0

0

0

0

0

0

F37

A6: afrit 13 (Urk) – afrit 14 (Emmeloord)

 

4132

3303

143

160

0

0

0

0

0

0

0

F38

A6: afrit 14 (Emmeloord) – Knp. Emmeloord

 

5089

4791

143

195

0

0

0

0

0

0

0

F47

A6: Knp. Emmeloord – afrit 15 (De Munt)

 

4881

9246

93

317

0

0

0

0

0

0

0

F2

A6: afrit 15 (De Munt) – Knp. Joure

 

4324

4785

0

99

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A7/N7

 

N33

A7: Knp. Zaandam – afrit 6 (Purmerend Noord)

 

10874

17440

0

556

0

0

0

0

0

0

0

N34

A7: afrit 6 (Purmerend Noord) – afrit 7 (Avenhorn)

 

8707

16788

0

288

0

0

0

0

0

0

0

N82

A7: afrit 7 (Avenhorn) – afrit 8 (Hoorn)

 

8682

12155

0

556

0

0

0

0

0

0

0

N81

A7: afrit 8 (Hoorn) – afrit 9 (Hoorn Noord)

 

3996

4715

0

411

0

0

0

0

0

0

0

N108

A7: afrit 9 (Hoorn Noord) – afrit 12 (Middenmeer)

 

3897

4178

0

591

0

0

0

0

0

0

0

N35

A7: afrit 12 (Middenmeer) – afrit 13 (Wieringerwerf)

 

3800

3641

0

772

0

0

0

0

0

0

0

N80

A7: afrit 13 (Wieringerwerf) – afrit 14 (Den Oever)

 

3492

4446

0

833

0

0

0

0

0

0

0

Fr30

A7: afrit 14 (Den Oever) – Knp. Zurich

 

1883

2632

44

876

0

0

0

0

0

0

0

Fr6

A7: Knp. Zurich – N7 (Stadsrondweg Zuid Sneek)

 

3109

2247

0

539

0

0

0

0

0

0

0

Fr5

N7: Stadsrondweg Zuid Sneek

 

6114

3157

20

428

0

0

0

0

0

0

0

Fr4

A7: N7/A7 Sneek – Knp. Joure

 

5822

4656

0

143

0

0

0

0

0

0

0

Fr3

A7: Knp. Joure – Knp. Heerenveen

 

10793

5633

146

451

0

0

0

0

0

0

0

Fr2

A7: Knp. Heerenveen – afrit 29 (De Haven)

 

7145

11095

303

332

0

0

96

0

0

0

0

Fr33

A7: afrit 29 (De Haven) – Knp. Drachten

 

6596

9989

259

288

0

0

49

0

0

0

0

Gr1

A7: Knp. Drachten – afrit 36 (Groningen West)

 

7184

6769

105

239

0

0

0

0

0

0

0

Gr31

A7: afrit 36 (Groningen West) – Knp. Julianaplein

 

8408

10712

61

239

0

0

0

0

0

0

0

Gr30

A7: Knp. Julianaplein – Knp. Europaplein

Wt buiten bebouwde kom

7787

12851

180

195

0

0

0

0

0

0

0

Gr2

A7: Knp. Europaplein – afrit 44 (Veendam)

 

8066

11618

96

239

0

0

0

0

0

0

0

Gr3

A7: afrit 44 (Veendam) – afrit 45 (Scheemda)

 

3720

9595

317

801

0

0

0

0

0

0

0

Gr29

A7: afrit 45 (Scheemda) – Grens Duitsland

 

1609

4833

192

279

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A8

 

N31

A8: Knp. Coenplein – afrit 1 (Oostzaan)

 

13847

31445

0

780

0

0

0

0

0

0

0

N91

A8: afrit 1 (Oostzaan) – Knp. Zaandam

 

15363

30517

0

652

0

0

0

0

0

0

0

N99

A8: Knp. Zaandam – afrit 2 (Zaandijk)

 

2892

5455

0

1002

0

0

0

0

0

0

0

N32

A8: afrit 2 (Zaandijk) – N246

 

5836

7769

0

908

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A9/N9

 

N29

N9: N250 (De Kooy) – N503 (bij Schagerbrug)

 

3284

2339

0

0

0

0

0

0

0

0

0

N28

N9: N503 (bij Schagerbrug) – Ringweg Alkmaar (Huiswaarderweg)

 

2010

3489

0

0

0

0

0

0

0

0

0

N27

N9: Huiswaarderweg – Vkp. Kooimeer

 

3397

6644

0

0

0

0

0

0

0

0

0

N26

A9: Vkp. Kooimeer – afrit 10 (Castricum)

 

7258

12494

0

515

0

0

0

0

0

0

0

N25

A9: afrit 10 (Castricum) – Knp. Beverwijk

 

7979

17596

0

1371

0

0

0

0

0

0

0

N8

A9: Knp. Beverwijk – afrit 8 (Beverwijk)

 

7979

17596

0

1371

0

0

0

0

0

0

0

N24

A9: afrit 8 (Beverwijk) – Knp. Velsen (incl. Wijkertunnel)

Tc C

5978

21261

0

929

0

0

0

0

353

0

0

N23

A9: Knp. Velsen – Knp. Rottepolderplein

 

6663

19871

0

387

96

0

0

0

71

0

0

N22

A9: Knp. Rottepolderplein – Knp. Raasdorp

 

8712

19592

0

1147

189

0

0

0

71

0

0

N88

A9: Knp. Raasdorp – Knp. Badhoevedorp

 

6285

8442

0

189

0

0

0

0

0

0

0

N86

A9: Knp. Badhoevedorp – afrit 5 (Amstelveen)

 

8474

11802

178

408

0

0

0

0

0

0

0

N21

A9: afrit 5 (Amstelveen) – Knp. Holendrecht 2

 

9177

9327

181

312

0

0

0

0

0

0

0

 

A2/A9: Knp. Holendrecht 2 – Knp. Holendrecht 1

Zie wegvak N5 bij Rijksweg A2

                     

N20

A9: Knp. Holendrecht 1 – afrit 1 (S113, Gaasperplas)

 

7629

3791

0

128

0

0

0

0

0

0

0

N107

A9: afrit 1 (S113, Gaasperplas) – Knp. Diemen

 

8004

3190

166

128

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A10

 

N15

A10: Knp. Coenplein – afrit S101 (Westpoort 2000-3000) (incl. Coentunnel)

Tc C

18284

61442

0

197

0

0

0

0

0

0

0

N98

A10: afrit S101 (Westpoort 2000-3000) – afrit S102 (Westpoort 3000-9000)

 

18145

41704

0

725

0

0

0

0

0

0

0

N14

A10: afrit S102 (Westpoort 3000-9000) – afrit S103 (Haarlem)

 

8776

25677

189

477

96

0

0

0

0

0

192

N13

A10: afrit S103 (Haarlem) – Knp. De Nieuwe Meer

 

9032

28601

0

480

99

0

0

0

0

0

192

N12

A10: Knp. De Nieuwe Meer – Knp. Amstel

 

7036

23780

0

207

0

0

0

0

0

0

0

N11

A10: Knp. Amstel – Knp. Watergraafsmeer

 

3482

8673

0

175

0

0

0

0

0

0

0

N10

A10: Knp. Watergraafsmeer – afrit S114 (Zeeburg)

 

8476

22443

96

547

0

0

0

0

0

0

0

N18

A10: afrit S114 (Zeeburg) – afrit S115 (Nieuwendam) (incl. Zeeburgertunnel)

Tc C

8023

22217

96

547

0

0

0

0

0

0

0

N19

Omleidingsroute Zeeburgertunnel via Zuiderzeeweg

Omleidingsroute (Wt binnen bebouwde kom)

453

225

0

0

0

0

0

0

0

0

0

N17

A10: afrit S115 (Nieuwendam) – afrit S116 (Volendam)

 

6787

20245

96

408

0

0

0

0

0

0

0

N16

A10: afrit S116 (Volendam) – Knp. Coenplein

 

8325

23501

96

547

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N11

 

Z22

N11: A4 – afrit N209 (Hazerswoude Rijndijk)

 

5435

3814

49

32

0

0

0

0

0

0

0

Z119

N11: afrit N209 (Hazerswoude Rijndijk) – afrit N207 (Alphen aan den Rijn)

 

5310

5080

0

169

0

0

0

0

0

0

0

Z21

N11: afrit N207 (Alphen aan den Rijn) – afrit N458 (Bodegraven)

 

5464

5568

0

143

0

0

0

0

0

0

0

Z20

N11: afrit N458 (Bodegraven) – A12

 

5732

5978

0

169

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A12

 

Z16b

A12: afrit 3 (Bezuidenhout) – afrit 4 (Voorburg)

 

2717

4681

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Z16a

A12: afrit 4 (Voorburg) – Knp. Prins Clausplein

 

2717

4681

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Z17

A12: Knp. Prins Clausplein – afrit 7 (Zoetermeer)

 

4570

5902

82

247

0

0

0

0

0

0

0

Z124

A12: afrit 7 (Zoetermeer) – afrit 9 (Zevenhuizen)

 

4365

4284

0

262

0

0

0

0

0

0

0

Z135

A12: afrit 9 (Zevenhuizen) – Knp. Gouwe

 

3607

3452

125

148

0

0

0

0

0

0

0

Z18

A12: Knp. Gouwe – afrit 11 (Gouda)

 

15819

44597

660

1534

121

0

365

0

0

23

0

Z137

A12: afrit 11 (Gouda) – afrit 12a (Bodegraven)

 

22925

55030

252

1042

0

0

1090

0

0

0

0

Z19

A12: afrit 12a (Bodegraven) – afrit 14 (Woerden)

 

14508

36024

467

1329

120

0

426

0

0

0

0

U85

A12: afrit 14 (Woerden) – afrit 15 (De Meern)

 

16504

44479

262

1057

0

0

1298

0

0

0

0

U86

A12: afrit 15 (De Meern) – Knp. Oudenrijn

 

15896

43188

262

1071

0

0

1298

0

0

0

0

U9

A12: Knp. Oudenrijn – afrit 18 (Hoograven)

 

25891

44315

774

338

0

0

192

0

0

0

0

U93

A12: afrit 18 (Hoograven) – Knp. Lunetten

 

25981

45477

774

431

0

0

192

0

0

0

0

U10

A12: Knp. Lunetten – afrit 19 (Bunnik)

 

10756

22240

181

242

0

0

865

0

0

0

0

U94

A12: afrit 19 (Bunnik) – afrit 20 (Driebergen)

 

9740

22515

181

338

0

0

908

0

0

0

0

U79

A12: afrit 20 (Driebergen) – afrit 21 (Maarn)

 

8073

21344

82

239

0

0

1430

0

0

0

0

U80

A12: afrit 21 (Maarn) – afrit 22 (Maarsbergen)

 

7659

20097

82

239

0

0

1098

0

0

0

0

U11

A12: afrit 22 (Maarsbergen) – afrit 23 (Veenendaal)

 

8691

19991

181

239

0

0

961

0

0

0

0

G8

A12: afrit 23 (Veenendaal) – Knp. Maanderbroek

 

8834

14875

82

533

0

0

288

0

0

38

0

G66

A12: Knp. Maanderbroek – afrit 24 (Wageningen)

 

16032

27500

82

766

0

0

288

0

0

58

189

G9

A12: afrit 24 (Wageningen) – Knp. Grijsoord

 

10424

28749

259

477

0

0

0

0

0

0

0

G10

A12/A50: Knp. Grijsoord – Knp. Waterberg

 

18786

44946

728

3045

0

0

288

0

142

288

0

G11

A12: Knp. Waterberg – Knp. Velperbroek

 

19871

65359

250

1627

0

0

195

0

0

96

0

G12

A12: Knp. Velperbroek – Knp. Oud-Dijk

 

14967

27875

259

1188

0

0

198

0

0

198

0

G13

A12: Knp. Oud-Dijk – Grens Duitsland

 

6942

11418

250

1103

0

0

96

0

0

96

0

 

Rijksweg A13

 

Z29

A13: Knp. Ypenburg – afrit 9 (Delft)

 

14958

60105

868

1514

99

0

0

0

0

192

0

Z113

A13: afrit 9 (Delft) – afrit 10 (Delft Zuid)

 

12284

59413

370

2562

96

0

0

0

0

99

0

Z30

A13: afrit 10 (Delft Zuid) – afrit 11 (Berkel en Rodenrijs)

 

13328

64970

530

1202

192

0

0

0

0

96

0

Z114

A13: afrit 11 (Berkel en Rodenrijs) – Knp. Kleinpolderplein

 

11685

48848

169

969

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N14

 

Z53

N14: A4 afrit 8 Leidschendam – N44 Wassenaar (incl. Sytwendetunnel)

Tc C (Wt buiten bebouwde kom)

1799

7072

0

12

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A15/N15

 

Z65

N15: Maasvlakte – afrit 10

 

19597

5921

454

1261

0

1828

1287

0

271

0

0

Z66

N15: afrit 10 – afrit 12 (Brielle)

 

25121

14877

1051

2911

542

326

1642

0

49

0

0

Z47

N15: afrit 12 (Brielle) – afrit 13 (Rozenburg) (incl. Thomassentunnel)

Tc C

28759

21895

623

2893

0

0

0

0

0

0

0

Z148

A15: omleidingsroute Thomassentunnel

Omleidingsroute

4721

2397

86

318

391

98

490

0

15

0

0

Z126

N15: afrit 13 (Rozenburg) – afrit 15 (Havens)

 

32897

30293

1240

3546

626

326

1834

0

142

0

0

Z67

A15: afrit 15 (Havens) – afrit 16 (Spijkenisse)

 

45912

41886

2757

9913

291

0

1939

0

215

17

0

Z69

A15: afrit 16 (Spijkenisse) – afrit 17 (Hoogvliet) (incl. Botlektunnel)

Tc D

36649

3766

1412

1019

0

52

52

0

6

0

0

Z68

Omleidingsroute Botlektunnel via Botlekbrug

Omleidingsroute (Wt binnen bebouwde kom)

30227

114057

6677

5849

317

206

1895

0

730

108

0

Z70

A15: afrit 17 (Hoogvliet) – Knp. Benelux

 

88971

164944

8637

9698

134

2209

8215

20

728

0

0

Z71

A15: Knp. Benelux – afrit 18 (Pernis)

 

132757

212569

10803

15120

372

945

7785

0

998

116

0

Z72

A15: afrit 18 (Pernis) – afrit 19 (Rotterdam Charlois)

 

99453

184609

9532

10666

526

1680

3343

20

777

20

0

Z73

A15: afrit 19 (Rotterdam Charlois) – Knp. Vaanplein

 

99193

188843

7852

9884

532

3087

4361

23

1149

20

0

Z74

A15: Knp. Vaanplein – Knp. Ridderkerk Noord

 

64771

127519

6800

10555

378

3009

8459

26

762

334

0

Z55

A15/A16: Knp. Ridderkerk Noord – Knp. Ridderkerk Zuid

 

68708

146449

4651

7919

105

3253

3512

0

1080

203

0

Z75

A15: Knp. Ridderkerk Zuid – afrit 21 (Hendrik Ido Ambacht)

 

30857

51561

2704

4103

170

3909

5708

0

952

170

0

Z76

A15: afrit 21 (Hendrik Ido Ambacht) – afrit 22 (Alblasserdam) (incl. Noordtunnel)

Tc C

29685

56855

2317

1197

0

0

0

0

0

0

0

Z77a

Omleidingsroute Noordtunnel van A15 afrit 21 tot N915 incl. 250 meter Rotterdamse weg in oostelijke richting

Omleidingsroute (Wt binnen bebouwde kom)

4204

5575

277

1432

0

1735

3284

0

757

0

0

Z77b

Omleidingsroute Noordtunnel van A15 afrit 21 tot A15 afrit 22 m.u.v. wegvak Z77a

Omleidingsroute (Wt buiten bebouwde kom)

4204

5575

277

1432

0

1735

3284

0

757

0

0

Z78

A15: afrit 22 (Alblasserdam) – afrit 23 (Papendrecht/N3)

 

29997

59292

2233

2151

0

1148

2314

0

721

0

0

Z79

A15: afrit 23 (Papendrecht/N3) – afrit 27 (Gorinchem)

 

28104

50618

2478

2384

0

192

192

0

245

0

0

Z80

A15: afrit 27 (Gorinchem) – Knp. Gorinchem

 

28970

52112

2245

1919

0

195

192

0

241

96

0

G14

A15: Knp. Gorinchem – Knp. Deil

 

26580

41833

3418

2198

0

384

96

0

626

0

0

G15

A15: Knp. Deil – afrit 33 (Tiel)

 

20413

25393

2256

1517

0

294

99

0

43

0

0

G78

A15: afrit 33 (Tiel) – afrit 34 (Echteld)

 

20606

25078

1948

1572

0

384

291

0

56

0

0

G16

A15: afrit 34 (Echteld) – Knp. Valburg

 

22213

26142

1773

2070

0

192

99

0

28

0

0

G17

A15: Knp. Valburg – Knp. Ressen

 

14114

37147

96

501

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A16

 

Z54

A16: Knp. Terbregseplein – afrit 25 (Rotterdam Centrum)

 

13462

19472

451

926

288

0

288

0

0

96

0

Z134

A16: afrit 25 (Rotterdam Centrum) – Knp. Ridderkerk Noord

 

24605

40346

1380

4088

0

195

1266

0

243

99

0

 

A15/A16: Knp. Ridderkerk Noord – Knp. Ridderkerk Zuid

Zie wegvak Z55 bij Rijksweg A15

                     

Z181

A16: Knp. Ridderkerk Zuid – afrit 22 (Zwijndrecht)

 

45590

89022

4817

11023

0

105

0

23

77

206

0

Z56

A16: afrit 22 (Zwijndrecht) – afrit 21 (Dordrecht) (incl. Drechttunnel)

Tc C

45590

89022

4817

11023

0

105

0

23

77

206

0

Z57

A16: afrit 21 (Dordrecht) – afrit 20 (Randweg Dordrecht)

 

41846

79630

4070

7896

0

105

105

0

17

0

0

Z58

A16: afrit 20 (Randweg Dordrecht) – Knp. Klaverpolder

 

53582

98915

5666

10448

0

608

2939

0

614

0

0

B37

A16: Knp. Klaverpolder – Knp. Zonzeel

 

39715

79582

3910

6631

0

323

1610

0

442

105

0

B38

A16: Knp. Zonzeel – afrit 17 (Prinsenbeek)

 

31010

49445

3203

6589

0

585

1948

0

86

17

0

B39

A16: afrit 17 (Prinsenbeek) – Knp. Princeville

 

29519

45274

6784

6618

198

696

2384

0

396

119

0

B40

A16/A58: Knp. Princeville – afrit 15 (Rijsbergen)

 

25981

42114

3895

6673

0

687

1319

0

391

198

0

B116

A16/A58: afrit 15 (Rijsbergen) – Knp. Galder

 

32529

51388

3403

8618

0

1066

2134

0

660

384

0

B108

A16: Knp. Galder – Grens België

 

13780

14538

964

3817

0

0

192

0

215

99

0

 

Rijksweg A17

 

B11

A17: Knp. Klaverpolder – afrit 26 (Industrie Moerdijk)

 

24649

40805

4420

7398

0

2437

3328

17

634

99

0

B12

A17: afrit 26 (Industrie Moerdijk) – afrit 25 (Zevenbergen)

 

18094

36073

2338

2207

0

189

958

0

381

0

0

B100

A17: afrit 25 (Zevenbergen) – Knp. Noordhoek

 

21858

39844

3657

3130

0

1633

2114

0

596

0

0

B13

A17: Knp. Noordhoek – afrit 21 (Roosendaal Noord)

 

22443

29238

3505

3118

99

201

2137

0

320

0

0

B99

A17: afrit 21 (Roosendaal Noord) – Knp. De Stok

 

21761

24679

4792

1796

198

891

2908

0

277

0

0

 

Rijksweg A18/N18

 

G18

A18: Knp. Oud-Dijk – afrit 4 (Doetinchem Oost)

 

5891

11742

23

0

0

0

0

0

0

0

0

G19

A18: afrit 4 (Doetinchem Oost) – afrit 5 (Varsseveld)

 

6827

5776

0

0

0

0

0

0

0

0

0

G20

N18: afrit 5 (Varsseveld) – afrit N319 (Groenlo)

 

5301

3471

0

0

0

0

0

0

0

0

0

G21

N18: afrit N319 (Groenlo) – afrit N822 (Eibergen)

 

5216

3614

0

0

0

0

0

0

0

0

0

G22

N18: afrit N822 (Eibergen) – afrit N347 (Haaksbergen)

 

5135

3757

0

0

0

0

0

0

0

0

0

O35

N18: afrit N347 (Haaksbergen) – A35

 

6870

4549

178

20

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A20

 

Z122

A20: afrit N223 (bij Maasdijk) – afrit 6 (Maasdijk)

 

10044

13441

0

681

0

0

0

0

0

0

0

Z48

A20: afrit 6 (Maasdijk) – Knp. Kethelplein

 

13063

14951

178

917

0

0

0

0

0

0

0

Z49

A20: Knp. Kethelplein – Knp. Kleinpolderplein

 

38877

122196

785

1814

0

0

0

0

150

0

0

Z50

A20: Knp. Kleinpolderplein – afrit 14 (Rotterdam Centrum)

 

10021

32374

358

798

288

0

99

0

0

0

0

Z125

A20: afrit 14 (Rotterdam Centrum) – Knp. Terbregseplein

 

10021

32374

358

798

288

0

99

0

0

0

0

Z51

A20: Knp. Terbregseplein – afrit 17 (Nieuwerkerk aan de Yssel)

 

20553

48606

381

1083

0

0

143

0

0

9

0

Z136

A20: afrit 17 (Nieuwerkerk aan de Yssel) – Knp. Gouwe

 

17304

41522

338

603

0

0

99

0

0

0

0

 

Rijksweg A22

 

N83

A22: Knp. Beverwijk – afrit Beverwiijk

 

2906

528

0

1668

0

0

0

0

0

0

0

N93

A22: afrit Beverwiijk – afrit IJmuiden (incl. Velsertunnel)

Tc D

6398

869

0

597

0

0

0

0

0

0

0

N89

A22: afrit IJmuiden – Knp. Velsen

 

3026

3033

0

23

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A27

 

F3

A27: Knp. Almere – afrit 36 (Almere Stad)

 

4757

3346

0

0

0

0

96

0

0

0

0

F43

A27: afrit 36 (Almere Stad) – Knp. Eemnes

 

7661

7011

0

23

0

0

0

0

0

0

0

N67

A27: Knp. Eemnes – afrit 33 (Hilversum)

 

10581

14437

259

73

0

0

189

0

0

0

0

N97

A27: afrit 33 (Hilversum) – afrit 32 (Bilthoven)

 

9240

13722

166

114

0

0

0

0

0

0

0

U87

A27: afrit 32 (Bilthoven) – afrit 31 (Ring Utrecht Noord)

 

11749

17942

0

0

0

0

0

0

0

0

0

U89

A27: afrit 31 (Ring Utrecht Noord) – Knp. Rijnsweerd

 

11090

18659

0

79

0

0

0

0

0

0

0

U6

A27: Knp. Rijnsweerd – Knp. Lunetten

 

25753

35732

774

1095

0

0

192

0

0

0

0

U7

A27: Knp. Lunetten – Knp. Everdingen

 

14402

14109

247

597

0

189

143

0

28

0

0

Z128

A27: Knp. Everdingen – afrit 25 (Noordeloos)

 

21146

19254

413

2114

0

242

291

0

37

0

0

Z100

A27: afrit 25 (Noordeloos) – Knp. Gorinchem

 

19108

16476

215

2082

0

192

192

0

28

0

0

Z99

A27: Knp. Gorinchem – afrit 24 (Avelingen)

 

25114

17361

1150

2743

0

99

338

0

155

0

0

B41

A27: afrit 24 (Avelingen) – Knp. Hooipolder

 

19410

20500

748

1846

0

0

303

0

0

0

0

B134

A27: Knp. Hooipolder – afrit 19 (Oosterhout)

 

15757

17633

285

2210

0

0

300

0

0

0

0

B42

A27: afrit 19 (Oosterhout) – afrit 16 (Breda Noord)

 

18664

18472

739

865

0

0

245

0

0

0

0

B109

A27: afrit 16 (Breda Noord) – afrit 15 (Breda)

 

18408

19802

480

1945

0

0

96

0

71

0

0

B110

A27: afrit 15 (Breda) – Knp. Annabosch

 

15714

17919

754

1039

0

0

99

0

0

0

0

B101

A27/A58: Knp. Annabosch – afrit 14 (Ulvenhout)

 

28085

36131

2498

6123

0

0

868

0

142

483

0

B4

A27/A58: afrit 14 (Ulvenhout) – Knp. Galder

 

24391

40943

2259

5115

0

291

774

0

129

1159

0

 

Rijksweg A28

 

D5

A28: Knp. Julianaplein – afrit 36 (Zuidlaren)

 

6870

13441

0

620

0

0

0

0

0

0

0

D26

A28: afrit 36 (Zuidlaren) – afrit 34 (Assen Noord)

 

5135

11777

0

288

0

0

0

0

0

0

0

D4

A28: afrit 34 (Assen Noord) – afrit 32 (Assen Zuid)

 

5054

13070

99

189

0

0

0

0

0

288

0

D3

A28: afrit 32 (Assen Zuid) – afrit 31 (Westerbork)

 

5596

22800

96

1726

0

0

0

0

0

0

0

D31

A28: afrit 31 (Westerbork) – afrit 27 (Fluitenberg)

 

6243

24153

0

1887

0

0

0

0

0

0

0

D29

A28: afrit 27 (Fluitenberg) – Knp. Hoogeveen

 

5978

24050

0

2087

0

0

0

0

0

0

0

D2

A28: Knp. Hoogeveen – Knp. Lankhorst

 

9797

30752

646

2268

0

0

0

0

0

381

0

O111

A28: Knp. Lankhorst – afrit 22 (Nieuwleusen)

 

19878

50346

961

3007

0

0

96

0

0

574

0

O12

A28: afrit 22 (Nieuwleusen) – afrit 21 (Ommen)

 

11535

27560

469

818

0

0

99

0

0

381

0

O112

A28: afrit 21 (Ommen) – afrit 20 (Zwolle Noord)

 

17283

49701

279

900

0

0

99

0

0

387

0

O11

A28: afrit 20 (Zwolle Noord) – afrit 18 (Zwolle-Zuid)

 

16550

43462

469

833

0

0

49

0

0

480

0

O114

A28: afrit 18 (Zwolle-Zuid) – Knp. Hattemerbroek

 

15817

37223

655

766

0

0

0

0

0

571

0

G62

A28: Knp. Hattemerbroek – afrit 13 (Lelystad)

 

9431

19244

250

367

0

0

0

0

0

0

0

G61

A28: afrit 13 (Lelystad) – afrit 12 (Ermelo)

 

12178

19977

253

969

0

0

387

0

0

17

0

G60

A28: afrit 12 (Ermelo) – afrit 9 (Nijkerk)

 

13743

19447

250

1101

0

0

192

0

0

0

0

G31

A28: afrit 9 (Nijkerk) – Knp. Hoevelaken

 

14013

18707

0

1045

0

99

0

0

13

0

0

U82

A28: Knp. Hoevelaken – afrit 6 (Leusden Zuid)

 

14414

17993

658

451

0

0

0

0

71

0

0

U2

A28: afrit 6 (Leusden Zuid) – afrit 5 (Maarn)

 

14045

18207

670

1036

0

0

0

0

75

0

0

U3

A28: afrit 5 (Maarn) – afrit 3 (Den Dolder)

 

15564

17723

466

876

0

0

387

0

0

0

0

U83

A28: afrit 3 (Den Dolder) – Knp. Rijnsweerd

 

13335

17041

332

480

0

0

192

0

0

0

0

 

Rijksweg A29

 

Z182

A29: Knp. Vaanplein – afrit 20 (Barendrecht)

 

22678

4840

2466

49

0

0

0

0

0

0

0

Z88

A29: afrit 20 (Barendrecht) – afrit 21 (Oud Beijerland) (incl. Heinenoordtunnel)

Tc D

22678

4840

2466

49

0

0

0

0

0

0

0

Z133

A29: afrit 21 (Oud Beijerland) – Knp. Hellegatsplein

 

16974

2738

2411

757

0

0

102

0

0

0

0

B19

A29/A59: Knp. Hellegatsplein – Knp. Sabina

 

17481

5345

1159

1307

0

0

195

0

73

0

0

B20

A29: Knp. Sabina – afrit 24 (Dinteloord)

 

2162

1325

0

183

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A30

 

G32

A30: A1 – afrit 4 (Barneveld Zuid)

 

6154

12005

82

143

0

0

0

0

0

0

0

G67

A30: afrit 4 (Barneveld Zuid) – afrit 2 (Ede)

 

6833

12533

82

143

0

0

0

0

0

0

0

G68

A30: afrit 2 (Ede) – afrit 1 (Industriegebied Ede)

 

9136

15518

82

125

0

0

96

0

0

0

0

G85

A30: afrit 1 (Industriegebied Ede) – Knp. Maanderbroek

 

8910

16195

82

125

0

0

96

0

0

0

0

 

Rijksweg A31/N31

 

Fr8

A31: Knp. Zurich – afrit 22 (Marssum)

 

8126

2178

0

143

0

0

0

0

0

0

0

Fr9

N31: afrit 22 (Marssum) – afrit N359 (Boksum)

 

7117

1754

0

64

0

0

0

0

0

0

0

Fr10

N31: afrit N359 (Boksum) – A32 (Leeuwarden)

 

5877

2226

0

143

0

0

0

0

0

0

0

Fr11

N31: A32 (Leeuwarden) – afrit N913 (Garijp)

 

7387

2464

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Fr37

N31: afrit N913 (Garijp) – afrit N356 (Nijega)

 

5255

1035

0

195

0

0

0

0

0

0

0

Fr32

N31: afrit N356 (Nijega) – afrit N369 (Drachten)

 

6797

4404

0

239

0

0

0

0

0

0

0

Fr36

N31: afrit N369 (Drachten) – Knp. Drachten (A7)

 

6870

5050

49

192

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A32

 

Fr15

A32: Leeuwarden – Knp. Heerenveen

 

3830

7181

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Fr31

A32: Knp. Heerenveen – afrit 8 (Wolvega)

 

11017

16958

96

0

0

0

0

0

0

0

0

O18

A32: afrit 8 (Wolvega) – afrit 7 (Steenwijk Noord)

 

8682

15105

99

0

0

0

192

0

0

0

0

O115

A32: afrit 7 (Steenwijk Noord) – afrit 5 (Steenwijk Zuid)

 

9576

13400

99

0

0

0

96

0

0

0

0

O116

A32: afrit 5 (Steenwijk Zuid) – afrit 4 (Havelte)

 

8806

14856

96

0

0

0

96

0

0

0

0

O19

A32: afrit 4 (Havelte) – Knp. Lankhorst

 

7313

17053

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N33

 

Gr5

N33: Eemshaven – afrit N997 (bij Holwierde)

Wt buiten bebouwde kom

1226

5757

61

0

0

0

0

0

0

0

0

Gr6

N33: afrit N997 (bij Holwierde) – afrit N360 (Appingedam)

Wt buiten bebouwde kom

1019

3736

61

0

0

0

0

0

0

0

0

Gr7

N33: afrit N360 (Appingedam) – afrit N362 (bij Opwierde)

Wt buiten bebouwde kom

1247

982

125

49

0

0

0

0

0

0

0

Gr8

N33: afrit N362 (bij Opwierde) – A7

Wt buiten bebouwde kom

5948

7841

0

1258

0

0

0

0

0

0

0

Gr9

N33: A7 – afrit N366 (Veendam)

 

7875

12787

256

3424

0

0

0

0

0

0

0

D15

N33: afrit N366 (Veendam) – N34 (Gieten)

 

4460

11902

82

3069

0

0

0

0

0

0

0

D14

N33: N34 (Gieten) – A28

 

4010

10728

82

1578

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N34

 

O95

N34: N48 (Ommen) – afrit N347 (Ommen)

Wt buiten bebouwde kom

2955

4455

0

0

0

0

49

0

0

9

0

O96

N34: afrit N347 (Ommen) – N36 (bij Rheezerveen)

Wt buiten bebouwde kom

3123

4254

0

0

0

0

0

0

0

9

0

 

Rijksweg A35/N35

 

O59

N35: (Zwolle) – afrit N348 (Raalte, Ommerweg)

Wt buiten bebouwde kom

2756

4833

0

0

0

0

0

0

0

0

0

O62

N35: N35 / Burg. H. Boersingel (Nijverdal) – afrit N350 (Wierden)

Wt buiten bebouwde kom

1699

4038

0

0

0

0

0

0

0

0

0

O13

N35: N35 / N350 (Wierden) – N35 / N36 (Wierden)

Wt buiten bebouwde kom

4598

6897

0

0

0

0

0

0

0

0

0

O1

N35: N35 / N36 (Wierden) – N35 / N349 (Almelo)

Wt buiten bebouwde kom

4598

6897

0

0

0

0

0

0

0

0

0

O28

A35: afrit N349 (Almelo) – Knp. Azelo

 

6015

8739

82

96

0

0

0

0

0

0

0

 

A1/A35: Knp. Azelo – Knp. Buren

Zie wegvak O4 op Rijksweg A1

                     

O22

A35: Knp. Buren – afrit 28 (Delden)

 

11772

11579

82

137

0

0

0

0

0

0

0

O128

A35: afrit 28 (Delden) – afrit 27 (Ind. Twentekanaal)

 

8343

7700

82

137

0

0

0

0

0

0

0

O23

A35: afrit 27 (Ind. Twentekanaal) – afrit 26 (Enschede West)

 

8041

7474

82

137

0

0

0

0

0

0

0

O24

A35/N35: afrit 26 (Enschede West) – Grens Duitsland

 

6870

4549

178

20

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N36

 

O21

N36: N48 – N34 (bij Rheezerveen)

 

2869

2832

0

96

0

0

0

0

0

0

0

O40

N36: N34 (bij Rheezerveen) – afrit N341 (Westerhaar-Vriezeveensewijk)

Wt buiten bebouwde kom

2869

2832

0

96

0

0

0

0

0

0

0

O39

N36: afrit N341 (Westerhaar-Vriezeveensewijk) – afrit N748 (Vriezenveen)

Wt buiten bebouwde kom

3358

3983

0

96

0

0

0

0

0

0

0

O38

N36: afrit N748 (Vriezenveen) – N750 (Almelo)

Wt buiten bebouwde kom

2378

2699

0

96

0

0

0

0

0

0

0

O32

N36 : N750 (Almelo) – N35 (Wierden)

 

2378

2699

0

96

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A37/N37

 

D7

A37: Knp. Hoogeveen – afrit 1 (Hoogeveen Oost)

 

7269

11858

0

361

0

0

0

0

0

195

0

D30

A37: afrit 1 (Hoogeveen Oost) – Knp. Holsloot

 

8797

13238

99

757

0

0

99

0

0

195

0

D8

N37: Knp. Holsloot – afrit N376 (bij Veenoord)

 

7087

7013

294

603

0

0

0

0

0

0

0

D28

N37: afrit N376 (bij Veenoord) – Duitse Grens

 

5861

5640

338

571

0

0

49

0

0

0

0

 

Rijksweg A44 / N44

 

N9

A44: Knp. Burgerveen – afrit 3 (Noordwijkerhout)

 

5400

3058

49

15

0

0

0

0

0

0

0

Z1

A44: afrit 3 (Noordwijkerhout) – afrit 8 (Leiden)

 

3586

3851

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Z2

A44: afrit 8 (Leiden) – Wassenaar

 

3335

8149

169

0

0

0

0

0

0

0

0

Z4

N44: Wassenaar – kruising N14

Wt buiten bebouwde kom

2717

4681

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N48

 

D6

N48: Knp. Hoogeveen – afrit N377 (Balkbrug)

Wt buiten bebouwde kom

1367

2399

0

143

0

0

0

0

0

0

0

O43/O118

N48: afrit N377 (Balkbrug) – N34 (Ommen)

Wt buiten bebouwde kom

1284

1549

0

96

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N50/A50

 

F26

N50: Knp. Emmeloord – afrit N352 (Ens)

 

2425

8523

0

44

0

0

0

0

0

0

0

O52

N50: afrit N352 (Ens) – afrit N307 (Kampen)

 

3662

11436

0

44

0

0

49

0

0

0

0

O123

N50: afrit N307 (Kampen) – afrit N764 (Kampen)

 

5587

12911

0

0

0

0

49

0

0

0

0

O124

N50: afrit N764 (Kampen) – Knp. Hattemerbroek

 

5446

15160

0

320

0

0

0

0

0

0

0

G3

A50: Knp. Hattemerbroek – Knp. Beekbergen

 

5688

20924

0

288

0

0

0

0

0

0

0

G4

A50: Knp. Beekbergen – Knp. Waterberg

 

12846

33536

1415

1336

0

0

96

0

0

96

0

 

A12/A50: Knp. Waterberg – Knp. Grijsoord

Zie Wegvak G10 op Rijksweg A12

                     

G5

A50: Knp. Grijsoord – Knp. Valburg

 

11196

19825

905

1479

0

0

96

0

0

192

0

G6

A50: Knp. Valburg – Knp. Ewijk

 

20620

43326

725

1575

0

96

96

0

13

192

0

G65

A50: Knp. Ewijk – Knp. Bankhoef

 

8189

23886

247

125

0

0

0

0

0

0

0

B79

A50: Knp. Bankhoef – Knp. Paalgraven

 

4893

19901

82

690

0

0

99

0

0

0

0

B80

A50: Knp. Paalgraven – afrit 14 (Zeeland)

 

4153

9588

96

239

0

0

0

0

0

96

0

B86

A50: afrit 14 (Zeeland) – afrit 13 (Volkel)

 

3796

11229

99

49

0

0

0

0

0

0

0

B139

A50: afrit 13 (Volkel) – afrit 12 (Veghel Noord)

 

3632

11955

181

49

0

0

0

0

0

0

0

B87

A50: afrit 12 (Veghel Noord) – afrit 11 (Veghel)

 

4162

8133

0

384

0

0

0

0

0

0

0

B81

A50: afrit 11 (Veghel) – afrit 10 (Eerde)

 

6437

7824

0

719

0

0

0

0

0

0

0

B132

A50: afrit 10 (Eerde) – A58 (Eindhoven)

 

2844

7451

0

600

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N57

 

Z89

N57: A15 – afrit N218 (bij Zwartewaal)

 

5912

14137

23

183

0

0

192

0

0

0

0

Z90

N57: afrit N218 (bij Zwartewaal) – afrit N495 (Nieuwehoorn)

Wt buiten bebouwde kom

7725

10839

0

96

0

0

143

0

0

0

0

Z91

N57: afrit N495 (Nieuwehoorn) – afrit N215 (Stellendam)

Wt buiten bebouwde kom

3941

9592

44

99

0

49

146

0

6

0

0

Ze11

N57: afrit N215 (Stellendam) – N59

Wt buiten bebouwde kom

2039

7777

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Ze47

N57: N59 – afrit N255 (bij Kamperland)

Wt buiten bebouwde kom

1208

2339

0

0

0

0

96

0

0

0

0

Ze48

N57: afrit N255 (bij Kamperland) – afrit N287 (Serooskerke)

Wt buiten bebouwde kom

1360

1964

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Ze12

N57: afrit N287 (Serooskerke) – Middelburg

Wt buiten bebouwde kom

1360

2793

0

0

0

0

49

0

0

0

0

 

Rijksweg A58

 

Ze4

A58: N288 – afrit 39 (Middelburg)

 

2039

2341

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Ze8

A58: afrit 39 (Middelburg) – afrit 38 (Arnestein)

 

2831

4304

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Ze49

A58: afrit 38 (Arnestein) – afrit 36 (Heinkenszand)

 

5709

2627

0

114

0

0

0

0

0

0

0

Ze50

A58: afrit 36 (Heinkenszand) – Knp. De Poel

 

15817

13374

550

990

0

0

192

0

0

0

0

Ze9

A58: Knp. De Poel – afrit 35 ('s Gravenpolder)

 

14423

13058

859

862

0

99

0

0

13

769

0

Ze51

A58: afrit 35 ('s Gravenpolder) – afrit 33 (Yerseke) (incl. Vlaketunnel)

Tc C

13312

11178

608

731

0

0

49

0

0

0

0

Ze43

Omleidingsroute Vlaketunnel (A58): Oude Rijksweg

Omleidingsroute tunnel (Wt buiten bebouwde kom)

906

150

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Ze52

A58: afrit 33 (Yerseke) – afrit 32 (Kruiningen)

 

14386

12333

862

358

0

0

291

0

0

1060

0

Ze10

A58: afrit 32 (Kruiningen) – Knp. Markiezaat

 

17970

17276

603

719

0

0

1118

0

0

411

0

 

A4/A58: Knp. Markiezaat – Knp. Zoomland

Zie wegvakken B1 en B127 op Rijksweg A4

                     

B2

A58: Knp. Zoomland – Knp. De Stok

 

38191

45412

7669

5765

291

1444

4044

0

570

0

0

B3

A58: Knp. De Stok – afrit 24 (Roosendaal)

 

3791

8438

82

574

0

0

0

0

0

0

0

B114

A58: afrit 24 (Roosendaal) – afrit 19 (Industriegebied Vosdonk)

 

8168

11247

0

352

0

96

0

0

13

192

0

B136

A58: afrit 19 (Industriegebied Vosdonk) – afrit 18 (Etten-Leur)

 

10164

15059

82

256

0

96

96

0

13

192

0

B129

A58: afrit 18 (Etten-Leur) – Knp. Princeville

 

10694

15437

82

253

0

96

96

0

13

192

0

 

A16/A58 Knp. Princeville – A27/A58 Knp. Annabosch

Zie Wegvakken B40 en B116 op Rijksweg A16 en Wegvakken B4 en B101 op Rijksweg A27

                     

B5

A58: Knp. Annabosch – afrit 12 (Gilze)

 

25230

36094

1211

4571

0

0

387

0

0

585

0

B113

A58: afrit 12 (Gilze) – afrit 11 (Goirle)

 

26426

38154

1450

5843

0

99

804

0

303

512

0

B111

A58: afrit 11 (Goirle) – afrit 10 (Hilvarenbeek)

 

24983

35476

2684

5110

0

0

582

0

0

486

99

B120

A58: afrit 10 (Hilvarenbeek) – Knp. De Baars

 

23695

28431

1482

4641

0

0

684

0

0

99

0

B6

A58: Knp. De Baars – afrit 8 (Oirschot)

 

16803

34358

767

2662

0

396

266

0

159

543

0

B141

A58: afrit 8 (Oirschot) – Knp. Batadorp

 

19228

31443

1895

3866

0

99

486

0

86

871

0

 

A2/58: Knp. Batadorp – Knp. Ekkersweijer

Zie Wegvak B7 op Rijksweg A2

                     

B8

A58: Knp. Ekkersweijer – A50 (Eindhoven)

 

4317

12114

0

958

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N59/A59

 

Ze38

N59: N57 (Serooskerke) – afrit N256 (Zierikzee)

Wt buiten bebouwde kom

3879

3522

0

288

0

0

381

0

0

0

0

Ze39

N59: afrit N256 (Zierikzee) – Bruinisse

Wt buiten bebouwde kom

2060

613

0

96

0

0

0

0

0

0

105

Ze40

N59: Bruinisse – afrit N257 (incl. Grevelingendam)

Wt buiten bebouwde kom

1977

1256

0

143

0

0

0

0

0

0

0

Z94

N59: afrit N257 – afrit N215 (Oude-Tonge)

Wt buiten bebouwde kom

3164

2107

96

99

0

0

0

0

0

0

0

Z93

N59: afrit N215 (Oude-Tonge) – Knp. Hellegatsplein

Wt buiten bebouwde kom

3720

2021

143

64

0

0

143

0

0

0

0

 

A29/A59: Knp. Hellegatsplein – Knp. Sabina

Zie wegvak B19 op Rijksweg A29

                     

B14

A59: Knp. Sabina – afrit 24 (Fijnaart)

 

14268

7500

1566

1045

0

0

387

0

73

0

0

B98

A59: afrit 24 (Fijnaart) – Knp. Noordhoek

 

14326

7663

2006

1298

0

99

0

0

13

0

0

B15

A59: Knp. Zonzeel – afrit 31 (Terheijden)

 

14974

23612

373

2131

0

0

0

0

0

0

0

B102

A59: afrit 31 (Terheijden) – Knp. Hooipolder

 

15716

24529

862

1261

0

0

297

0

0

0

0

B16

A59: Knp. Hooipolder – afrit 37 (Waalwijk)

 

5972

14333

99

739

0

0

111

0

0

0

0

B17

A59: afrit 37 (Waalwijk) – afrit 42 (Heusden)

 

7926

14029

448

568

0

0

390

0

0

0

0

B18

A59: afrit 42 (Heusden) – Knp. Empel

 

6672

16034

0

0

0

0

96

0

0

0

0

 

A2/A59: Knp. Empel – Knp. Hintham

Zie Wegvak B60 op Rijksweg A2

                     

B78

A59: Knp. Hintham – Knp. Paalgraven

 

4227

8463

515

419

0

0

99

0

0

0

0

 

Rijksweg N61

 

Ze18

N61: N58 / N61 (Schoondijke) – N61 / N62 (Terneuzen)

Wt buiten bebouwde kom

2107

1568

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Ze60

N61: N61 / N62 (Terneuzen) – N61 / N252 (Terneuzen)

Wt buiten bebouwde kom

3369

2210

99

49

288

0

0

0

73

0

0

Ze61

N61: N252 (Terneuzen) – N62 (Terneuzen)

Wt buiten bebouwde kom

3369

2210

99

49

288

0

0

0

73

0

0

Ze22

N61 & N290: N61 / N62 (Terneuzen) – Terhole (N290 / N689)

Wt buiten bebouwde kom

2262

1184

0

147

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N62

 

Ze45

N62: A58 (Heinkenszand) – N254 (Nieuwdorp)

Wt buiten bebouwde kom

8547

10059

96

0

0

0

0

0

0

0

0

Ze6

N62: N254 (Nieuwdorp) – N666 ('s-Heerenhoek)

 

7520

7935

96

1147

0

0

0

0

0

0

0

Ze58

N62: N666 ('s-Heerenhoek) – N681 (Terneuzen) (incl. Westerscheldetunnel)

Tc C

7520

7935

96

1147

0

0

0

0

0

0

0

Ze59

N62: N681 (Terneuzen) – N61 (Terneuzen)

Wt buiten bebouwde kom

2865

1609

0

288

0

0

0

0

847

0

0

Ze28

N62: N61 (Terneuzen) – N683 (Westdorpe)

Wt buiten bebouwde kom

2865

1609

0

288

0

0

0

0

847

0

0

Ze30

N62: N683 (Westdorpe) – Grens België

Wt buiten bebouwde kom

2866

1609

0

288

0

0

0

0

847

0

0

 

Rijksweg A65

 

B58

A65: Knp. Vught – afrit 3 (Tilburg Noord)

 

4877

5623

0

99

0

0

0

0

0

0

0

B138

A65: afrit 3 (Tilburg Noord) – Knp. De Baars

 

7493

8970

44

338

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A67

 

B71

A67: Grens België – afrit 32 (Eersel)

 

25937

18829

3796

7517

0

0

99

0

13

387

0

B103

A67: afrit 32 (Eersel) – Knp. De Hogt

 

24709

23759

2111

10213

0

0

192

0

28

99

0

 

A2/A67: Knp. De Hogt – Knp. Leenderheide

Zie Wegvakken B72 en B104 op Rijksweg A2

                     

B73

A67: Knp. Leenderheide – afrit 35 (Someren)

 

27237

26239

2821

6583

0

0

603

0

15

201

102

B112

A67: afrit 35 (Someren) – afrit 38 (Helden)

 

36006

39088

4603

10956

0

390

1758

58

58

681

0

L5

A67: afrit 38 (Helden) – afrit 39 (Sevenum)

 

27219

19426

3564

6126

192

192

769

0

43

99

0

L89

A67: afrit 39 (Sevenum) – Knp. Zaarderheiken

 

28228

22731

2871

5695

96

189

381

0

28

0

0

L6

A67: Knp. Zaarderheiken – afrit 40 (Velden)

 

36219

28318

1968

4964

0

99

681

17

13

195

0

L90

A67: afrit 40 (Velden) – afrit 41 (Venlo)

 

36006

29019

2641

6088

195

99

291

17

0

195

0

L91

A67: afrit 41 (Venlo) – Grens Duitsland

 

26313

26490

3517

9282

99

0

387

0

0

483

0

 

Rijksweg A73

 

G28

A73: Knp. Ewijk – Knp. Neerbosch

 

14361

24388

1336

1537

0

291

0

0

43

0

0

G27

A73: Knp. Neerbosch – afrit 1A (Wijchen)

 

15506

23280

1869

1930

0

288

96

0

43

99

0

G26

A73: afrit 1A (Wijchen) – afrit 3 (Malden)

 

18143

24598

2242

2140

0

192

99

0

28

99

0

B84

A73: afrit 3 (Malden) – afrit 5 (Haps)

 

13224

15326

1150

2908

0

600

105

0

88

0

0

B118

A73: afrit 5 (Haps) – Knp. Rijkevoort

 

15557

21812

1919

2440

0

393

393

0

58

198

99

B85

A73: Knp. Rijkevoort – afrit 6 (Boxmeer)

 

13798

13685

294

1092

0

99

0

0

13

0

0

B122

A73: afrit 6 (Boxmeer) – afrit 7 (Vierlingsbeek)

 

11607

11146

454

935

0

192

0

0

28

0

0

L1

A73: afrit 7 (Vierlingsbeek) – afrit 9 (Venray)

 

11701

8878

195

830

0

0

192

0

0

96

0

L2

A73: afrit 9 (Venray) – afrit 11 (Horst)

 

11067

7859

192

737

0

0

0

0

0

96

0

L87

A73: afrit 11 (Horst) – afrit 12 (Grubbenvorst)

 

11934

11316

425

937

0

195

99

0

30

99

99

L88

A73: afrit 12 (Grubbenvorst) – Knp. Zaarderheiken

 

14886

11282

376

1101

0

195

192

0

30

99

99

L104

A73: Knp. Zaarderheiken – afrit 13 (Venlo West)

 

9304

10954

247

818

0

0

189

0

0

0

0

L117

A73: afrit 13 (Venlo West) – afrit 14 (Maasbree)

 

9304

10954

247

818

0

0

189

0

0

0

0

L13

A73: afrit 14 (Maasbree) – afrit 16 (Venlo-Zuid)

 

9304

10954

247

818

0

0

189

0

0

0

0

L14

A73: afrit 16 (Venlo-Zuid) – afrit 18 (Beesel)

 

9304

10954

247

818

0

0

189

0

0

0

0

L37

A73: afrit 18 (Beesel) – afrit 19 (Roermond) (incl. Swalmentunnel)

Tc A

9304

10954

247

818

0

0

189

0

0

0

0

L111

A73: afrit 19 (Roermond) – afrit 20 (Roermond-Oost)

 

9304

10954

247

818

0

0

189

0

0

0

0

L112

A73: afrit 20 (Roermond-Oost) – afrit 21 (Linne) (incl. Roertunnel)

Tc A

9304

10954

247

818

0

0

189

0

0

0

0

L113

A73: afrit 21 (Linne) – afrit 22 (Maasbree)

 

9304

10954

247

818

0

0

189

0

0

0

0

L115

A73: afrit 22 (Maasbree) – Knp. Het Vonderen

 

9304

10954

247

818

0

0

189

0

0

0

0

 

Rijksweg A76

 

L62

A76: Grens België – Knp. Kerensheide

 

11533

19991

859

1377

0

96

2390

0

13

0

0

L63

A76: Knp. Kerensheide – afrit 2 (Geleen)

 

17251

28364

428

1869

0

96

0

0

13

0

0

L93

A76: afrit 2 (Geleen) – afrit 5 (Nuth)

 

13609

20646

623

722

0

0

0

0

0

0

99

L94

A76: afrit 5 (Nuth) – Knp. Ten Esschen

 

13432

18624

440

1339

0

0

96

0

0

0

0

L64

A76: Knp. Ten Esschen – Knp. Kunderberg

 

12346

14418

868

1307

99

99

0

0

13

0

0

L65

A76: Knp. Kunderberg – Knp. Bocholz

 

11351

14695

929

1502

99

0

0

0

0

0

0

L66

A76: Knp. Bocholz – grens Duitsland

 

11014

15011

1205

1625

99

99

0

0

13

0

0

 

Rijksweg A77

 

B97

A77: Knp. Rijkevoort – afrit 2 (Gennep)

 

7117

5990

1237

780

0

0

49

0

0

0

0

L8

A77: afrit 2 (Gennep) – Grens Duitsland

 

4077

3874

1121

871

0

0

49

0

0

0

0

 

Rijksweg A79

 

L109

A79: Knp. Kruisdonk – afrit 1 (Bunde)

 

1332

2072

0

0

0

0

96

0

0

0

0

L61

A79: afrit 1 (Bunde) – afrit 4 (Hulsberg)

 

4351

3063

0

23

0

0

0

0

0

0

0

L102

A79: afrit 4 (Hulsberg) – Knp. Kunderberg

 

3077

1415

0

49

0

0

0

0

0

0

0

L67

A79: Knp. Kunderberg – Keulseweg Heerlen

 

1869

1076

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg N99

 

N30

N99: N250 (De Kooy) – afrit N249 (van Ewijcksluis)

Wt buiten bebouwde kom

2888

2093

0

0

0

0

0

0

0

0

0

N79

N99: N249 (van Ewijcksluis) – A7

Wt buiten bebouwde kom

2189

2189

44

23

0

0

0

0

0

0

0

 

Rijksweg A200/N200

 

N96

N200: Haarlem – Knp. Rottepolderplein

 

2415

2644

0

0

0

0

0

0

0

0

0

N61

A200/N200: Knp. Rottepolderplein – A10

 

6716

20788

0

0

0

0

0

0

0

0

0

TOELICHTING

Algemeen deel Toelichting

Aanleiding

Externe veiligheid is één van de milieuaspecten die bij besluitvorming over de aanleg of aanpassing van infrastructuur (wegen, spoorwegen en vaarwegen) moet worden betrokken. Daartoe worden de gevolgen van het infrastructuurbesluit voor de externe veiligheid onderzocht. Onder externe veiligheid wordt verstaan het risico dat mensen die wonen, werken en recreëren in de directe omgeving van een risicobron (in dit geval het vervoer van gevaarlijke stoffen over de infrastructuur) lopen om het slachtoffer te worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarbij zijn twee typen risico van belang:

  • 1. het plaatsgebonden risico (PR): de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon die zich op een bepaalde afstand van het midden van de infrastructuur bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval op de infrastructuur waarbij een vervoermiddel met gevaarlijke stoffen is betrokken; deze kans is afhankelijk van de omvang en samenstelling van de transportstroom (de stoffen) en van de veiligheid van de infrastructuur (de ongevalskans); daarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico;

  • 2. het groepsrisico (GR): de kans per jaar dat een groep mensen die daadwerkelijk verblijven in de omgeving van de infrastructuur, overlijdt als gevolg van een ongeval op de infrastructuur waarbij een vervoermiddel met gevaarlijke stoffen is betrokken; deze kans is niet alleen afhankelijk van de omvang en samenstelling van de transportstroom (de stoffen) en van de veiligheid van de infrastructuur (de ongevalskans), maar ook van de omvang en de spreiding van de bevolking in de nabijheid van de infrastructuur.

De wijze waarop dit milieuaspect wordt onderzocht en meegewogen bij de aanleg of aanpassing van infrastructuur, werd tot nu toe beschreven in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (hierna: de circulaire Rnvgs). Daarin was bepaald dat een beoordeling van de bovengenoemde risico’s dient plaats te vinden bij vervoers- en omgevingsbesluiten. Die beoordeling hield in dat de bovengenoemde risico’s worden berekend en zo nodig maatregelen dienen te worden getroffen om de risico’s te verlagen, hetzij door maatregelen aan de bron (d.w.z. aan het vervoer of de infrastructuur), hetzij in de omgeving (d.w.z. aan de bebouwing nabij de infrastructuur).

Onder vervoersbesluiten werd verstaan besluiten van het Rijk, provincies, gemeenten of waterschappen op basis van diverse wettelijke regelingen waarbij tot aanleg of aanpassing van infrastructuur wordt besloten alsmede besluiten tot vaststelling van een routeringsregeling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op basis van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (hierna: Wvgs). Onder omgevingsbesluiten werd verstaan besluiten van voornamelijk gemeenten, zoals bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen, die zien op de inrichting van de omgeving in de nabijheid van de infrastructuur.

De circulaire Rnvgs is met de inwerkingtreding van de regelgeving voor het Basisnet vervallen.1 Om te verzekeren dat externe veiligheid onderzocht en meegewogen blijft worden bij omgevingsbesluiten, is in het Besluit externe veiligheid transportroutes (hierna: Bevt) bepaald hoe gemeenten voortaan de effecten van omgevingsbesluiten op de externe veiligheid dienen te beoordelen. Met de onderhavige beleidsregels voor de beoordeling van externe veiligheid bij de vaststelling van tracébesluiten voor de aanleg of wijziging van landelijke infrastructuur en van verkeersbesluiten (Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten, hierna: de beleidsregels), wordt er voor gezorgd dat het aspect externe veiligheid ook bij vervoersbesluiten onderzocht en meegewogen blijft worden.

De minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: minister van IenM) is slechts voor een beperkt deel van de vervoersbesluiten het tot besluitvorming bevoegde gezag. Een groot deel van de besluiten waarbij tot aanleg of aanpassing van infrastructuur wordt besloten, wordt door gemeenten of provincies genomen. Het gaat dan om besluiten tot vaststelling van provinciale inpassingsplannen of gemeentelijke bestemmingsplannen die (mede) tot doel hebben de aanleg of wijziging van infrastructuur mogelijk te maken. Bij dergelijke gemeentelijke of provinciale besluiten tot aanleg of wijziging van infrastructuur kan het zowel gaan om gemeentelijke of provinciale wegen als om infrastructuur in beheer van het Rijk waarbij de besluitvorming over aanleg of wijziging met instemming van de minister van IenM wordt meegenomen in besluiten waarvoor gemeente of provincie het bevoegd gezag zijn. Verder zijn gemeenten het bevoegd gezag voor de vaststelling van gemeentelijke routeringsregelingen voor gevaarlijke stoffen.

Omdat beleidsregels een vorm van regelgeving zijn waarbij het bevoegd gezag aangeeft hoe het met bij hem berustende bevoegdheden zal omgaan, kunnen beleidsregels alleen het bevoegde gezag dat de regels uitvaardigt, binden. Dat betekent dat deze beleidsregels alleen bindend zijn voor de minister van IenM en alleen betrekking hebben op vervoersbesluiten waarvoor de minister bevoegd gezag is. Concreet gaat het dan om besluiten als bedoeld in artikel 9 van de Tracéwet (tracébesluiten) en rijksinpassingsplannen als bedoeld in artikel 3.28 juncto artikel 4, tweede lid, van de Tracéwet. Verder gaat het om verkeersbesluiten op grond van artikel 37 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Bawb) waarbij het vervoer van (bepaalde) gevaarlijke stoffen over bepaalde rijkswegen tijdelijk geheel of gedeeltelijk wordt verboden in verband met aanpassing van of onderhoud aan deze infrastructuur als gevolg waarvan tijdelijk gebruik moet worden gemaakt van omleidingsroutes.

Aan andere bevoegde gezagen, zoals gemeenten en provincies, wordt verzocht deze beleidsregels in voorkomende gevallen op dezelfde wijze toe te passen. Verder zal de minister in gevallen waarin voor besluitvorming door andere bevoegde gezagen overleg met of instemming van de minister nodig is, de beleidsregels als beoordelingskader toepassen.

Doel en werking van het Basisnet

Onder het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen wordt verstaan: het netwerk van wegen, hoofdspoorwegen en binnenwateren die van belang worden geacht voor het (doorgaande) vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt het tot stand brengen en in stand houden van een duurzaam evenwicht tussen drie belangen: het vervoer van gevaarlijke stoffen over, het gebruik van de ruimte langs en de veiligheid in de nabijheid van de wegen, hoofdspoorwegen en binnenwateren die tezamen het Basisnet vormen. Het Basisnet bestaat uit drie componenten: veiligheid, vervoer en bebouwing.

De eerste component betreft het bieden van een basisbeschermingsniveau aan mensen die wonen, werken en recreëren langs wegen, spoorwegen en vaarwegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dit basisbeschermingsniveau houdt in dat de kans dat omwonenden overlijden als gevolg van een ongeluk waarbij een vervoermiddel met gevaarlijke stoffen is betrokken, niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar. Of in andere woorden: het plaatsgebonden risico mag niet groter zijn 10-6.2

De tweede component betreft het aanwijzen van wegen, hoofdspoorwegen en binnenwateren die van belang wordt geacht voor het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen en het stellen van grenzen aan de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over die infrastructuur in de vorm van risicoplafonds. De aangewezen wegen, hoofdspoorwegen en binnenwateren vormen samen het Basisnet. Om er voor te zorgen dat het vervoer binnen die vastgestelde risicoplafonds blijft, bevat de regelgeving voor het Basisnet een systematiek voor monitoring en het treffen van maatregelen.

De derde component betreft het op afstand houden van de bebouwing van de infrastructuur en het laag houden van bevolkingsconcentraties in de nabijheid van de infrastructuur.3 Met het op afstand houden wordt bereikt dat er geen kwetsbare objecten (zoals bijvoorbeeld woningen, scholen, bejaardenhuizen, grote kantoren) en liever ook geen beperkt kwetsbare objecten (zoals bijvoorbeeld kleine kantoren en bedrijven) worden gebouwd in de zone langs de infrastructuur waar de kans op overlijden groter kan zijn dan één op de miljoen per jaar. Of in andere woorden: waar het plaatsgebonden risico bij volledige benutting van de ruimte die de risicoplafonds aan het vervoer bieden, groter kan zijn dan 10-6. Hoe groot die afstand is, hangt voor elke weg, spoorlijn en vaarweg af van het voor die weg, spoorlijn en vaarweg vastgestelde risicoplafond.

Het instrument voor het laag houden van bevolkingsconcentraties is de ‘verantwoordingsplicht groepsrisico’. Bij besluitvorming over het toelaten van bebouwing in de nabijheid van de infrastructuur legt het Bevt het bevoegd gezag (doorgaans de gemeente) de verplichting op het groepsrisico (dat wil zeggen de kans dat een groep mensen tegelijkertijd slachtoffer wordt van een ongeluk waarbij vervoermiddelen met gevaarlijke stoffen zijn betrokken) te berekenen uitgaande van het vervoer dat binnen de risicoplafonds mogelijk is. Indien het groepsrisico toeneemt als gevolg van die bouwplannen, dient de gemeente te onderzoeken of door aanpassing van het plan of met andere maatregelen het groepsrisico verlaagd kan worden. Ook dienen maatregelen om de zelfredzaamheid van de bewoners te bevorderen en de mogelijkheden voor hulpverleningsdiensten om op te treden, te worden onderzocht. Uiteindelijk is het de gemeenteraad die bepaalt welke hoogte van het groepsrisico wordt aanvaard en welke maatregelen dienen te worden getroffen.

Het voorkómen van overschrijdingen van de risicoplafonds door het vervoer is een taak van de minister van IenM. Dat gebeurt met het in de Wvgs specifiek ten behoeve van het Basisnet opgenomen instrumentarium: aanwijzing van de infrastructuur die tot het Basisnet behoort, vaststellen van risicoplafonds voor de basisnetroutes, monitoring van de omvang en risico’s van het vervoer, onderzoek naar mogelijke maatregelen om overschrijdingen te voorkomen of ongedaan te maken, initiëren van maatregelen (bijv. het verbieden van het vervoer van bepaalde stoffen over een bepaalde route), beheer van de rekenmodellen, verslaglegging aan de Tweede Kamer en zo nodig aanpassing van de risicoplafonds.

Het voorkómen van bebouwing en bevolkingsconcentraties te dicht bij de infrastructuur waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, is een taak van de gemeenten. Dit wordt geregeld in het Bevt. Dit besluit verbiedt het bouwen van nieuwe kwetsbare objecten in zones langs de infrastructuur waar het risico van het vervoer groter kan zijn dan wat maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht (d.w.z. groter dan PR 10-6), stelt extra eisen aan bouwwerken binnen 30 meter vanaf de infrastructuur (om mensen in deze gebouwen beter te beschermen tegen de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen) en verplicht gemeenten tot het maken van een groepsrisicoverantwoording indien wordt gebouwd in een strook van 200 meter langs de infrastructuur.

Basisnet en aanleg of aanpassing van of onderhoud aan infrastructuur

Het binnen de risicoplafonds houden van de risico’s van het vervoer, het op voldoende afstand houden van (kwetsbare) objecten van de infrastructuur en de zorgvuldige bestuurlijke afweging door gemeenten welk groepsrisico aanvaardbaar is, is noodzakelijk maar nog niet voldoende om omwonenden een basisbeschermingsniveau te bieden. Daartoe is eveneens noodzakelijk dat wordt voorkomen dat het basisbeschermingsniveau wordt aangetast als gevolg van aanleg van nieuwe infrastructuur of aanpassing van of onderhoud aan bestaande infrastructuur. Aanleg van nieuwe infrastructuur kan er toe leiden dat risico’s ontstaan op plaatsen waar deze voorheen niet bestonden. Aanpassing van bestaande infrastructuur kan er toe leiden dat risico’s veranderen. Onderhoud aan bestaande infrastructuur kan er toe leiden dat deze infrastructuur tijdelijk niet beschikbaar is, waardoor voor het vervoer van gevaarlijke stoffen omleidingsroutes moeten worden gebruikt. Langs deze omleidingsroutes kunnen risico’s ontstaan of veranderen. Door toepassing van de onderhavige beleidsregels kan er voor worden gezorgd dat ook bij aanleg of aanpassing van en bij onderhoud aan infrastructuur aan omwonenden een basisbeschermingsniveau wordt geboden.

In deze beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen infrastructuur die in het Basisnet is opgenomen en infrastructuur die (nog) niet in Basisnet is opgenomen. Doorgaans valt dit samen met het onderscheid tussen (aanpassing van en onderhoud aan) bestaande en (aanleg van) nieuwe infrastructuur.

Aanpassing van (bestaande) infrastructuur die in Basisnet is opgenomen

Bij aanpassing van (bestaande) infrastructuur die in Basisnet is opgenomen, kunnen drie verschillende effecten worden onderscheiden:

  • 1. het effect van het Basisnet op het infraproject;

  • 2. het effect van het infraproject op het plaatsgebonden risico en daarmee op het Basisnet;

  • 3. het effect van het infraproject op het groepsrisico en daarmee op de omgeving.

In de beleids- en besluitvormingsfase dienen deze drie effecten in beeld te worden gebracht, zodat ze worden meegewogen in de besluitvorming. Ze worden hieronder toegelicht.

Ad 1) Effecten van het Basisnet op het infraproject.

Indien bestaande infrastructuur is opgenomen in het Basisnet betekent dit dat er voor die weg, spoorweg of vaarweg risicoplafonds zijn vastgesteld. Die risicoplafonds zijn bij wegen en spoorwegen uitgedrukt in een afstand vanaf het midden van de infrastructuur waar het plaatsgebonden risico maximaal een bepaalde waarde mag hebben. Bij vaarwegen zijn de risicoplafonds gelegen op de oeverlijnen ter weerszijden van de vaarweg.4

Uitgangspunt is dat de risicoplafonds die voor de betreffende infrastructuur zijn vastgesteld, de uitdrukking zijn van een robuust evenwicht tussen de belangen van vervoer, bebouwde omgeving en veiligheid. Aanpassing van die risicoplafonds zal dan ook in principe niet aan de orde zijn. De hoogte van de risicoplafonds (uitgedrukt als een afstand van het midden van de weg of de spoorweg resp. vanaf de oeverlijn) is voor het infraproject een gegeven.

Hoewel de hoogte van het risicoplafond c.q. de afstand vanaf het midden van de weg of de spoorweg resp. vanaf de oeverlijn niet wijzigt als gevolg van de aanpassing van de infrastructuur, kan de fysieke ligging van het risicoplafond wel wijzigen. Dit is het geval indien het infraproject leidt tot een verschuiving van het midden van de weg of spoorlijn of van de oeverlijn. Deze verschuiving kan er toe leiden dat er bestaande of geprojecteerde5 (beperkt) kwetsbare objecten komen te liggen binnen de afstand waar het plaatsgebonden risico bij volledige benutting van de voor het vervoer binnen het risicoplafond beschikbare ruimte, groter zal zijn dan 10-6. Op grond van de onderhavige beleidsregels rust op de minister een inspanningsverplichting om het infraproject zo uit te voeren, dat zich deze situatie niet zal voordoen. Indien de afweging van alle bij het infraproject betrokken belangen er echter toe leidt dat het infraproject niet kan worden uitgevoerd zonder dat er kwetsbare objecten komen te liggen binnen de afstand waar het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6, dan komen die objecten voor sanering in aanmerking. In het kader van het Basisnet is een aanpak ontwikkelt voor de sanering van objecten die bij de initiële vaststelling van het Basisnet in een risicozone liggen.6 Voor objecten die op een later tijdstip als gevolg van infraprojecten in een dergelijke zone terecht komen, zal dezelfde aanpak worden gevolgd. De kosten van deze sanering worden beschouwd als kosten veroorzaakt door het infraproject.

In het proces van beleids- en besluitvorming voor het infraproject zullen de effecten en de kosten van de verschuiving van het midden van de weg of spoorweg of van de oeverlijnen van de verschillende alternatieven en varianten voor het infraproject in beeld moeten worden gebracht en ten opzichte van elkaar en van andere belangen die samenhangen met het infraproject moeten worden afgewogen.

Ad 2) Effecten van het infraproject op het plaatsgebonden risico en daarmee op het Basisnet.

Doorgaans zal aanpassing van bestaande infrastructuur niet leiden tot meer vervoer van gevaarlijke stoffen en daardoor ook niet tot een hoger (plaatsgebonden) risico. De omvang van dergelijk vervoer wordt bepaald door de vraag naar deze stoffen als grondstof voor chemische fabricageprocessen of als eindproduct alsmede door de locaties van herkomst en bestemming. Vraag naar en herkomst en bestemming van gevaarlijke stoffen worden vooral bepaald door de markt en niet of nauwelijks beïnvloed door aanpassing van de infrastructuur. Dat betekent dat het infraproject als zodanig geen effect heeft op de opvulling van de voor het vervoer in het Basisnet beschikbare risicoruimte. Bij aanpassingsprojecten kunnen de omvang en het maximaal toegestane plaatsgebonden risico van het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals die in het Basisnet zijn voorzien, dan ook als een gegeven worden beschouwd. In het ontwerp-tracébesluit kan voor de beheersing van de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de aan te passen infrastructuur, worden verwezen naar het Basisnet. In het kader van het Basisnet wordt er voor gezorgd dat de risicoplafonds niet worden overschreden en dat de omgeving geen hoger risico loopt dan in het Basisnet is vastgelegd.

Op de stelling dat aanpassing van bestaande infrastructuur geen effecten heeft op de voor het vervoer binnen de plafonds beschikbare risicoruimte, zijn twee uitzonderingen. In de eerste plaats zou in specifieke gevallen het vervoer als gevolg van de infra-aanpassing toch kunnen toenemen. Verbreding van een weg zou er bijvoorbeeld toe kunnen leiden dat deze weg aantrekkelijker wordt dan een andere route met meer kans op files. Aanpassing van een spoorlijn kan capaciteitsknelpunten weg nemen. Het gevolg is dat na de aanpassing mogelijk meer gevaarlijke stoffen over die weg of spoorlijn zullen worden vervoerd dan voorheen. In die gevallen kan de infra-aanpassing er toe leiden dat de voor het vervoer beschikbare risicoruimte eerder wordt opgevuld.

In de tweede plaats kan de infra-aanpassing er toe leiden dat de kans op een ongeval toeneemt. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn indien op een spoorlijn een nieuwe wissel wordt geplaatst of indien op een spoorlijn waar voorheen met een lagere snelheid dan 40 km per uur werd gereden, door de infra-aanpassing met een hogere snelheid zal worden gereden. De infra-aanpassing zal er dan toe leiden dat er binnen de voor het vervoer beschikbare risicoruimte minder kan worden vervoerd.

Uitgangspunt is dat de risicoplafonds die voor de betreffende infrastructuur zijn vastgesteld de uitdrukking zijn van een robuust evenwicht tussen de belangen van vervoer, bebouwde omgeving en veiligheid. Aanpassing van die risicoplafonds zal dan ook in principe niet aan de orde zijn. Bij gelijkblijvende risicoplafonds betekent dit dat indien een infraproject een voorzienbaar effect heeft op de opvulling van de voor het vervoer in het Basisnet beschikbare risicoruimte, de minister hetzij zal kiezen voor een ander infra-alternatief, hetzij in een later stadium als de infra-aanpassing is gerealiseerd, in het kader van het Basisnet maatregelen moet nemen indien de risicoplafonds (dreigen te) worden overschreden. Die maatregelen kunnen inhouden vermindering van de omvang van het vervoer over de betreffende route (bijv. door het nemen van een routeringsbesluit), veiligheidsmaatregelen aan het vervoer en/of veiligheidsmaatregelen aan de infrastructuur.

Indien een ander infra-alternatief niet wenselijk is en op voorhand duidelijk is dat maatregelen aan de vervoerszijde onvoldoende zullen zijn om overschrijding van risicoplafonds te voorkomen, de kosten en effecten van dergelijke maatregelen hoog zijn en/of het met de infrastructuuraanpassing beoogde doel in het gedrang komt, kan de minister overwegen de risicoplafonds nadat het infra-project is uitgevoerd, te verhogen conform de procedures zoals opgenomen in de Wvgs. De kosten en effecten van maatregelen aan de vervoerszijde bij gelijkblijvende risicoplafonds worden dan afgewogen tegen de kosten en effecten van verhoging van de risicoplafonds.

Deze wet kent aan de minister van IenM de bevoegdheid toe de zogenaamde groepsrisico-plafonds (hierna: GR-plafonds) te wijzigen. Deze GR-plafonds begrenzen het aandeel van het vervoer in het groepsrisico. In technische zin gebeurt dit door voor alle daarvoor in aanmerking komende infrastructuur7 te bepalen op welke afstanden vanaf het midden van de infrastructuur het plaatsgebonden risico niet groter mag zijn dan de waarden 10-7 en 10-8. In de Memorie van Toelichting bij de Wet basisnet is als gedragslijn vastgelegd dat de minister van IenM bij een eventueel besluit tot verhoging van de GR-plafonds de consequenties van die verhoging op het totale groepsrisico (d.w.z. inclusief bevolkingsaandeel) betrekt en dat een dergelijke aanpassing niet zal plaatsvinden zonder voorafgaand overleg met de betrokken bestuursorganen.

De Wvgs kent aan de minister van IenM eveneens de bevoegdheid toe het zogenaamde plaatsgebonden risico-plafond (hierna: PR-plafond) te wijzigen. Omdat een verhoging van het PR-plafond consequenties heeft voor de bouwmogelijkheden in de omgeving en eventueel ook voor bestaande bebouwing8, dient de minister een voorgenomen verhoging van het PR-plafond eerst voor te leggen aan de Tweede Kamer. Een verhoging van het PR-plafond die voortvloeit uit het infra-project, kan er te leiden dat er bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten komen te liggen in de zone waar het plaatsgebonden risico groter is dan 10-6. De kosten van de sanering van deze objecten worden beschouwd als kosten veroorzaakt door het infraproject.

Eventuele verhoging van risicoplafonds vindt plaats nadat het besluit tot aanpassing van de infrastructuur is genomen. Dit gebeurt binnen het juridisch kader van de Wvgs en volgens de daarin opgenomen procedures. In het ontwerp-tracébesluit kan ook in deze gevallen voor de beheersing van de risico’s die de aan te passen infrastructuur oplevert voor de omgeving, worden verwezen naar Basisnet. In het Basisnet moet ervoor worden gezorgd dat de risicoplafonds -hetzij de vigerende, hetzij de toekomstige- niet worden overschreden en dat de omgeving geen hoger risico loopt dan in het Basisnet is/wordt vastgelegd. Voor het ontwerp-tracébesluit zijn de vigerende risicoplafonds een gegeven.

Ad 3) Effecten van het infraproject op het groepsrisico en daarmee op de omgeving.

Zoals aangegeven onder 2 zal aanpassing van bestaande infrastructuur doorgaans niet leiden tot meer vervoer van gevaarlijke stoffen. Het infraproject heeft dan geen effect op de opvulling van de voor het vervoer in het Basisnet beschikbare risicoruimte. De risicoplafonds zijn voor het infraproject een gegeven. Niettemin kan het infraproject bij gelijkblijvende (opvulling van) risicoplafonds effect hebben op het groepsrisico, indien als gevolg van het infraproject de situering van de infrastructuur ten opzichte van de bevolking wijzigt. Zo kan een verbreding van een weg of spoorlijn er toe leiden dat de infrastructuur dichter bij de bebouwing komt te liggen. Verlegging van een weg of spoorlijn kan er toe leiden dat enerzijds groepsrisico ontstaat op een plaats waar voor de infra-aanpassing geen risico was, maar anderzijds dat het groepsrisico afneemt op een plaats waar voor de verlegging het risico hoger was. Bijvoorbeeld bij omlegging van een bestaande weg om een bebouwde kom heen, zal het groepsrisico in de bebouwde kom afnemen en in het buitengebied toenemen. Per saldo zal het groepsrisico dan afnemen als gevolg van de omlegging omdat in het buitengebied minder mensen wonen dan in de bebouwde kom.

Indien als gevolg van het infra-project de waarde van het groepsrisico hoger is dan 0,1 maal de zogenaamde oriëntatiewaarde9 en met meer dan 10% toeneemt dan wel toeneemt boven de oriëntatiewaarde, dient de minister van IenM in het kader van de besluitvorming over het infraproject het instrument verantwoordingsplicht groepsrisico toe te passen. Dit is spiegelbeeldig aan de verplichting voor gemeenten op grond van het Bevt om het groepsrisico te verantwoorden indien dit als gevolg van een ruimtelijk besluit met meer dan 10% toeneemt dan wel toeneemt boven de oriëntatiewaarde.

Aanpassing van bestaande infrastructuur die niet in Basisnet is opgenomen

Indien infrastructuur die niet in het Basisnet is opgenomen, wordt aangepast, kan er geen sprake zijn van effecten van het Basisnet op het infraproject. Er zijn immers geen risicoplafonds waarmee rekening moet worden gehouden. Omgekeerd heeft het infraproject ook geen effect op het Basisnet. Er zijn immers geen risicoplafonds die als gevolg van de aanpassing van de infrastructuur opgevuld of overschreden kunnen worden.

Wel kan er sprake zijn van effecten van het infraproject op de hoogte van het plaatsgebonden risico en/of op het groepsrisico. Deze risico’s dienen in beeld te worden gebracht en meegewogen in de besluitvorming op de wijze zoals die al gangbaar was onder de circulaire Rnvgs. Dat betekent dat op basis van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen dat naar verwachting gebruik zal gaan maken van de aan te passen infrastructuur, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden berekend. Indien blijkt dat zich bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten bevinden in een zone langs de nieuwe infrastructuur waar het plaatsgebonden risico op basis van de verwachte omvang van het vervoer groter is dan één op de miljoen per jaar (PR 10-6 per jaar), dan komen deze objecten voor sanering in aanmerking. Indien het groepsrisico langs de nieuwe infrastructuur hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, geldt de verantwoordingsplicht groepsrisico.

Daarbij kan er sprake van zijn dat de belangen van het vervoer en de ruimtelijke ordening met elkaar conflicteren. In geval van dergelijke conflicterende belangen dient al bij de keuze van het voorkeursalternatief en naderhand van een eventuele variant duidelijk te zijn hoe het conflict wordt opgelost. Bijvoorbeeld door te kiezen voor een alternatief waarbij er niet hoeft te worden gesaneerd en/of het groepsrisico niet of minder toeneemt, voor mitigerende of compenserende maatregelen in het project, voor sanering van kwetsbare objecten en/of voor acceptatie van een hoger groepsrisico.

Bij aanpassing van infrastructuur die niet is opgenomen in het Basisnet zal het overigens doorgaans gaan om infrastructuur die niet in beheer is bij het Rijk. Doorgaans zal niet de minister, maar de provincie of de gemeente het bevoegd gezag voor het nemen van dergelijke infrabesluiten zijn.

Omrijden bij aanpassing infrastructuur

Indien door of in opdracht van Rijkswaterstaat bestaande wegen worden aangepast en/of hieraan onderhoud wordt uitgevoerd, kan dit tot gevolg hebben dat deze wegen gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden, niet beschikbaar zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In dat geval zal dit vervoer tijdelijk gebruik moeten maken van omleidingsroutes. Die omleidingsroutes kunnen al dan niet in het Basisnet zijn opgenomen.

Indien zal worden omgereden via basisnetroutes zal de omvang van het vervoer op die wegen tijdelijk toenemen. Uitgangspunt is dat dat extra vervoer binnen de risicoplafonds wordt afgewikkeld. Doorgaans zal dit, vanwege de beperkte tijdsduur van de werkzaamheden, ook het geval zijn. Indien de risicoplafonds toch dreigen te worden overschreden als gevolg van het verwachte extra vervoer op de omleidingsroutes, zal de minister van IenM in overleg met de vervoerssector moeten onderzoeken met welke maatregelen een dergelijke overschrijding voorkomen kan worden.

Ook indien er zal worden omgereden via wegen die niet in het Basisnet zijn opgenomen, zal de omvang van het vervoer op die omleidingsroutes tijdelijk toenemen. In dat geval gelden er voor die wegen geen risicoplafonds waar het vervoer binnen moet blijven. Om te voorkomen dat omwonenden langs die wegen een onaanvaardbaar risico lopen, zullen zowel de toename van het plaatsgebonden risico als van het groepsrisico als gevolg van het omrijden voorafgaand aan de start van de werkzaamheden in beeld gebracht moeten worden door Rijkswaterstaat. Dat betekent dat op basis van de omvang van het reguliere vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede het extra vervoer dat naar verwachting gebruik zal gaan maken van de omleidingsroutes, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden berekend. Indien blijkt dat zich kwetsbare objecten bevinden in een zone langs de omleidingsroute waar het plaatsgebonden risico op basis van de verwachte omvang van het vervoer groter is dan één op de miljoen per jaar (PR 10-6 per jaar), dan dienen maatregelen te worden genomen om dit te voorkomen. Indien het groepsrisico langs de omleidingsroutes hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde én met meer dan 10% toeneemt, geldt de verantwoordingsplicht groepsrisico.

Omdat onderhoudswerkzaamheden aan vaarwegen waardoor schepen gedurende langere tijd moeten omvaren, weinig voorkomen en omdat er op vaarwegen voldoende risicoruimte beschikbaar is, is er van afgezien soortgelijke bepalingen voor omrijden vanwege werkzaamheden aan wegen eveneens op te nemen voor vaarwegen.

Ook voor spoorwegen zijn er geen soortgelijke bepalingen in deze beleidsregels opgenomen. De argumentatie daarvoor is echter een andere dan bij vaarwegen. Onderhoud aan spoorwegen komt immers frequent voor en de risicoruimte op de omleidingsroutes is doorgaans krapper dan bij vaarwegen. Niettemin geldt ook voor omrijden over het spoor dat het tijdelijke extra vervoer over de omleidingsroutes binnen de risicoplafonds wordt afgewikkeld.

De reden dat in deze beleidsregels geen bepalingen over omrijden als gevolg van onderhoud aan het spoor zijn opgenomen, is dat aan een buitendienststelling geen besluit of ontheffing van de minister vooraf gaat. De minister heeft in dit verband geen bevoegdheden waarop de onderhavige beleidsregels van toepassing zijn. Dat geldt overigens ook voor ProRail. Als een spoorlijn gedurende langere tijd buiten dienst moet worden gesteld vanwege werkzaamheden dan zullen vervoerders die normaliter gebruik maken van die spoorlijn, andere routes aanvragen. ProRail is gehouden de gevraagde capaciteit te verdelen, indien deze capaciteit fysiek en geluidtechnisch beschikbaar is.

Om te voorkomen dat als gevolg van omrijden risicoplafonds worden overschreden, wordt van ProRail verwacht dat deze tijdig, d.w.z. ruim voordat met de werkzaamheden aangevangen zal worden, de minister van IenM informeert indien een overschrijding van de risicoplafonds als gevolg van de werkzaamheden dreigt. Op basis van deze informatie kan de minister dan tijdig in overleg treden met de sector over maatregelen om overschrijding te voorkomen. Daarbij zal de minister het beoordelingskader zoals dat geldt voor omrijden over wegen toepassen.

Aanleg van nieuwe infrastructuur

Bij aanleg van nieuwe infrastructuur zal deze (nog) niet in het Basisnet zijn opgenomen. Opname van nieuwe infrastructuur in het Basisnet vindt niet eerder plaats dan nadat het infrabesluit is genomen (doorgaans in de vorm van een tracébesluit op basis van de Tracéwet) en het project is uitgevoerd. Pas dan is zeker dat de nieuwe weg, spoorlijn of vaarweg wordt aangelegd en hoe het tracé zal verlopen10. Voor opname in het Basisnet geldt voor wegen en vaarwegen een andere systematiek dan voor spoorwegen.

Wegen en vaarwegen moeten expliciet door de minister als basisnetroute worden aangewezen. Zolang dat niet is gebeurd, behoren ze (nog) niet tot het Basisnet en gelden er (nog) geen risicoplafonds. Bij de vormgeving van het Basisnet is als criterium voor opname gehanteerd dat de nieuwe (vaar)weg in gebruik moet zijn genomen en dat op basis van tellingen de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen in beeld is gebracht. Dat criterium wordt ook voor het tijdstip van opnemen van nieuw aangelegde (vaar)wegen in het Basisnet gehanteerd.

Voor spoorwegen geldt een ander mechanisme. Een nieuwe spoorweg behoort tot het Basisnet zodra deze op grond van het Besluit aanwijzing hoofdspoorwegen is aangewezen als hoofdspoorweg. Dit gebeurt nog voor de ingebruikname van de nieuwe spoorweg.11

Omdat nieuwe infrastructuur pas na de aanleg in het Basisnet wordt opgenomen, is er in de beleids- en besluitvormingsfase nog geen sprake van effecten van het Basisnet op het infraproject. Er zijn immers nog geen risicoplafonds waar rekening mee moet worden gehouden. Omgekeerd heeft het infraproject ook geen effect op het Basisnet. Er zijn immers nog geen risicoplafonds die als gevolg van de aanleg van de nieuwe infrastructuur opgevuld of overschreden kunnen worden.

Wel zal er sprake zijn van effecten van het infraproject op de omgeving. Aanleg van nieuwe infrastructuur waarover naar verwachting gevaarlijke stoffen zullen worden vervoerd, zal immers leiden tot risico’s voor de omgeving waar deze voorheen niet waren. Deze risico’s dienen in beeld te worden gebracht en meegewogen in de besluitvorming op de wijze zoals die al gangbaar was onder de circulaire Rnvgs. Dat betekent dat op basis van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen dat naar verwachting gebruik zal gaan maken van de nieuwe infrastructuur, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden berekend. Indien blijkt dat zich bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten bevinden in een zone langs de nieuwe infrastructuur waar het plaatsgebonden risico op basis van de verwachte omvang van het vervoer groter is dan één op de miljoen per jaar (PR 10-6 per jaar), dan dient de minister zich in te spannen om dit te voorkomen. Lukt dit niet, dan komen deze objecten voor sanering in aanmerking. Indien het groepsrisico langs de nieuwe infrastructuur hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, geldt de verantwoordingsplicht groepsrisico.

Als gevolg van de aanleg van nieuwe infrastructuur zullen vervoersstromen verschuiven van de bestaande naar de nieuwe infrastructuur. De verwachte omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de nieuwe infrastructuur dient te worden gebaseerd op een analyse van de verwachte verschuiving van vervoersstromen. Uitgangspunt voor die analyse zijn de vervoersstromen die op basis van de risicoplafonds mogelijk zijn op de bestaande infrastructuur.

Als het vervoer verschuift van bestaande naar nieuwe infrastructuur, zal de omvang van het vervoer doorgaans afnemen op de bestaande infrastructuur. Het kan echter ook zijn dat op bepaalde bestaande infrastructuur het vervoer juist toeneemt als gevolg van het verschuiven van vervoersstromen naar de nieuwe infrastructuur. Dat zal het geval zijn bij bestaande infrastructuur die als toevoerroute naar of afvoerroute vanaf de nieuwe infrastructuur zal gaan fungeren. Doorgaans zullen dat routes zijn die al in het Basisnet zijn opgenomen. Voor die bestaande routes geldt dat de aanleg van de nieuwe infrastructuur effecten kan hebben op de voor het vervoer binnen de risicoplafonds Basisnet beschikbare risicoruimte. Om optimaal gebruik te kunnen maken van de nieuwe infrastructuur voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, kan de minister overwegen om de risicoplafonds op die routes aan te passen. Hiervoor geldt hetgeen is uiteengezet onder 2) en onder 3) in de paragraaf over aanpassing van bestaande infrastructuur.12

Na de keuze van het voorkeursalternatief volgen separate besluitvormingsprocedures voor het infraproject en voor eventuele inpassing van de nieuwe infrastructuur in het Basisnet. Een aanpassing van het Basisnet als gevolg van realisatie van nieuwe infrastructuur (toevoeging van de nieuwe infrastructuur, vaststelling van risicoplafonds voor deze nieuwe infrastructuur en eventuele aanpassing van risicoplafonds op aansluitende routes), gebeurt conform de wijzigingsprocedures zoals vastgelegd in de Wvgs.

Sanering

Bij het van kracht worden van de Basisnetregelgeving zijn er ca. 45 saneringsgevallen: kwetsbare objecten die zich (voor een deel) bevinden in een zone langs de infrastructuur waar het plaatsgebonden risico groter kan worden dan 10-6 per jaar (oftewel: die zich bevinden binnen het PR-plafond voor het vervoer).

Hiervoor geldt de milde saneringsregeling Basisnet13:

  • Bewoners hebben recht op aankoop van hun woning door het Rijk tegen onteigeningswaarde;

  • Bewoners hebben geen plicht tot verkoop en worden ook niet onteigend;

  • Verkoop is vrijwillig; een bewoner kan het woon-/eigendomsrecht laten prevaleren boven de veiligheid (basisbeschermingsniveau);

  • Bij verkoop kan voortgezet gebruik voor bepaalde tijd worden overeengekomen.

Deze vorm van sanering is vergelijkbaar met de wijze waarop de sanering rond Schiphol op basis van de motie Hofstra14 is vorm gegeven. Een aanvullende reden waarom voor een milde in plaats van een harde vorm van saneren (onteigening) is gekozen, is dat tegen de vaststelling van de risicoplafonds op grond van artikel III van de Wet basisnet geen bezwaar en beroep mogelijk is. Vanwege deze beperkte rechtsbescherming is er gekozen voor vrijwillige verkoop.

In de toekomst kunnen nieuwe saneringsgevallen ontstaan als gevolg van:

  • 1. Verhoging van bestaande PR-plafonds voor al in Basisnet opgenomen infrastructuur;

  • 2. Opname in Basisnet van bestaande infrastructuur die tot dan buiten Basisnet is gelaten;

  • 3. Aanleg van nieuwe infrastructuur;

  • 4. Aanpassing van bestaande infrastructuur, die:

    • a. in Basisnet is opgenomen;

    • b. niet in Basisnet is opgenomen.

Ook voor deze toekomstige saneringssituaties zal de saneringsregeling Basisnet worden toegepast. Saneringen als gevolg van de oorzaken genoemd onder 1 en 2 vloeien voort uit besluiten die in het kader van het Basisnet worden genomen. Zij hebben geen betrekking op infraprojecten. Saneringen als gevolg van de oorzaken 3 en 4 vloeien wel voort uit besluitvorming over infraprojecten. Voor deze situaties betekent toepassing van de saneringsregeling Basisnet het volgende voor de initiatiefnemers, voor de omwonenden en voor de financiering van de saneringskosten.

Situatie 3: aanleg nieuwe infrastructuur

  • In het kader van het infraproject worden analyses gemaakt van de verwachte verschuiving van het vervoer van gevaarlijke stoffen van bestaande routes naar de nieuwe infrastructuur;

  • Het PR wordt berekend op basis van deze analyses;

  • De berekende PR-10-6-contour geldt NIET als grenswaarde15; wel is er een inspanningsplicht van de minister van IenM om te voorkomen dat zich objecten bevinden in de zone langs de infrastructuur waar het PR groter kan zijn dan de waarde 10-6 (oftewel: om sanering te voorkomen);

  • Bewoners kunnen in bezwaar en beroep gaan tegen het infrabesluit;

  • Vrijwillige sanering: bewoners hebben recht op aankoop, geen plicht tot verkoop, geen onteigening;

  • Omdat de sanering voortvloeit voort uit het infraproject, rusten de kosten op het project;

  • Na ingebruikname van de nieuwe infrastructuur volgt eventuele opname in Basisnet (=situatie 2)

Situatie 4a: aanpassing bestaande infrastructuur die in Basisnet is opgenomen

  • Inspanningsplicht van de minister van IenM om het PR-plafond niet over objecten heen te schuiven (oftewel: om sanering te voorkomen);

  • Bewoners kunnen in bezwaar en beroep gaan tegen het infrabesluit;

  • Vrijwillige sanering: bewoners hebben recht op aankoop, geen plicht tot verkoop, geen onteigening;

  • Omdat de sanering voortvloeit voort uit het infraproject, rusten de kosten op het project;

  • Indien later blijkt dat als gevolg van het infraproject het vervoer is toegenomen: toepassing van de beheersingssystematiek Basisnet.

Situatie 4b: aanpassing bestaande infrastructuur die niet in Basisnet is opgenomen16

  • In het kader van het infraproject wordt het PR berekend op basis van het huidig vervoer (indien aanpassing niet leidt tot meer vervoer) of prognoses over de verwachte omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen;

  • Het PR wordt berekend op basis van deze vervoerscijfers;

  • De berekende PR-10-6-contour geldt NIET als grenswaarde; wel is er een inspanningsplicht om te voorkomen dat zich objecten bevinden in de zone langs de infrastructuur waar het PR groter kan zijn dan de waarde 10-6 (oftewel: om sanering te voorkomen);

  • Bewoners kunnen in bezwaar en beroep gaan tegen het infrabesluit;

  • Vrijwillige sanering: bewoners hebben recht op aankoop, geen plicht tot verkoop, geen onteigening;

  • Omdat de sanering voortvloeit voort uit het infraproject, rusten de kosten op het project.

Overeenkomsten en verschillen ten opzichte van de circulaire Rnvgs

Zoals eerder in deze toelichting aangegeven, bevatte de circulaire Rnvgs beleidsregels voor de wijze waarop externe veiligheid moest worden beoordeeld bij de aanleg of aanpassing van infrastructuur. Omdat deze circulaire bij de in werkingtreding van de Basisnetregelgeving zal vervallen, beogen de onderhavige beleidsregels te voorkomen dat een leemte ontstaat. De inhoud van deze beleidsregels is deels ontleend aan de circulaire Rnvgs en deels aan het Bevt. De belangrijkste verschillen en overeenkomsten van deze beleidsregels ten opzichte van de circulaire Rnvgs worden hierna op hoofdlijnen toegelicht en vervolgens gedetailleerd in de artikelsgewijze toelichting.

Het belangrijkste verschil is dat zowel bij de aanleg als aanpassing van infrastructuur de waarde 10-6voor het plaatsgebonden risico niet meer als grenswaarde wordt gehanteerd. In plaats daarvan geldt een inspanningsplicht voor de minister van IenM om te voorkomen dat zich bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten bevinden in het gebied langs de infrastructuur waar de waarde van het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6. Dit betekent dat de aanwezigheid van objecten in zo’n gebied niet meer als consequentie heeft dat het project niet kan doorgaan dan wel de objecten onteigend moeten worden. Bewoners hebben weliswaar recht op uitkoop tegen onteigeningswaarde, maar kunnen er ook voor kiezen hun eigendoms- en woonrecht te laten prevaleren boven veiligheid (basisbeschermingsniveau). Net als voorheen onder de circulaire Rnvgs komen de kosten voor uitkoop van de bewoners voor rekening van het infraproject.

Een ander belangrijk verschil met de circulaire Rnvgs is dat voor aanpassing van infrastructuur die in het Basisnet is opgenomen, geen berekening van het PR meer nodig zal zijn (de toe te passen PR-afstanden volgen uit het Basisnet) en alleen in uitzonderingsgevallen een berekening en verantwoording van het GR. En indien wel een GR-berekening nodig is, dan volgen de vervoershoeveelheden die als input voor de berekening moeten worden gebruikt uit het Basisnet. Nieuw onderzoek naar de toekomstige omvang van de vervoersstromen is niet meer nodig.

Bij aanleg van infrastructuur dient nog wel het PR en GR te worden berekend. Maar ook hier volgen de vervoershoeveelheden die als input voor de berekening moeten worden gebruikt uit het Basisnet.

De onderzoekslasten nemen dus af. Die afname wordt overigens enigszins getemperd door het feit dat wel een analyse moet worden gemaakt of als gevolg van de aanpassing van bestaande of de aanleg van nieuwe infrastructuur risicoplafonds (dreigen te) worden overschreden.

In geval van (dreigende) overschrijding van risicoplafonds zal de minister van IenM een expliciete afweging maken of het voorkomen van een dergelijke overschrijding in het kader van het infraproject wordt opgelost (bijvoorbeeld door te kiezen voor aanpassing van het project) of door op een later tijdstip in het kader van Basisnet maatregelen te nemen. Onder de circulaire Rnvgs was deze afweging niet expliciet aan de orde, omdat er geen risicoplafonds waren die overschreden konden worden. Impliciet was deze afweging wel aan de orde, omdat de waarde 10-6voor het plaatsgebonden risico als grenswaarde werd gehanteerd. Dat betekende óf aanpassen van het project óf onteigenen van objecten. Met het vaststellen van risicoplafonds wordt mede beoogd te voorkomen dat bebouwing te ver oprukt naar de bestaande infrastructuur waardoor deze bebouwing in de weg staat aan latere verbreding van die infrastructuur.

De circulaire Rnvgs was van toepassing op alle vervoersbesluiten. Dus ook op besluiten om bij werkzaamheden een deel van de infrastructuur tijdelijk geheel of gedeeltelijk af te sluiten zodat vervoerders van gevaarlijke stoffen moesten omrijden. Nieuw ten opzichte van de circulaire Rnvgs is dat de wijze waarop de beoordeling van de EV-effecten voor de omleidingsroutes moet worden uitgevoerd, nu ook is uitgeschreven.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 begripsbepalingen

De begripsbepalingen, zoals die in dit artikel worden geformuleerd, wijken op punten af van de begripsbepalingen die gehanteerd worden in de overige Basisnetregelgeving. Het gaat daarbij met name om de aanduidingen van de infrastructuur waar deze beleidsregels betrekking op hebben. Dit houdt verband met het feit dat deze EV-beleidsregels zijn gebaseerd op een bevoegdheid op grond van de Tracéwet. Het ligt dan voor de hand dat bij de begripsbepalingen van deze beleidsregels aansluiting wordt gezocht bij de begrippen uit de Tracéwet.

Verder is bij een groot aantal begrippen aansluiting gezocht met de begrippen die zijn opgenomen in het Bevt, waarin de ruimtelijke regels van het Basisnet zijn opgenomen. Het gaat daarbij om termen als (beperkt) kwetsbaar object, geprojecteerd object, plaatsgebonden risico, groepsrisico, basisnetafstand, referentiepunt, invloedsgebied en plasbrandaandachtsgebied.

Hoofdstuk II Beoordeling bij de aanleg of wijziging van of onderhoud aan een hoofdweg

Paragraaf 2.1 Wijziging van wegen die deel uit maken van het Basisnet
Artikel 2 toepassingsbereik paragraaf 2.1

Paragraaf 2.1 van de beleidsregels ziet in eerste instantie op projecten waarbij een bestaande wegverbinding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt gewijzigd, voor zover voor die bestaande verbinding PR-plafonds zijn vastgesteld. Welke wegen dat zijn, volgt uit de Regeling basisnet. In de totstandkominggeschiedenis van het Basisnet is uiteengezet dat in principe alle wegen in rijksbeheer in het Basisnet worden opgenomen. De meeste wijzigingen van bestaande rijkswegen zullen daarom onder paragraaf 2.1 vallen. Op wijziging van bestaande rijkswegen die (nog) niet in het Basisnet zijn opgenomen, is paragraaf 2.2. van toepassing.

Daarnaast ziet dit artikel ook op omlegging van bestaande wegen waarvoor risicoplafonds zijn vastgesteld. Bijvoorbeeld een weg die om een bebouwde kom heen wordt gelegd. In functioneel opzicht is hier sprake van wijziging van een bestaande weg; in geografisch opzicht van aanleg van een nieuwe weg. De weg behoudt immers zijn functie als bestaande verbinding in het netwerk, maar komt geografisch op een andere plek te liggen.

Naast rijkswegen maken ook de omleidingsroutes voor tunnels waar bepaalde gevaarlijke stoffen niet doorheen mogen, deel uit van het Basisnet. Deze omleidingsroutes zijn veelal in beheer van een gemeente. In formele zin is dit artikel niet van toepassing op dergelijke omleidingsroutes, omdat de minister van IenM niet het bevoegde gezag is voor aanpassing van dergelijke wegen. Aan gemeenten wordt verzocht om bij wijziging van dergelijke omleidingsroutes paragraaf 2.1. van deze beleidsregels toe te passen.

Artikel 3 inspanningsplicht

In het Bevt zijn voor de basisnetafstand (de afstand waarbinnen het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6) ruimtelijke beperkingen vastgesteld. Zo mogen geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de basisnetafstand worden toegelaten en liever ook geen beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten die zich bij initiële vaststelling van het Basisnet reeds binnen de basisnetafstand bevinden, komen voor sanering in aanmerking. Dat betekent dat deze objecten door het Rijk worden aangekocht indien de eigenaar dat wenst. Hiervoor is de Beleidslijn verwerving van woningen langs basisnetroutes opgesteld (zie noot 6). Beperkt kwetsbare objecten komen niet voor sanering en uitkoop in aanmerking. Indien een vigerend bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om nieuwe kwetsbare objecten te realiseren binnen de basisnetafstand (zogenaamde geprojecteerde kwetsbare objecten), dan dient deze mogelijkheid bij de eerstvolgende wijziging van het bestemmingsplan te worden weggenomen.

Het uitgangspunt dat zich geen kwetsbare objecten bevinden binnen de basisnetafstand en liever ook geen beperkt kwetsbare objecten, is ook de basis voor artikel 3 van deze beleidsregels. Aanpassing van infrastructuur kan namelijk leiden tot verschuiving van het referentiepunt. De ligging van de risicoplafonds wordt bepaald door de basisnetafstand te meten vanaf het referentiepunt. Het referentiepunt is over het algemeen gelegen op het midden van de middenberm of – in geval de middenberm meer dan 25 meter bedraagt – op het midden van het asfalt van een rijbaan. Dit is in de Regeling basisnet vastgesteld. Een aanpassing van een weg kan leiden tot een andere ligging van de middenberm of tot een zodanige verbreding van de middenberm dat het referentiepunt op de rijbaan komt te liggen. Deze verschuiving van het referentiepunt heeft tot gevolg dat bij gelijkblijvende basisnetafstand ook de plaats waar het bijbehorende risicoplafond is gelegen, wordt verschoven. Het kan zijn dat deze verschuiving er toe leidt dat bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten die bij initiële vaststelling buiten de basisnetafstand lagen, alsnog binnen de basisnetafstand komen te liggen. Zoals gezegd, gebeurt dit bij voorkeur niet. Artikel 3 bepaalt dan ook dat de minister zich moet inspannen om te voorkomen dat het aantal (beperkt) kwetsbare objecten binnen de basisnetafstand toeneemt als gevolg van wegaanpassing. Bij de afweging die ten grondslag ligt aan de keuze voor de ligging van het te wijzigen tracé wordt dit betrokken. In de toelichting op het tracébesluit geeft de minister van IenM aan op welke wijze invulling is gegeven aan deze inspanningsplicht.

Indien na afweging van alle betrokken belangen, waaronder financiële aspecten en andere milieu-aspecten dan externe veiligheid, niet kan worden voorkomen dat de verschuiving er toe leidt dat er bestaande kwetsbare objecten binnen de basisnetafstand komen, geldt ook voor deze objecten dat zij voor sanering en dus voor aankoop door het Rijk in aanmerking komen indien de eigenaren dit wensen. Bij die aankoop zullen dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd als bij de aankoop van kwetsbare objecten die zich bij initiële vaststelling van het Basisnet binnen de basisnetafstand bevinden.

Indien een vigerend bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om nieuwe kwetsbare objecten te realiseren binnen de verschoven basisnetafstand, dan dient deze mogelijkheid bij de eerstvolgende wijziging van het bestemmingsplan te worden weggenomen. De aanpassing van het bestemmingsplan kan tot schade leiden. Op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan een tegemoetkoming voor de eventueel hieruit voortvloeiende schade worden aangevraagd. De afhandeling van dergelijke schadeverzoeken is derhalve wettelijk geborgd. De vraag of deze schade voor vergoeding in aanmerking komt, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak van belang.

Voor bestaande beperkt kwetsbare objecten binnen de verschoven basisnetafstand geldt dat deze niet hoeven te worden gesaneerd. Voor geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten binnen de verschoven basisnetafstand is er geen verplichting om het bestemmingsplan zodanig aan te passen dat realisatie onmogelijk wordt.

Artikel 4 beoordeling effecten verschuiving referentiepunt

Deze bepaling houdt verband met de inspanningsplicht verwoord in artikel 3. Indien na afweging van alle betrokken belangen niet kan worden voorkomen dat door de keuze voor de nieuwe ligging van de weg, bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten binnen de basisnetafstand komen te liggen als gevolg van de verschuiving van het referentiepunt, dient dit in de toelichting op het tracébesluit gemeld te worden. Daarbij wordt inzicht gegeven in die afweging en wordt aandacht besteed aan het aantal bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten dat binnen de basisnetafstand zal komen te liggen. Ook wordt vermeld of de verschuiving ertoe leidt dat bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten voor de aanpassing van de weg binnen de daarbij behorende basisnetafstand waren gelegen, maar juist daarbuiten komen te liggen als gevolg van de aanpassing. De verschuiving betekent immers dat aan de ene zijde het gebied binnen de basisnetafstand toeneemt, maar aan de andere zijde dienovereenkomstig afneemt. Anders gezegd, een verschuiving van twee meter leidt er aan de ene zijde toe dat het gebied dat valt binnen de basisnetafstand twee meter breder wordt en aan de andere zijde twee meter smaller. Indien het aantal bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten dat in totaal binnen de basisnetafstand ligt als gevolg van de verschuiving afneemt, mag dat worden betrokken bij de afweging bedoeld in onderdeel c van deze bepaling.

Benadrukt wordt dat de verantwoording, bedoeld in deze bepaling, alleen ziet op de bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten die als gevolg van de verschuiving van het referentiepunt binnen de basisnetafstand komen te liggen. De aanwezigheid van bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten die reeds voor aanpassing van de infrastructuur binnen de basisnetafstand lagen, hoeft niet opnieuw bij deze verantwoording betrokken te worden. Die aanwezigheid is niet het gevolg van het tracébesluit, maar van de vaststelling van de risicoplafonds op grond van de Wvgs. Dat dergelijke bestaande objecten bij de vaststelling van het tracébesluit nog aanwezig zijn dan wel dat dergelijke geprojecteerde objecten op grond van het vigerende bestemmingsplan nog gerealiseerd kunnen worden, is geen effect van het tracébesluit en hoeft ook niet bij de totstandkoming van dat besluit verantwoord te worden.

Hetzelfde geldt voor eventuele objecten die in een latere fase in strijd met het Bevt zijn toegelaten binnen de basisnetafstand.

Artikel 5 beoordeling plaatsgebonden risico

Deze bepaling biedt de basis voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico in geval een bestaande wegverbinding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt aangepast. Voor deze wegen zijn reeds PR-plafonds vastgesteld. Daarmee is het maximaal toegestane risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over die verbinding bepaald. Dat de weg wordt aangepast, maakt die maximaal toegestane risicoruimte niet anders. Die risicoruimte wordt beheerst door de daartoe in de artikelen 15 en 17 van de Wvgs opgenomen beheersingssystematiek. Deze beheersing van het risico vindt in het kader van Basisnet met een regelmatige cyclus plaats, ongeacht of de weg wordt aangepast. Daarom kunnen bij een concreet wegproject deze risicoplafonds als uitgangspunt worden genomen.

De beoordeling begint met de beantwoording van de vraag of de aanpassing van de weg naar verwachting zal leiden tot een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen over die weg. Zoals al aangegeven in het algemene deel van de toelichting zal dit doorgaans niet het geval zijn. De omvang van dit vervoer wordt bepaald door de vraag naar deze stoffen als grondstof voor chemische fabricageprocessen of als eindproduct alsmede door de locaties van herkomst en bestemming. Vraag naar en herkomst en bestemming van gevaarlijke stoffen worden in het algemeen niet of nauwelijks beïnvloed door aanpassing van de infrastructuur. De tweede vraag die beantwoord dient te worden, is of als gevolg van de aanpassing van de weg de ongevalskans toeneemt. Dat kan het geval zijn, indien het wegtype wijzigt. In risicoberekeningen dient te worden uitgegaan van één van de drie in de Handleiding risicoanalyse transport (hierna: de HART) omschreven wegtypen: autosnelweg, weg buiten bebouwde kom en weg binnen bebouwde kom. Elke wegtype kent een eigen ongevalskans. Die kans is het hoogst voor een weg buiten de bebouwde kom en (vanwege de ongelijkvloerse kruisingen en de gescheiden rijrichtingen) het laagst voor een autosnelweg. Indien beide vragen met nee worden beantwoord, zal de uitvoering van het infraproject geen invloed hebben op de opvulling van de risicoplafonds en dus ook niet leiden tot een overschrijding van die plafonds. In dat geval kan geconcludeerd worden dat – uitgaande van het maximale risico dat op grond van de Wvgs aldaar is toegestaan – voldaan wordt aan een maatschappelijk aanvaardbaar risiconiveau. In het tracébesluit kan worden volstaan met een weergave en beredeneerde onderbouwing van deze conclusie.

Zal de aanpassing van de weg naar verwachting wel leiden tot een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen, dan dient een analyse te worden gemaakt van de gevolgen van deze toename op de opvulling van de risicoplafonds. Die analyse gebeurt in drie stappen.

In de eerste plaats wordt inzicht gegeven in de in de afgelopen jaren gerealiseerde omvang van het vervoer. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de gegevens zoals die in het kader van het Basisnet op basis van artikel 15 van de Wvgs en paragraaf 3 van de Regeling basisnet voor de betreffende weg zijn vergaard. Indien recente gegevens voor deze weg ontbreken, wordt een inschatting van de omvang van het vervoer gemaakt op basis van recente gegevens die voor de overige in het studiegebied gelegen hoofdwegen in het kader van het Basisnet zijn vergaard.

Als tweede stap wordt op basis van trends zoals die blijken uit de in de eerste stap verzamelde realisatiecijfers alsmede, indien beschikbaar, op basis van in het kader van het Basisnet opgestelde vijfjaarlijkse vervoersprognoses een inschatting gemaakt van het moment waarop de risicoplafonds van het Basisnet zullen worden bereikt indien er geen aanpassing van de weg zou plaats vinden.

Als derde stap wordt deze analyse herhaald met toevoeging van de verwachte toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen als gevolg van de aanpassing van de weg.

Omdat een toename van het vervoer op de aan te passen weg ook gevolgen kan hebben voor andere wegen, dienen bovenstaande drie stappen ook te worden uitgevoerd voor die andere in het studiegebied gelegen wegen.

Indien het wegtype wijzigt als gevolg van de aanpassing van de weg (al dan niet in combinatie met een toename van het vervoer) dienen bovenstaande drie stappen eveneens te worden uitgevoerd. Daarbij geldt dat stap drie wordt uitgevoerd met de aangepaste ongevalskans. Overigens zou aanpassing van een weg naar een wegtype met een lagere ongevalskans een eventuele toename van de omvang van het vervoer kunnen compenseren of mitigeren.

Op basis van al deze informatie wordt vervolgens bezien of het project gevolgen heeft voor het Basisnet, meer in het bijzonder of de vastgestelde risicoplafonds door uitvoering van het project worden of dreigen te worden overschreden. Indien dat het geval is, dan is het niet aan het concrete project om deze overschrijding op te lossen. In plaats daarvan wordt verwezen naar het onderzoek naar mogelijke maatregelen dat op grond van artikel 15 van de Wvgs dient plaats te vinden. Bij de totstandkoming van het Basisnet is gekozen voor een systematiek waarbij op meer centraal niveau, uitgaande van een programmabenadering, het risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen op continue wijze wordt beheerst. Naar dat programma wordt in het kader van het tracébesluit verwezen als het gaat om de beheersing van het risico. In het algemene deel van de toelichting is aangegeven op welke wijze hieraan invulling kan worden gegeven.

Artikel 6 beoordeling groepsrisico

Deze bepaling is de basis voor de beoordeling van het groepsrisico. Zowel het vervoer als de bevolkingsomvang zijn van invloed op het totale groepsrisico. Al in de circulaire Rnvgs werd ten behoeve van de beoordeling en verantwoording van een eventuele toename van het groepsrisico een onderscheid gemaakt in de oorzaak. Het bevoegd gezag voor de betrokken ruimtelijke plannen is verantwoordelijk voor het verantwoorden van een toename van het groepsrisico als gevolg van een bevolkingstoename. Het bevoegd gezag voor een tracébesluit verantwoordt de toename van het groepsrisico als die het gevolg is van aanpassing van de infrastructuur.

Van toename van het groepsrisico als gevolg van de aanpassing van de infrastructuur kan sprake zijn door de oorzaken genoemd in de toelichting op artikel 5: toename van de omvang van het vervoer en/of toename van de ongevalskans. Daarnaast kan het groepsrisico ook toenemen als de ligging van de infrastructuur verschuift ten opzichte van de bebouwde omgeving.

Het Basisnet is ook gebaseerd op deze scheiding in verantwoordelijkheden. De risicoplafonds die op grond van de Wvgs worden vastgesteld, dienen uitsluitend ter beheersing van het vervoersaandeel in het groepsrisico. Het bevolkingsaandeel in het groepsrisico wordt beheerst door de verantwoording die op grond van het Bevt bij de ruimtelijke plannen plaatsvindt.

Bij wegen die in het Basisnet zijn opgenomen, dienen de vastgestelde PR-plafonds niet alleen ter beheersing van het plaatsgebonden risico, maar ook ter beheersing van het vervoersaandeel in het groepsrisico. Op wegen waar het PR-plafond op 0 meter is vastgesteld – hetgeen betekent dat het PR-plafond op het referentiepunt is gelegen – en op wegen die behoren tot de zogenaamde internationale corridors waar het PR-plafond op 1 meter is vastgesteld, zijn aanvullende plafonds ter beheersing van het vervoersaandeel in het groepsrisico nodig gebleken. Deze GR-plafonds corresponderen met de plaats waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-7 mag bedragen.

Aangezien het vervoersaandeel in het groepsrisico beheerst wordt in het kader van het op grond van de Wvgs ingestelde Basisnet, kan bij een concreet wegproject met een beperktere beoordeling van het GR volstaan worden. Omdat het vervoersaandeel in het groepsrisico wordt begrensd met behulp van PR-contouren (d.w.z. door vaststelling van de plaatsen waar het plaatsgebonden risico maximaal de waarde 10-6 dan wel 10-7 mag hebben), kan de beoordeling van het groepsrisico bij aanpassing van een weg op dezelfde wijze plaats vinden als de beoordeling van het plaatsgebonden risico zoals beschreven in artikel 5.

De beoordeling van het groepsrisico begint eveneens met de beantwoording van de vragen of de aanpassing van de weg zal leiden tot een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen over die weg en of als gevolg van de aanpassing van de weg de ongevalskans zal toenemen. Indien beide vragen met nee worden beantwoord, zal de uitvoering van het infraproject geen invloed hebben op de opvulling van de risicoplafonds en dus ook niet leiden tot een overschrijding van die plafonds. In dat geval kan geconcludeerd worden dat – uitgaande van het maximale risico dat op grond van de Wvgs aldaar is toegestaan – ook voor wat betreft het groepsrisico voldaan wordt aan een maatschappelijk aanvaardbaar risiconiveau. In het tracébesluit kan worden volstaan met een weergave en beredeneerde onderbouwing van deze conclusie.

Zal de aanpassing van de weg naar verwachting wel leiden tot een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen en/of een toename van de ongevalskans, dan dient een analyse te worden gemaakt van de gevolgen van deze toename op de opvulling van de risicoplafonds. Die analyse gebeurt volgens de stappen zoals beschreven in de toelichting op artikel 5.

In de praktijk zal de toepassing van de artikelen 5 en 6 hand in hand gaan. Zeker indien geen aanvullende GR-plafonds zijn vastgesteld. In die situaties dienen de PR-plafonds immers mede ter beheersing van het vervoersaandeel in het groepsrisico. De beoordeling op grond van artikel 5 – inzicht in de vraag in hoeverre de betrokken PR-plafonds als gevolg van de wegaanpassing (dreigen te) worden overschreden – is dan tegelijkertijd een beoordeling van de vraag in hoeverre de plafonds ter beheersing van het vervoersaandeel in het groepsrisico (dreigen te) worden overschreden.

In de situaties dat aanvullende GR-plafonds zijn vastgesteld, is de beoordeling vergelijkbaar. Het enige verschil is dat de vergaarde informatie over de verwachte toename van de omvang van het vervoer en/of de ongevalskans vergeleken wordt met de GR-plafonds, in plaats van met de PR-plafonds.

Artikel 7 afwijkende beoordeling groepsrisico

Artikel 6 ziet op een GR-beoordeling waarbij alleen de elementen omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen en ongevalskans worden betrokken. Uitgangspunt is dat indien als gevolg van de aanpassing van de weg het vervoer en/of de ongevalskans toeneemt en daardoor het GR-plafond (dreigt te) worden overschreden, het niet aan het concrete project is om deze overschrijding op te lossen. In plaats daarvan wordt verwezen naar het onderzoek naar mogelijke maatregelen dat op grond van de Wvgs dient plaats te vinden om overschrijding te voorkomen.

Echter ook als het vervoersaandeel in het groepsrisico binnen de risicoplafonds blijft, is het toch mogelijk dat de wegaanpassing leidt tot een significante toename van de hoogte van het groepsrisico. Dit kan het geval zijn indien de weg verschuift in de richting van de bebouwing (waardoor mensen dichter bij de weg komen te wonen). Uitgangspunt is dat een significante toename van het groepsrisico door het bevoegd gezag dat verantwoordelijk is voor het tracébesluit, wordt verantwoord. In dat geval kan niet worden volstaan met een beoordeling van het groepsrisico zoals beschreven bij artikel 6, maar is een afwijkende wijze van beoordelen nodig.

Op welke wijze het bevoegd gezag een toename van het groepsrisico als gevolg van de wegaanpassing dient te verantwoorden, is geregeld in artikel 8. Toepassing van artikel 8 is echter alleen aan de orde indien de toename significant is. Daarom wordt in artikel 7 aangegeven in welke gevallen sprake is van een significante toename en dus toepassing van artikel 8 nodig is en in welke gevallen geen sprake is van een significante toename en daarom met toepassing van artikel 6 kan worden volstaan. Daarbij is aangesloten op de bepalingen zoals die in het Bevt zijn opgenomen ten aanzien van een toename van het groepsrisico als gevolg van omgevingsbesluiten.

Uit onderzoek van Arcadis/Rijkswaterstaat17 is gebleken dat de meeste wegaanpassingen geen significant effect hebben op het groepsrisico. In dat geval kan dus met een beoordeling als weergegeven in artikel 6 worden volstaan.

In het eerste lid van artikel 7 zijn de wegaanpassingen genoemd waarvan – blijkens genoemd onderzoek – niet op voorhand kan worden gesteld dat zij geen significant effect hebben op het groepsrisico. In die gevallen moet dus nader onderzocht worden wat het effect van de wegaanpassing zelf is om te kunnen bepalen of toepassing van artikel 8 noodzakelijk is of dat kan worden volstaan met een beoordeling van het groepsrisico als weergegeven in artikel 6.

Dit onderzoek kent twee fasen. Eerst wordt op basis van vuistregels zoals opgenomen in de HART bezien of het groepsrisico na uitvoering van de voorgenomen wegaanpassing zal toenemen en zo ja of het groepsrisico kleiner of groter zal zijn dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde respectievelijk dan de oriëntatiewaarde. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een toename onder en boven de oriëntatiewaarde. Elke toename van het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde dient te worden verantwoord. Indien het groepsrisico weliswaar toeneemt maar onder de oriëntatiewaarde blijft, moet de toename alleen verantwoord worden indien deze groter is dan tien procent én het groepsrisico hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

Een berekening en verantwoording van het groepsrisico is dus niet nodig, indien kan worden aangetoond dat het groepsrisico na wegaanpassing ten opzichte van de situatie voorafgaand aan de voorgenomen wegaanpassing:

  • a. lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde;

  • b. is gelegen tussen 0,1 maal de oriëntatiewaarde en 1 maal de oriëntatiewaarde maar niet of met minder dan tien procent toeneemt;

  • c. hoger is dan 1 maal de oriëntatiewaarde maar niet toeneemt.

Kan niet worden aangetoond dat sprake is van een groepsrisico als bedoeld onder a, b of c, dan dient op grond van artikel 7 het groepsrisico berekend te worden. Die berekening vindt plaats met RBM-II, het rekenprogramma dat in het kader van Basisnet is voorgeschreven, en op de wijze zoals beschreven in de HART. Als input voor de berekening wordt uitgegaan van de vervoershoeveelheden die zijn opgenomen in bijlage I bij de Regeling basisnet, d.w.z. de hoeveelheden van de stofcategorie GF3 (brandbare gassen), en van de bevolkingsdichtheden die reeds aanwezig zijn alsmede die overeenkomstig de vigerende bestemmingsplannen en ter inzage gelegde ontwerp-bestemmingsplannen redelijkerwijs te verwachten zijn.

Deze wijze van beoordelen is spiegelbeeldig aan de beoordelingswijze bij ruimtelijke besluiten als opgenomen in het Bevt. Bij dergelijke besluiten zijn de vervoersomvang (de hoeveelheden GF3 zoals opgenomen in bijlage I bij de Regeling basisnet) en de ligging van de weg een gegeven en is de omvang van de bevolking de variabele waarvan het effect op het groepsrisico dient te worden bepaald. Bij infrabesluiten zijn de vervoersomvang en de omvang van de bevolking (reeds aanwezig én redelijkerwijs te verwachten) een gegeven en is de ligging van de weg de variabele waarvan het effect op het groepsrisico dient te worden bepaald.

Artikel 8 verantwoording GR

In die gevallen waarin een berekening met RBM-II op grond van artikel 7, tweede lid, moet worden uitgevoerd, omdat niet kan worden aangetoond dat sprake is van situaties als bedoeld in dat artikel, moet in het kader van het infraproject het groepsrisico verantwoord worden.

De in het eerste lid beschreven groepsrisico-verantwoording komt grotendeels overeen met die van de circulaire Rnvgs, waar ook zelfredzaamheid en rampenbestrijding aan de orde is (tweede lid). Ter verduidelijking dat alleen een toename (van een bepaalde omvang) die het gevolg is van de wegaanpassing hoeft te worden verantwoord, is de tekst enigszins gewijzigd ten opzichte van de circulaire Rnvgs.

Voorts wordt opgemerkt dat het in het derde lid opgenomen advies van het bestuur van de betrokken veiligheidsregio alleen is vereist, in geval op grond van dit artikel 8 een verantwoording nodig is. Het gaat bij de groepsrisicoverantwoording bij een tracébesluit immers om de effecten van dat tracébesluit. Verder geldt dat het advies van de veiligheidsregio betrekking heeft op de maatregelen die zijn overwogen of worden getroffen om het groepsrisico te reduceren en op de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van het incident (rampenbestrijding) en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen (zelfredzaamheid). De afweging welke hoogte van het groepsrisico wordt geaccepteerd, is – net als bij ruimtelijke besluiten – voorbehouden aan het bevoegd gezag.

Artikel 9 effecten voor ligging PAG

Op grond van het Bevt kunnen voor wegen zogeheten plasbrandaandachtsgebieden worden vastgesteld. In het Bevt is opgenomen dat indien gemeenten de bouw van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe laten in een dergelijk gebied, zij in de toelichting bij het bestemmingsplan of in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning, de redenen moeten vermelden waarom zij dergelijke bebouwing aldaar toestaan. Binnen deze gebieden gelden verder, op grond van het Bouwbesluit, aanvullende bouwregels voor nieuw te bouwen objecten. Voor bestaande bebouwing heeft de aanwijzing van een plasbrandaandachtsgebied geen gevolgen. Voor het vervoer of voor de infrastructuur zijn deze gebieden niet normstellend. Maar aangezien deze gebieden langs wegen worden vastgesteld vanaf de rand van het asfalt, kan een wegaanpassing tot een andere ligging van het plasbrandaandachtsgebied leiden. Gelet op de effecten daarvan voor de ruimtelijke ordening, is in dit artikel bepaald dat daaraan bij het nemen van tracébesluit aandacht moet worden besteed.

Paragraaf 2.2. Aanleg of wijziging van wegen die geen deel uit maken van het Basisnet
Artikel 10 toepassingsbereik paragraaf 2.2

Paragraaf 2.2. is van toepassing op tracébesluiten die zien op aanleg van nieuwe verbindingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Zoals aangegeven in het algemene deel van de toelichting zal opname van een nieuwe weg in het Basisnet niet eerder gebeuren dan nadat de weg is aangelegd en in gebruik genomen. Het eerste lid ziet op die situatie.

Het tweede lid is bedoeld voor situaties waarin het tracébesluit niet alleen ziet op de aanleg van een nieuwe verbinding, maar ook deels betrekking heeft op wijziging van een bestaande weg. Om een nieuwe weg goed aan te takken op het bestaande netwerk is namelijk vaak ook een aanpassing van één of meer bestaande wegen nodig. Indien deze bestaande wegen in het Basisnet zijn opgenomen en hiervoor risicoplafonds zijn vastgesteld, zou dit betekenen dat in deze situaties voor het ene deel van het project (de aanleg) paragraaf 2.2. en voor het andere deel van het project (de aanpassing van de bestaande verbinding) paragraaf 2.1. van toepassing zou zijn. Om dit te voorkomen, wordt met dit tweede lid bepaald dat in deze situaties paragraaf 2.2. op het gehele project van toepassing is.

Tenslotte is het mogelijk dat er wegen worden aangepast die niet in het Basisnet zijn opgenomen. Ook op aanpassing van dergelijke wegen is deze paragraaf van toepassing. Omdat het uitgangspunt is dat alle wegen in beheer bij het Rijk worden opgenomen in het Basisnet, zal deze situatie zich niet vaak voordoen. In theorie zou het kunnen gaan om nieuw aangelegde wegen die worden aangepast voordat ze in Basisnet worden opgenomen. Zodra een dergelijke weg wordt opgenomen in het Basisnet, dat wil zeggen zodra er risicoplafonds worden vastgesteld, is vanaf dat moment op aanpassing van zo’n weg niet langer deze paragraaf, maar paragraaf 2.1 van toepassing.

Doorgaans zullen wegen die niet in het Basisnet zijn opgenomen gemeentelijke of provinciale wegen zijn. In formele zin is deze paragraaf dan niet van toepassing, omdat de minister van IenM niet het bevoegde gezag is voor aanpassing van dergelijke wegen. Aan gemeenten en provincies wordt verzocht om bij wijziging van dergelijke wegen paragraaf 2.2. van deze beleidsregels toe te passen.

Artikel 11 inspanningsplicht PR

Het uitgangspunt van artikel 3 dat zich geen kwetsbare objecten bevinden binnen de basisnetafstand en liever ook geen beperkt kwetsbare objecten, is ook de basis voor artikel 11. Omdat het in deze paragraaf gaat om wegen waar nog geen risicoplafonds voor zijn vastgesteld en er dus geen sprake is van een basisnetafstand, wordt in dit artikel gesproken over gebied langs een hoofdweg waar de waarde van het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6 per jaar. Dit artikel bepaalt naar analogie van artikel 3 dan ook dat de minister zich moet inspannen om te voorkomen dat er als gevolg van de aanleg van een nieuwe weg of van de aanpassing van een bestaande weg die niet in Basisnet is opgenomen, bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten binnen het gebied waar de waarde van het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6 per jaar, komen te liggen. Bij de afweging die ten grondslag ligt aan de keuze voor de ligging van het nieuwe of te wijzigen tracé, wordt dit betrokken.

Indien na afweging van alle betrokken belangen, waaronder financiële aspecten en andere milieu-aspecten dan externe veiligheid, niet kan worden voorkomen dat er bestaande kwetsbare objecten in dit gebied komen te liggen, geldt ook voor deze objecten dat zij voor sanering en dus voor aankoop door het Rijk in aanmerking komen indien de eigenaren dit wensen. Bij die aankoop zullen dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd als bij de aankoop van kwetsbare objecten die zich bij initiële vaststelling van het Basisnet binnen de basisnetafstand bevinden.

Voor bestaande beperkt kwetsbare objecten binnen het gebied waar de waarde van het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6 per jaar, heeft de aanleg van een nieuwe weg of de aanpassing van een bestaande weg die niet in Basisnet is opgenomen, geen gevolgen. Dergelijke objecten hoeven niet te worden gesaneerd.

Voor geprojecteerde objecten binnen dit gebied, is er geen verplichting om het bestemmingsplan zodanig aan te passen dat realisatie onmogelijk wordt. Die verplichting ontstaat pas zodra de weg in het Basisnet is opgenomen en daardoor basisnetafstanden van toepassing zijn. Alsdan kan op grond van artikel 6.1 van de Wro een tegemoetkoming voor de eventueel uit de aanpassing van het bestemmingsplan voortvloeiende schade worden aangevraagd. De vraag of deze schade voor vergoeding in aanmerking komt, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak van belang.

Op het moment dat de nieuwe verbinding wordt opgenomen in Basisnet, vindt er een afweging tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over, van ruimtelijke ontwikkelingen langs en van de veiligheid van de omwonenden langs de betrokken weg plaats, mede op basis van recente cijfers over de omvang van het vervoer over de nieuwe weg. Dit kan er toe leiden dat er in het Basisnet risicoplafonds worden vastgesteld die afwijken van de in het kader van het infraproject berekende PR-waarde.

Artikel 12 wijze van berekenen PR

In dit artikel is geregeld op welke wijze en met behulp van welke gegevens het plaatsgebonden risico berekend moet worden. Uitgangspunt is dat het volume van te vervoeren gevaarlijke stoffen in Nederland niet wijzigt als gevolg van de aanleg van nieuwe infrastructuur. Wel kan de aanleg van nieuwe infrastructuur er toe leiden dat het vervoer verschuift van bestaande routes naar de nieuwe infrastructuur. Daarom dient het vervoer waarop de basisnetrisicoplafonds zijn gebaseerd en dat binnen die plafonds op de bestaande routes mogelijk is, als uitgangspunt te worden genomen voor een analyse van de verwachte verschuiving van het vervoer naar de nieuwe infrastructuur. Het PR wordt berekend op basis van die vervoerscijfers.

Voor het Basisnet Weg zijn, in tegenstelling tot de Basisnetten Spoor en Water, niet voor alle stofcategorieën vervoershoeveelheden opgenomen in de betreffende bijlage bij de Regeling basisnet. Bijlage I bij de Regeling basisnet (de tabel Weg) bevat alleen de vervoershoeveelheden van stofcategorie GF3 (zeer brandbare gassen zoals LPG) en niet van de overige stofcategorieën. De reden hiervoor is dat de vervoershoeveelheden die in de bijlagen bij de Regeling zijn opgenomen door gemeenten dienen te worden gebruikt bij het maken van GR-berekeningen bij ruimtelijke besluitvorming. Voor het GR langs wegen is, in tegenstelling tot het GR langs spoorwegen en binnenwateren, alleen stofcategorie GF3 bepalend. De overige stofcategorieën zijn daarom niet opgenomen in bijlage I bij de Regeling basisnet. Voor het maken van GR-berekeningen bij ruimtelijke besluiten hoeft met die overige stofcategorieën dan ook geen rekening mee te worden gehouden. Voor de berekening van het PR daarentegen zijn ook die andere stofcategorieën relevant. Daarom is als bijlage bij deze beleidsregels een tabel opgenomen waarin de vervoershoeveelheden van de overige stofcategorieën waarmee de risicoplafonds zijn bepaald en die binnen die risicoplafonds mogelijk zijn, worden vermeld. De vervoershoeveelheden in deze bijlage alsmede de vervoershoeveelheden GF3 in bijlage I bij de Regeling basisnet dienen als uitgangspunt te worden genomen voor een analyse van de verwachte verschuiving van het vervoer naar de nieuwe infrastructuur.

Bij aanpassing van wegen die niet in het Basisnet zijn opgenomen, kan geen gebruik worden gemaakt van de vervoershoeveelheden die zijn opgenomen in de tabellen in bijlage I bij de Regeling basisnet en in de bijlage bij onderhavige beleidsregels. Omdat verder, net als bij aanpassing van wegen die wel in Basisnet zijn opgenomen, als uitgangspunt geldt dat de omvang van het vervoer over de aan te passen weg niet toeneemt als gevolg van de wijziging, kan voor de berekening van het PR voor die wegen worden uitgegaan van de meest recente beschikbare gegevens over de omvang van het vervoer over die weg.

Artikel 13 beoordeling en verantwoording groepsrisico

De verantwoording van het groepsrisico bij aanleg van nieuwe wegen of bij de aanpassing van wegen die niet in het Basisnet zijn opgenomen, komt overeen met de in artikel 8 beschreven werkwijze. Er wordt in het derde lid dan ook volstaan met een verwijzing naar dat artikel. Toepassing van het derde lid is echter alleen aan de orde, indien sprake is van een significant groepsrisico. In artikel 7, tweede lid, is aangegeven wanneer dit het geval is. Er wordt in het eerste lid daarom volstaan met een verwijzing naar deze bepaling. Omdat er bij de aanleg van een weg (nog) geen sprake is van PR-plafonds voor die weg, kan geen gebruik gemaakt kan worden van vervoerscijfers die ten grondslag liggen aan die PR-plafonds. Net als bij de berekening van het PR dienen daarom voor de berekening van het GR de vervoershoeveelheden waarop de risicoplafonds voor de in het studiegebied gelegen wegen zijn gebaseerd, als uitgangspunt te worden genomen. Om die reden is in het tweede lid bepaald dat gebruik moet worden gemaakt van de gegevens over de omvang van het vervoer waarmee op grond van artikel 12 het PR is berekend.

Artikel 14 aanvullende beoordeling wegvakken met plafond

Zoals bij artikel 10 is opgemerkt, kan het zich voordoen dat het tracébesluit tot aanleg van een nieuwe weg mede betrekking heeft op een wijziging van bestaande wegen zodat deze goed aansluiten op de nieuwe weg. In die gevallen moet voor het gehele project paragraaf 2.2. toegepast worden, ongeacht de vraag of voor de betrokken delen van de bestaande weg(en) PR-plafonds zijn vastgesteld. Ook voor die bestaande wegdelen wordt derhalve het PR en het GR berekend. Op basis van die berekeningen wordt het effect van het project op het PR en het GR inzichtelijk.

Daarnaast zal de aanleg van een nieuwe verbinding leiden tot verschuiving van vervoer van bestaande routes naar de nieuwe weg. Om op die nieuwe weg te kunnen komen, zal er mogelijk ook sprake zijn van toename van vervoer op aansluitende wegen waarvoor reeds risicoplafonds zijn vastgesteld. Om de beoordeling deugdelijk af te ronden dient ook gekeken te worden naar de effecten van die verschuiving op de omvang van het vervoer op de wegen die aansluiten op de nieuwe infrastructuur. In het tracébesluit dient te worden vermeld in hoeverre de voor de aansluitende weg(en) vastgestelde risicoplafonds (dreigen te) worden overschreden. Ook voor deze wegen geldt dat – in geval van een (dreigende) overschrijding – verwezen wordt naar het maatregelenonderzoek dat op grond van artikel 17 van de Wvgs dient plaats te vinden. De afronding van de EV-beoordeling is dus conform artikel 5. Voor de minister van IenM kan deze informatie aanleiding zijn voor een nieuwe afweging omtrent de hoogte van de risicoplafonds voor de aansluitende weg(en).

Paragraaf 2.3 Omrijden over wegen die deel uitmaken van het Basisnet
Artikel 15 toepassingsbereik paragraaf 2.3

Indien een bestaande weg tijdelijk geheel of gedeeltelijk wordt afgesloten vanwege werkzaamheden aan die weg, dient het verkeer om te rijden. Dat omrijden kan leiden tot een tijdelijke toename van de risico’s, hetzij langs wegen die in het Basisnet zijn opgenomen en waarvoor dus risicoplafonds zijn bepaald, hetzij langs wegen die niet in Basisnet zijn opgenomen en waarvoor dus geen risicoplafonds van toepassing zijn. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe de beoordeling van de risico’s dient plaats te vinden indien wordt omgereden over wegen die in Basisnet zijn opgenomen. Uitgangspunt is dat het tijdelijke extra vervoer niet mag zorgen voor overschrijding van de risicoplafonds.

Deze paragraaf is van toepassing indien een verkeersbesluit op grond van artikel 37 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Babw) wordt genomen. Een dergelijk besluit is nodig indien de beperking van het verkeer op de bestaande route langer duurt dan vier maanden.

Artikel 16 beoordeling plaatsgebonden risico

Indien de logische omrijroute voert over wegen die in het Basisnet zijn opgenomen, dient te worden onderzocht of het verwachte tijdelijke extra vervoer kan leiden tot overschrijding van de risicoplafonds. De op basis van de meeste recente in het kader van het Basisnet verzamelde cijfers over de omvang op jaarbasis van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg die tijdelijk wordt afgesloten, worden omgerekend naar de periode gedurende welke het vervoer moet omrijden. Die getallen worden vervolgens opgeteld bij de meest recente in het kader van het Basisnet verzamelde cijfers over de omvang op jaarbasis van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de wegen waarover wordt omgereden. Met deze cijfers wordt het plaatsgebonden risico voor die wegen berekend en vergeleken met de risicoplafonds die gelden voor die wegen. Indien geen sprake is van overschrijding wordt met die constatering volstaan. Indien wel een overschrijding dreigt, dan zal de minister van IenM in het kader van het Basisnet maatregelen moeten onderzoeken om overschrijding te voorkomen.

Artikel 17 beoordeling groepsrisico

Aangezien het vervoersaandeel in het groepsrisico op tot het Basisnet behorende wegen wordt beheerst met behulp van risicoplafonds die zijn uitgedrukt in afstanden waar het plaatsgebonden risico maximaal de waarde 10-6 dan wel 10-7 mag hebben, kan de beoordeling van het groepsrisico langs wegen die als omrijroute zullen worden gebruikt, op dezelfde wijze plaatsvinden als de beoordeling van het plaatsgebonden risico zoals beschreven in artikel 16. Naar analogie van de werkwijze beschreven bij artikel 6, zal de toepassing van de artikelen 16 en 17 hand in hand gaan.

Paragraaf 2.4 Omrijden over wegen die geen deel uit maken van het Basisnet
Artikel 18 toepassingsbereik paragraaf 2.4

Deze paragraaf is van toepassing indien een verkeersbesluit wordt genomen dat er toe leidt dat wordt omgereden over wegen die geen deel uitmaken van het Basisnet. In dat geval zijn er voor die wegen geen risicoplafonds vastgesteld waaraan getoetst kan worden. Ook hier geldt dat op grond van artikel 37 van het Babw een dergelijk besluit nodig is indien de beperking van het verkeer op de bestaande route langer duurt dan vier maanden.

Omdat wegen die geen deel uitmaken van het Basisnet doorgaans wegen in beheer van gemeente of provincie zullen zijn, zal bestuurlijk overleg met deze decentrale overheidsorganisaties nodig zijn. In sommige gevallen zal omrijden alleen mogelijk zijn na aanpassing van een gemeentelijke routeringsregeling. Om die reden is in het tweede lid de verplichting opgenomen om bij de voorbereiding van het verkeersbesluit te overleggen met het voor de wegen waarover wordt omgereden bevoegde gezag.

Artikel 19 inspanningsplicht PR

Voor de minister van IenM geldt, naar analogie van artikel 11, een verplichting om zich in te spannen dat zich als gevolg van de tijdelijke toename van het vervoer geen bestaande (beperkt) kwetsbare objecten bevinden in een zone langs de weg(en) waarover wordt omgereden waar het plaatsgebonden risico groter is dan 10-6 per jaar. Met geprojecteerde kwetsbare objecten hoeft geen rekening te worden gehouden, omdat het niet waarschijnlijk is dat die objecten in de beperkte periode van omrijden zullen worden gerealiseerd.

Artikel 20 wijze van berekenen PR

Het plaatsgebonden risico wordt berekend door de meeste recente in het kader van het Basisnet verzamelde cijfers over de omvang op jaarbasis van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg die tijdelijk wordt afgesloten, toe te rekenen naar de periode gedurende welke het vervoer moet omrijden. Die getallen worden vervolgens opgeteld bij de meest recente verzamelde cijfers over de omvang op jaarbasis van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de wegen waarover wordt omgereden.

Artikel 21 beoordeling groepsrisico

Met dezelfde vervoersgegevens als genoemd in artikel 20 wordt zo nodig het groepsrisico berekend. Een berekening is niet nodig indien op voorhand kan worden aangetoond dat het groepsrisico lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde dan wel is gelegen tussen 0,1 maal de oriëntatiewaarde en 1 maal de oriëntatiewaarde maar ten opzichte van de situatie voorafgaand aan het verkeersbesluit met minder dan tien procent toeneemt.

Omdat het om een tijdelijke toename van het vervoer gaat, is toetsing aan de bestaande bevolking voldoende. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met een toename van de bevolking die op basis van het vigerende bestemmingsplan of een ter inzage gelegd ontwerp-bestemmingsplan mogelijk is, omdat het niet waarschijnlijk is dat die toename in de beperkte periode van omrijden zal worden gerealiseerd.

Artikel 22 verantwoording GR

Dit artikel komt overeen met artikel 8. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Hoofdstuk III Beoordeling bij de aanleg of wijziging van of onderhoud aan een hoofdspoorweg

Paragraaf 3.1 Wijziging van hoofdspoorwegen die deel uit maken van het Basisnet
Artikel 23 toepassingsbereik paragraaf 3.1

Paragraaf 3.1 van de beleidsregels ziet op projecten waarbij een bestaande spoorverbinding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt gewijzigd. Zoals aangegeven in het algemene deel van de toelichting behoort een spoorweg tot het Basisnet zodra deze op grond van het Besluit aanwijzing hoofdspoorwegen is aangewezen als hoofdspoorweg. Wijzigingen van bestaande hoofdspoorwegen zullen daarom onder deze paragraaf vallen met uitzondering van wijzigingen aan bestaande hoofdspoorwegen in verband met aansluiting op nieuw aan te leggen spoorwegen. Deze laatste wijzigingen vallen onder paragraaf 3.2.

Daarnaast ziet dit artikel ook op omlegging van bestaande spoorwegen. Bijvoorbeeld de omlegging van de Havenspoorlijn om de Brittanniëhaven heen. In functioneel opzicht is hier sprake van wijziging van een bestaande spoorweg; in geografisch opzicht van aanleg van een nieuwe spoorweg. De spoorweg behoudt immers zijn functie als bestaande verbinding in het netwerk, maar komt geografisch op een andere plek te liggen.

In formele zin is dit artikel alleen van toepassing op tracébesluiten. Op bepaalde wijzigingen aan spoorwegen die van grote invloed zijn op de externe veiligheid, is echter de Tracéwetprocedure niet van toepassing. Dat geldt in de eerste plaats voor projecten waarbij aanpassing van een spoorweg onderdeel is van een meer omvattend ruimtelijk project waarvoor de juridische basis een bestemmingsplan is en waarbij de betreffende gemeente bevoegd gezag is. In de tweede plaats geldt dit voor wijzigingen die door ProRail zelf als beheerder van een spoorweg worden geïnitieerd en uitgevoerd zonder dat hiervoor een Tracéwetprocedure voor doorlopen hoeft te worden. Voorbeelden hiervan zijn de realisatie, verplaatsing of verwijdering van wissels en het van toepassing verklaren van een ander snelheidsregime. Juist wissels en snelheid zijn factoren die van grote invloed zijn op de hoogte van het risico. Vanwege de effecten van dergelijke aanpassingen op het plaatsgebonden risico (en daarmee op het Basisnet) en op het groepsrisico (en daarmee op de omgeving) is het wenselijk dat ook de beoordeling van dergelijke aanpassingen op zorgvuldige wijze gebeurt. Daarom wordt aan gemeenten en aan ProRail verzocht om de bepalingen in dit hoofdstuk, die formeel alleen op de minister van IenM van toepassing zijn, op overeenkomstige wijze toe te passen.

Artikel 24 inspanningsplicht

Dit artikel komt overeen met artikel 3. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel. Hierbij wordt opgemerkt dat het referentiepunt bij spoorwegen is gelegen op het midden van de doorgaande spoorbundel. In de Regeling basisnet is opgenomen hoe dit midden wordt bepaald.

Artikel 25 beoordeling effecten verschuiving referentiepunt

Dit artikel komt overeen met artikel 4. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Artikel 26 beoordeling plaatsgebonden risico

Dit artikel komt nagenoeg overeen met artikel 5. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

De artikelen verschillen van elkaar ten aanzien van het eerste lid, onderdeel c. De risicobepalende infrastructurele parameters die als gevolg van een spoorwegproject kunnen wijzigen, zijn de aanwezigheid van wissels, de breedtecategorie van de sporenbundel en het snelheidsregime. Deze parameters zijn opgenomen in de kolom bijzonderheden van bijlage II (de tabel Basisnet Spoor) behorende bij de Regeling basisnet.

Voor een baanvak waarin één of meer wissels liggen, geldt dat in de risicoberekening de wisseltoeslag zoals opgenomen in de HART moet worden toegepast over een lengte van 500 meter voor en na een wissel. Plaatsing of verplaatsing van een wissel kan er toe leiden dat binnen het voor het betreffende baanvak geldende risicoplafond minder vervoerd kan worden. Verwijdering van een wissel kan het tegenovergestelde gevolg hebben. Ook de breedte van de doorgaande sporenbundel is van invloed op de hoogte van het risico. Naarmate de sporenbundel breder is, dienen de vervoersstromen in de risicoberekening over een breder oppervlak verspreid te worden. In de berekening wordt gewerkt met breedtecategorieën die telkens 25 meter groter zijn. De breedtecategorie van een sporenbundel kan niet alleen wijzigen als gevolg van het toevoegen of weghalen van sporen maar bijvoorbeeld ook door een bestaand spoor de doorgaande functie te ontnemen.

De toegestane snelheid op een traject is eveneens van invloed op de hoogte van het risico. In de rekenmethodiek wordt standaard gerekend met ‘hoge snelheid’; dat wil zeggen een snelheid hoger dan 40 km per uur. Alleen op baanvakken waar in beide richtingen langzamer dan 40 km per uur moet worden gereden, mag met deze ‘lage snelheid’ worden gerekend. Dat leidt tot een lager berekend risico op deze baanvakken dan bij de standaardrekenwijze. Bij de vaststelling van de risicoplafonds is op de baanvakken waar dit aan orde is, rekening gehouden met de lage snelheid. Indien op die baanvakken een hogere snelheid wordt toegestaan, dan zal dat leiden tot een hoger berekend risico waardoor er minder vervoer binnen het voor het baanvak geldende risicoplafond mogelijk zal zijn. Indien op baanvakken waar dit tot nu toe niet het geval was voortaan met lage snelheid moet worden gereden, dan zal dit het tegenovergestelde gevolg hebben.

Op basis van de informatie over de verwachte omvang van het vervoer en van de gevolgen van het project op de risicobepalende parameters als snelheid, breedtecategorie en wissels wordt vervolgens bezien of het project gevolgen heeft voor het Basisnet, meer in het bijzonder of de vastgestelde risicoplafonds door uitvoering van het project worden of dreigen te worden overschreden. Indien dat niet het geval is, kan geconcludeerd worden dat – uitgaande van het maximale risico dat op grond van de Wvgs aldaar is toegestaan – voldaan wordt aan een maatschappelijk aanvaardbaar risiconiveau. Is wel sprake van een (dreigende) overschrijding dan is het, zoals toegelicht bij artikel 5, niet aan het concrete project om deze overschrijding op te lossen. In plaats daarvan wordt verwezen naar het onderzoek naar mogelijke maatregelen dat op grond van artikel 15 van de Wvgs dient plaats te vinden.

Artikel 27 beoordeling groepsrisico

Dit artikel komt nagenoeg overeen met artikel 6. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Het verschil in redactie van beide artikelen vloeit voort uit het feit dat bij spoorwegen altijd, naast PR-plafonds, ook sprake is van GR-plafonds.

Artikel 28 afwijkende beoordeling groepsrisico

Artikel 27 ziet op een GR-beoordeling waarbij alleen het element van de omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede eventuele veranderingen in risicobepalende infrastructurele parameters worden betrokken. Indien als gevolg van de aanpassing van de spoorweg het vervoer toeneemt en/of de risicobepalende infrastructurele parameters veranderen en daardoor het GR-plafond (dreigt) te worden overschreden, is het uitgangspunt dat het niet aan het concrete project is om deze overschrijding op te lossen. In plaats daarvan wordt verwezen naar het onderzoek naar mogelijke maatregelen dat op grond van artikel 15 van de Wvgs dient plaats te vinden om overschrijding te voorkomen.

Een dergelijke GR-beoordeling is alleen mogelijk in geval voorshands vaststaat dat de spoorwegaanpassing zelf geen significant effect heeft op de totale omvang van het groepsrisico. Uit onderzoek van Arcadis18 is gebleken dat de meeste spoorwegaanpassingen geen significant effect hebben op het groepsrisico. In dat geval kan dus met een beoordeling als weergegeven in artikel 27 worden volstaan.

In het eerste lid zijn de spoorwegaanpassingen genoemd waarvan – blijkens eerder genoemd onderzoek – niet op voorhand kan worden gesteld dat zij geen significant effect hebben op het groepsrisico. In die gevallen moet dus nader onderzocht worden wat het effect van de spoorwegaanpassing zelf is en kan niet worden volstaan met een beoordeling van het groepsrisico als weergegeven in artikel 27.

De wijze waarop het onderzoek moet worden uitgevoerd, komt overeen met de werkwijze als beschreven in artikel 7. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Uit bovengenoemd onderzoek blijkt dat verbreding van het spoor doorgaans niet leidt tot een toename van het groepsrisico (in bepaalde gevallen wel tot een afname). Een berekening en verantwoording van het groepsrisico is in die situaties niet nodig.

Er zal alleen sprake zijn van een toename van het groepsrisico indien:

  • 1) De uitbreiding plaats vindt aan één zijde van het spoor (a-symmetrische verbreding), waardoor de spooras (het midden van de doorgaande spoorbundel) verschuift;

  • 2) De afstand waarmee de spooras verschuift, groter is dan 6 meter;

  • 3) De verschuiving plaats vindt in de richting van de zijde van het spoor waar de bebouwingsdichtheid het grootst is.

Alleen als aan alle drie de voorwaarden wordt voldaan, is bij spoorverbreding een berekening en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Voor een verschuiving van de spooras met meer dan 6 meter is overigens een uitbreiding met vier of meer sporen aan één zijde nodig. Alleen indien de nieuwe sporen niet direct naast elkaar liggen (bijv. omdat er een perron tussen ligt) kan ook bij een uitbreiding met minder dan vier sporen de spooras met meer dan 6 meter opschuiven.

Indien een wissel wordt geplaatst op een baanvak in de bebouwde omgeving, neemt het GR op het baanvak 500 meter voor en na de wissel toe. Op die hoofdregel is één uitzondering. Als één of meer wissels worden geplaatst tussen twee bestaande wissels die op 1000 meter of minder van elkaar liggen, is er geen sprake van een toename van het groepsrisico. Alleen in dat geval is een berekening en verantwoording van het groepsrisico niet nodig. In alle andere gevallen, is bij plaatsing van een wissel een berekening en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Bij een verhoging van de toegestane rijsnelheid in één of in beide rijrichtingen tot boven de 40 km. per uur zal het groepsrisico zodanig toenemen dat een berekening en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is.

Artikel 29 verantwoording GR

Dit artikel komt overeen met artikel 8. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Artikel 30 effecten voor ligging PAG

Dit artikel komt overeen met artikel 9. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel. Opgemerkt wordt dat plasbrandaandachtsgebieden bij spoorwegen worden vastgesteld vanaf de buitenste spoorstaven van de doorgaande spoorbundel.

Paragraaf 3.2 Aanleg van hoofdspoorwegen die nog geen deel uit maken van het Basisnet
Artikel 31 toepassingsbereik paragraaf 3.2

Paragraaf 3.2. is van toepassing op besluiten die zien op aanleg van nieuwe spoorverbindingen. Zoals aangegeven in het algemene deel van de toelichting volgt opname van een nieuwe spoorweg in het Basisnet uit de aanwijzing tot hoofdspoorweg. Dat zal niet eerder gebeuren dan nadat de spoorweg is aangelegd. Het eerste lid ziet op die situatie.

Het tweede lid is bedoeld voor situaties waarin het besluit niet alleen ziet op de aanleg van een nieuwe spoorverbinding, maar ook deels betrekking heeft op wijziging van een bestaande spoorweg. Om een nieuwe spoorweg goed aan te takken op het bestaande netwerk is namelijk vaak ook een aanpassing van één of meer bestaande spoorwegen nodig. Voor deze bestaande spoorwegen zullen al PR-plafonds gelden. Om te voorkomen dat in deze situaties voor het ene deel van het project (de aanleg) paragraaf 3.2. en voor het andere deel van het project (de aanpassing van de bestaande verbinding) paragraaf 3.1. van toepassing is, wordt met dit tweede lid bepaald dat in deze situaties paragraaf 3.2. op het gehele project van toepassing is.

Omdat spoorwegen per definitie onderdeel uitmaken van het Basisnet zodra ze als hoofdspoorweg zijn aangewezen, is het niet mogelijk dat er hoofdspoorwegen worden aangepast die (nog) niet in Basisnet zijn opgenomen. Een vergelijkbare bepaling als het derde lid van artikel 10 voor wegen, ontbreekt daarom voor spoorwegen.

Artikel 32 inspanningsplicht PR

Dit artikel komt overeen met artikel 11. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Artikel 33 wijze van berekenen PR

Dit artikel komt overeen met het eerste en tweede lid van artikel 12. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Artikel 34 beoordeling en verantwoording groepsrisico

Dit artikel komt overeen met artikel 13. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Artikel 35 aanvullende beoordeling baanvakken met plafond

Dit artikel komt overeen met artikel 14. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Hoofdstuk IV Beoordeling bij de aanleg of wijziging van een hoofdvaarweg

Paragraaf 4.1 Wijziging van hoofdvaarwegen die deel uit maken van het Basisnet
Artikel 36 toepassingsbereik paragraaf 4.1

Paragraaf 4.1 van de beleidsregels ziet op projecten waarbij een bestaande vaarverbinding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt gewijzigd, voor zover voor die bestaande verbinding PR-plafonds zijn vastgesteld. Welke vaarwegen dat zijn volgt uit de Regeling basisnet. Omdat slechts een deel van de vaarwegen is opgenomen in het Basisnet en als gevolg daarvan risicoplafonds van toepassing zijn, zal slechts een deel van de vaarwegprojecten onder paragraaf 4.1 vallen. Op de aanpassing van vaarwegen die niet tot het Basisnet behoren, is paragraaf 4.2 van toepassing.

In deze paragraaf ontbreken vergelijkbare artikelen als de voor wegen respectievelijk spoorwegen geldende artikelen 3 en 4 respectievelijk 24 en 25. Dit volgt uit de wijze waarop bij vaarwegen de referentiepunten zijn vastgesteld. Die referentiepunten liggen op de begrenzingslijnen van de vaarweg die op grond van de Waterwet in zogenaamde leggers zijn vastgelegd. Doorgaans is dit de oeverlijn; dat wil zeggen de lijn waar het water over gaat in land. Indien een vaarweg wordt verbreed, schuift de oeverlijn landinwaarts. Objecten die de verbreding in de weg staan, moeten vanwege de verbreding worden verwijderd. Een inspanningsplicht om dat vanuit het perspectief van externe veiligheid te voorkomen, is dan niet meer relevant. Als die objecten als gevolg van de verbreding van de vaarweg moeten worden verwijderd, is het in het kader van de EV-beoordeling in beeld brengen van die objecten evenmin nog zinvol.

Tenslotte ontbreken in deze paragraaf ook vergelijkbare artikelen als de artikelen 6 en 27 respectievelijk de artikelen 9 en 30, omdat voor vaarwegen geen GR-plafonds respectievelijk plasbrandaandachtsgebieden zijn vastgesteld.

Artikel 37 beoordeling plaatsgebonden risico

Deze bepaling biedt de basis voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico in geval een bestaande vaarwegverbinding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt aangepast. Uitgangspunt is dat voor deze verbindingen reeds PR-plafonds zijn vastgesteld. Daarmee is het maximaal toegestane risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over die verbinding bepaald. Dat de vaarweg wordt aangepast, maakt die maximaal toegestane risicoruimte in juridisch technisch opzicht niet anders, omdat die risicoruimte wordt begrensd door de begrenzingslijn die op basis van de Waterwet in de voor de betreffende vaarweg geldende legger is vastgelegd. Het risicoplafond, uitgedrukt als afstand vanaf die lijn, blijft hetzelfde. Niettemin kan de aanpassing van de vaarweg gevolgen hebben voor de fysieke ligging van die leggerlijn en daarmee voor de omvang van de risicoruimte. Bij een verbreding van de vaarweg verschuift die lijn landinwaarts. Binnen hetzelfde risicoplafond is dan meer vervoer mogelijk. Bij een versmalling van de vaarweg gebeurt het omgekeerde. Binnen hetzelfde risicoplafond is dan minder vervoer mogelijk. De beoordeling van de effecten van de vaarwegaanpassing op het plaatsgebonden risico is vooral voor deze laatste situatie van belang.

De beoordeling begint daarom met de beantwoording van de vraag of de ligging van de referentiepunten, dat wil zeggen de begrenzingslijn die op basis van de Waterwet in de voor de betreffende vaarweg geldende legger is vastgelegd, zal verschuiven als gevolg van de voorgenomen aanpassing van de vaarweg. Vervolgens wordt bezien of de voorgenomen aanpassing zal leiden tot een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen over die vaarweg. Doorgaans zal dat niet het geval zijn.

Op basis van deze informatie wordt vervolgens bezien of het project gevolgen heeft voor het Basisnet, meer in het bijzonder of de vastgestelde risicoplafonds door uitvoering van het project worden of dreigen te worden overschreden. Bij een verbreding van de vaarweg zal dat doorgaans niet het geval zijn. In dat geval kan geconcludeerd worden dat – uitgaande van het maximale risico dat op grond van de Wvgs aldaar is toegestaan – voldaan wordt aan een maatschappelijk aanvaardbaar risiconiveau. Van een (dreigende) overschrijding zou wel sprake kunnen zijn bij een versmalling van de vaarweg en indien als gevolg van een verbreding van de vaarweg het vervoer naar verwachting zal toenemen. Is dit het geval, dan is het niet aan het concrete project om deze overschrijding op te lossen. In plaats daarvan wordt verwezen naar het onderzoek naar mogelijke maatregelen dat op grond van artikel 15 van de Wvgs dient plaats te vinden.

Artikel 38 beoordeling groepsrisico

Dit artikel is vergelijkbaar met de artikelen 7 en 28. In tegenstelling tot die artikelen is echter geen bepaling opgenomen waarin vaarwegaanpassingen worden genoemd waarvan op voorhand kan worden gesteld dat zij geen significant effect hebben op het groepsrisico. Dergelijke aanpassingen vinden te weinig plaats om op basis van casuïstiek hierover een uitspraak te kunnen doen. Dat betekent dat indien niet met behulp van vuistregels zoals opgenomen in de HART kan worden aangetoond dat er geen sprake is van een groepsrisico als bedoeld in de onderdelen a of b van het eerste lid, het groepsrisico op de wijze zoals voorgeschreven in de HART met RBM-II berekend dient te worden. Als input voor de berekening wordt uitgegaan van de vervoershoeveelheden zoals die voor de aan te passen hoofdvaarweg zijn opgenomen in bijlage III bij de regeling en van de bevolkingsdichtheden die reeds aanwezig zijn alsmede die op grond van overeenkomstig vigerende bestemmingsplannen en ter inzage gelegde ontwerp-bestemmingsplannen redelijkerwijs te verwachten zijn.

Artikel 39 verantwoording GR

Dit artikel komt overeen met artikel 8. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Paragraaf 4.2 Aanleg of wijziging van hoofdvaarwegen die geen deel uit maken van het Basisnet
Artikel 40 toepassingsbereik paragraaf 4.2

Paragraaf 4.2. is van toepassing op tracébesluiten die zien op aanleg van nieuwe vaarwegverbindingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Zoals aangegeven in het algemene deel van de toelichting zal opname van een nieuwe vaarweg in het Basisnet niet eerder gebeuren dan nadat de vaarweg is aangelegd en in gebruik genomen. Het eerste lid ziet op die situatie.

Het tweede lid is bedoeld voor situaties waarin het tracébesluit niet alleen ziet op de aanleg van een nieuwe vaarwegverbinding, maar ook deels betrekking heeft op wijziging van een bestaande vaarweg. Om een nieuwe vaarweg goed aan te takken op het bestaande netwerk kan ook aanpassing van een bestaande vaarweg nodig zijn. Het kan zijn dat voor deze bestaande vaarwegen al PR-plafonds gelden. Om te voorkomen dat in deze situaties voor het ene deel van het project (de aanleg van de nieuwe vaarweg) paragraaf 4.2. en voor het andere deel van het project (de aanpassing van de bestaande vaarweg) paragraaf 4.1. van toepassing is, wordt met dit tweede lid bepaald dat in deze situaties paragraaf 4.2. op het gehele project van toepassing is.

Tenslotte is het mogelijk dat er vaarwegen worden aangepast die (nog) niet in het Basisnet zijn opgenomen. Ook op aanpassing van dergelijke vaarwegen is deze paragraaf van toepassing. Wordt een dergelijke vaarweg alsnog opgenomen in het Basisnet, dat wil zeggen dat er alsnog risicoplafonds worden vastgesteld, dan is vanaf dat moment op aanpassing van zo’n vaarweg paragraaf 4.1 van toepassing.

Artikel 41 inspanningsplicht PR

Dit artikel komt overeen met artikel 11. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Artikel 42 wijze van berekenen PR

In dit artikel is geregeld op welke wijze en met behulp van welke gegevens het plaatsgebonden risico berekend moet worden. Dit artikel komt overeen met artikel 12. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Artikel 43 beoordeling en verantwoording groepsrisico

Dit artikel komt overeen met artikel 13. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Artikel 44 aanvullende beoordeling hoofdvaarwegvakken met plafond

Dit artikel komt overeen met artikel 14. Verwezen wordt naar de toelichting bij dat artikel.

Hoofdstuk V Slotbepalingen

Artikel 45 overgangsrecht

De situatie kan zich voordoen dat de voorbereidingen voor het nemen van een Tracébesluit al dermate ver zijn gevorderd dat op korte termijn na de inwerkingtreding van de beleidsregels een ontwerp-besluit valt te verwachten. Om te voorkomen dat het vele werk dat is verricht in het kader van de voorbereidingen voor het ontwerp-besluit, moet worden overgedaan met inachtneming van deze beleidsregels is een termijn van drie maanden opgenomen waarbinnen het besluit nog kan worden genomen op basis van de circulaire Rnvgs. Daarmee wordt een onnodige vertraging in de procedure voorkomen. Na die termijn van drie maanden dient een Tracébesluit tot stand te komen op basis van deze beleidsregels.

Voor het project zeesluis Kanaal Gent-Terneuzen is een afwijkende regeling wenselijk. Het betreft hier een Vlaams-Nederlands project met Vlaams-Nederlandse besluitvorming. Als gevolg hiervan is mogelijk een overgangstermijn van drie maanden te kort. Om de procedure voor dit project niet verder te compliceren, is bepaald dat deze beleidsregels niet van toepassing zijn op dit project. Dat betekent dat het ontwerp-besluit voor dit project nog kan worden genomen op basis van de circulaire Rnvgs, ongeacht het moment waarop dit besluit zal worden genomen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W. J. Mansveld


X Noot
1

De Basisnetregelgeving bestaat uit de wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en enige andere wetten in verband met de totstandkoming van een basisnet (Wet basisnet) (Stb. 2013, 307), Afdeling 2.16 van het Bouwbesluit 2012, het Besluit van 3 september 2013 tot wijziging van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen in verband met de wijziging van de routeringsystematiek in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Stb. 2013, 340), het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 19 maart 2014, houdende vaststelling van de ligging van de risicoplafonds langs transportroutes en regels voor ruimtelijke ontwikkelingen langs transportroutes in verband met externe veiligheid (Regeling basisnet) (Stcrt. 2014, nr. 8242).

X Noot
2

Deze normstelling geldt zowel voor infrastructuur die in het Basisnet is opgenomen als voor wegen die niet in het Basisnet zijn opgenomen.

X Noot
3

Zowel infrastructuur die in het Basisnet is opgenomen als wegen die niet in het Basisnet zijn opgenomen.

X Noot
4

Die oeverlijnen liggen vast in zogenaamde leggers. Bij brede vaarwegen (zoals de Westerschelde, de Oosterschelde of het IJsselmeer) liggen die ‘oever’lijnen op het water gekoppeld aan de ligging van de vaargeulen.

X Noot
5

Onder geprojecteerde objecten worden verstaan: objecten die nog niet zijn gebouwd, maar op grond van het vigerende bestemmingsplan gebouwd mogen worden.

X Noot
6

Beleidslijn verwerven van woningen langs basisnetroutes. Bijlage bij de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer, 14 juni 2013 over de openstaande moties en toezeggingen inzake het wetsontwerp Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (TK 2013, 32 862 nr. 53). Deze Beleidslijn zal op basis van voortschrijdend inzicht nog worden aangepast en vervolgens in de Staatscourant worden gepubliceerd.

X Noot
7

Aan elke tot het Basisnet behorende spoorlijn zijn, naast het PR-plafond, twee GR-plafonds toegekend. Deze GR-plafonds zijn vastgelegd in de vorm van afstanden vanaf het midden van de spoorbundel waar het plaatsgebonden risico niet groter mag zijn dan 10-7 en 10-8. Aan een tot het Basisnet behorende weg is alleen een GR-plafond toegekend indien het PR-plafond voor die weg 0 is. Dit GR-plafond is vastgelegd in de vorm van een afstand vanaf het midden van de weg waar het plaatsgebonden risico niet groter mag zijn dan 10-7. Aan een tot het Basisnet behorende vaarweg is alleen een PR-plafond toegekend en geen GR-plafond.

X Noot
8

Bij een verhoging van het PR-plafond wordt de zone waarbinnen het plaatsgebonden risico groter kan zijn dan 10-6, verbreed. In die bredere zone mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden toegestaan en liever ook geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten. Indien er al kwetsbare objecten in die bredere zone staan, komen deze voor sanering in aanmerking.

X Noot
9

Onder oriëntatiewaarde wordt verstaan: de waarde voor het groepsrisico die wordt weergegeven door de lijn die de punten met elkaar verbindt waarbij de kans op een ongeval met tien of meer dodelijke slachtoffers 10-4 per jaar, de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers 10-6 per jaar en de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers 10-8 per jaar is.

X Noot
10

Met name de ligging van het midden van de weg of spoorlijn en van de oeverlijn is bepalend voor de vraag of er objecten gesaneerd moeten worden.

X Noot
11

Indien niet tegelijkertijd met de aanwijzing als hoofdspoorweg hogere risicoplafonds worden vastgesteld en in de tabel behorende bij de Regeling Basisnet worden opgenomen, gelden automatisch voor de nieuwe spoorlijn een PR-plafond van 0 en GR-plafonds eveneens van 0.

X Noot
12

Ad 1) is hier niet aan de orde, omdat de bestaande infrastructuur zelf niet wordt aangepast.

X Noot
13

Zie noot 6.

X Noot
14

Kamerstukken II 2001/2002, 27 603, nr. 74.

X Noot
15

Hanteren als grenswaarde heeft als bezwaar dat het infraproject niet kan doorgaan indien er kwetsbare objecten binnen de berekende PR-10-6-contour staan dan wel dat deze objecten alsnog hard gesaneerd dienen te worden. Bewoners van dergelijke objecten zouden dan anders behandeld (hard vs. zacht) worden dan indien sanering voorvloeit uit besluitvorming in het kader van Basisnet los van een infraproject en ook dan bewoners van objecten langs dezelfde weg die later voor sanering in aanmerking komen indien er hogere risicoplafonds Basisnet zouden worden vastgesteld dan de berekende PR-10-6-contour.

X Noot
16

Doorgaans zal het hier dan gaan om provinciale of gemeentelijke wegen.

X Noot
17

De invloed van wegverbredingen op de hoogte van het groepsrisico, dd. 4 nov. 2011

X Noot
18

Invloed van spoorwijzigingen op het Groepsrisico, dd. 9 okt. 2013.

Naar boven